ONZE TEXELSCHE KAMPEERTOCHTEN Onze kampeertocht. PAG. 6 ZATERDAG 1 SEPTEMBER P34 JUTTER Y.r Wat de jongens er van vertellen. Vandaag zijn de jongens aan het woord. Zij hebben in de vier dagen op Texel meer lawaai gemaakt en gekweb beld dan alle Texelsche kinderen bij elkaar en het zal zeker op De Waal rustig geweest zijn, toen de „Dokter SVagemaker" ze over het Marsdiep lerugdröeg naar Den Helder. Van zeven jongens heb ik een opstel ontvangen en er waren heel aardige pennevruchten bij. Het beste was dat van KlaasBlokker, dat hieronder in zijn geheel volgt. Hier geef ik eerst een „bloemlezing" uit de opstellen van m'n andere vriendjes. Klaas kan van middag zijn eerlijk gewonnen boek op kantoor komen halen. Wat hebben die jongens genoten! Ik zou eigenlijk wel alle opstellen willen plaatsen, als het een geen herhaling was van het andere en als 't Juttertje groot genoeg was om ze alle te ber gen. Ons kleinste vriendje, Piet v. Horik, vlug als water en een voetballer beter dan v. d. Meulen, begint zijn opstel als volgt: „Piet, Piet," hoorde ik roepen. Ik wreef ■mijn oogen uit en dacht: „Wat is er nu weer"aan de hand." Daar- ging mij een licht op. Eindelijk - was 't de- dag, dat wij -zouden kampeeren. Met een sprong was ik uit bed en vloog naar beneden. En later vertelt Piet: Op Oudeschild aangekomen kocht Wim Haven een bos wortelen. Hij liep te kauwen alsof ie uitgehongert was. Dat Piet uitgehongerd met een „t" schrijft, kan hem niet al te kwalijk genomen worden, want hij was al min stens drie weken niet op school ge weest, toen hij zijn opstel schreef. Bij de familie Boot zegt Piet kregen we heerlijk warm eten. Nou, je kunt begrij pen, dat we er op aanvielen als wolven. U had dien Piet moeten zien eten, beele varkens werkte hij naar bin nen, het spijt hem nu nog, dat er jon gens waren, die nog meer dan hij aten. Hoort u maar: Ik holde naar de schuur, want ik lustte wel een paar dikke boterhammen. Maar Jan Kooiman was slimmmer dan wij, hij zei haast niets en at het meest van ons allen. Een smulpaap was die Piet, je be grijpt gewoon niet waar het bij hem bleef, want toen hij van Texel ging, was hij nog een onderdeurtje. Even verderop in zijn opstel vertelt hij weer; Bij de familie Boot at ik goed, want een portie lekker eten is bij mij altijd welkom. En dan komt 's avonds meneer Roe per op het terrein. Piet schrijft er over: Maak je eigen niet te moe hoor, zeiden de leiders, want meneer Roeper geeft vast wedstrijden in ringsteken. Ha fijn! Ik ben benieuwd hoe of het af zal loopen. Daar komt meneer Roeper al aan. Zoo jongens, Dag meneer. Jullie weten 't zeker al. En of meneer. Probeer maar eens. Hoeveel keer mogen we steken, meneer. Vijf keer. Na den wedstrijd was 't prijsuitdeeling. Henk Klitsie had den eersten prijs, 't Was een groote zak met druiven. De anderen kregen een sinaas appel. Die smaakte ook lekker. Van een anderen avond vertelt Piet: Nadat we gegeten hadden, gaf meneer Roeper wedstrijd in het zakkenloopen. D?t was wat. Cor Wisse had den eersten prijs. Wij kregen weer allemaal een sinaasappel. Eindelijk was het bedtijd. De wortelenboer zei: „Jongens, morgenochtend om 5 uur op", en toen we 's morgens allernaar wakker wa ren, lag de wortelenboer nog te slapen. Jan Kooyman, ons Schager vriendje, had zich vast voorgenomen mee te gaan en hagel en storm en onweer zou den hem er niet van terugbrengen. Hij schrijft: Al regende het hooivorken, het stond bij mij vast, dat ik heen zou gaan. Jan kwam op de fiets van Schagen en pikte in 't Zand zijn grootvader op, die hem op den tocht naar Den Helder vergezelde en hem op de boot een goeden raad gaf. Luister maar: Mijn opa zei tegen me: „Als je niet zee ziek wilt worden, moet je altijd recht naar het land kijken." Jullie weten het dus, als je weer op zoo'n dobberding staat, recht naar het land kijken en je hebt geen last dat je de visschen voert. Dat Jan het heel goed gehad heeft op Texel, bewijst wel z'n slotzin: Ik wil graag het volgende jaar weer. Dat is nog zoo ver weg, Jan, wie weet wat we dan gaan doen. Het in slaap komen den eersten avond in het kamp was niet gemak kelijk. Het stroo pikte en kriebelde en al die vriendjes om je heen. Er was geen denken aan dat Je ook maar je oogen dicht kon doen. Henk Klitsie schrijft