De Noord' en Zuid'Hollandsche maatschappij en de Heldersche honderd en tien jaar Redding- afdeeling Zegenrijke arbeid op onze kusten Een maatschappij van standing Ai Hoe in 't verleden „gered" werd Het beste materiaal moet voor onze mannen beschii baar zijn TWEEDE BLAD HELDERSCHE COURANT VAN ZATERDAG 10 NOVEMBER 1934. gevolgen van een stranding op de Heldersche kust De stranding bij Huisduinen. Op den 14en October 1824 strandde bij Huisduinen het Nederlandsch fregat „De Vrede". Pogingen om de schipbreukelingen in veilige haven te brengen, .eidden, helaas, tot een groote nationale ramp, want bij den tweeden tocht, die de redders naar het wrak ondernamen, sloeg de boot om en redders en schipbreukelingen vonden een jammerlijken dood in de golven, behalve één redder, die, als door een wonder, behouden aan wal kwam. Groote beroering en ontsteltenis ging door Nederland. In Amsterdam zamelde de heer Barend van Spreekens voor de slachtoffers geld in. Eerst beheerde hij de gelden zelf, in overleg met den heer Andries Korff te Den Heder, doch daarna werden deze overgedragen aan het „Huisduiner Fonds" voor Weduwen en Wee zen. De kas van dit fonds, opgericht door het Gemeentebestuur van Den Helder, onder voor zitterschap van den heer Korff, is later ge stort in de kas van de Noord-en Zuid-Hol- landsche Reddingmaatschappij Het reddingwezen was tot dusver geheel ongeorganiseerd. De ramp op de kust van Den Helder gaf de stoot, om tot een organisatie, één groote Nederlandsche organisatie te komen. Men stelde zich tot doel, langs de geheele kust doelmatige booten en reddingmiddelen be schikbaar te stellen, opdat het gevaar voor de redders zoo beperkt mogelijk zou worden. De ramp te Huisduinen was in hoofdzaak ge beurd, doordien de reddingspogingen waren ondernomen met een niet geschikt vaartuig. Hierin moest allereerst verandering komen. 11 November 1824, dus juist 1 10 jaar geleden. werd te Amsterdam de Noord- en Zuid- Hollandsche Reddingmaatschappij opgericht Waar Den Helder en Huisduinen als het ware vergroeid zijn met het Reddingwezen, waar wj) hier in 't barre Noorden zoo vaak van nabij het prachtige werk gade konden slaan, dat de honderdentien-jarige maatschappij voor de schipbreukelingen verrichtte, waar wij Wer de Koningen onder de Redders als helden vereeren, kan de Heldersche Courant bij dit jubileum niet volstaan met een paar korte regels dit feit te herdenken, doch meenen wij vandaag aan ons blad, als sympathie voor de Reddingmaatschappij een Jubileum-num mer te moeten bijvoegen. De Heldersche Courant, evenals eens het oude „Vliegend Blaadje" is immers zelf ver groeid met de zee. Haar jaargangen vormen op zich zelf een archief, waarin de roemrijke daden van de mannen, die met de zee een ver woeden strijd voerden, zijn bewaard voor het nageslacht. De oprichting van de Noord- en Zuid-Hol- landsche is wel een mijlpaal geweest! Vele eeuwen terug zag het er voor schip breukelingen, wier vaartuig op onze kust te pletter sloeg, niet erg gunstig uit. De kustbewoners vonden zoo'n ramp eenreusachtig buitenkansje en de Heer van de kuststrook was danig in zijn nopjes. Er was buit te halen. Er was iets te jutten! Zijn grootste zorg was, dat de schipbreuke lingen niet levend aan land kwamen, vooral, als zij konden vermoeden, dat aan boord pootige kerels waren en hun aantal groot genoeg was om 't tegen zijn onderdanen op te kunnen nemen. Een gestrand schip met alle lading werd zonder meer geroofd door de kustbewoners. Het was