van
tob nooit i/oekif
7ATFRDAG 1 SEPTEMBER 1394
'T
dat ió ikko
Lieve, weledelhooggebooren geleer
de meneer Veraart.
PAC. 2
met honden en menschen niet ghig,
dan moesten de tractoren maar hel
pen. Stampend en donderend schoven
de motoren over het ijs, tot uit het
duister een lichtvlammetje opdook.
Het noodsignaal van Byrd, dat hij aan
een stang naast ziin hut had opgehan-
gen.
De techniek heeft nu ook van de
Zuidpool weer eens een triomph be
haald. De redding van Byrd is echter
ook een succes voor hemzelf. Hii heeft
toch altüd tegen de vroegere, slecht
uitgeruste expedities geageerd. Hii
hield van het vliegtuig, hii zwoer bii
radio en auto. Hii had de overtuiging,
dat men slechts met zulke middelen op
het eeuwige iis wat kon bereiken. Ziin
geloof heeft hem niet bedrogen.
Na een afwezigheid van vier maan
den keert Byrd nu weer naar ziin reis
makkers terug, wat vermagerd en uit
geteerd, maar voor de rest heel verge
noegd en, wat nog niet het slechtste is,
dit kleine incident heeft zichzelf be
loond. De naam van Byrd duikt nu in
alle couranten ter wereld op. Men her
innert zich den onderzoeker en ziin ex
peditie weer. Men is weer belangstel
lend naar biizonderheden en resultaten
van het onderzoek.
Ook reclame behoort heden bii een
poolexpeditie.
Byrd heeft haar nooit onderschat en 'n
beetje vriendschappelijke reclame zal
ook wel onder de laatste berichten te
vinden ziin. Maar met dat al mag men
niet vergeten, dat voor dergelijke
pool-expedities rünnnen" noodig ziin.
De Zuidpool is geen dans-bar. Men
staat daar tegenover een geweldige en
onder sommige omstandigheden ge
vaarlijke natuur. Het leven is daar de
inzet!
„In Rome is zoo juist een vaas ter
waarde van 20.000,opgegraven. Zij
is 2000 jaar oud."
„Stel je voor! Wat moet die waard
zijn geweest, toen ie nieuw was!"
In iedere familie komt een stom
merd voor. In de onze ben jij het!
Misschien komt er nog wel eens
een bij, zusjelief! De man, die jou ten
huwelijk vraagt!
Tra la la la la.
Das mooi he as je zoo op pampier
ken zingen. Nou, dat doe ik graag
want m'n pootje is nouw zoover beter
dat ik al fijn gewandeld heb.
Nou moet U niet denken, dat ik zoo
maar met handschoentjes aan en m'n
zondagsche mus op met die meissies
van school gewandeld heb. „Poeh",
zouw m'n moeder zeggen, poeh, zeg
eens Wimmetje ken je wel fesoenlijk
je neus afvegen. Niks hoor, 't waren
geen meissies, 't was m'n niggie.'
Maar Tonnv, das dat niggie van me,
is wel een lollig niggie, wan ttoen we
langs een boerderij kwamen dacht ze
dat rooje kool bieten waren en aard
appelen scheldt ze uit voor knolletjes
selderie.
Lollig hè en Sarie Marys hep ik 'r
ook geleerd, maar had ik dat nouw
maar niet gedaan want nouw zit ze
Sarie Marys te rinneweeren en de
piano derbii.
Wat ik zeggen wil. U hep dat alle
maal in de krant gelezen van de Ne-
derlandsche rondvlucht en dat ze ze
niet konden laten vliegen omdat er
zooveel mist was. Nouw ik ook, maar
ik hep ook gelezen dat die meneer
Veraart, die geloof ik dat paraplu-
fabriekie hep en daarom maar altiid
regen maken wil, dat die meneer Ver
aart nou gezeg hep, dat ze maar dood
gewoon een gat in de wolken hadden
moeten spuiten dan zouwen ze ze alle
maal lekker op tijd hebben kenne la
ten vliegen. - -
Gelooft U d'r wat van? Nouw ikke
wel hoor. Want ik heb nog in de krant
gelezen dat die meneer nouw op
Waalhaven en op Schiphol de mist
gaat wegspuiten met een dooie dood
gewone brandspuit. En in Dordrecht
gaat ie boven op de kerktoren zitten
en dan gaat ie daar ook de mist weg
spuiten.
