Bij den Helder en Texel
een groot aantal
strandingen.
HELDERSCHE COURANT VAN ZATERDAG 10 NOVEMBER 1934.
't Is een boot, oorspronkelijk voor Denemar
ken bestemd. In dat land is de formatie van
de kust zoo u weet eenigszins anders dan in
Holland. Daar brengen ze de booten uit het
boothuis langs een betonnen baan op het
strand en voorts met rollen te water. Dan
varen ze evenwijdig langs de kust, naar 't
gestrande schip. In den beginne hadden wij
alleen roeireddingbooten. die wogen circa
2000 K.G. Deze moesten over 't strand ver
voerd worden op een wagen. U kent
't strandop de Vliehors is 't gbeurd dat
paard en wagen in 't zand zonken.
De motorreddingbooten, die we nu hebben
aangeschaft, worden over het strand vervoerd
op een vehikel met rupsbandwielen. Het is
een Engelsch patent; daar noemen ze deze
roadless track.
Onze bootwagen is ontworpen door Taais,
in Katwijk aan zee.
Hoewel, zoo ik reeds meedeelde, dit type
voor Denemarken gebouwd is, kijkt dit land
heelemaal niet nijdig, dat we ze nu zelf gaan
bouwen. Integendeel! Iedere nationaliteit is
blij als ze het beste, wat ze op reddinggebied
uitvinden, aan de andere naties kunnen ver
klappen. Geen onderlinge concurrentiezucht.
Wel trachten we zoo geperfectionneerd mo
gelijk voor den dag te komen.
Eens in de vier jaren komen uit alle dee-
len der wereld de Redding-maatschappijen in
gemeenschappelijke vergadering bij elkaar. In
1932 gebeurde dit te Amsterdam. Noorwegen,
Engeland, Duitschalnd, Frankrijk, België, De
nemarken, Finland, Spanje, Zweden e.a. wa
ren in onze hoofdstad bij elkaar gekomen,
en hebben daar van gedachte gewisseld
Gelijk medici, geneesmiddelen, ter bestrijding
van gevaarlijke ziekten internationaal uit
wisselen, zoo doen ook de Redding-maatschap-
pgen ter bestrijding van den verstikkingsdood
in de golven, vul ik aan.
Inderdaad zoo is 't, zegt de heer De Booy
Jnr. Ik heb b.v. de „Insulinde", een onzer
booten, onlangs van Oostmahorn naar Rottum-
meroog en vandaar naar het Duitsche Bor-
kum gebracht. Daar is een moderne motor
reddingboot. Van hier vertrokken we weer
ter oefening naar IJmuiden.
Van iederen toch wordt rapport uitge
bracht.
Deze rapporten bij elkaar, geven de ge
schiedenis van de Noord- en Zuid-Hollandsche
Reddingmaatschappij getrouw weer
Het geheim van de Charlotte
José op de Heldersche kust
vergaan ontsluierd.
Van het eenige weken geleden, in den
Storm gezonken schip op de Heldersche kust,
waarbij negen man het leven verloren, zal
wel nimmer een rapport binnen komen, merk
ik op."
Toch zegt de heer de Booy toevallig
heb ik het dezer dagen ontvangen, 't Is van
den kapitein, de eenige, zoo u weet, die van
de bemanning gered is.
Zou ik er iets van voor de Heldersche
Courant uit kunnen overnemen, meneer De
Booij. Misschien verschaft het eenige klaar
heid. Het rechte weet men nog steeds niet.
Er is heelemaal geen bezwaar tegen,
zegt de heer De Booy Jzn., hier hebt u het,
het Rapport is geheel in het EngelscH
gesteld.
Het schip kreeg 40° slagzij daarna
kenterde het. Ik stond, aldus de kapitein, bo
ven op de kap van de machinekamer. Bg het
kenteren sloeg ik van boord. I was pushed
away by the outled of the funnel. Ik werd
bij de opening van de pijp weggestooten en
kwam tusschen wrakhout, dicht bij een red
dingboot boven.