beter, dat zoo'n stelletje menschen maar zonder een kik te geven in de diepte verdween. Er loopen nu nog verhalen in Den Helder, dat honderden jaren geleden koeien,, met roode lantaarn aan den staart gebonden, over het strand liepen om schepen te lokken, ze door valsche vuren schipbreuk te doen lijden. Hoe dan ook, in die oude tijden werd iedere vreemdeling als een vijand beschouwd. Som migen zagen in een schipbreuk een straf van God. Diens wil mocht niet gedwarsboomd worden. Het redden van drenkelingen, aldus schrijft de heer H. G. J. Uilkens in een uit gave der Noord- en Zuid-Hollandsche Red dingmaatschappij, werd dan ook in die pri mitieve tijden als iets zeer afkeurenswaar dig beschouwd. Het bergen en zich toeëige- nen van goederen, uit gestrande vaartuigen, een des te begeerlijker werk! (sic.) In latere eeuwen werd er gelukkig meer menschelijk gedacht. Het staatsgezag was echter niet altijd bij machte, niet sterk ge noeg, om de Heeren van 't strandrecht eens flink de pen op den neus te zetten, 't bleef om 't met de Heldersche Jutters te zeggen, „Kouwe beenen"! De Dorus Rijkers in den storm. manning, dei alles in de puntjes moet onder houden. Hier is 't regelmatig en voortdurend oefenen! Deze menschen genieten vol salaris en zijn in vasten dienst van de Maatschappij. In zijn eenvoudig ingerichte kamer op een der bovenverdiepingen van het Koloniaal mu seum in Amsterdam heeft de huidige secre taris, de heer De Booij Jr., mij veel van het werk, dat hem lief is, verteld. De heer De Booij vertelt vol warmte, vol gevoel, over het geen de Redding-maatschappij in die hon derd en tien jaar tot stand heeft gebracht. Geen wonderDe naam de Booy is de laatste tientallen jaren vergroeid met de maatschappij. Tot voor kort, vanaf 1916, heeft de vader van den tegenwoordigen secretaris in dezelfde functie als zijn zoon de belangen van de Noord- en Zuid-Hollondsehe voorge staan, hebben de heer De Booij Sr. en de energieken voorzitter, de heer P. E. Tegel berg, zich doen kennen als mannen, die voor de hun toegewezen taak ten volle berekend waren. Onder hun leiding heeft de Noord- en Zuid-Hollandsche zich een eere-plaats ver overd, niet alleen in de harten van de Neder landers, maar ook het buitenland spreekt vol lof over hun werk. Internationale samenwerking. De Engelsche Reddingsmaatschappij de Royal National Lifeboat Instution heeft im mer contact met de Noord-Zuid-Hollandsche gehad, een contact, dat reeds meer dan hon derd jaar bestaat, het begon n.1. één jaar na de oprichting der Maatschappijen (beide dateeren van 1824). De heer De Booy Snr. heeft in een artikel in het jubileum-nummer van „The Lifeboat" het Engelsche orgaan, hierop bij het honderd jarig hestaan gewezen. De groote verdiensten van den vorigen se cretaris zijn dan ook door Engeland erkend, door hem tot Honorary Life Governor te be noemen. Op het gebied van het reddingswezen heeft de heer de Booy internationale vermaardheid De Turksche Regering noodigde hem uit om het tTurksche Reddingswezen te inspecteeren en hierover rapport uit te brengen. Lieutenat-Commander Hendrik de Booy heeft zeer zeker een grooten staat van dienst achter den rug. De liefde voor de Reddingmaatschappij, 1 den tegenwoordigen secretaris, dus als hei ware met den paplepel ingegeven. De secretaris is tevens hoofdinspecteur vai het materieel en is verantwoordelijk voor dei gang van zaken. „Zoo u weet, aldus de heer de Booy Jr., was ik tot voor betrekkelijk korten tijd offi cier bij de marine en