Hoe de haas aan zijn
staartje kwam.
Wimpie
JUTTERT.it
PAG. 6
Beste jongens en meisjes!
Dat is jammer, dat nu juist de school
begonnen was, toen „oome Piet" met
de „Dageraad" de haven van Nieuwe-
diep binnen liep. Nu waren we maar
met z'n drieën ter verwelkoming op
het Havenhoofd aanwezig, meneer v.
d. Leek, een van de leiders van ons
jongenskamp, André Günthert, die
voordat de boot er was al „bijna" drie
maal te water was getuimeld en ik. We
keken met oogen als theeschoteltjes
naar alle passagiers aan boord, maar
ontdekten onzen gast niet. De conduc
teur wilde weten, of we „onzen huis
baas" zochten, en toen we beves
tigend knikten, stelde hij ons gerust
met de mededeeling, dat hij aan boord
was. En ja, hoor, daar kwam het
oolijke gezicht van „oome Piet" uit de
gang en lachte ons toe. André, die
hem het eerst had willen ontdekken,
had intusschen zooveel interesse voor
het aanleggen van de boot, dat hij
eerst tot de werkelijkheid terugge
roepen werd, toen „oome Piet" hem op
z'n schouders tikte en zei: „Zoo,
vriendje, ben jij hier ook."
Nou, jullie begrijpen, dat was leuk,
daar stonden we nou met z'n viertjes
op het zonnige havenhoofd. Meneer
Roeper vond het fijn, dat hij nu eens
in Den Helder was, waar hij zooveel
vriendjes en vriendinnetjes had zit
ten en als de „Heldersche meesters"
zoo vriendelijk waren geweest als de
Texelsche, toen ik eens op bezoek
kwam aan den overkant, dan'hadden
jullie vast 's middags vrij gekregen.
Nu moesten we het zonder jullie doen.
Maar we hebben het evengoed fijn ge
had en zijn 's middags eerst naar de
„Donkere Duinen" geweest en toen
naar Wieringen, naar het huis van
den kroonprins en toen naar het mo
nument op den Afsluitdijk en vandaar
naar den Wieringermeerpolder. Nou,
dat was alles een openbaring voor
„oome Piet", want je begrijpt als je
zoo oud wordt, dan ga je niet meer zoo
gauw van honk en zoo was het zeven
jaar geleden dat onze oude Texelsche
vriend in Den Helder was geweest
Van de Zuiderzeewerken had hij dus
nog nooit iets gezien en hij raakte
met z'n jonge hart in vervoering over
het geweldige werk en moest den
auto uit om te kijken hoeveel water er
in de slooten stond en hij moest den
Wieringermeer grond tusschen zijn
vingers fijn knijpen om te weten of
het „goeie grond" was en hij moest
het water proeven voor het zoutge
halte. Hij kon er niet over uit, dat
menschenhanden dit tot stand hadden
gebracht. Wij toerden verder door de
Wieringerwaard, watging z'n hart
open en reden tenslotte door Anna
Paulowna-polder weer naar huis. Hè,
't was jammer, dat jullie er allemaal
niet bij waren, maar het meest jammer
was, dat jullie het vertrek van de boot
van zeven uur gemist hebben. „Oome
Piet" moest natuurlijk uit Den Helder
voor Albert een souvenir meenemen
en al was het laat, de tijd daarvoor
moest er nog af en toen reden we met
razende snelheid, 't is goed dat we
geen agenten tegenkwamen, naar de
boot en wat zagen we op de Buitenha
ven? De boot was al los van den wal!
De chauffeur gaf nog wat gas, we
stopten op den steiger, gooiden het
portier open en zoo snel z'n zeventig
jarige beenen hem konden dragen,
holde „oome Piet" uit den wagen en
sprong als een jonge kerel tegen de
reeling. Zes paar stevige handen
grepen hem vast en sjorden hem bin
nenboord.
Toeoeoeoeoeoet.toeoeoeoeoet, de
boot voer weg en hijgend stond „oome
Piet" te bekomen van dit laatste avon
tuur. Nee, kampeervriendjes en vrien
dinnetjes, wij vergeten Texel niet en
„oome Piet" Den Helder niet.
Tot ziens, Tesselaren, wij komen
weer.
En nude schoolbel heeft geluid,
de schooldeuren zijn voor jullie open
gegaan en je zit op een nieuwe plaats
in een nieuwe klas, bij een nieuwe(n)
onderwijzer(es). De zomervacantie is
om. De herinnering aan de prettige
dagen blijft alleen nog over.
De vacantie is voorbij, voor jullie
tenminste, maar voor mij nog niet.
Als je deze regels leest, dan zit ik met
m'n vrouw ergens in het Gooi. Wij
gaan fijn een week uit, m'n laatste va-
cantie-week opsnoepen. Nu is het mis
schien niet aardig, om precies weg te
gaan, nu de raadsels weer beginnen,
maar de andere Kindervriend wil dat
volgende week wel voor me opknap
pen en dus kunnen jullie met een ge
rust hart de oplossingen en briefjes
sturen.