Met veel moeite kon ik mg in de boot hij-
schen. Toen hoorde ik de kreten van een der
opvarenden, hg heette Salminen. Ik riep hem
toe: „Hou moed Salminen!" Ik slaagde er
niet in (dicht bij hem te komen. Door den
vreeselijken storm werd ik als het ware weg
geblazen! De „Rhein" (Duitsch stoomschip)
kwam dicht in mijn buurt. Luide riep ik hulp.
Men hoorde mgn hulpgeroep en antwoordde
met drie korte stooten. Het was stik-
duistere nacht. Ze zagen mij niet.
Tot zoover het rapport
Jammer, dat het zoo ongelukkig is afge-
loopen, meneer De Booij, zeg ik.
De heer De Booij zwijgt een oogenblik. Er
is gedaan wat gedaan kon worden. Coen Bot
en zijn mannen deden alles, wat zij
konden. Het was een hopeloos geval. nood
lot. Niemand heeft het kunnen voorkomen.
Onze mannen hebben hun plicht, ja meer
dan hun plicht gedaan. Tegen het noodlot
valt niet te vechten. De kapitein immers was
zelf niet in staat, was onmachtig één van zijn
mannen, die dicht in zijn nabijheid om hulp
riep, te redden in den stikduisteren storm
nacht! Het rapport spreekt hier duidelijke
taal
Inderdaad blijkt uit het relaas van den
onfortuinlijken kapitein, dat alle elementen
der natuur samenspanden, om een redding te
verhinderen, merk ik op. Wij mogen niet oor-
deelen. De beste stuurlui staan altijd aan
wal.
Zoo is het, herneemt de heer De Booy
Jnr. De kapitein is ook vol lof voor de red
ding-pogingen der Heldersche mannen. In
*ij" -poort brengt hij den dank over van de
familieleden der omgekomen makkers, aan
allen, die hulp verleenden. Hoe treurig deze
ramp ook afliep, het bewijst juist, vervolgt
de heer De Booy. dat er niet genoeg gedaan
kan worden, om het materiaal nog meer te
perfectionneeren.
f 30.000 per jaar geeft de
N.'Z.'H. aan ondersteuning
uit.
U legt steeds den nadruk op het mate
rieel meneer de Boog, maar de Noord- en
Zuid-Hollandsche moet toch ook zorg dragen
voor de menschen, die zich van dit materieel
bedienen, in casu de menschenredders."
Dat doen wij zeer zeker, herneemt de
heer De Booij. Talrijke oud-redders, die in be
hoeftige omstandigheden verkeeren, helpen
wij met een jaarlijksche ondersteuning. Meer
dan 30.000.per jaar geeft de Noord- en
Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij hier
voor alleen uit.
Om onzen arbeid met vrucht te kunnen ver
richten. hebben wij jaarlijks 150.000.—
honderd vijftig duizend gulden noodig! Dit
bedrag moet geheel uit vrijwillige bijdragen
bijeenkomen!
Ik kan het niet voldoende herhalen.
niet alleen het materieel heeft onze zorg,
maar ook, hoe wij de dapperen, die hun leven
opofferen, om dat van onbekenden te redden,
een onbezorgden levensavond kunnen ver
schaffen. Daar hebben zij recht op, ten volle
Zy deden het werk! Legt u daar den nadruk
op. K. v. Urk, de oud-schipper van de „Bran-
daris H" heeft medegewerkt om 300 men-
schenleveos te redden, de blind geworden
schipper van de „Brandaris I", J. Cupido,
hebben we niet aan hun lot overgelaten. Er
zijn drie oude, dappere redders op Ameland,
samen meer dan 250 jaar oud. In Den Hel
der, ach, u kent ze zelfbehoef ik geen
namen te noemen.
