PAG. 8
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1934
'T JUTTERT.1P
'WW, Wh
m. ww. ww. y//M.'WW>
^'y/m "wd '''Wék
De proef.
De oplossipg van het probleem van Levie zal ik de volgende week geven.
F. von Wardener
Deutscbe Schachblatter 1934.
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
Wit: Kdl, Db5, Tf4, Lf5, Pd4 en f2, pi d5, e2, g3 en g6.
Zwart: Ke3, Ta3 en c5, Lel en fl, Pf7 en h2, pi a2, a4, d6, d2 en h3.
Van de volgende partij werd het eerste gedeelte (per correspondentie) gespeeld,
terwijl mijn tegenpartij zich als leider van een astronomische expeditie in Kenya
(Afrika) bevond. Na zijn terugkeer te Leiden werd ze eveneens per corres
pondentie beëindigd.
Dr. P. Feenstra Kuiper Dr. C.H. Hins
1 Pf3 d5
2 c4 dc4:
Ook d4, gevolgd door b4 van wit wordt
veel gespeeld.
3 Pa3 Dd5
Volgens Reti-Janowski New-York 1924.
J. antwoordde Pf6.
4 Da4f Ld7
5 Dc4Dc4:
6 Pc4: f6
Om zich in het centrum te handhaven.
Toch lijkt het mij niet sterk toe.
7 d4 b5
belemmert de looper d7.
8 Pcd2 e6
9 g3 Ld6
Misschien was e4 voor wit beter.
10
11
12
13
14
15
16
17
Lg2
0-0
b3
Lb2
Pd4:
Tfdl
Ld4:
Le3
Pc6
Pge7
eö
ed4
Tb8
Pd4:
Pc6
aö
Beter was misschien Lc6 en La7
Wit wilde twee loopers houden.
18 Pe4
19 Tacl
20 Pc5
Beter Pd6:
21
22
23
24
25
26
27
f4
Ld4
Lc5:
La7
e4
Lc5
Td5
Ke7
Pe5
Lc8
Pd7
Pc5:
Ld7
Tbd8
The8
Lg4
Lc5
29
30
31
32
33
34
e5'
Tdl
ef6:
Tc6 :f
Te6
Lfl
Tdlf
Ldl:
Kf6
Te6
Ke6
Lc2
Na b4 volgt Ld3 en wit heeft beter
spel.
35 Lb5Kd5
Kan wit nu dit eindspel winnen
Er volgde:
36 Kf2 Kd4
37 g4 Lbl
38 a4 Lc2
39 Lc4 Ldl
40 Kg3 Ke4
41 h4 h5
42 g5 Lg4
43 b4 Kd4
Het kritieke moment.
44 ba5Kc4
Remise.
De volgende variant geeft dit aan
Na c6 kan Td6:, Td6; en Tdcl.
08 Tdc5c6
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
a6
a7
f5
Kf4
g6
Ke5
a5
a6
Kd4
Kc5
Kb6
Wit had Kg4 verwacht.
56
57
58
59
Kc7
Kb8
a8D
Ka8
remise.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER.
Le6
Ld5
Kc5
Kd6
Ke7
Lg2
Lhl
Lf3
Kf6
Kf5
Ke6
Ke7
Kd8
La8:
Kc8!
AU«* betreffende deze rubriek te
adr«H*»ww-. aan:
G. L. GORTMANS,
61 Sinclair Road. Flat 2,
Kensington, London W. 14.
Oplossing Eindspel Blankenaar:
Zwart 2 schijven op 1 en 21
Wit 2 schijven op 35 en 37.
1
1—7
2
35-30
7-12 A
3
30-24
12-18
4
24 19
18-22
19-13
22—28
6
13—8
28-33
7
8—2
33-39
e
2—16
21-26
9
16—49 en
wint.
Eindspel van C. Blankenaar.
12 3 4
6
16
26
36
46
5
15
25
35
45
47 48 49 50
Zwart 2 schijven op 7 en 33
Wit 2 schijven op 17 en 26 en dam
op 41.