ervan: Wij vielen stuk voor stuk in slaap. Hoe hij dat zoo precies weet snap ik niet, omdat toen dat stuk van hem in slaap viel, hij geen contröle meer had op de andere stukken. Dat een van de leiders te water viel, heeft Henk danig geamuseerd. Hij schrijft over het avontuur: Om half twee gingen we naar 't strand- We mochten pootje baden. En geen natte broeken maken, zooals een der leiders zei, om onmiddellijk te probeeren of hij niet met z'n pakkie aan kon zwemmen. Allen schater den van 't lachen. Op den terugweg kreeg ik een klein gaatje in mijn broek, groot genoeg om er heelemaal door te kruipen. De Slufter heeft Henk geïmponeerd. Wat was het daar fijn, schrijft hij enthou siast. Het was een geweldig (driemaal onder streept) strand. André Günthert zou eens laten zien hoe we moesten springen. Hij nam een aanloop ensprong pardoes midden in de sloot. De wortelenboer en ik baggerden er lekker door. Het zand was nat en erg zacht. Je moest op z'n minst een kwartier loopen om van den eenen naar den anderen kant te komen. Aan het eind van zijn verhaal slaakt Henk de verzuchting: Ik had nog wel eenige dagen willen blij- ven. Nu, die waren er meer, Henk, troost je er mee. André Günthert zegt: „De eerte dag viel al mee, want we gingen met een gietbui weg." Eerlijk gezegd snapte ik niet wat het meeval len daarvan was, tot ik het tweede gedeelte van den zin las, die als een jubeltoon klonk: „en voor we op Texel kwamen scheen de zon." Alle jongens zijn het er over eens. dat mevr. Boot lekker kon koken, want ze schrijven er zonder uitzonde ring over. We hebben bij de familie Boot lekker gegeten, zegt André. Niet alleen het eten was voor André lekker, vant aan het eind van zijn ontboezeming zegt hij: Alles was even fijn, elke vacantie wil ik er wel heen. Hoe is het mogelijk, hè? En dan heb ik hier voor me liggen een opstel van Toon Troost. Die Toon had bijna zijn boekenkast met een boek verrijkt gezien, als niet het op stel van Klaas Blokker uit de bus ge komen was. Toon vond het natuurlijk fyn om met zoo'n heel clubje te gaan, want hg schrijft: Aan De Koog was ik al eens te logeeren geweest, maar met zoon troepje jongens vond ik het toch fijner. Dat de leiders de jongens ook prac- tische lessen in handigheid hebben willen geven blijkt uit wat Toon ver der schrijft: Twee jongens gingen aan het brood snijden, wat een lollig gezicht was. Het ging allemaal ongelijk, de eene boterham was dikker dan de ander, maar dat gaf niets; het smaakte ons heerlijk. En pret, dat die jongens gehad heb ben. Toon houdt nog z'n buik vast als hij denkt aan het bezoek aan de Fon teinsnol. Hij schrijft daar o.m. over: Wij gingen eerst naar de Fonteinsnol, daar gingen we spelletjes doen. Dirk van Wierin- gen gleed van het pikkeldraad af en haalde een groote scheür in zijn broek. Hendrik Klitsie bracht het er niet veel beter af. Toen hij op zijn fiets zat, scheurde zijn recht'erpijp heelemaal stuk. De eene leider zei: „Als je zoo door gaat, kom je zonder broek in De Waal". Deze kampeertocht, zoo eindigt Toon zijn opstel, die zoo slecht met regenbuien begon, is toch goed geëindigd. Ik zou het best wel weer eens over willen doen; wat hebben wij genoten En nu krijg ik tot besluit het opstel van Harm Leyen. Harm trof het den eersten den besten dag al direct met het eten. Hoort u maar: ,,Ik was blij dat we snijboontjes kregen, want die lust ik graag, maar ik had mij voorgenomen te eten watde kok opschepte en dus trof ik het den eersten dag best. Door de pret was Harm z'n vader en moeder niet vergeten, want; Voor we slapen gingen, dachten we vast wel even aan huis, ik tenminste wel, schrijft hij. Goed zoo, Harm, ik denk dat de ande re jongens ook wel even aan huis dachten hoor. Een verrassing voor Harm was dat z'n oom hem even kwam bezoeken. Oom was zeker bang dat ik heimwee had, maar toen Oom zag, dat ik zoo'n pret had, zeide oom ik ga maar weer weg en ik ging weer naar de jongens. Harm besluit zijn opstel met een lof rede op allen, die hem dezen kampeer tocht bezorgd hebben: Ik vind het een fijne kampeertocht ge weest en nogmaals een luid driewerf hoera voor Nellie Boot, onzen Kindervriend, Fam. Boot, Fam. Roeper en onze leiders, mijn heer v. d. Leek en mijnheer Kerkhoven. Lang leve de Heldersche Courant. En hier