De raadsels, die je op het oude
plekje van de andere pagina vindt,
zijn al erg gemakkelijk. Ik verwacht
dus een massa goede oplossingen-
Denk er om, een goed begin is het
halve werk. Aan den slag dus.... en
succes. Alle jongens en meisjes, wier
ouders abonné zijn, mogen meedoen,
zooals je weet.
Kindervriend.
GEVONDEN VOORWERPEN
IN DE KAMPEERSCHUUR.
In 't stroo van de kampeerschuur is
een zakdoek gevonden met een A..er
op en nog een handenborstel van Lieny
van Lopik.
Beide voorwerpen gunnen op kan
toor afgehaald worden.
Jakhals speelde hem een poets!
DE STAARTENWINKEL.
door
JOY VAN ESPEN-NELCK.
Lang -- ja al heel lang geleden was
het, dat alle dieren nog zonder staart
liepen! Een mensch kan zich bijna niet
voorstellen, hoe eigenaardig de dieren
er toen uitgezien moeten hebben? Niet
één was er, die een staart had....
Op zekeren dag kreeg de Jakhals
een prachtig idee....
Kijk eens, zei hij tegen zijn vrouw,
ik heb hier een prachtig plan om gauw
samen rijk te worden
Nu, wat is dat voor een plan? vroeg
mevrouw Jakhals.
Wel, we gaan samen staarten maken
en die aan de andere dieren ver-
koopen!
Staarten, zei mevrouw Jakhals, wat
zijn dat voor dingen?
Laat mij maar eens begaan, dan zie
je het gauw genoeg, zei Jakhals.
Hij ging aan het werk, zwoegde den
ganschen dag door, zonder zich haast
tijd te gunnen om te eten en liet het
haar zien: een prachtige staart had hij
gemaakt, met lange, zijdeachtige ha
ren en een breede pluim!
Dit is nu een staart, zei Jackhals.
Ja, maar wat wil je daarmee doen?
vroeg zijn vrouw.
Aan doen, zei Jakhals, en jij moet
me daarbij eens even helpen! Hij
legde haar uit, hoe hij het wenschte en
weldra was de staart aangedaan en
stapte Jakhals trotsch in het rond.
Ja, waarlijk, zei mevrouw Jakhals,
dat staat prachtig, zoo'n staart! Als
de andere dieren je nu zoo zien, willen
ze allemaal staarten hebben.
Dat is juist mijn opzet, vertelde Jak
hals, jij en ik moeten een groote partij
staarten maken en hier neerleggen,
dan ga ik voor de dieren heen en weer
loopen en als ik zie, dat zij ook graag
staarten willen hebben, zet ik een vin-
keltje op en verkoopen we de staarten,
die wij beiden gemaakt hebben!
Je bent een genie! zei mevrouw Jak
hals, die trotsch was op haar man-
Reeds vroeg in den morgen begon
nen de beide Jakhalzen hun werk. Zij
sloten de deur van hun huis goed af
en maakten toen allerlei soorten van
staarten: lange staarten, korte staar-
tent, dikke staarten, dunne staarten,
kwast-staarten, pluimstaarten, krul
staarten, ja van aller}ei soorten!
De andere dieren begonnen weldra
zich af te vragen, waar de beide Jak
halzen bleven. Vele van hen gingen op
weg naar Jakhals' huis, maar halver
wege zijn zij maar weer teruggekeerd,
want als het in het huis van Jakhals
zoo stil is, zeiden ze tegen elkaar, dan
broeit er weer iets!
Toen de staarten allemaal klaar wa
ren, begon Jakhals de andere dieren
te bezoeken. Het eerst ging hij naar
Wolf. Wolf was zoo ingenomen met
de staart van Jakhals, dat hij er da
delijk een wilde hebben! Jakhals ter-
telde hem, dat hij binnenkort een win
keltje zou openen en daar de staarten
zou verkoopen en Wolf beloofde, dat
hij een van de eerste - klanten van
Jakhals zou zijn!
Zoo stapte Jakhals van het eene
diér.naar het andere en allemaal wa
ren zij vérlangend naar een staart; zij
waren zelfs te ongeduldig om te wach
ten tót Jakhals een winkeltje had inge
richt. Zelfs de muis en de rat moesten
een staart hebben!
Het laatst van allemaal stapte Jak
hals naar Haas. Haas was een hoog
hartig wezentje en pas toen Jakhals
vlak bij hem was, deed hij, of hij hem
zag.... Goeden morgen, vrind Jak
hals, wat hebt u daar nu aan?
Dat is een staart! antwoordde Jak
halseen staart, beste Haas! En
trotsch stapte hij een paar maal langs
Haas heen en weer.
Waar heb je die vandaan? vroeg
Haas.
Kijk eens, beste kerel, zei Jakhals
vriendelijk, ik heb nog een heeleboel
soorten, van alle groottes en kwalitei
ten. De volgende week ga ik in den
stam van den grooten kastanjeboom
een winkeltje openen en dan kunnen
jullie die staarten bij me koopen.
En zijn daar even mooie staarten,
als jij daar ana hebt? vroeg Haas be-
geerig.
