PAG. 8 ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1934 'T JUTTERT.ie Uit onzen Iachsproeier. Tdl Tglt Tdl Tglt f5 I Oplossingen: Slagzet: Zwart 1/4, 7, 9/13, 16, 18/21, 23/26. Wit 27, 28, 30, 32/40, 42, 43, 4o,49. 1. 27—22 18X27 2. 36—31 27X36 3. 47-41 36X47 4 32—27 21 of 23X41 5. 46-37 23 of 21X41 6. 42-37 41X32 7. 38X27 47X29 8. 34X5 25X34 9. 39X6 Eindspel Blankenaar: Zwart 3 schijven: 11, 15 en 29. Wit 2 schijven: 28 en 36 en een dam op 3. 1. 29—34 2. 3-25 34—40 3. 25—39 40-45 4. 39-50 11-17 A 5. 36-31 17—21 6. 28—23 15—20 7. 23—19 20—25 8. 19-13 25—30 9. 13-8 30-34 10. 31—26 34—40 Op 21- -2726-21, 27—16; 8— (op 34-4050-6 w.)50X6,16X213X26, 45-50; 26—17, 50X11; 6X50 w. Op 34 -39 50X6, 21—27; 26—21 enz. wint. 11. 26X17 40-44 12. 50-22 45—50 13. 8-2 50-45 14. 22—50 45-23 15. 2-7 23X1 16. 50—45 1—6 17. 45—50 en wint. A 4. 15—20 5. 36-31 20—24 6. 31-27 24-29 Op 11—17; 28-22 en 50X6 wint. 7. 28—22 29-33 Op 11-17; 22XH, 29-34; 11-6, 34- 40; 6-1, 40-44; 50X6, 45—50; 1-45 en wint. Op 11-16; 22-18, 16-21; 27X16, 29-34 (op 29-33; 50X6, 45-50; 18—12, 50—45; 6—1 wint); 16—11, 34-40; 11—6, 40-4450X28, 45-5028-17 en wint. Op 29—34; 22-18, 11—16; 50—6 of 18—12 en wint. 8. 50X28 45-50 Op 11-17; 22X11, 45-50; 27-22, 50-45; 28—50, 45-23; 11—7, 23X1, 45—50, 1650—45 wint. 9. 28-14 50X17 10. 14—3 en wint. Een schitterend eindspel met twee hoofdmotieven en talrijke ondermotieven. Wij weten waarlijk niet, waar wij Blanke naar het meeste moeten bewonderen: in dergelijke partij-eindstanden of in zijn eindspelen van drie dammen tegen een dam en een schijf enz. NIEUWE CULBERTSON CONVENTIE. (Vervolg). Natuurlijk kan toevalligerwijze ook de mogelijkheid bestaan, dat de part. ner, zijn bod na de opening van 1 S A* van 3 K. of 3 R. doende, werkelijk'he't spel in die kleur wenscht te spelen, dit toont hij dan, door de kleur te her'bie- den na het antwoord van den opener Heeft de partner kracht in beide lag© kleuren, dan geeft hij dit te kennen, door de opener in de gekozen kleur té steunen, zijn 3 S. A. antwoord af te nemen met de tweede nog niet geboden lage kleur. Enkele voorbeelden, overgenomen uit de Telegraaf. S. a. x. x. x. N. s- 9. x. X.X.X, H. v. b. x. q H. h. x. x. x. R. h. x. x. R. a. x. K. h. v. x. K. a. x. x. W. had gegeven en waren W/O niet kwetsbaar, zoodat W. met 1 S. A. vol gens Culbertson-systeem moest openen bij gebrek aan een te bieden kleur. O. kan nu volgens de oude methode niet anders antwoorden dan met 3 S. A., omdat hij eveneens geen biedbare kleur heeft en toch kan berekenen, dat in beide handen tezamen ongeveer 5i vaste slag zitten. Volgens de nieuwe conventie moet hij nu echter 3 K. bieden, hiermede den opener verzoekende een ev. vier- kaart in een hooge kleur te bieden. W. antwoordt nu met 3 S., waarna 0.j de bieding sluit met 4 S. Ér is slechts] één mogelijkheid dat het spel in 4 S,j niet kan worden gemaakt, daarvoor! moeten de 4 ontbrekende S. op één! hand tegenzitten. 3 S. A. heeft echter veel meer ver- lieskansen, deze worden altijd verlo ren als met R. wordt uitgekomen en de verdeeling van de S. niet 2—2 is. S. a. x. fj. S. h. 10. x. x, H. h. v. w n H. a. 10. x. x, R. h. b. x. x. u* R. a.v. K. a. v. x. x. x. Z. k, h. b. x. O. heeft gegeven en W/O zijn kwets, baar. O. heeft geen biedbare kleur,j maar door zijn 4 honneurtrekken moet hij openen met 1 S. A. W. moet nu kracht aangeven, zo<w dat zijn antwoord niet 2 maar 3 K. is.; Daar echter volgens de nieuwe con ventie werd gespeeld, ging O. van het standpunt uit, dat hem verzocht werd zijn ev. vierkaart in hooge kleur te noemen, zoodat deze 3 S. antwoordde,; om later nog 4 H. te kunnen bieden/ W. bood nu 4 R., hiermede te kennen1 gevende, dat zijn bod in K. echt was en dat hij ook in R. kan spelen, indien de opener kan