II TOM DE NEGERJONGEN
■T kjTTERTJE
ZATERDAG SEPTEMBER 1934
PAG. 7
Hoe
ondeugende
Wimpie
door een auto
overreden werd en zijn been brak
door
YVEL DLAWNURG.
onder toezicht der leiders maakten wij
jefl' eDd ggreed. waarna weer gevoetbald werd
9^ iei(jers verhalen vertelden. Ook door de
ea .'werd verteld. De eerste dag was hier-
joDjeDS gn svij kropen vermoeid en vgl-
x*10 ^8pxak
pinsdafl
een heerlijken nacht rust ontwaakten wij
weer frisch, gewekt door het zonnetje.
a"e" siug gewasschen en aangekleed te heb-
°kDtam Neme Boot al met een groote kan
beD 1 ke thee voor het ontbijt, wat wij ons goed
hee''11 jmaken. De tweede dag begon met een
aar de prachtige dennen. Hierbij werden
vergezeld door oom Piet en kleine Albert.
JW. voorzien van mondvoorraad, dat door
jongens was klaargemaakt en na een
tocht bereikten wij de dennen en
heerlijken
daar fijn gespeeld. De peren, die oom
Daarna
'bier
naar de fonteinsnol, en hadden we van
af" een mooi vergezicht over Texel. Toen
p^t had" meegenomen, werden hier verorberd,
na r
weer bij onze fietsen kwamen, werden wij
slkomd door een dame, die ons op een
4 e lijken kop thee onthaalde, wat wij dankbaar
nvaardden, om er onze boterham bij op te
Daarna ging het door de dennen naar de
duinen Een van de jongens had een flesch ranja
zijn tasch. Doordat hij tegen een paal reed,
kwam hij te vallen en brak de flesch, waardoor
helft Verloren van den heerlijken drank,
^de duinen werd halt gehouden, en op een
hoog duin vlag veroveren gespeeld. Na een
ooosje gerust te hebben, werd de tocht door
de duinen vervolgd naar 't strand, waar wij
heerlijk speelden en pootje baadden. Meneer
Kerkhoven, die toezicht hield, opdat wij niet
te ver gingen of ons nat maakten, stapte plot
seling in een diepe kuil en viel achterover in
't water, wat een heele lachpartij verwekte.
Daama werd de terugtocht aanvaard, 't strand
langs naar De Koog; van daar naar De Waal,
waar wij hongerig aankwamen, en het heerlijke
maal goed lieten smaken. Verder werd de dag
voortgezet met spel en zang, onder andere ring-
rijderij. Eerste prijs Hendrik Klitsie, een zak
'druiven. Hiermee was deze heerlijke dag ook
weer ten einde en kropen wij in onzen slaap
zak orn heerlijk te slapen.
Woensdag.
Om half vier deed zich een leuk incident
Voor. De haan, welke 's avonds niet uit de
srhuur was verwijderd, begon in de schuur het
hoogste lied uitgte kraaien en maakte ons allen
'Stikker. Door den heer Van der Leek werd de
'haan buiten de'deur gezet en sliepen wij allen
"weer' in. Om zeven uur ontwaakten wij en
siheen de zon weer heerlijk. Wasschen, aan-
kleeden en ontbijten. Tot half tien werd ge
speeld, daarna hebben wii weer 'een bezoek ge
bracht aan het Texelsche museum, waar wij
Vogels, visschen, schelpdieren en oude schil-
derijen van Texel bewonderden. Daarna togen
wij weer naar De Waal om bij de familie Boot
het heerlijke middagmaal te nuttigen, 's Mid
dags zijn wij langs de vogelbroedplaatsen naar
de Hufter gegaan, wat een heerlijke tocht was.
We hebben een flink stuk gewandeld, daarna
zijdfwe op de fiets gestapt om den terugtocht
te aanvaarden. Ongeveer half zeven waren wij
weer thuis, waar ons de boterhammen reeds
wachtten. Daarna weer spel en zang, en zak-
loopen, waarna wij ons bed weer opzochten
om heerlijk te slapen.
Donderdag,
Zeven uur ontwaakten wij. We kleedden
en waschten ons en ontbeten voor de laatste
maal in oas kamp, waarna wij begonnen te
pakken en de fiets klaar te maken, waarna
wij naar Oom Piet gingen, die met ons
naar Oosterend en de Oost ging voor het
bezichtigen van den dijk. We zijn op een
oude schuit aan 't schommelen geweest,
daarna langs den dijk gewandeld naar een
schip vlas, dat naar België moest en zijn toen
weer naar De Waal gefietst, waar het mid
dagmaal reeds op ons wachtte, en dat wij ons
weer goed lieten smaken, waarna we een
poosje gezellig aan tafel bleven zitten praten,
in afwachting op den Kindervriend, die ons
kwam afhalen. Om 2 uur kwam de Kinder
vriend, waarna wij ons bezig hielden met
spel en zang. Toen was het uur van afscheid
nemen aangebroken. Eerst namen wij afscheid
van de Familie Roeper en bedankten hen
voor alles wat wij genoten hebben, daarna
werd de Familie Boot hartelijk bedankt voor
al de heerlijkheden en goede zorgen aan ons
besteed. We hadden nog gaarne wat geble
ven, het beviel ons best. Na afscheid van den
heer en mevrouw, Nellie Boot en Nanie Plaats
man en haar zuster genomen te hebben, stapten
wij op de fietsen, en reden onder hoerageroep en
gewuif De Waal uit in de richting Den Burg.
