ZATERDAG 15 SEPTEMBER l°A
Hoe de haas aan
staartje kwam.
zijn
Jakhals speelde hem een poets
JgjERT,,
Beste jongens en meisjes.
Nou, beste jongens en meisjes, daar
ben ik weer. Wat treft die mijnheer de
Kindervriend het, met het weer, hè?
Hij maakt een reuzefietstocht, ik geloof
heelemaal over de Veluwe. Nou, en dan
moet je mooi weer hebben, hè? Geluk
kig, iederen dag schijnt de zon weer, ik
geloof, dat het alleen den eersten dag
heeft geregend. Ik denk, dat hij jullie
straks wel van zijn tocht zal vertellen.
Wil ik jullie nu eens vertellen, waar ik
zelf met de vacantie geweest ben? In
Velp. Zie-je, ik kende de streek daar
een beetje, als jongen heb ik er veel
gezworven, en ik wide haar nu graag
eens terugzien. O, 't is daar zoo mooi!
maar 't is heel anders dan hier. Je
hebt daar natuurlijk geen zee, dat we
ten jelui, maar je hebt er heel veel
bosch en hei. Nou, de hei kennen jelui
wel, en och ja, de bosschen ook wel.
Maar zulke mooie boomen als daar
krijg je toch niet altijd te zien. Als
je van Velp naar Zutfen gaat langs den
IJsel, kom je voorbij het dorp de Steeg.
Daar begint een groote laan, de Mid-
dachter Allee noemen ze die, omdat die
laan indertijd aangelegd is door den
eigenaar van 't kasteel Middachten, dat
daar in de buurt ligt. De Middachter
Allee, dat is een van de mooiste lanen,
misschien wel de mooiste, van Europa,
ten eerste om de prachtig hoog-opgaan-
de boomen en ten tweede omdat hij een
half uur lang is (loopen dan natuurlijk).
En over heel de lengte staan de boo
men er in dubbele rijen, dus je hebt in
het midden een breeden weg en ter
weerszijden nog weer lanen. Tegen
woordig zijn er prachtige auto- en fiets
wegen doorheen gemaakt. Als jelui
groot bent, moet je daar toch eens
gaan zien. En wandelen, dat je daar
kunt! Alles is er even mooi, je hebt
er prachtige vergezichten, ik zou de
heele Jutter er vol over kunnen schrij
ven, als ik het allemaal vertellen zou.
Maar van één ding moet ik je toch
nog vertellen, ik heb heele jonge aap
jes gezien en ijsberen en nog veel meer
dieren. Dat was niet in Velp, hoor! Dat
was in Arnhem, in Burger's Dieren
park. Wie van jelui is daar wel eens
geweest?
't Is er fijn, hoor, met lijn één
Rijd je er voor een dubbeltje heen.
De kleine aapjes waren precies
kleine jongens als ze omhoog klom
men. Alleen d'r ooren stonden wat ver
van het hoofd. En de kleine jongens
hebben een broekjeaan, of ze onder
dat broekje ook zoo rose waren als die
aapjes, weet ik niet, ik denk het niet.
En grappig, dat ze deden! Die ijsberen
hadden het zoo warm, kassian! Lang
uit Jagen ze op de steenen van hun
„buitenverblijf" zal ik maar zeggen, en
ze waren te lui en te loom om naar de
appels en de nootjes te zoeken, die de
menschen in hun hok smeten. D'r
waren toch zulke prachtige vogels, als
ik al die kleuren zou beschrijven, zou
je zeggen: die raadselmijnheer schept
°P-En toch is het heusch waar.