Nouw, en as ze nouw op die velden
waar ze ze allemaal laten vliegen, die
mist gaan wegspuiten, dan zalle ze
dat ook wel gauw op de Kooii gaan
doen hè.
Nouw en Wimpie zou nooit geen
goeie aspierant sjoernalis ziin as ie
niet op tijd gezorgd zouw hebben dat
ie d'r ook bij was. O zoo, dat wou ik
S2rZ vfrTarT
Kes zoo as t moet. Lees maar.
Ondergeteekende, dat is ikke'
pie van de Heldersche Courant* hep
in de krant gelezen dat ze ze met goed
hebbe kenne laten vliegen
Uwe* daarom een «t m ■JJ.fjU
nrn" zoo bij "mij zeilevers dacht, dat
Uweledelhooggebooren dat oo
in Den Helder zouw willendoen, neem
ik-ke de vriiheid om Uwes te komen
vertellen dat we hier niks heelemaal
geen kerktorens hebben. Alleen Lan-
feJan, das de vuurtoren ^aar daar
mag U toch niet op, omdat de minister
van defensie bang is, dat U er
kapot gaat maken, snapt U.
Kijk nouw es hier weledelhoogge
booren geleerde meneer Veraart, oi -
dat we hier nouw geen .torens heb
ben en omdat ze ze hier m Den .Hel
der zoo graag laten vliegen zultU
met de brandspuit in een
ne moeten gaan zitten. We hebben
hier vanwege de gemeente nog zoo n
speelgoeddingsigheidje, waar ze ook
wel eens branden mee willen blus
sen en as U dan, weledelhooggeboo
ren meneer Veraart, dat zaakie in
vliegmachine mee naar boven neemt,
dan wil ik wel op de staart van de
vliegmaschiene gaan zitten en a
brandspuit vasthouwe dan ken uw ei-
edelhooggebooren goed pompen he.
Het is maar een idee, doch als Uwes
weledelhooggebooren Uw onderdam-
gen dienaar Wimpie van de Helder
sche krant gebruiken kunt, dan zeg ik-
ke goje, en dan zal Uw onderdanige
dienaar vas een paar menschen opzoe
ken waar ik de pik op hep en dan zal
ik die menschen vragen of ze naar die
demonstrasie wille komen kiiken dan
ken ik ze lekker op hun hooffies spui
ten. SnaptUwes.
Als steeds, Uw weledelhooggebooren
onderdaanige dienaar,
Wimpie van de Heldersche Courant.
Zoo, das toch en mooie brief hè en
de admiraal is nouw ook weg en nouw
gaat de. nieuwe ..commandant van.de
marine voor admiraal studeeren en dan
kr.ygt-ie ook fijn drie sterren op zjn
mouw en z'n vlag en dan magge ze fijn
schieten as ie jarig is.
„Wimpie" zeg m'n niggie, „Wimpie
hoor nouw 's, ikkie ken dat nog niet
goed van Sarie Marys". Zing 't nouw
nog 's effe?"
„Nouw, as ik nouw van Sarie Marys
moet zingen dan zal ik de vollegende
week maar met m'n brieffie verder
gaan, hè. Want ik moet zuinig zijn op
m'n niggies want ik hep d'r maar één,
ziet Uwes.
Daaaag!
ZOEKT NIET EN GE ZULT Vl^
Het geluk en
notities.
Wie is het nooit eens overt-
verwoed naar iets te zoeken en h t
te kunnen vinden? Natuur)
hoorden wij nooit te moeten zoek
moeten wij weten, waar al onze k'^
tingen zijn. Dat is allemaal heel
maar we zyn maar menschen e ta°°t
de ordelijkste mensch legt weieen °°k
een verstrooid moment, iets 0n
gekke plaats. En dat hopelooze m
en niet vinden! e«t,
Een paar dagen later, terwijl
heel iets anders denken, en misslaai11
iet's anders opzoeken, houden u 11
vermiste notities, of wat het was i
een beetje irriteerend. Want
seling in de hand. Prettig, maai.
een beetje irriteerend. Want wij w,
zeker, dat wij daar toen ook T1
hebben, en het gezochte niet vrms
Erlangs gekeken, misschien. Ênfjïf611
ViöVvlvon Viwt rm Hot io He»
i l
den welgemeenden raad wilien"" 'J
hebben het nu, dat is de hoofdzaak 'e
Wanneer het iets betreft, wat
i,Ttu u niet
onmiddellijk noodig heeft, zouden uii
„zoekt niet".
keven;
Tien tegen één dat het
op elk denkbaar^—
schaap vandaag of morgen
opduikt,
r Moment,
maar vermoedelijk juist niet terwij]
ernaar zoekt.