ken ik ook daardoor Den Helder door en door. Die opleiding bij de marine heeft nu ook bepaalde richting gegeven aan de wijze waar op ik mijn taak als secretaris waarneem. Bij de marine wordt in vredestijd geoefend, steeds opnieuw, om paraat te zijn als de vijand komt. Het beste, meest moderne ma teriaal, dient de marine te gebruiken Zoo gaat het ook bij de Noord Zuid- Hollandsche Reddingmaatsehapprj. Onze vij and is de storm, ae oranding, daarover moe ten de moedige mannen, die met ons mate rieel uitvaren zegevieren. Dit resultaat kan alleen verkregen worden, wanneer steeds ge oefend wordt, vooral bij ruw weer... geoefend met materiaal dat er wezen mag, waar niets aan mag mankeeren! De secretaris nu beoor deelt, wat er noodig is, daarom ga ik vaak, juist als de vijand binnenvalt, d.i. de storm raast, met de booten mee, dan pas kan men beoordeelen, welke nieuwe voorzieningen moeten worden getroffen. Wij houden hier niet van bureaucratie, al les moet zoo vlug mogelijk in orde worden gebracht, met een minimum van administra tie. Eenmaal in de maand wordt rapport uitgebracht. Het materieel heeft al onze aandacht. Wij mogen niet vergen, dat menschen, die in de meest beroerde weersomstandigheden uitgaan hun levennoodeloos en nutteloos in de waagschaal stellen. De reddingmaatschappijen over de heele wereld hebben als 't ware een internationale Broederschap gesloten, aldus vervolgt de heer de Booy. Er is geen jaloezie, geen naijver- Heeft het eene land b.v. op Reddinggebied iets nieuws, iets goeds uitgevonden, dan zal het onmiddellijk de zustermaatschappijen hiervan op de hoogte brengen. En is inter nationale belangstelling voor eikaars werk. Eenigen tijd geleden hadden wij hier op bezoek een kapitan van de Duitsche Redding maatschappij, die een oefening in IJmuiden wilde meemaken. Het is ons nu gelukt een nieuw type boot te brengen, n.1. een motorstrandreddingboot. De Barend v. Spreekens, aldus genoemd naar de eerste oprichter, de allernieuwste Reddingboot. Duidelijk zijn hier de z.g. rupsbanden zichtbaar. vJEDERT de N.- en Z.-H.R.M. op II Nov. 1924, dus heden juist 10 jaar geleden, op luisterrijke wijze haar 100-jarig bestaan vierde, heeft zij een groot verlies geleden MlfflTMMMigl door het overlijden van haren Beschermheer Prins Hendrik der Nederlanden. 'vvat Prins Hendrik in het algemeen geweest is voor het reddingwezen op de Nederl. kust, is alom bekend; voor de N.- en Z.-H.R.M. was hij de in alles belangstellende Beschermheer, op wien nooit tevergeefs een beroep werd ge daan, indien zijn aanwezigheid op een der stations hoe afgelegen ook verzocht werd. Hij leefde met onze maatschappij mede, kende haar organisatie en materieel, en koesterde groote waardeering voor de bemanningen harer reddingbooten, wier arbeid hij herhaaldelijk op verschillende stations bij oefeningen gadesloeg. Wij zullen Hem missen en met groote waardeering blijven gedenken. Voorzitter der N.- en Z.-H. R. M. Penningmeester N.-en Z.-H. R. M. Het was Keizer Karei V, die de strand vonderij regelde. Het redden van menschen bracht hij echter niet ter sprake. „Alleen kregen de rentmeesters bevel: „Oick drinkelingen, of hoe die anders ge- „noempt mogen wesen, aan landt gecome „zijnde, tebegraven!" Men stoorde zich echter al bitter weinig aan al die keizerlijke bevelen. In een der archiefstukken van de Noord en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij vinden we in een placaat van de Staten van Holland, vastgesteld in 1728 betreffende het