O ja, dan was er ook een leeuw. Maar
weet je wat het leuke was? In zijn hok
was tevens een hond. Toen wij er bij
stonden, lag de leeuw te slapen', maar
de hond keek ons pienter aan alsof
nij zeggen wilde: wat zeggen jullie
daar wel van? Nu zul je vragen: was
die leeuw dan niet veel grooter dan
die hond? Nou of-ie! En toch waren
ze de beste vrindjes, de leeuw deed
hem geen kwaad. Zie-je, toen die leeuw
nog heel erg klein was, is z'n mammie
doodgegaan. Toen zaten de heeren van
dien dierentuin er mee, want het kleine
leeuwtje was nog net zoo klein als
jelui kleine broertje of zusje, dat nog
de borst krijgt van moeder. Toen heb
ben ze een hondenmoeder gehaald en
die heeft het kleine leeuwtje gevoed. Is
dat niet leuk? Die jonge leeuw is toen
heel hard gaan groeien, zoodat hij al
heel gauw veel grooter was dan de
hond. Maar ze zijn altijd de allerbeste
vrienden gebleven, en de leeuw paste
erg op, dat hij het hondje geen kwaad
deed. Leuk hè?
Dus, denk er om:
Gaan jelui naar de Middachter Allee,
Vast en zeker ga ik weer met jelui mee!
Ook met de Arnhemsche tram van Lijn één,
Wil ik wel weer eens naar het Dierenpark
heen!
Misschien, dat de Kindervriend jelui
ook een massa te vertellen heeft van
zijn tocht, ik houd dus maar op en zal
eens de bus leegschudden met de
briefjes.
Daar is al dadelijk Rika Sinnige. Die
heeft me daar een week bij haar tante mo
gen logeeren. Dat was een prettige week, die
ze gehad heeft, schrijft ze. Wat een wonder!
dat was een boerderij, en kunnen jelui iets
heerlijkers bedenken dan een boerderij? Vroe
ger, als jongen, hadden wij ook een soort
boerderij. Mijn vader was hoofd van een
groote dorpsschool en wij hadden een gewel
dig huis met een kolossalen tuin er bij. Varj
alles hadden we in dien tuin: bessen in aller
lei soorten, appels, peren, pruimen, kersen,
abrikozen, frambozen, groenten in allerlei
soorten. En verstoppen, dat je je er kon! Een
geit hadden we ook en een varken!
Lientje Warmerdam heeft op school ook
al de nieuwe spelling geleerd, zooals - ze
schrijft en die is doodgemakkelijk. Jawel,
Lientje, dat kan nu wel waar wezen, maar
zelfs minister Marchant schrijft „moed" met
een d en niet, zooals een zeker meisje, met
een t. Of zullen we maar aannemen, dat je
pen is uitgegleden? Fijn is het, dat je nog
een jaar de zevende klas doorloopen mag.
Klaas Blokker. Jouw briefje zal ik den
Kindervriend laten lezen, Klaas, want voor
hem, is het eigenlijk bestemd. Fijn, dat je het
boek mooi vond.
Geertje Putting. Ha, die- Geertje! die
schrijft al heelemaal in de nieuwe spelling,
„met frisse moed" en zoo Ik kan niet be
loven, Geertje, dat ik het ook zoo mooi en
zonder fouten doe, want toen ik jongen was,
had ik een meester, die was verschrikkelijk
streng op al die n's en die oo's en die ee's.
Zie-je, dat was mijn eigen vader, en ik had
in de klas niets niemendal bij hem te ver
tellen.
Marie Leys, Rotterdam. Leuk, dat je die
Annie Jansen in de Bijenkorf zag. Ja, Nieu-
wediepers zie je in alle plaatsen van 't land
en ook wel in het buitenland. Me dunkt ik
moest langs dezen weg maar aan Annie Jan
sen vragen wanneer ze jarig is en dat Marie
Leys haar een kaart wil sturen. Annie kan
dan wel aan den Kindervriend antwoorden.
Fransje van Engel. We heeten je welkom,
Fransje, je raadsels waren goed, dus dat was
dadelijk al een goed begin. Wat mooi papier
heb je!
Jan Blokker.
Maar Jan, maar Jan,
Hoe kom je daar nou an?
Dat schrijft nog eenvoudiger dan minister
Marchant.
Jan wil graag meedoen met oplossingen.
Dat is prachtig en we heeten je van harte
welkom, Jan. Maar minister Marchant wil
niet hebben, dat je het aldus schrijft: „wil
nu zelf medoen met oploze". Dat is al te
eenvoudig!. Zul je erom denken?