Ook kennissen kan men niet
ken". "ZOf'
Een wat minder oppervlakkig
vriendschap laat zich niet forceer®
Natuurlijk moet men niet dag aan das
in huis zitten, wanneer men graag ken.
nissen zou willen maken, maar vet'
mijdt het, om ergens naar toe te gaan
met het vooropgezet idee: „ik wil daar
kennissen trachten te maken". Want
meestal loept het dan op niets uit. in
heel veel gevallen kan iften zeggen dat
zoeken en vinden elkanders tegendeel
zijn, inplaats dat vinden het resultaat
is van zoeken. Er is nog een zoeken, -
een soort zoeken, dat de meesten onzer
heel sterk in het bloed zit: het zoeken
naar geluk
In naam van hun verlangen naar ge
luk jagen-de menschen naar geld, naar
eer, naar relaties, naar maatschappelijk
aanzien, om dikwiils te laat te ontdek
ken, dat wij dat alles kunnen -hébben,
terwijl he+ geluk ons toch nog ontgaat,
En dan, soms juist als wij heele
maal niet zoeken als wij' tevreden
zijn met onze taak te vervullen en jets
voor anderen te ziin, dan komen wij
soms onverwacht den zachten wiekslag
van den blauwen vogel van het geluk
héél dichtbij. En dan zegt ons hart ver
wonderd: „is dat het geluk, zoo kalm
en rustig en zoo heel dicht bii? Heb ik
mij vroeger zoo ingespannen voor din
gen, die tenslotte maar een armzalig
surrogaat van geluk bleken, en komt
het echte geluk zoo onverwacht, zoo
zonder eenig opzien en zoo onge
vraagd?"
Dr. JOS. DE COCK
had niets gebruikt, dan wat uit haar
eigen huishouden kwam en de keuken
meid, zoowel als het kamermeisje, ston
den buiten iedere verdenking, ze waren
beide zeer gehecht geweest aan de
doode en hadden geen enkel motief
voor zoo'n daad.
Ze was uitstekend in orde tot na het
diner, zei Rose tegen Lord Peter. Het
moet tijdens het diner gebeurd ziin. Ik
voor mü geloof, aan het dessert. Het
kamermeisje heeft geserveerd en ver
klaarde, dat er bij het dessert een
schaaltje vol marrons glacé's stond, die
Julie bliikbaar had medegebracht. Van
die bonbons, waar Arlette dol op was,
zat ze te eten, toen de koffie werd ge
bracht en ze schertste nog, dat mar
rons glacés haar altijd haar diëet ver
zaken deden. Niet één van die bonbons
waren meer in het schaaltje.
Doch bii verder onderzoek bleek ook,
dat Julia van die bonbons gegeten had.
Het kamermeisje was positief in haar
verklaringen.
Het was haar zelfs opgevallen, dat
Julie bijna nóóit snoepte.
Voor Rose was dit een bewijs, doch
de politie zag geen kans, voldoende ge
gevens te verzamelen om een vervol
ging in te stellen. Natuurlijk was het
mogelijk, dat Julie in enkele van die
bonbons arsenicum gespoten had, maar
zij had er toch ook van gegeten? Het
kamermeisje vertelde nog, dat Julia ze
zonder zoeken uit het schaaltje nam en
in haar mond stopte.
Juist toen men op dit doode punt ge
komen was. bracht een toeval derx jon
geman op het spoor van de waarheid.
Hij las veel, vooral in Duitsche en
Russische boeken, toen hij plots pen
kreet slaakte.
Den volgenden dag bezocht hii Julia
Zij was verheugd. Temeer, daar hij niet
aangediend was.
Ze dronken samen thee en bij die ge
legenheid haalde de jongeman een
zakje te voorschijn, iets voor bij de
thee. Het kwam hem voor, dat ze wat
licht beefde, toen ze zag, wat het was:
marrons glacés. Doch ze toonde verder
geen emoties en ze aten beiden van de
marrons onder het drinken van hun
thee. Eerst sprak ze met klagende stem
over den dood van Arlette. Peter was
er onder den indruk van. Doch
daarnasprak ze er echter vluchtig
overheen, alsof de zaak nu ze dood
was afgedaan was. Ze verweet hem,
dat het toch eigenlijk geen vrouw voor-
hem geweest zou zijn, ze had wel talent,
doch..., weinig ontwikkeld.