Ik ken ze meneer De Booy, zeg ik
en ik wil u eerlijk bekennen, misschien doet
het u pleizier, dat die oude dapperen steeds
met eerbied over het Bestuur van de Noord
en Zuid-Hollandsche spreken. Ze ondernemen
niets, of eerst moet de Noord- en Zuid-Hol
landsche het goedkeuren. U is b.v. eigenlijk
nog een jong broekje bij Janus Kuiper, de
oud-schipper van de Heldersche reddingboot,
vergeleken. Toch „vadert" u over hem. Want
toen ik laatst van de Phohi een uitnoodiging
kreeg om voor den Indischen Omroep iets
over de redders te vertellen, en daarvoor Ja
nus Kuiper uitnoodigde, met mij voor de mi
crofoon te komen, zeide de bijna 80-jarige
oude schipper, die voor geen zeetje ooit be
nauwd was: „Nik hoor, ik ga niet mee, voor
dat ik meneer De Booij er over gesproken
heb, ik moet weten, wat die d'r van zeit.
Daar spreken we alles mee, uit. Ik doe het
met zijn vader en ook met zijn zoon."
De heer De Booij Jnr. lacht hartelijk. Zoo
zijn we allemaal onder elkaar. We zijn
één familie. Hebben we moeilijkheden, dan
bespreken we dieDit was de traditie tij
dens het secretariaat van mijn vader en die
tratie hoop ik voor te zettenKijkt hier
hebt u de tegenwoordige schippers van de
reddingbooten; filnke kerels allemaal. De
heer De Booij toont mij een serie foto's.
Redders, zonder zeemansbaardjes.
Ik bekijk geïnteresseerd de serie portretten.
Coen Bot, van de Heldersche „Dorus Rijkers",
ligt bovenop.
„Reuze koppen", zeg ik, maar... ik mis
er iets aanZe hebben geen touwkleurig
zeemansbaardje, hun sik is weg! ze zijn
clean-shaven! Ik moet het een beetje teleur
gesteld gezegd hebben, want, de heer De
Booy glimlacht.
Ja, dat is voor u een harde slag geen
mannen met een zeemanshaard geen
Blauwe zeeridders, 'n Kaasbol hebben ze niet
op het hoofdmaar dat behoort tot 't ver
ledenWij toonen nu het heden! Wg allen
van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding
maatschappij hebben groot respect en eerbied
voor het verleden. In uw boekjes en novellen
hebt u dan ook het verleden hoe het wrts
weergegeven. Het verleden, helpen en steunen
we, zooveel in ons vermogen is, maar... onze
blikken gaan ook, en terdege naar de man
nen, die er nu zijn. Al hebben deze geen zee
mansbaardje, ze vormen een stoer geslacht
van dappere menschenalleen zgn ze
clean shaven!
Ik kijk de koppen aanStoere forsche
kapiteins van de vloot der Noord- en Zuid-
Hollandsche!
Pracht kerels, zegt de heer De Booy
Wg zijn verantwoordelijk voor het materieel,
dat zij bedienen, dat materieel kan niet goed
genoeg zgn, nooit goed genoeg. De zee heeft
meerdere malen slachtoffers geëischt; als dit
gebeurde was het bestuur altijd diep onder
den indruk. Dan vroeg het zich angstvallig
af: Was het materieel wel voldoende in orde?
Daarom zgn wij er steeds op uit onze vloot
te versterken, uit te breiden en te verbeteren.
Bij de oprichting van de Reddingmaat
schappij, nu honderd en tien jaren geleden,
hadden wij, zoo u reeds weet, slechts 14 roei
reddingbooten.
Honderd jaar later, in 1924 was onze vloot
uitgegroeid tot 6 motor-reddingbooten, 30 roei
en zeil-reddingbooten, 20 vuurpijltoestellen en
4 tractors.
o/Jf 8eJWOOrige Seneratie in actie. - Regelmatig en voortdurend wordt
geoefend. Het materieel moet eerste kl«j zijn. Ook hier wagens
met rupsbanden.
Nu zgn er zelfs 10 motorreddingbooten en
24 roei- en zeilreddingbooten.
De laatste tien jaren heeft opnieuw een
groote uitbreiding van de vloot plaats gehad.
