Raadsels
TOM DE NEGERJONGEN
9
T JUTTERTJE
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1934
PAG. 7
De reis
van schipp:r Bontekoe.
Nieuwe Raadsels.
w
de eerste vriendinnetjes die me over den
Kindermiddag schrijft. Ik ben er vast
even blij om als jij dat hij zo goed ge
slaagd is-
£or Wisse. Zo heb je Zondag „een
bonte avond" gehad, Cor. Nu, Woensdag
was het weer een bonte avond bij jou
thüiS, toen zusie de inktPot over het
tafelkleed en haar rok gooide.
Nella Bastiaanse. Dit laatste briefje
voor jou, Nella. Ik vond het wat aardig
dat ik van jou zo gauw een briefje kreeg
met dankbetuiging voor de fijne middag,
Woensdag. En jij bent niet eens een raad-
selvriendinnetje van me. Waarom eigen-
UK niet? Je leest 20 trouw 't Juttertje,
ie kan zo keurig schrijven, je hebt zulk
Uk briefpapier en je kan vast goed
raadsels oplossen en je houdt natuurlijk
ook van boeken. Waarom doe je dan niet
ee? Heb je het zo heel, heel druk met
huiswerk maken? Dat moet je me alle
maal eens vertellen, hoor.
Nü jongens en meisjes, tot volgende
week' dan mogen jullie me allemaal weer
schrijven. KINDERVRIEND.
EEN KNOPEX-Pt'ZZLE.
Hier zien jullie een vierkant, dat ver
deeld is in 16 vierkanten of ruiten. Teken
op een stuk papier nu deze tekening pre
cies eender ha, en neem dan 10 knoopjes,
die je op dezelfde manier neerlegt, als
hierbij is afgebeeld. De bedoeling is nu,
dat je slechts twee knoopjes van hun
plaats mag halen en die zoo neerleggen,
dat er drie rijen knopen ontstaan, ieder
van vier knopen.
WAAR 18 DE KOE?
Ml C
b*
Vier vrienden, het varken, de kalkoen,
de koe en meneer Knor waren aan het ver
stoppertje spelen. Meneer Knor had moe
ten aftellen en daama was hij gaan zoe
ken. Het varken en de kalkoen had hij
gauw gevonden, maar de koe had zich
zoo goed verstopt, dat zij haar met hun
drieën zelfs niet zagen. Maar als julile de
cijfers van 164 verbinden, dan zie je
haar Zoo. Probeer het maar.
Verschillende van de oude scheepsjour
nalen zijn het lezen nog altijd waard, er
zijn er ook enkele, die altijd veel lezers
hebben getrokken, maar geen heeft altijd
zooveel belangstelling gewekt als het Iour-
nael ofte Gedenckwaerdige beschrijvlnghe
van de Oost-Indische Reyse van Willem
Ysbrantsz. Bontekoe van Hoorn. Begrij
pende veel wonderlijcke en gevaerirjcke
saecken hem daer in wedervaren. Begon
nen den 28 December 1618 en vol eynt den
16 November 1625." Die reisbeschrijving
bevat geen buitengewone geoeurtenissen,
die niet in andere journalen te vinden zijn;
het is ook niet een van de oudste reizen,
maar Zij kenmerkt zich wel door een
persoonleken, vlotten en levendigen stijl,
waaruit men zich een goed denkbeeld kan
vormen van het karakter van den schrij
ver: een eenvoudig, vroom man, die met
zeer veel ongeluk te kampen heeft gehad.
„Een reis van Bontekoe" is dan ook een
spreekwoordelijke uitdrukking geweest
voor een tocht, die zich door allerlei
rampsmoedigheden kenmerkte.
Het begin van de reis leek vlot te ver-
loopen. Schipper Bontekoe zeilde, zooals
ook al uit den boven aangehaalden titel
van zijn scheepsjournaal blijkt, op 28 De
cember 1618 van de reede Van Texel Uit
toet Zijn schip Nieü-Hoorn, ter grootte van
1100 ton (voor dien tijd was dit een groot
schip), bemand met 206 „eters".
Het schip zeilde tezamen met de
„Nieuw-Enehüysen" en de „Nieuw-3ee-
landt". Wel geraakte men tijdelijk deze
schepen uit het gezicht, maar later kon
den de schepen zich weer Vereenigen. Men
Zeilde de Kaap de Goede Hoop voorbij,
doch kort daarna begon de gevreesde
ziekte, de scheurbuik, Zich te doen gelden.
De schepen waren toen al Uit elkander ge
gaan, de Enkhuizen voer naar de kust van
Coromandel (Voor-Indië) en ook de
Nieuw-Zeelandt volgde een andere koers.