Daar werd de jeugdherberg bezocht en beke
ken, toen naar de Zeven Pannekoeken, waar
nog wat gespeeld werd en toen in flink tempo
naar Oudeschild, waar wij op de boot stap
ten voor den terugtocht naar Den Helder.
Spoedig stoomden wij de haven van Oude
schild uit en hadden Texel in den rug, waar
wij vier heerlijke, onvergetelijke dagen had
den doorgebracht. Spoedig was Den Helder
bereikt en was de kampeertocht ten einde,
namen afscheid van elkaar en bedankten lei
ders en Kindervriend voor den prettiger, tocht.
En een hartelijk woord van damt voor de
Heldersche Courant, die ons dit onvergete
lijke uitstapje heeft bereid.
Uw dankbare kampeerder,
Klaas Blokker,
Joubertstraat 50, Den Helder.
Wimpie in 't nauw.
Och, och, wat zag die Wimpie er uit!
Zijn haren, zijn nek, zijn neus, alles
zat dik onder de klevrige stroop. De
boer en de Heldersche rechercheurs
keken vol verbazing naar de vreemde
verschijning.
Oeje, oeje, riep Wimpie. laat die
scheermessiesventer gauw die stroop
van mijn gezicht afscheren.
De scheermessiesventer echter liep
geboeid op weg naar Krommenie, hij
kon die stroop niet wegscheren, daar
was zelfs de beste barbier niet toe in
staat. Maareen massa wespen,
die buiten in 't zonnetje zweefden scho
ten, belust op zoete kost op hem af;
die roken het, dat er binnen wat te
halen was. Door het open raam kwam
deze wespencompagnie, begeerig op
zoet-stoute Wimpie afstormen.
Ze zetten zich op z'n hals, z'n neus,
z'n haar, en begonnen de stroop weg
te scheren met hun angels.
Oej, oeje, au ,au, gilde Wimpie.
Help, hellep, die wespen steken me, au,
daar geeft rae er één een jaap in mijn
neus!
De rechercheurs zagen het gevaar,
waarin Wimpie verkeerde, sprongen
van hun stoel, namen hun sabel en
liepen naar het vliegkamp der wespen.
Ze begonnen nek, hoofd en neus van
Wimpie duchtig met het platte deel van
hun sabel te bewerken.
Oeje, oeje, au, auje, gilde Wim
pie, sla me niet zoo hard. mijn hoofie
timmeren jullie direct in elkaar, das
toch geen manier van doen.
Maar de rechercheurs sloegen door
en zongen:
„En d's is geen sabel in Den Helder,
Die Wimpie's koppie kan verslaan."
Ze rustten niet voor alle wespen een
eerlijke begrafenis op het veld van
eer in de zoete stroop gekregen had
den en toen pas staken ze de sabel in
de scheede.
-r- Alle kippen en konijnen! riep
plots de vrouw van den man met den
zak, toen ze Wimpie met warm water
en zeep voorzichtig van de stroop en
de doode wespen bevrijd had. Alle kip
pen en konijnen, wat ziet die jongen
er uit!
Alle krabbejonussen en gerookte
poonen van Dievediep! zei de boer.
't Lijkt wel of hij door de pieter
mannen gstoken is!
Hij heeft nu wel een heel erge
dikke kop, zeiden de rechercheurs be
zorgd, zoo bultig en zoo bont en blauw
hebben we hem nog nooit gezien; Een
enkele maal had ie wel eens een dik
blauw oog, maar nu heeft ie 2 blauwe
dikke oogen, en daarbij een gekke, op
geblazen, roodblauwe neus. Tjonge,
tjonge, wat is zijn boegspriet toege
takeld; Wat ziet Wimpie zijn fok er
raar uit!
Mijn nek, mijn nek! gilde Wim
pie, mijn nek! Dooie wespen! als ik
ze te pakken krijg! Mijn heele nek
jeukt, dat ik er raar van word. Oeje,
oeje, oeje.
Auje auje, auje!
Woest begon hij op zijn nekvel te
krabben. Die venijnige beesten heb
ben me gemeen in mijn nek gestoken
en het jeukt, jeukt,...
Woest begon Wimpie opnieuw op
zijn nek te harken.
Net goed! nou heb jij je streken
ook eres thuis, zei de Heldersche re
chercheur. En schei nou maar uit met
je gejank, doe niet als de vermoorde
onschuld, want zoo lekker ben jij zeker
niet! Zeker wel honderd nekken heb
je op het strand van Dievediep niet
jeukpoeder bestrooid! Vanmorgen
vroeg was je eerste werk een veld
wachter jeukpoeder in z'n nek te
gooien! Als je mij dat geflikt had, jon
getje, je weet, de Heldersche politin
is wel goed, maar niet gek! 't Is op
mijn terrein gebeurd, zei die veld
wachter. Dat hij de verkeerde te
pakken heeft, is z'n eigen stommiteit
Maar jij moet niet janken, omdat wes
pen je nek aan 't jeuken maken!