Tegenwoordig, als de reddingbooten uitvaren,
hebben we ze als 't ware aan touwtjes vast.
Iedere seconde kunnen ze ons door middel
van draadlooze telefonie opgeven, waar ze
zich in den duisteren nacht bevinden, welke
gevaren hen omgeven en wat ze noodig heb
ben.
Van land kunnen zij alle instructies krij
gen.
En toch. het bestuur van de Reddingmaat-
schappij is nog niet tevreden nog lang
niet!
U hebt ook een traditie op te houden,
meneer De Boog de traditie van meer een
eeuw, merk ik op. De Noord- en Zuid-Hol
landsche was zeker de eerst in Europa?
Dit is niet geheel juist. Wij waren wel de
eerste Reddingmaatsehappg op het vaste land
van Europa, doch Engeland was ons, zij het
ook luttele dagen voor. Engeland heeft, zoo
ik reeds opmerkte, een lange kuststrook
Eenige tijd geleden was ik in Albion om daar
het Reddingwezen te bestudeeren. Vanaf
Dover heb ik 14 verschillende stations be
zichtigd. Daar hebben ze natuurlijk weer an
dere ervaringen opgedaan dan wij. Volgend
jaar zal Zweden een nieuwe motorredding
boot in de vaart brengen. Ervaring over en
weer, en uitwisselen van nieuwe vindingen,
zie daar, de zegenrijke arbeid van het Inter
nationale Reddingwezen! Van Turkije tot IJs
land. Van het eene einde van Europa tot het
andere zijn de Reddingmaatschappijen aan el
kaar verbonden.
„Hier wordt dus broederschap in de besten
zin van het woord gedemonstreerd en in de
praktijk gebracht vul ik enthousiast aan."
De heer De Booy knikt ernstig. Zoo is
't en zoo moet 't blg'ven.
Loos alarm.
Evenals de Amsterdamsche Brandweef
voor alles en nog wat uitrukt, soms voor eert
onbeteekened iets, een andermaal zelfs op een
loos alarm, (de brandschel is dan door een
of andere kwajongen uit de grap afgetrok
ken), geschiedt dit ook wel bij de Noord- en
Zuid-Hollandsche, hier volgen twee gevallen
die dit afgeloopen jaar hebben plaatsge
vonden.
Wij vergaanl
De kustwacht van Zoutkamp deelde b. v,
onlangs mede, dat een der sluisknechts aan
den zeedijk een flesch had opgevischt, waarin
zich twee bdeifjes bevonden.
„Heldp, S.O.S. help S.O.S. Wg vergaan in
't Pinkegat Zeemeeuw U. K. 135. Wij zitten
in de branding. Wij zijn lek, Help! Wij ver
drinken met vier man. Wij zijn verloren! Help,
help in het Pinkegat, help, help, in 't Pinke
gat!" j
De „Insulinde", van de Noord-Zuid-Holland-:
sch kiest onmiddellijk zee, vertrekt van Oost-,
mahorn naar het Pinkegat, dat beoosten van
Ameland ligt. Ze zoeken het Pinkegat af.
Niets, geen enkele aanwgzing van een
scheepsramp.
Na uren zoeken keert de „Insulinde terug.
Later bleek dat het een flauwe onverant
woordelijke grap was.
C\ Ji-
Het tweede geval gedroeg zich als volgt toe:.
De schipper van de reddingboot te Oosterj
end C. T. Hek meldt op 31 Juli 's avonds
de Boschplaat aanhoudend werd opgebeld! t
22 uur dat er van uit het Reddingshuisje op;
Schipper Hek gaat direct met paard en kar;
naar de Boseliplaat. Daar treft hij vier kin
deren aan, die langs het strand waren gaan
fietsen. Ze hadden uren gefietst, doch toen zij
weer naar huis terug wilden konden ze niet
tegen den harden Noord-Wester optrappen.
Doodmoe en afgemat leden ze schip- pardon
„fiets"breuk.
Ze sleepten zichzelf en hun stalen ros voort
tot het Reddinghuisje.