steunen, maar dat zijn K. langer, in elk geval sterker zijn dan zijn R. Nu wist O., dat het spel in K, te spelen was en dat slam mogelijk heden niet zijn uitgesloten, zoodat hff vervolgde met 4 S. A., te kennen ge vende 2 azen en een heer van één def geboden kleuren, waarop W. niet anj ders kon antwoorden dan 5 S. A., om dat hij de andere 2 azen had. De beslissing of 6 of 7 K. moet wor den geboden is nu aan O., die kan na gaan, dat er zeer zeker 12 slagen in het spel zitten, omdat W. niet anders kan hebben dan 5 K. en 4 R., die met zijn eigen kaarten in die kleuren allen gemaakt kunnen worden; er blijven dan nog 4 slagen over, waarvan t>e' kend zijn S. a. en h., en H. a., zoodat slechts 1 slag twijfelachtig is. Heeft nu W. s. v., H. h. of 6 K. in handen, dan is groot slam altijd te maken, verder is het ook nog te maken, indien n.1. Eoe, gesneden kan worden, indien W. 111 handen heeft S. b. of H. v. b., zoodat de kans op 7 maar moet worden gen°" men. Neemt O. echter het zekere voor het onzekere en biedt hij slechts 6. dat is de eindbeslissing aan W., die echter uit de opening van O. 4 honneurtrek ken afleidt, tezamen met zijn vaste slagen kan de tegenpartij dus niets hebben, zoodat deze dan 7 moe+ zeg gen. N. P. S. De oplossing van het probleem van Niemeyer en Weenink is 1 Pg'- Er dreigt nu Lb7: en Te4f. Wil zwart dit voorkomen, door na Lb7: of Td5 ot Ld6 te spelen, dan geeft het paard mat. Zwart speelt dus »bij voorbaat* Lg8 of Th5. Er volgt: Lg8, Td7f of Th5, Le4f. De oplossing van het probleem van Bunting is 1 Lf5, waarna Pd5+ dreigt. Na Pe3 komt De4f, na Pc3 kan Dfl :f- W. von Holzhausen. Armee Schachzeitung 1906. Waarom ergert U zich zoo? Wat? Een heele gulden betaal ik om zulke schilderijen te mogen bekijken? Troost U zich. Het heeft den schil der twintig gulden gekost om ze te moaen tentoonstellen Ferdinand, kan je me zeggen, wat onze voorvaderen gedaan hebben, voor waren? electriciteit uitgevonden neer! Zij... zij... zij,., bespaarden, me- Eindspel van C. Blankenaar, Rotterdam. Zwart 4 schijven: 4, 5, 8, 10. TV it een schijf op 44 en een dam op 3. Zwart speelt en wit wint. Probleem van G. Avid. (Express du Eidi). 12 3 4 Zwart 2, 3, 8,11,12,14,17,19, 21, 25, 26. Wit 22, 23, 28, 32, 35, 37, 38, 40, 41, 43, 47. Wit speelt en wint. Een zeer eenvondig vraagstuk, doch met een mooien stand. „Pietersen noemde mij een oplichter. Zou ik hem wegens smaadschrift aan klagen?" „Ik zou 't niet doen als ik je was!" „Zou jij geen aanklacht indienen als je een oplichter genoemd werd?" „Jawel, maar dat is niet hetzelfde!" Om den d uk op b7 tr verminderen. 17 Lob 18 Ivg2: ab6 19 Dc2 Ted8 20 f3 Td6 21 Tf2 Tad8 Wit dreigt mat 40 Kh3 Da7 41 Df8+ opgegeven. Na Dg7 volgt g5f. Dr. P. FEENSTRA KUIPER. Wit begint en geeft mat in drie zetten. Wit: Kd3, Dg5, Lc3, pi f3 en h6. Zwart: Kfl, pi f2, f5 en h7. De volgende partij is eveneens uit het tournooi te Zurich en bewijst de nog steeds geduchte kracht van den ouden Dr. Lasker. Lasker d4 Ci Pc3 Henneberger Pf6 e6 Lb4 De Nimzowitsch variant. 4 Pf3 Lc3 Pf3 wordt door Bogoljubow aanbevolen. Hij deed er echter tegen Nimzowitsch in Karlsbad 1929 slechte ervaringen mee op. 5 4 bc3d6 N. speelde b6 en Lb7. 6 g3 00 7 Lg2 De7 8 La3 Pbd7 9 Pd2 e5 Wit gebruikt het weglaten van b6 en Lb7. 10 0-0 Te8 11 e3 c5 Om c5 van wit te beletten. 12 Tbl Pb6 13 dc5: dc5: 14 Tb5 Ld7 c5 is verloren. 15 I c5De6 16 rl Lc6 Wit versterkt d2. 22 Pe4 23 De4 24 T4b2 Na De5: volgt Te8, gaat verloren, f6 zwakking. 25 c5 26 Tb7 27 g4 g4 is tegen f5. 28 c4 Nu volgt de aardige zet 29 Tb8Kg7 Sterker lijkt f5, Dd3Tb8enz. 30 Td8Td8 31 Tb2 Kh6 Een dubieuze schuilplaats. Pe4: Dd7 f6 Df4, Tf6 en e3 blijkt een ver- bc5: De6 Td3 Tg2 :f Da6 Da2 :f

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 12