Raadsels II TOM DE NEGERJONGEN I <T .1UTTERTJE ZATERDAG 20 OCTOBER 1934 PAG. 7 De vliegende spiraal. Een bezoek aan Vlinderland Broertje op het Vlinderbal Wopsie krijgt een standje Uit onzen lachsproeier. Nieuwe Raadsels. ..ren trek, krijg ik wel eens een lab- I der "ai b6w 3 kom je hier zoo verzeild en waar *r°je naar toe vroeg de jongen zijn mar ine recht over den kop streelend. a naar Maastricht, zei Wimpie. „,e gaan ook naar het zuiden met de oonwagen, licht de jongen in. Waar wonen jullie dan eigenlijk, vroeg «fjmpie n- Ja »s ik dat wistzei de 3°nSen houderophalend. Wy wonen overal en 30 g-eris. Meest worden we door de politie "«wacht en die zeggen hoe eerder jullie hoepeien hoe liever. Hier vlak in de buurt even buiten Breukelen, staat onze «tfoon wagen. Ik zou best met jullie mee willen trek- met de woonwagen op stap gaan. Met open mond van verbazing keek de aieeunerjongen Wimpie aan. Meen je dat, vroeg hij. En of, zei Wimpie. (Wordt vervolgd.) Een aardig papieren speelgoed Van twee strookjes papier, ongeveer 2 cm breed en 30 tot 35 cm lang, draai je een vaste spiraal waarvan de bovenein den, die even lang moeten zijn, uit elkan der staan, zooals de teekening dit aan geeft. Beide uiteinden krijgen een kleine vouw in de draairichting. Klim nu zoo hoog mogelijk, op een stoel b.v. en laat het vilegtuig omlaag vallen. Uit het ven ster is nog beter, dan glijdt het statig- draaiend omlaag. Een beetje lijm tusschen de strookjes geeft het geheel nog meer stevigheid. door ANNIE ROES Het was een heerlijke zomerochtend! In h.st aardige huisje aan het beekje heersch- te groote opgewondenheid want Broertje was zoek. E^n uurtje geleden had Jan hem nog bij ae vv&te'.put zien spelen en daar om dacht nu iedereen dat Broertje daarin gevallen was. Maar in den ouden boom die naast de put staat zongen de vogeltjes vroolijk en dat wees er toch heelemaal niet op, dat zij onraad hadden bespeurd. Terwijl men bezig was het water met veel haast uit de put te scheppen, liep Broertje met zijn korte, dikke beentjes achter een vlindertje aan, dat maar al verder vloog. Broertje probeerde het steeds weer te vangen, maar juist als hij dacht het eindelijk te hebben, ontsnapte het vlindertje en keek dan nog eens plagend om, of streek hem eens door zijn blonde krullen. Al struikelend sukkelde hij nog een tijd je achter het vlindertje aan, maar dit vloog al vlugger en vlugger en verdween tenslotte heelemaal uit het gezicht. „Broertje, wat zou je met me gedaan hebben, als je mij gevangen had?" Verschrikt keek Broertje om. Waar kwam dat fijne stemmetje vandaan? Op een bloempje aan zijn voet zag hij een prachtige vlinder met een heel lief ge zichtje, die hem vriendelijk toelachte. Broertje voelde zich wel wat verlegen, want hij wist eigenlijk niet, wat hij op de vraag van het vlindertje moest antwoor den. ..Ik ik weet het niet", stamelde Broertje, „maar vertel me eens, vlindertje, waarom je mij daarnet zoo plaagde?" „Oh!", zei het vlindertje, „dat was maar om je hierheen te lokken. Jij bent nu in Vlinderland en straks zal ik je aan de ko ningin voorstellen. Maar je mag niet ver geten een mooie buiging te maken, als je voor haar verschijnt, hoor!" Op hetzelfde oogenblik hoorde Broertje prachtige muziek, die steeds dichterbij kwam. Het klonk zoo fijn als van zilver klokjes en hij kon niet laten, vragend naar zijn nieuwe vriendinnetje te