Volgens de aanwezige instructie die in het
huisje hangt zonden zij hun S.O.S. seinen uit,
hetwelk tengevolge had, dat deze onfortuin
lijke „fietsbreukelingen" die het „niet voor
den wind gegaan" was, door de schipper van
de reddingboot uit hun isolement en onaan
gename positie verlost werden.
Uit deze kleine gevallen kan Nederland
zien, hoe waakzaam de Noord-Zuid-Holland-
sche is. Nimmer, zelfs in kleine onbeteeken-
nende, gevallen aarzelt zij ter hulpe te snellen.
Wat is dat voor een dikke blauwe map
vraagt de nieuwsgierige „Heldersche Cou
rant" op, een dikken bundel papieren in
blauwen omslag wijzend.
Hierin zijn alle rapporten die in den loop
van vele jaren binnen zijn gekomen. Sober
van taal, spreken zij over schitterenden arbeid.
„Ik ken ze, zeg ik. De „Heldersche Courant"
heeft ze van af het eerste jaar van haar
verschijnen tot op heden ook getrouw in haar
kolommen opgenomen. De Heldersche bevol
king, dit weet ik zeker, volgt met groote be
langstelling alles wat op reddinggebied ge
beurt. Wij zitten er in. Wij zijn kinderen van
de zeeIk begrijp u, vult de heer De-
Boog aan. Ik ken dat gevoel zelf heel goed.
Van af mijn jeugd heb ik mijn vader er al
tijd over hooren praten en dan leef je mee, al
ben je nog een kind. Als er menschenlevens
te betreuren waren bij reddingen, wanneer
onze menschen hun pogingen met den dood
moesten bekoopen, dan was mijn vader diep
terneergeslagen. Hij heeft een sterk verant-
woordelijksheidbesef. De „Brandaris" verging
met man en muis! Bij Schiermonnikoog vielen
twee man, bij IJmuiden ook. Noordwijk eisch-
te drie onzer beste strijders, dan voel je iets,
dan gaat er iets in je om, dan denk je: Had
het materieel nog beter kunnen zijn?
Een oogenblik zwijgt de heer De Booij, dan
vervolgt hij: 't Reddingwezen is een heel
apart vak, beslaat een ander gebied dan de
gewone zeevaart. Bij de gewone vaart mijdt
een schip de branding tracht het ruw
weer te ontkomen. Onze mannen Onze man
nen daarentegen zgn verplicht juist met de
ruwste zeeën, met ontzettend stormweer uit
te varen. Zij moeten juist doen, wat anderen
mijden: dwars door de branding! Een heel
andere ervaring doe ik hier uiteraard op, dan
bij de marine, hoewel, ik herhaal juist als
bij de marine moet er steeds geoefend
worden om paraat te zijn, als de vijand ver
raderlijk aanvalt.
„Zijn er in den loop der laatste jaren veel
reddingspogingen gedaan, meneer De Booy?"
„Van 19001932 vonden 200 reddingen
plaats. Niet overal kan met hetzelfde mate
riaal worden gewerkt. In Scheveningen b.v.
wordt de boot, bg gebrek aan paarden, door
een tractor in zee geduwd. Na herhaalde
proeven is het dan eidelijk gelukt een motor
boot van 5000 kg over het strand te ver-
De oude generatie trekt ten strijde de reddingboot wordt door paarden over t strand vervoerd.
voeren en zoo in zee te brengen. Dat is een
groote vooruitgang; want in deze boot staat
een motor van 35 pk, terwijl in de gewone
oude reddingbooten 10 mannen, die met
volle kracht roeien, slechts 10 pk kunnen ont
wikkelen.
In alle houten reddingbooten zijn koperen
luchtkisten aangebracht. Hierdoor is de boot
gegarandeerd onzinkbaar. Door indeeling van
een groot aantal waterdichte compartimenten,
zijn de stalen motorreddingbooten, die wqj
brengen, onzinkbaar. Deze booten worden,
zoo ik u reeds in het begin meedeelde, op die
rupsbanden over het strand vervoerd.