Veel mooier nog! antwoordde de
slimme Jakhals.
Nu ik zal er al vroeg bij zijn,
beloofde Haas, want die dingen, die
jij staart noemt, vind ik schitterend. Ik
wil ook graag een heele groote hebben!
Nu, tot ziens, tot de volgende week
dan, Haas! zei Jakhals en stapte glim
lachend weg.
Toen hij thuis kwam, vertelde Jak
hals aan zijn vrouw, wat de verschil
lende dieren gezegd hadden.
En. zei hij, het hoogmoedige, kleine
Haasje, dat zich verbeeldt het mooiste
dier te zijn, praat ook al van een groote
staart! Hij ziet zichzelf natuurlijk al
loopen en de neus optrekken voor die
ren, die niet zoo'n staart hebben als
hij! Dat wordt een mooie grap. Ik zal
hem de grootste en zwaarste 'staart
verkoopen, die ik heb, want ik weet,
dat hij het daarmee toch niet lang
uithoudt.en dan is er nog maar
één kleintje voor hem over, dat ik
apart zal houden!Want anders
wordt hij bespot, omdat hij heelemaal
geen staart heeft. Dan zal hij wel van
zijn hoogmoed genezen, denk ik!
Dat vind ik een goed plan, zei me
vrouw Jakhals, ik heb me al lang ge
ërgerd aan de arrogantie van Haas
Hij groet me nauwelijks, als ik heni
tegenkom. Wij moeten hem maar eens
een goede les geven!
(Slot volgt).
Hoe
ondeugende
door een auto
overreden werd en zijn been brak
door
YVEL DLAWNURG
Nadat Wiimpie aldus den haan, de
sikkebokkegeit en de poes had toege-
takeld, met zijn jeukpoeier, vond-ie
dat het langzamerhand tijd werd op te
stappen. Die ondeugende aap zat ook
wel een beetje in de rats, dat veldwach
ter Kromme Mie zou terugkomen, om
hem te halen, zoo gauw als die in de
ramen kreeg, dat hij niet Wimpie,
maar den scheermesjesventer te gra
zen had.
Hij was dus erg blij, toen de man
met den graszak zijn deerlijk gehaven-
de fiets begon op te kalefateren.
Dus ga je toch naar Maastricht,
hè, je laat je niet raden, zei de Helder
sche rechercheur. Ik moet zeggen, jij
hebt een harden kop, zoo één als jij1
moet er nog geboren worden, jij bent
een raar exemplaar!
Ik laat nie niet uitlachen, alle jon
gens en meisjes van ,,'t Juttertje" wé
ten, dat ik gezegd heb: „Ik ga-naar'
Maastricht,en dan ga ik. De aftocht'
blaas ik niet, dat nooit zei van Speyk;
en hij vloog in de lucht!
De boer, knikte goedkeurend, das
goed, daar heb-ie schoon gelijk in.;'
Doorzetten, dat moet je altijd, vanzelf
gaat er niks, maar 't is nog een heele.
torn en als je op marsch bent lust je
wel wat.
Zijn proviand heb ik al verzorgd,
zei de vrouw.
Ik zal hem 10 gekookte eieren, drie
tarwebrooden, een half pond boter en
3 gerookte poonen meegeven en ook
een smeerzallefie voor zijn kokkert
van een gestoken neus!
't Spijt mij, dat ik zoo'n beste kost-
juffrouw in de steek moet laten, zei
Wimpie, hartelijk de hand van de
boerin schuddend. Als uwes in D®n
Helder komt, komt u 't maar terug
halen en dan mag u alle twee achter
op mijn bagagedrager zitten. Dan rh
ik u naar 't strand en mag u van Wu
voor niks pootje baden. Ik zou wel
graag bij u willen blijven, maar <h#
Kromme Mie vertrouw ik niet.
Hartelijk schudde Wimpie zijn wel
doeners de hand, toen stapte hij op zijn
Hemito-fiets en na nogmaals met zyn
arm gezwaaid te hebben, ging hij ver
dere avonturen tegemoet.
Alle kippen en knijnen, das een aar-
dige jongen, zei de vrouw, 't spijt ®e
dat-ie al weggaat.
't Is een echte flinke Heldersche
knul, geen futlooze fat, zei de bo®r-
Zoo moesten er meer zijn.
HOOFDSTUK VIII.
De zigeuner jongen.
Wimpie schoot goed op. Hij zetje
flink de spurt erin en trapte als Pw
nenburg. In Amsterdam hield-ie de
buitenwijken. Angstig keek hij iedere»
agent aan, je kon niet weten, die
„Kromme Mie" kon eres getelegra
feerd hebben! Maar zonder oponthou
kon hij zijn reis voortzetten.
's Middags had hij reeds een he®1
eind afgelegd, langs de Vecht.
bij 't aardige dorp Breukelen ging hlJ
langs den weg zitten. Het gras lang
de sloot stond erg hoog en noodigd®
Wimpie uit er eens lekker lui _inJ
liggen. Hij deed den voorraad, die hu
bij zich had, alle eer aan.
Juist toen hij daar zoo rustig zrt