kijken. „Dat is het muziekcorps van de feeën, wat je daar hoort aankomen", vertelde het vlindertje. Feeënland ligt naast ons land en de feeënkoningin is nu, op uitnoodiging van onze koningin, op weg naar het feest toe, waar ik jou ook vanavond heen zal brengen. Maar nu zal ik je, voor we wat anders gaan doen eerst in een vlinder ver anderen, anders zou je een ongewenschte gast op het feest zijn. Eigenlijk begon Broertje zich een beet je anstig te voelen, maar toen hij het vroo- lijke gelach van het vlindertje hoorde, ging dat weer over. Zijn vriendinnetje nam hem nu bij de hand en bracht hem naar een klein plekje water. „Spiegel je daar nu eens in, en kijk eens of je jezelf nog herkent?" vroeg ze. Broertje kon bijna zijn oogen niet ge loven, want in het water zag hij de weer kaatsing van een prachtige vlinder. Op zijn hoofd had hij twee lange prachtige voelhorens, en ook schitterende, veelkleu rige vleugels ontbraken niet. Hij was nu recht in zijn schik met zichzelf, want hij wilde zijn mammie en pappie gaan verras sen met zijn mooi voorkomen. Hij wilde er maar meteen naar toegaan, maar toen hij omkeek merkte hij dat zijn vriendinne tje weer verdwenen was! Wat nu te doen? Welke kant hij moet heenloopen, weet hij niet. Gelukkig hoorde hij echter weer het welbekende stemmetje van zijn vriendin netje: „Hallo, Broertje, bij je niet erg ge schrokken?", vroeg zij een beetje plagend. „Lieve help, waar was zij nu weer?", vroeg broertje, en slaakte een zucht van verlichting. „Ik had mij achter een van die bladeren verstopt, om jou te doen schrikken", ant woordde Wepsie (dit was de naam van Broertje's vriendinnetje. „Maar, Broertje, jij moet niet kwaad worden, wanneer ik je eens een poets bak, want het is mijn gewoonte al mijn vrienden en vriendinnen af en toe eens te plagen". Het begon zoo langzamerhand tijd te worden, om naar het feest te gaan en Broertje werd hoe langer hoe meer opge wonden. Wepsie vond het te ver om naar het feest te loopen, en wilde ook niet dat haar vleugeltjes stoffig en moe zouden worden. Daarom moesten ze eerst een rij tuig zoeken, want Wepsie was heelemaal vergeten er een te bestellen. Maar daar komt oom Slak al aange kropen. „Och, oom Slak, als U naar het feest toe wilt gaan, loopt U voor niets, want de koningin heeft mij gestuurd om bekend te maken, dat het geen doorgang zal vin den. Een ondeugend lachje glinsterde in haar oogjes. „Ja, ja, Wepsie, jij denkt zeker, dat ik jou en je ondeugdende oogjes niet goed genoeg ken, om te weten, dat je een ouden man zooals ik weer voor den gek probeert te houden oom Slak. „Ach, oom, zoo ernstig heb ik het niet gemeend", antwoordde Wepsie. „Ik wilde oom juist vragen of hij mijn vriendje en mij op zijn breede rug wilde meenemen. Wij zullen ons erg licht houden. Als 't U blieft, oom?" vroeg zij met een honingzoet stemmetje. Natuurlijk gaf oom vriendelijk zijn toe stemming, en binnen drie seconden zaten Wepsie en Broertje prettig op den rug van oom Slak. Broertje had nu volop tijd om de omge ving eens te bekijken. Overal zag hij de prachtigste bloemen: rozen, viooltjes, ma deliefjes en nog vele andere soorten. Het leek of ze allemaal gezichtjes hadden, die hem vriendelijk toelachten. De zon begon nu achter de hooge berg toppen te verdwijnen, waarbij de lucht met prachtige kleuren geverfd werd. De bloe men stonden al op de feeën te wachten, die hun blaadjes