Ik jank niet, zei Wimpie, maar ik
was nog liever door Kromme Mie op
gebracht, naar 't cachot, dan hier ver
slagen te worden door wespen, smade
lijk verslagen. Door jeukpoeder op
mijn hoofd te kwakken, hebben ze me
buiten gevecht gesteld.
Van nu af aan ben ik onwaardig,
sprak Wimpie deftig, geheel onwaar
dig, langer den titel van „Machtige
Jutter-Jeukpoederwerper" te dragen,
ik ben verslagen, ik heb het onderspit
gedolven.
Oeje, oeje, oeje, ik ben weg, oeje,
oeje, ikke ben foe-oe-ts-iie!
Even zweeg Wimpie, toen vervolgde
hij neerslachtig:
Evenals een verslagen vijand zijn
wapen aan den overwinnaar moet
overgeven, zoo zal ik dus mijn laatste
jeukpoeierzakkie, bij den vijand inle
veren. Ik ben geïnterneerd!
Plechtig trad Wimpie op de tafel
toe, waar zijn zakje jeukpoeder lag.
Treurig nam hij het op. Toen, de krab-
bepoot opnemend, zei hii: Zoo waar
als dit een krabbejonussepoot is, zoo
waar zal ik dit zakkie jeukpoeder
voor 't laatst gebruiken, en met een
gracieuze zwaai strooide hij den inhoud
buiten 't raam, waar 't terechtkwam, op
een bok, een haan, en de poes, die
rustig in 't zonnetje op 't grasveld
liepen.
Twee seconden later stond de bok,
de gekste bokkenggeluiden uitstootend
op zijn achterste pooten te dansen, zat
poes met een dikke staart woedend te
miauwen en als een dolle kat in haar
nek te krabben, terwijl de haan, of
schoon de zon al hoog aan den hemel
stond, allerzonderlingst begon te
kraaien, K-u-au-au-keleku.
't Was zoo'n koddig gezicht en die
geluiden waren zoo gek, dat Wimpie
ondanks de roodblauwe bobbels op zijn
dik opgezetten neus, zijn oogen en nek,
lol had als zes.
Als ik nog eres Rijkskanselier word,
of Minister van Oorlog, dan gooi ik
geen giftgasbommen op den vijand,
zei hij wijsgeerig, maar laat uit vlieg
machines jeukbommen vallen. Wat een
uitwerking. Wat een uitwerking.
Och, man, och man, wat zou Holland
het gauw winnen. Alle vijanden de->
den niet anders als zich jeuken en ga
ven zich direct over en.... leverden
hun wapens in, zooals ik nou. Heele
legers jeukende soldaten zouden ge-
interneerd worden en zouden zingen:
„En der is geen wapen in de wereld,
Dat jeukpoeiers kan verslaan,
En der is geen wapen in Den Heldei,
Dat jeukpoeiers kan verslaan."
(Wordt vervolgd).
en het ge
was meneer
si^- vaa den knal
Meeuw der mannen was meneer
J,euw echter ontwaakt en nu werd de
Jte weer verbroken door een nieuw
L Torn, die bijna boven op den
heth Zat' schrok geweldig. En al was
tfiov, gevangen, hij vond het nu
sluinmaar beter, het boschje uit te
leeuw'1- ^et sclleen hem toe, dat de
Wh "lehegenstaande zijn net, hem
°P de hielen zat.
148. Daar kwam hij te voorschijn. De
mannen, die om den heelen Tom niet
meer gedacht hadden, toen ze daar zoo
tepas kwamen, rezen overeind. „Ha,
ha, dat zal wel weer een streek van
dat ventje geweest zijn," meende Pijl,
toen hij den jongen zag aankomen, die
achter zich wees, roepend: „De leeuw,
de leeuw, ik geloof dat hij losbreekt!"
149. „Stel je voor," zei Pijl, „dat dat
eens waar is. We moeten er voor zor
gen, dat dat niet gebeuren kan. Laten
we in elk geval maar eens gaan kij
ken." Met moeite kropen ze naar het
boschje, ze waren van al hun stooten
nog niet bekomen. Maar de leeuw
moest in zekerheid gebracht worden.
En zoo verdwenen ze weer een voor
een in het boschje, nagestaard door
Tom, die net als eerst, het maar weer
het veiligst in den boom vond.
150 Gelukkig viel het nogal mee. De
leeuw lag nog even veilig in zijn net;
hij had alleen maar het verlangen
zich eens een beetje te vertreden.
„Het zal het beste zijn," vond Leeu
wenhart, „als hij maar blijft slapen,
dan duürt de tijd hem niet zoo lang."
Daarop wist hij een kunstje. Hij ging
den leeuw aan zitten kijken met zulke
doordringende blikken, dat het heest
er de zijne voor neersloeg. Daarbij
floot Leeuwenhart hem een liedje voor,
dat hem buitengewoon slaperig
maakte.