Loodswezen het volgende: „Alsoo tot Onze Kennisse gekomen is/ „dat/niettegenstaande de rigoureus Pla- caaten (een woord voor Minister Mar- „chant om kippenvel te krijgen. L. G.) „bij Ons van tijdt tot tijdt geëmaneert „jegens de geweldenaryen en rooveryen „ondernomen en gepleeght omtrent Schee- „pen en Goederen/ welke door stormwinden „als anders in noodt geraackt (Geef mij „dan toch maar liever de nieuwe spelling. „(L. G.) zijnde.... veele „Personen hun verstou- „tenin weerwil van de „schippers of het „Scheepsvolck/ bij fey- „telyckheit en met ge- „weld de handen te „slaan aan soodanige „Scheepen of Goederen/ „deselve feytelyck aan „te tasten/ en met „violentie/ of oock wel „onder schijn van hulpe „toe te willen brengen/ „te overmeesteren/ ja- „selfs wel daartoe te „vervallen/ dat zijdie „rooverijen niet konnen- „de volbrengen, de „Scheepen uyt boos- „aardigheyt komen in den brand steeken soo ist en dan krij gen onze teer beminne lijke voorouders aan de kust opnieuw op hun peunis en een aanma ning om zich toch vooral netjes te gedra gen, niet te jutten, maar integendeel, om schepen en goederen zoowel binnengaats als buitengaats alle hulp en bijstand te verleenenTy pisch is de bepaling dat niemand, tot hulp en bijstand verzoekt zijnde, letsel of nadeel zal mogen toebrengen aan persoon of goe deren van den schipper, stuurman of ander scheepsvolk. Toch bleef 't de spuigaten uitloopen, want een door de Staten benofemde commissie con stateerde in October 1768 „dat de rooverijen, excessen en onbehoor- „lijkheden, aan gestrande goederen ge- „pleegt werdende, thans ten top gereesen, „en bij ons slimmer zijn, dan bij veelo „Woeste Volkeren, dat van alles, wat „eenigsints tot redding van Menschen en „Goederen kondt strekken, genoegsaam „niets op eenig Zeedorp gevonden wierd. Weer verloopen jaren. Het wordt een tikje beter. In Engeland, dat door zijn lange Zee kust meer dan andere landen van schipbreu ken weet mee té spreken, deed men pogingen, om verbetering te brengen in de samenstel ling der reddingsbooten. Koning Lodewijk Napoleon, adus put ik uit het archief der Noord-Zuid Hollandsche, liet een zestal booten bouwen, type onzinkbare reddingboot. De onzinkbaarheid ontleende deze boot aan een kurken gording en aan kurken beklee ding onder de doften of roeibanken. In ons land was tijdens de Fransche over- heersching en gedurende de eerste jaren dat koning Willem I regeerde, het Reddingwezen, een tak van staatszorg. Het blijkt dat dit niet heeft voldaan, wat te begryj>eii is, men redt niet op commando en tegen betaling. 110 jaar bestaat morgen Zondag 11 No vember de Noord- Zuid-Hollandsche Red dingmaatschappij. Sedert 1824, werden door de reddingstations van Loosduinen tot Rot- tummeroog en langs de kust van Friesland meer dan 5600 menschen gered van schepen en wrakken. Dit kan alleen, dank zij het energiek doortastend handelen van de be stuurders onzer groote Nationale Redding maatschappij. Jhr. H. J. Ortt was de allereerste voorzitter hjj bleef in functie van de oprichting in 1824 tot 1826, als secretaris fungeerde bij oprich ting Mr. A. de Bruine die tot 1841 met ac curatesse de Reddingmaatschappij diende. Steeds weer stonden andere bestuurders ge reed hun taak over te nemen. Honderd en tien jaar zijn sedert de op richting verloopen: De Reddingmaatsehapprj is oud eerwaardig oud, maar verouderd is zij niet! Meer dan eenige andere Maat schappij brengt zij in practijk: als het getij verloopt, verzet men de bakens. De