Daarbij keek ze hem aan met een
blik, die duidelijk genoeg was.
Opeens bood hii haar nog een paar
marrons aan, toedoe het.... ter
herinnering aan Arlette
Ditmaal werd ze inderdaad doods
bleek, doch ze nam een der bonbons.
Hij keek, hoe ze die opat en merkte
toen met een vreemde stem op: U hebt
er heel wat van gegeten ik trouwens
ook. Méér dan voldoende.
,Wat bedoelt U?" vroeg ze.
„Ik bedoel", zei hij, haar star aan
ziende, „dat mijn arme Arletta werd
vermoord Vergiftigd met zulke mar
rons, en dat ik me vandaag gewroken
heb. Er is mij aan het leven niets meer
gelegen; ik was graag bereid te ster
ven, als ik me daarmee kon wreken.
Begrijpt U het nog niet? In de mar
rons was genoeg arsenicum om ons
beiden te dooden, het zal niet lang meer
duren, of wij beiden zullen dat mer
ken."
Julie staarde hem aan en toen merkte
hij iets eigenaardigs in haar uitdruk
king. Van doodeliik verschrikt veran
derde ze in een kalmere uitdrukking
en hij merkte duidelijk een woest leed
vermaak bij haar op.Ze waren alleen in
de kamer, het was er stil. Toen drong
het tot haar door, dat ze hem niet win
nen kon. Zij slingerde hem haar hoon
in het gezicht.
„Wat een dwazen zijn jullie man
nen!" snerpte haar stem, „juilie ver
gaapt je altijd aan een mooi gezichtje
en nu heb je zelfs je leven opgeofferd
voor dat iidele, leeghoofdige schep
seltje."
„Ja, maar ik zal haar gewroken heb
ben, je zal me niet overleven."
Ze lachte schril. Dacht je? Nu, ik
vrees, dat ik je die troost zal moeten
ontrooven. Ik zal niet sterven, beste
jongen. Ga naar huis, en als de pijnen
beginnen, denk dan daaraan tot troost.
Zie je niet, dat ik niet bang ben?"
„Je speelt goed", zei hij op verbeten
toon, „maar ik weet, hoeveel arsenicum
ik in de marrons deed en dat geen
mensch dit kan overleven!"
Zijn woorden maakten haar woedend.
„Jij dwaas", siste ze, „ik zeg je, dat
ik niet zal sterven. Geloof je me niet?
Nu dan, laat ik het je vertellen! Sinds
twee jaren neem ik arsenicum in. Ik
ben het gt wend. Dat wist je zeker niet,
hè, dat men zich dóóraan wennen kon? f
Ik las het eens in een boek. Over boe
ren in Styria, die arsenicum gebruiken
voor hunne gezondheid en het zelfs
aan hunne paarden geven. Dat bracht
me later op de gedachte. Ja, ik ver- j
moordde haar, ik kon het niet langer -
aanzien, hoe ze verwend werd door bet 1
leven, alleen om haar schoonheid, noe I!
ze altijd meer succes had en veel meer
geld had dan ik. Ja, ik was verliefd op t
je, dwaas die ik was. Neen, dwaas®"
jij was, want als je van mij nieWi
zou je nu niet sterven."
„Dank U", zei Lord Peter, „dit is m
voldoende, denk ik. Natuurlijk heb
noch U, noch mezelf vergiftigd. éo
misdadig aangelegd ben ik niet. wa
U me daar vertelde, ontdekte ik jz®'1
Het was alleen moeilijk te bewijze-
hoewel de politie vaststelde, dat U I
twee jaren in verschillende apomeK
arsenicum placht te koopen. Ik had u
eigen bekentenis noodig. U lacht wee
Omdat er geen getuigen zijn? Er is j
anders. I
U hebt wel eens gehoord van I
aardige machines, die alles, wat in f
kamer gesproken wordt, netjes i
men, zoodat je later weer de plaat ku l
laten afdraaien en alles opnieuw ne
Wel, ik kocht uwe bedienden offij
bracht zoo'n machine aan in déze i
Neen, blijf zitten! Ik ben eenmaa J
beetje sterker dan U, die plaat is
mij, en ik ben benieuwd, welken
druk die maakt op de politie en.--
later,,.op de jury!