Wij hebben ook wippertoestellen, hier
mede kunnen schipbreukelingen worden ge
red, door een verbinding te maken met het
wrak.
Hoewel op onze vlakke kusten slechts zel
den van dit toestel wordt gebruik gemaakt,
is dit, wanneer al het andere faalt, altgd nog
als laatste redmiddel te probeeren.
Schietlijnen.
De schietlijn wordt dan over het wrak ge
schoten, de schipbreukelingen trekken de
dunne lijn naar zich toe; een zware tros wordt
hier aan bevestigd, en langs dien tros wordt
de reddingbroek heen en weer gehaald. Het
heeft echter, wanneer het schip verder dan
200 meter uit de kust zit, dit bezwaar, dat er
dan een bocht in den tros kan komen, zoodat
het redden op deze wijze dan funest voor de
schipbreukelingen kan zgn.
„De oude strandreddingboot is dus zoo'n
beetje uit den tijd, die is dus zoo'n beetje
Asschepoester geworden, die is dus niet meer
in tel, meneer De Booy?"
„Dat moet u niet denken. De strandred
dingboot kan niet worden gemist, absoluut
niet.
Wanneer de schepen zoover over de bank
heenslaan, dat motorreddingbooten, die een
diepgang van 1.20 tot 1.50 meter hebben, er
niet bij kunnen komen, dan wordt het oude
paardje weer van stal gehaald, dan gaat de
roeireddingboot weer uit, waarmede helaas
zoovelen zijn omgekomen.
Denk echter niet, dat het werk, hetwelk de
bemanning van een motorreddingboot doet,
zonder gevaar is, dat daar alles van een
leien dakje gaat! Ook daar loert het ge
vaar!onze eerste motorreddingboot, de
„Brandaris" van Terschelling verging... nie
mand kon worden gered. De zee is zoo ver
raderlijk, zoo krachtig! Soms is zelfs de be
kwaamste schipper door deze aanvallen ver
rast. Wg doen alles om het gevaar voor
onze menschen zoo gering mogelijk te ma-
kan. Er wordt ook wel gewerkt met blikjes
golfstillende olie. De blikjes zinken tot op
den zeebodem, de olie borrelt er uit op, ver
spreidt zich boven op het water, zoodat de
windkoppen van de zee verdwijnen. Golfstil
lende olie heeft dezelfde capaciteit als oleïne
of vischtraan).
Onze reddingbooten hebben bovendien alle
maal een springnet, dat heeft u als Helder
sche natuurlijk al meermalen op de „Dorus
Rijkers gezien. Menig schepbreukeling is hier
door gered.
De nieuwste typen reddingbooten van onze
maatschappij zijn zelfrichtend. Mochten deze,
ondanks hun stevig liggen, omslaan, waar
weinig kans op is, dan vult zich een tank
aan S.B., hierdoor krijgt de omgeslagen boot
helling, komt op een gegeven oogenblik, na
1 y2 minuut, weer in evenwicht en de zware
kiel trekt de heele zaak weer recht.
Op deze booten kan de bemanning ook bij
het passeeren van zware grondzeeën, onder
dek gaan, terwijl de boot hermetisch kan
worden afgesloten.
De Reddingmaatschappij heeft dus wel
zegenrijk gewerkt, en niet alleen op zee,
want toen 4 Februari 1825 in Noord-Holland
de Diemerdijk bezweek, stond bedoelde jonge
maatschappij direct gereed hulp te verleenen.
Was door het geval-Huisduinen de stoot
gegeven tot de oprichting der Maatschappij,
nog meerdere malen zou Huisduinen en Den
Helder van zich doen spreken. Reeds het vol
gende jaar 20 Oct. 1825 strandde daar op de
kust de „Willem I", schipper J. Ruigh, ko
mende van Straat-Davis.
Het eerste getuigschrift voor
Den Helder.
Het bestuur van de jonge Redding-Maat-
schappg, schrijft bij die gelegenheid aan den
heer Korff, Huisduinen.