Zwart speelt en wit wint.
Een der keurige miniaturen van den
grooten eindspelkunstenaar.
Probleem van A. A. Polman.
mp hf
HBt 'tftk
Zwart 8 sch.: 6, 8, U/14, 19, 20
Wit 8 sch.: 17, 22, 29, 30, 33, 34,40, 48
Een opvallend schoone bewerking
van een bekend systeem.
PARTIJ
Rotterdam, 9 Augustus 1934.
Gespeeld voor het kampioenschap van
Z. Holland
C. R. Tybout Jr.
H. O. de Kroes
v. d. Zanden.
1
32—28
20-25
37-32
15-20
3
41—37
10-15
34—29
5—10
5
29—23
18X29
33X24
19X30
7
35X24
20X29
28-22
17X28
9
32X34
14-19
37-32
10—14
11
46—41
12—18
39—33
7—12
13
44-39
11—17
41—37
6-11
15
50-44
1-6
33—28
17-21
17
39—33
21-26
31—27
14-20
19
44—39
20—24
40—35
9—14
21
49-44
24-30
35X24
19X30
23
34—29
30-35
45—40
14—19
25
37-31
26X37
42X31
4—9
27
47—42
19-24
29—20
25X14
29
40—34
14—19
42-37
11—17
31
27 -22
18X27
31XU
16X7
33
36-31
7-11
31-27
11—16
35
34—29
15—20
37—31
20—25
37
39-34
12-18
43-39
8—12
39
48-42
12—17
42—37
17-21
41
31—26
2—7
26X17
18—23
43
29X18
13X42
38X47
3—8
45
34—29
19-24
29X20
25X14
47
33—29
7-12
29—24
12X21
49
28-23
8—13
39-34
6—11
51
34-30
13-18
23X12
9-13
53
30—25
21—27
32X21
16X27
55
47-42
27—32
12—8
13X2
57
24—20
2-8
20X9
8—13
59
9X18
11-16
18-13
16-21
61
13-9
21—26
9-4
32—37
63
42X31
26X37
Rem.
A. 221-27
3 30-24 7-12
4 24-19 12—18
5 19—14 18—23
6 14—9 23-29
Op 23—289—3, 27—3137X26
28-33; 3—25, 33-38; 25—48 w.w.
7 9-3 29—33
Op 29-34; 3—25, 34—40; 25-39,
4045; 39 50 w.w.
8 3—25 33-38
9 25—48 38—42
10 48-34 42X31
11 34 23 en wint.
Op zekeren dag maakte een we
reldberoemd violist een visite bij
Cbarle.y Chaplin in zijn studeerkamer,
en toen hij daar de viool van Charley
zag liggen, vroeg hii na een poosje of
hij de toon van de viool eens mocht
probeeren.
„Natuurlijk", zei Charley Chaplin
glimlachend", tenminste als U mün
instrument kan bespelen."
De beroemde violist keek hem ver
wonderd aan eh zei toen:
„Natuurlijk kan ik Uw instrument
bespelen."
Hij nam de viool uit de kist en wil
de hem onder den kin vasthouden, doch
dat lukte hem niet.
Lachend boog hii voor Charley
Chaplin en zei: „Ik geef me gewon
nen, op Uw instrument kan ik niet
spelen."
Charley Chaplin is links en heeft
een viool laten bouwen, die precies
andersom is dan een voor menschen
die rechts zijn.
COMTRftCtBRIBCË
DE ZEKERSTE WEG.
Culbertson heeft niet alleen zijn we.
reldbekend en het meest gespeelde
biedsysteem ontworpen, doch heeft
ook op het gebied van afspelen wijze
lessen ten beste gegeven.
Zoo beweert hij bijvoorbeeld bij de
volgende kaartverdeeling: Zuid (spe.
Ier) a. v. 8. x. x. en Noord b. x. x. x~
van dezelfde kleur, dat men deze'
kleur moet aanvallen met den boer en
niet met een kleintje zooals algemeen
gebruikelijk.