moesten sluiten. Het feest was al begonnen, want Wep sie en Broertje vingen af en toe klanken op van muziek, die het avondwindje naar hen toedreef. Oom Slak sukkelde maar langzaam voort en Wepsie werd al onge rust, want zij wist dat de koningin er niet van hield, wanneer een van de dienares sen te laat kwam. Eindelijk kwamen zij aan het paleis, dat helder verlicht was door honderden vuur vliegjes. Zij klommen van oom Siak's rug af, bedankten hem en spreidden hun vleu geltjes uit om te vliegen. Zij daalden aan de voeten van de Vlinderkoningin. Broer tje was nog niet vergeten, wat Wepsie gezegd had, en maakte zijn mooiste bui ging. De koningin was echter een beetje boos. (Slot volgt). De grootsten. Piet wandelt een eierenwinuel binnen nvt een ondeugend lachje on vraagt: Hebt u voor mij 6 eieren, maar door zwarte kippen gelegd? De winkelier, die graag verknopen wil, zegt: Ik weet niet, welke eieren door zwarte kippen zijn gelegd, rnaar misschien kun je ze zelf uitzoeken. Piet: Zeker, kan ik dat. Hij gaat naar een mand en zoekt er zes van de grootste eieren uit. De winkelier doet ze in een zak en ter wijl Piet zyn geld neertelt, vraagt de win kelier hem: Waaraan kun je nu de eieren van zwarte kippen herkennen? Piet lacht eens en zegt: Ze zijn altijd de alergrootste. Oplossingen der vorige raadsels: I. Schoenen, want die vertrap je met je voeten. II. De scharen van een krab. IH. Neger, regen. Goede oplossingen ontvangen van:. Toon T„ Tini W„ Rika H., Dina W., Corrie P„ Tineke W„ Rietje W„ Zus W., Tonia S., Stientje B„ Fia van B„ Annie T., Annie en Pietje S„ Agatha K„ Johan en Cornelis L„ Lena van Z„ Nellie J. Sientje N„ Johanna K., Jac. P. N„ André W„ Nel N„ Lieny van L., Jantje LCor W., Ca- trientje L., Joop van B„ Marietje en Frans D., Catharina D„ Gerda G„ Jan B., Miep G„ Klaas B., Frans G„ Bertha H. Maartje S., Bram S. X Alle woorden bestaan uit 5 X letters. De middelste letters X vormen van boven naar be- X neden den naam van een klein X koningrijk. X Ie rij een boom. X 2e „komt in een sprookje voor X 3e een smakelijke (kleine) X knolvrucht. 4e rij een roofdier. 5e een maand. 6e een meisjesnaam. 7e een kruipend dier. 8e een familielid. 9e een naam van een verzameling vee, II. Mijn eerste deel vindt men in de velden van Afrika, mijn tweede in de zee en mijn geheel in een glazen kom. Ingezonden door: Geertje Putting. 201. Dat was alles al heel moeilijk voor Tom om te begrijpen. Hij dacht eerst dat hij ^otnde. Hoe kwam die kooi daar in dien ~°°m? Hoe kwam het dat hij zoo schuin. Tom brak zijn hoofdje met het r®adsel. 202. Kijk, daar zag hij hoe Pijl in een der touw enklom. Waarom zou hij dat doen? Hij wilde zeker eens gaan zien of hij die kooi daar boven soms los kon krijgen. Maar wat het gekke was, hoe hooger Pijl klom, hoe slapper het touw ging hangen. Tom vond het allemaal even raar. Het touw hing nu heelemaal in een bocht. 203. Ook Pijl zelf stond voor een raadsel. Hij klom en klom en het leek wel, of het touw van elastiek was. En de kooi ging hoe lager hoe schuiner hangen. 204. Leeuwentemmer en de beide andere mannen staken hun hoofden ook eens on der de schuif door en brulden naar boven dat Pijl maar liever naar beneden moest komen. En dat deed hij dan ook maar. Maar nu werd het touw hoe langer hoe strakker en ook kwam de kooi weer recht te hangen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 23