„Hiernevens de getuigschriften, benevens
„12 gouden ducaten voor de manschappen
„der reddingboot, welke onvermoeid zijn ge-
„weest om met opoffering van eigen behoud,
„eenigen der equipage van den ongelukkig
„verdronken J. Ruigh, te redden. Het ligt
„niet in onze manier van zien, evenmin als in
„de uwe, om daarvan buitengewone ceremo-
„niën te maken, gelief de getuigschriften te
„onderteekenen en hun uit te keeren."
Nadien zijn er voor HelderHuisduinen en
voor de heele kustbevolking vele getuig
schriften geschreven, aldus besluit de heer
De Booy Jzn.
Aan de wanden van eenvoudige visschers-
hutten hangen vergeelde getuigschriften eer
biedwaardig oud in een lijstje achter
glas. Er boven hangen tropheeën, gouden,
zilveren, bronzen medailles, die door middel
van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding
maatschappij werden uitgereikt. Eenvoudig,
zonder ophef, zonder dat er veel van naar
buiten doordrong verrichtte de Noord- en
Zuid-Hollandsche, met de mannen, die immer
haar vlag hooghielden, die er voor stierven,
in dienst der menschen een zegenrijken
arbeid.
De mannen van de zee houden niet van
„kouwe" drukte. Zij doen alleen hun plicht.
Maar juist, omdat zij zoo zwijgzaam zgn,
weinig ophef maken, niet voor de tribune
werken, worden zg vergeten en dat ver
dienen ze niet nietdat mrtg niet!
Het Nederlandsche volk
heeft de plicht
te zorgen, dat de Noord- en Zuid-Hollandsche
Reddingmaatschappij moet kunnen beschik
ken over het allerbeste reddingmateriaal. Het
Nederlandsche volk, de zeevarende natie bij
uitnemendheid, heeft te zorgen, dat de Noord
en Zuid-Hollandsche in staat is, haar man
nen te steunen, wanneer deze in behoeftige
omstandigheden komen. En daarvoor is geld
noodig veel geld, geld dat er moet komen!
110 jaar is het geledenOp de Helder
sche kust verging een schip. Het gaf den
stoot tot oprichting dezer groote, zegenrijk
werkende maatschappij. Moge de herden-"
king aanleiding geven, dat velen zich ge
drongen zullen voelen, de Noord- en Zuid-
Hollandsche Reddingmaatschappij daadwerke
lijk te steunen. Dat is de beste belooning, die
Den Helder en Nederland aan de Noord- en
Zuid-Hollandsche kan geven, als dank voor
hetgeen zij deed voor de internationale
menschheid. Moge aan den heer H. de Booy
Snr., die tegenwoordig als penningmeester
fungeert, ondanks de benarde tijdsomstandig
heden, door de Nederlandsche bevolking vele
postwissels en girobeljetten toegezonden
worden, opdat de Noord- en Zuid-Hollandsche
haar zegenrijken arbeid voor de menschen kan
blijven voortzetten tot in lengte van dagen.
Den Helder, Nov. 1934. L. G.
Een oud document opgediept.
Neen, de afdeeling Den Helder mag in dit
jubileumnummer niet vergeten worden. De
Heldersche afdeeling, die eigenlijk ook even
oud is, als de groote Moedermaatschappij,
heeft te veel verdienstelijk werk verricht, dan
dat zij mag ontbreken.
Vonden van 19001932 200 strandingen
plaats, volgens een kaartje, waarop deze
strandingen zijn aangegeven, tel ik in de
buurt van Den Helder en Texel circa 40 aan
gegeven.
Na het vertrek van den heer Wiersma naar
Hoek van Holland, werd de heer van Diest in
zijn plaats tot bestuurslid gekozen.
Evenals zijn voorganger, heeft hij met hart
en ziel met de mannen van de Heldersche
reddingbooten mee geleefd.