zet ik een punt. Dit is het einde van onze kampeertochten. We blijven met z'n dertigen er de meest aangename herinneringen aan behou den en Texel zal ons zeker nog eens terugzien en dan vergeten we natuur lijk De Waal niet, zooals De Waal het groote gezin van de Heldersche Cou rant niet zal vergeten. Ik heb tenmin ste van meneer Roeper bericht gehad, dat hij Dinsdag met de boot van 12 uur in Den Helder komt, om een tegen bezoek te brengen aan de Heldersche Courant en aan onze stad. Jammer, dat jullie geen vacantie meer hebben, dan kon je bij de boot zijn, om je kam- peer-vader te begroeten. Nu komen rnllie ons misschien 's middags nog tegen. Dat zon vast een leuke onttn^ ting zijn. Nu, jongens en meisjes, de 20a vacantie zit er ook weer op. g(r gaan we weer met de raadsels begin nen en babbelen we iedere week *L met elkaar en ga ik jullie vertel^ Van onze winter-plannen. an Tot ziens dus. Kindervriend. door KLAAS BLOKKER. Maandag 13 Augustus 1934. Na alle benoodigdheden voor den kampeer- tocht op de fiets te hebben gepakt, werd de tocht onder stortregen en zwaar onweder naar de Texelsche boot aangevangen. Toen allen op het appèl aanwezig waren, dacht de Kindervriend erover den tocht uit te stellen vanwege het slechte weer, maar de lucht klaarde op en de leiders besloten door te zetten. Toen het tijd van vertrek was en wij afscheid namen van onze ouders, werd ons de eerste heerlijkheid bereid. Mevr. Günthert overhan- digde aan iederen jongen een zak met benbons, wat met een dankbaar hoera werd ontvangen, De trossen werden losgegooid en de ,,Dr. Wa. genmaker", waarop twaalf opgetogen jongens met hun leider en Kinderviend den tocht naar Texel aanvaardden, maakte zich los van den wal. Na eerst onderling kennis gemaak: te hebben, werd een onderzoekingstocht onder, nomen op de boot van onder tot boven en werd alles goed bekeken. Daarna speelde de heer Kerkhoven op de guitaar eenige bekende wijs- jes, die door ons uit volle borst werden mee gezongen. Hoe meer wij Texel naderden, hoe mooier werd het weer, en stoomde de boot te ongeveer 10.40 de haven van Oudeschild bin nen. De boot werd gemeerd en het ontschepen der passagiers begon, wat een heele drukte was. Toen wij goed en wel allen onze fiets hadder., werd de tocht op het eiland Texel voortgezet. Maar eerst werd kennis gemaakt met Nellie Boot en Nanie Plaatsman, die ons bij de boot opwachtten en ons clubje met twee vermeer derden. Het doel was Den Burg, dat wij na een klein half uurtje bereikten. Daar bezochten wij de schapenmarkt, en werden wij onthaald op een Texelsche IJsco, die ons heerlijk smaakte. Na de eierveiling bezocht te hebben, zetten wij onzen tocht naar De Waal voort, We beklommen eerst nog den kerktoren, van waar wij een prachtig vergezicht hadden over Texel. Beneden in de kerk zagen wij namenen grafschriften uit de jaren tusschen 1500 en 1600, welke wel vreemd waren, zoo was er een, die luidde: „Hier in de diepte lij' Sientje Bij aankomst in De Waal werden wij be groet door de Familie Boot. Mevr. Boot weet wat twaalf hongerige jongens toekomt, de tafel stond al gedekt, en wij zaten allen heel vlug aan tafel en lieten ons het maal goed smaken- Toen werd de schuur opgezocht van den beer Roeper, die wij dadelijk ontdekten, omdat de rood-wit-blauwe vlag was uitgestoken en b^ven de deur prijkte „Welkom!Toen wij de scbnn' binnen kwamen, zagen wij, dat deze feestelijk versierd was en werden wij verwelkomd do* den heer Roeper zelf. Door ieder werd bagage van de fiets genomen en in de schuur gedeponeerd. s Middags werd een tocht ondernomen o11- De Koog, cn moesten wij van de schuur eert door een hek, dat de laatste moest sluiten Deed hij dat niet, dan moest hij een cent boe[e betalen aan den hqer Roeper, omdat de scha- pen anders ook naar De Koog gingen. strand hebben wij met den Kindervriend en d leiders gevoetbald, na het voetballen hebbes wij nog eenige spelletjes gedaan. Daarna de Kindervriend van ons afscheid, daar het voor de boot werd, wat ons wel speet I* terugtocht werd aanvaard langs de Texelsche wegen. Om ongeveer 6 uur waren 1 weer op De Waal en konden we onze hong4 rige magen weer vullen met Texelseh brood 48 koek. Daarna werd onze slaapplaats aangewe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 18