Noord- Zuid-Hollandsche is immers met haar tijd meegegaan, de meest modrene hulpmiddelen heeft zij zich aangeschaft. De Noord- Zuid-Hollandsche is een maatschappij van standing! De eerste 14 reddingbooten. De eerste 14 reddingsbooten, die van voor honderd en tien jaar waren tamelijk lichte booten, juist met het oog daarop, dat ze zoo vaak langs de kust vervoerd moesten worden, i 't Waren open booten, met 20 roeiers aan 'de riëmen, doar middel van een riem werden ze bestuurd door den schipper. De lengte was 29 Amsterdamsche voet. Om ze onzinkbaar te maken, hadden ze een bekleeding van biezen, die aan de buitenzijde, binnenkant en onder de doften waren aange bracht. Deze biezen waren in zware stukken zeildoek genaaid. De zwemgor dels, waarmee de be manning voorzien was, ontleenden hun drijfver- mogen aan de biezen. Deze eerste booten kosten 300 gulden, (zie teekening). De vraag is wel eens opgeworpen, zou het Reddingwezen bij den Staat in betere handen zijn dan in handen van een particuliere maat schappij. Schrijver van dit ar tikel de mentaliteit van de kustbewoners door jarenlangen omgang kennende, meent dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Vrijwilligerg voorl Het redden mag niet zijn een opgelegde taak, zooals in den oorlog, aan het front. Voor heele gevaarlijke ondernemingen vrijwil ligers gevraagd worden, die met liefde en toe wijding, met opoffering van het leven zelf, hun taak volbrengen. Zoo moet ook het Reddingswezen, dat altijd op 't uitbreken van oorlog, verdacht moet zijn, mannen kunnen uitzenden die vrijwillig de golvenbarricaden bestormen. Zeer zeker ge schiedt dit met meer enthousiasme, met meer élan, onder particuliere leiding, dan onder zorgen van den Staat. Vooral wanneer, zooals in ons land, het in handen is van een Maat schappij van zoo'n voorname standing, zoo'n hoog gehalte als de Noord-Zuid-Hollandsche, die meer dan een eeuw bewezen heeft, dat het Reddingswezen in Nederland bjj haar in goede handen is. Te right man on the right place, is hier steeds aan 't roer. De vloot is niet bemand met stoutmoedige, stoere gasten, die niet bang zijn van een „zeetje"! „Vrijwilligers die ten oorlog trekken." Vrijwilligers en toch... geoefende mannen. Voor het deelnemen aan de oefeningen in roei- reddingsbooten worden aan deze menschen ruime vergoedingen voor tijdverzuim uitge keerd, wat niet meer dan billijk is. Verder kunnen de mannen der roeireddingsbooten ongestoord hun gewoon bedrijf uitoefenen. Bij motorreddingbooten een vaste Kernbemanning, die steeds oefent, steeds paraat is. Aan het oefenen met deze booten worden slechts enkele uren per jaar besteed. Wat de motorreddingsbooten betreft, kon dit systeem niet gehandhaafd blijven. Dez moderne booten hebben uiteraard veel meer onderhoud noodig. Hier is een gernbe- H. Ih. de booy, ae tegenwoordige secr. der N.-Z.-H. Reddingmij. iLS oud-Secretarisvan deNoord- en Zuid-Hollandsche Redding- Maatschappij en ook als tegen woordige Penningmeester stel ik het bijzonder op prijs, dat de Helder sche Courant, hare traditie getrouw, een groot bewijs van belangstelling toont op den 1 I Oden verjaardag onzer Maatschappij. Ruim 110 jaren geleden was het te Den Helder, dat het fregat „Vrede" strandde, welke stranding deaanleiding was tot de oprichting onzer Maatschappij Veel is in die jaren veranderd, onveranderd is gebleven de geest van toewijdinj en opoffering der moedige bemanning van de reddingboot.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 5