Niettegenstaande het late uur, (het liep al
zoo'n beetje naar middernacht) was de heer
van Diest bereid ons het archief van de Hel
dersche afdeeling na te snuffelen
Ijverig hebben wij gezocht, en niet tever
geefs.
Het oude grijze verleden is voor ons her
leefd...
Wij geven het woord aan den heer van
Diest.
Naar aanleiding van het 110-jarig bestaan
van de Noord- Zuid-Hollandsche Redding
Mij., en het verzoek hieromtrent het een en
ander te vertellen, heb ik gemeend dat het
voor de Heldersche Courant, die feitelijk op
zichzelf een levend archief is van de schip
breuken en reddingen op de Nederlandsche
kust, wellicht interessant, het een en ander
te vernemen over de tot standkoming van de
Commissie van Plaatselijk Bestuur te Den
Helder.
Ik heb hiertoe het oude archief eens nage
snuffeld en bevonden, dat blijkens een histo
risch document, ten tijde van de oprichting
der Maatschappij, te den Helder een Plaatse
lijk Bestuurder over de Reddingmiddelen der
Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maat
schappij was aangesteld. Blijkens dit docu
ment, had in den jare 1825 op 18 Augustus,
ten overstaan van den Openbaar Notaris Ka-
rel Kluppell, de verkoop plaats van:
„Een half huisje, staande op Huisduinen,
„geteekend letter A nummer 13, belend
„Johannes Harkes Compagnie ten Osoten,
„en de weg ten Noorden Zuiden en Westen,
„met alle die vrij en onvrijheden, waarmede
„hetzelve door de Comparante verkoopster
„is bezeten geweest, die verklaart daarvan
„in den jare 1797 den eigendom te hebben
„verkregen bij erfenis van Trijntje Verbeek,
„destijds wonende op Huisduinen".
Voorts blijkt uit dit stuk dat genoemde
Beheerder genaamd Andries Korff het hier
bedoelde huisje ten behoeve van de Redding
Mij. aankocht voor de somma van zestig gul
den van Martje Gerritsdr. van 't Hof, zonder
beroep woonachtig te Huisduinen, gemeente
Helder Huisduinen, zijnde zij meerderjarig
en ongehuwd.
Eerst op 1 Juni 1864 werd een officieele
Plaatselijke Commissie in den Helder geïn
stalleerd, hetgeen blijkt uit een brief geda
teerd 1 Juni 1864 en geadresseerd aan het
Hoofdbestuur te Amsterdam, luidende:
„De Leden der in Uwe vergadering van
„den 20 Mei j.1. benoemde Commissie van
„plaatselijk bestuur over de reddingmidde
len te Nieuwediep en Huisduinen hebben
„de eer U kennis te geven, dat Zij die be
noeming gaarne hebben aanvaard.
„De Commissie heeft zich gisteren ge
constitueerd en zijn in die eerste vergade-
„ring benoemd tot President, de Vice Ad-
„miraal G. Vogelpoot tot Secretaris en
„Thesaurier de Heeren H. Engelsman
„Kleynhens en J. van Herwerden."
Uit de briefwisseling welke in de afge
loopen 110 jaren plaats had, blijkt dat steeds
een zeer prettige samenwerking tusschen het
Hoofdbestuur en de PI. Commissie heeft be
staan, waarbij steeds heeft voorgestaan de
uitrusting der reddingmiddelen op zoo hoog
mogelijk peil te brengen.
Vele groote veranderingen in uitrusting en
materiaal werden in de loop der jaren aange
bracht, mede als gevolg van den grooten voor
uitgang der techniek op nautiscn gebied.
Meerdere malen uit het Hoofdbestuur in deze
correspondentie haar dank en erkentelijkheid
voor de gewichtige diensten welke door de
bemanning der reddingbooten gedurende al
die jaren werden bewezen en blijkt daaruit
tevens, hoe zij vaak onder zeer moeilijke om
standigheden er in slaagden het meest nobele
werk te verrichten, n.1. hun evenmensch ve"
O* ff»
Schipbreukelingen door m.ddel van schietlijnen gered