Joop van Bommel. Ja, Joop, je mag de
nieuwe spelling ook in je briefjes gebruiken.
Maar wijzelf....
Och, onze oude hoofden kunnen het niet
meer leeren,
Of je nu voortaan schrijven moet raadsel-
mijnheeren of mijnheren,
En of je met booten dan wel met boten op
de zee gaat varen,
Je blijft lekker schommelen op de baren.
Tony Sinnige houdt voorloopig de oude
spelling nog aan. Ze. beklaagt zich dat ze niet
met Kindervriend II kennis, heeft gemaakt
en nu niet weet wat ze schrijven moet. „Als
we met u ook eens zoo'n fijn reisje maakten
als met de andere Kindervriend naar Texel,
dan hadden we kennis met u ook gemaakt.
Zou dat niet aardig wezen?" Nou, en of,
maar reisjes naar Texel liggen niet maar
zoo opgeschept.
Ongeteekend briefje. O, o, en nog foutieve
oplossingen ook! Weer een van die Texelaar-
tjes, die het daar zoo fijn vonden.
M. van Horik. Keurig geschreven, van
een meisje, dat nu de Zusterschool afgeloo-
pen heeft. Maar ze mag toch iederen Zater
dag nog een boek komen halen uit de biblio
theek, heeft de zuster gezegd. En nu schrijft
ze uit zoo'n boek een versje over, dat be
trekking heeft op de Heldersche Courant.
Leuk, hè? Ik schrijf het voor jelui af; 't is
Uit een „Engelenbewaarder";' de roomsche
kindertjes weten wel wat dat is. Daar staan
alerlei leuke foto's in met versjes uit heel
Nederland. Hier is dat van dé Heldersche
Courant (het portret van Zus, die de krant
leest, stond er bij, is dat niet aardig?) 't Is
een meisje, dat in een groote Crapaud zit.
Moeilijk woord, crapaud, hè? Weet je wel
wat het beteekent? Pad, dat is vanwege het
model van die stoelen.
Maar nu wat anders: je oplossingen waren
niet goed, zooals je ziet. Jammer, hè? Vol
gend maal beter.
Cor Wisse.
Wat kan een Kindervriend zich toch vergissen
Door te denken, dat je een opstel kan maken,
Terwijl je 'm beter met boomklimmen kan
raken.
En jé raadsels warén bók'foutief,
O m'n armé Corrie-lièf! ;-
Maar je hebt een keurigé hand van schrijven",
En we zullen hopen, dat dat zoo mag blijven.
Er zijn nog een paar meisjes, die
aardige briefjes stuurden, maar jam
mer genoeg met foutieve oplossingen.
Enfin, we gaan nu vol moed weer den
winter tegemoet (kijk, dat rijmt ook al
weer!), maar dit mooie weer willen we
nog lang houden, hè? Volgende week
is de Kindervriend er weer! Ik neem
dus nu weer afscheid van jelui, jon
gens en meisjes. Ik hoop, dat de raad
sels niet al te moeilijk zijn. Dag!
ZUS LEEST KRANT.
(Ingezonden door M. van Horik.)
k Zit graag altijd te lezen in de „Heldersche
Courant",
Zoo blijf ik op de, hoogte van 't nieuws in
stad en land,
Van ongelukken, branden, 't nieuws van
oorlog en van vreê,
En hoe het staat geschapen met 't werk der
Zuiderzee.
Ook lees ik de reclame's en de advertenties
door,
Dus als je mij wilt foppen, moet je heel
vroeg opstaan hoor!
Hè kük, 'n dienstaanbieding,
Ja, die staan er altijd in,
Ik ga ze gauw eens lezen,
't Is misschien iets naar mijn zin.
„Gevraagd 'n zeer net meisjes.
„Uit de brave burgerstand,
„Niet boven-vijf en twintig
„En 't liefst wat bij de hand
Nou van die vijf en twintig
Ben 'k twintig nog vandaan.
Zeer net, nou hoor, dat ben ik,
Dat ziet iedereen mij aan.
En dat ik ook 'n meisje ben,
Heel flink en bij de hand,
Dat kun je makk'lijk snappen,
Want ik lees al in de krant.