Door op deze wijze te spelen kan in
die kleur alleen dan 2 slagen worden
worden verloren, indien de overige 4
kaarten, dus h. 10. 9. x. bij West zit
ten in alle andere gevallen wordt in
die kleur ten hoogste 1 slag verloren
terwijl ook de kans alle slagen in dié
kleur te maken niet gering is.
Zelfs indien de 4 missende kaarten
bij Oost zitten wordt dan toch niet
meer dan 1 slag verloren; andere ex
perts vinden deze speelwijze een na
deel, omdat het mogelijk is, dat de
heer bij West sec zit en dan toch
wordt gemaakt, doch eigenlijk is dit
geen nadeel, omdat in dat geval Oost
in die kleur geen slag kan maken.
Indien de boer wordt voorgespeeld," zal
Oost, indien deze h. 10. x, of h. 9. x. in
handen heeft, zijn heer spelen, om'de
kans met zijn 10 of 9 een slag te maken
te vergrooten.
In onderstaand spel vindt" men de
toepasing op deze wijze van spelen:
S. a. 10.
H. b. 7; 4. 3. -
R. a. v. 4. 2.
K. b. 9. 2.
S. h. b. 8. 4. 2. S. v. 9. 7. 5. 3.
H. WD 10. 9. 6.
R. 8. 7. 5. VN R. b. 9.
K. v. 7. 6. 5. 3. Z. K. a. 10
S. 6.
H. a. v. 8. 5. 2.
R. h. 10. 6. 3.
K. h. 8. 4.
Zuid had gegeven.en moest met deze
kaarten een contract van 4 Harten ver
vullen.
West kwam uit met R. 8, en toen de
kaarten van den blinde opengingen rea
liseerde Zuid, dat hij waarschijnlijk 2
slagen in Klaveren en ook 1 in Harten
moest verliezen.
Hierdoor mocht hij dan ook geen en
kel risico nemen van het verliezen van
2 slagen in Harten, in welk geval hij
down zou gaan.
De eerste slag liet hij in den blinde
nemen met R. aas, waarna hij direct de
Harten aanviel met H. b. en niet met
een kleintje.
Oost speelt natuurlijk zijn heer, die
in Zuid met het aas werd genomen;
West bekende niet en nu had Zuid de
zekerheid, dat door zijn speelwijze
slechts één slag in Harten kon wor
den verloren.
De blinde werd weer aan slag ge-
bracth met R. vrouw, waarna de 2de
ronde harten volgde, Oost speelde de
9 en Zuid liet dezen slag aan Oost.
Doordat S. aas op tafel ligt, heeft O.
slechts een geringe kans om W. aan
slag te kunnen brengen, de eenige mo
gelijkheid is, dat hij K. heeft. Zou dit
de heer zijn, dan is het eenvoudig,
doch hieromtrent heeft hij geen zeker
heid. Hij probeert nu Zuid te mislei
den en trekt K. 10, Zuid weet niet
waar het aas zit en twijfelt dus of hij
den heer zal spelen. Hij besluit echter
het wel te doen, want indien W. het aas
niet heeft, dan kan deze, als de heer
niet wordt gespeeld, met de vrouw aan
slag komen; natuurlijk zal hij dan R-
natrekken, waarin O. een renonce
heeft, hetwelk aan W. werd meege
deeld door eerst den boer en daarna de
9 te spelen, bovendien komt hij niet
in de gevraagde kleur terug.
Heeft W. het K. aas wel, dan is het
spel toch altijd verloren, doch nu kan
Zuid aan zijn contract voldoen door den
blinde nog eens met S. aas aan slag te
brengen en weer Harten te trekken,
die nu allen door Zuid worden ge*
maakt.
N. D.
Pianotoetsen, die verkleurd zijn, wrijf'
men in met een doekje, gedrenkt in spiri
tus of waterstofsuperoxyde, daarna, wan
neer de toetsen droog zijn, nawrijven
een zijden of flanellen doekje.