Maar 'k lees nu even door of k nog wat
anders zie,
O ja, daar is er een: „Gevraagd *n juf-
frouw, die
Heel rap in typen is en in stenografie,
Bekend met Fransch en Duitsch." Nou', 't is
n0S al niet mis.
Da s dus voor n kantoor! Geen kostje naar
mijn zin,
Dat typen heel den dag' 'k Bedank er
- feest'lijk voor.
k Word liever schooljuffrouw,'dan juf op
"a kantoor.
DE STAARTENWINKEL
door
JOY VAN ESPEN-NELCK.
(Slot).
De daarop volgende dagen wP,f)l
besteed aan het inrichten van T
staartenwinkeltje. Toen werd er j!'
kend gemaakt, wanneer de winkel 7
opend zou worden en alle dieren
ren nieuwsgierig, hoe ze er met
staart zouden uitzien!
Luister eens, zei Haas op zekeren
avond tegen zijn vrouw, morgenoch
tend maakt Jakhals zijn winkel open
en nu ga ik vannacht in de buurt sla
pen, zoodat ik morgen het eerst er bij
ben, om een van de mooiste staarten
te koopen! En floepWeg Tas
Haas.
Toen Jakhals dien morgen den nieu-
wen winkel opende, was Haas de eer.
ste, die binnenging. Naar kleine staart-
jes keek hij niet eens. Hij zoeht het
grootste uit en paste het eene staartje
na het andere aan! Er was onder an
dere een vreeselijk groote pluimstaart
bij, die haast driemaal zoo groot was
als Haas zelf. Daar had Haas geweldig
zin in! En Jakhals moedigde hem aan
en zei, dat de staart prachtig paste!
Haas betaalde de staart, Jakhals zette
die aan en weg was Haas, den winkel
uit, trotsch als een pauw.
Nadat hij een klein eindje geloopen
had, bemerkte Haas, dat de lange
staart verschrikkelijk zwaar was.
Hardloopen en springen kon hij er
heelemaal niet mede! De andere die
ren, die op weg waren naar het win
keltje van Jakhals, verwonderden er
zich over, dat hij vandaag zoo voetje
voor voetje liep; maar Haas hield ziek
goed en liep trotsch voort. Toen
hij thuis kwam, was hij doodmoe en
zijn vrouw vroeg verwonderd: Waar
om heb je zoo'n vreeselijk groote staart
gekocht? Je zult daar nooit mee-weg-
komen!
Ha, zei de Haas, let maar eens op!
Ik wil nu eenmaal niet, dat de andere
dieren mooier staarten hebben dan ik!
Maar daar heb je gelijk in...een
beetje zwaar en hinderlijk is die staart
wel!
Den volgenden dag ging Haas eens
een bezoek brengen bij Oom Hond, on
daar met zijn nieuwe staart te pron
ken! Oom Hond had Haas al va:
verre zien aankomen en schaterde vat
den lach. Want Haas, die gewoonlp
lustig over den weg sprong, sleep»
zich nu moeizaam voort, gekweld dw
een reusachtige staart, die achter
aan bungelde!
Ach, beste neef Haas, lachte
Hond, wat doe je toch met 'die rn®'
sterachtige, reuzenstaart? Je zult F
zelf er nog eens aan ophangen! Jat'
hals vertelde me, dat je zoo g
hebt, maar dat het zóó'n geweldig
was, had ik niet kunnen vermoede
En Oom Hond lachte, tot de tras
langs zijn snuit liepen. Haas erg«r
zich in stilte, maar liet niets blp®
Neen hoor, zei hij tenslotte,
staart is niets te groot voor mi]>
Hond!
Ja, zei Oom Hond, die oude
is toch maar een slimmerd. Maar
ben heel tevreden over de staart,
ik gekocht heb! Die is niet on§f:r'L
kelijk en toch kan ik er fijn de vlieg
mee wegjagen en kwispelen, als m
bekende ontmoet. M
Nog een poosje zaten beide tezam
bij het huis van Oom Hond en Pra
over koetjes en kalfjes. Oom Hondv
telde, dat hij dien morgen langs
v