Toen de Nie-Hoorn in de nabijheid van
Madagascar was gekomen lagen er veer
tig zieken te kooi, en daarom leek het
raadzaam, Madagascar aan te doen, om
verseh drinkwater, vleeseh en vruchten,
enz. in te nemen. Een landing was echter
niet mogelijk, waarop men koers zette
tusschen Mauritius of de daarbij gelegen
groep der Maskarenen (waartoe Réunion
behoort) om een van beide aan te doen.
Op Réunion kon men de zieken aan land
brengen en men bleef daar geruimen tijd.
Door jacht op vogels en schildpadden
kreeg de bemanning versch voedsel en dit
deed den Zieken goed. Althans bijna allen
herstelden. Toch scheen het nog geraden.
Mauritius (dat op 900 K.M. gelegen is van
Réunion) aan te doen. Ook hier was lan
ding niet mogelijk, zoodat men tenslotte
naar een eiland vlakbij Madagascar voer.
Hier kon de bemanning zieh geheel her
stellen van alle ontberingen, zoodat „het
weder soo fris en gesont werd," „of wjj
eerst (kortgeleden) uyt Hollandt geseylt
waren". De eindelooze reis werd toen weer
voortgezet, tot op den 19en November 1619
het ongeluk de Nieu-Hoorn achterhaalde.
De botteliersmaat was bezig in het ruim
om een vaatje brandewijn, waaruit de oor
lammen van de matrozen getapt werden,
te vullen, toen de vloeistof door het lek
ken van een kaars in brand raakte. Eerst
leek het ongeval niet ernstig, doch spoedig
bleek het vuur op een andere plaats weer
aan te wakkeren, Wat des te gevaarlijker
was, omdat het schip een groote lading
kruit aan boord had. Dadelijk drong Bon
tekoe er bij den opperkoopman Heyn Rol
op aan, dat het kruit overboord gêzet zou
worden, doch deze vreesde, dat het dan
later zich niet tegen een mogelijken vijand
zou kunnen verdedigen. In deze gevaarlijke
oogenblikken bleek de tucht ook te wen-
schen te laten: een aantal opvarenden ver
liet het schip met twee booten, waarin
zelfs Heyn Rol zieh liet overhalen plaats
te nemen. Toen Bontekoe van deze deser
tie hoorde, wilde hij eerst de booten over
zeilen: „Knaphandigh hael de syelen om!
Wij sullen sien, wyse konnen beseylen en
stroopense onder de kiel deür. Dat haer
dit en dat hael!" Gelukkig mislukte deze
strafoefening, zooals Bontekoe later zelf
ook geoordeeld zal hebben. Intusschen
ging de overgebleven equipage met man
en macht met blusschen door, terwijl Bon
tekoe ook het kruit overboord begon te
zetten. Toen echter ook de olielading in
brand raakte werd het blusschen onmoge
lijk. Er waren zestig halve vaten krult in
zee geworpen, toen de vlam de 300 nog
overgeblevene bereikte. Er waren toen nog
119 man aan boord. „lek stonde, doen 't
aengingh, bij de groote hals (touw van het
grootzeil) boven op 't schip en ontrent 60
persoonen stonden recht voor de groote
mast, die 't water (om te blusschen) over
namen; die worden al te samen wegh ge
nomen en aan hutspot gheslaghen, dat
men niet en Wist waer een stuck bleef, als
oock van alle de anderen". Bontekoe ver
telt, dat hij mede in de lucht vloog, „wiste
niet beter of ick most daer mede sterven".
Hij behield echter Zijn Volledige bezinning
en Uitte Zelfs een gebed! Levend kwam
hjj temidden van de wrakstukken in het
water terecht, hoewel hij eenige zware
Wonden aan rug en hoofd opgeloopen had.
Hij vond aan zijn eene zijde de groote mast
en. aan den anderen kant de fokkernast in
hef water drijven. Hij ging op de groote
mast liggen „en sagh het werck eens over
en seyd": „O Godt! hoe is dit schoone
schip Vergaen, gelijck Sodoma en Gomor-
ra". Toen bemerkte hij dat nog een jonge
man gespaard was gebleven en samen ble
ven zij, drijvende op het wrakhout uitzien
naar de booten. Gelukkig kreeg men de
booten in zicht en de bemanning daarvan
was zeer Verheugd den schipper nog in
leven te vinden. De beide drenkelingen
werden gered. En zoo ving een tocht aan
in twee open booten op zoek naar land.
Men moest daar niet ver afzijn, want het
laatste bestek had uitgewezen, dat men
zich ter hoogte van straat Soenda moest
bevinden, de zeestraat die Java van Su-
matra scheidt. Een volgend maal zullen
wij de lotgevallen en rampsoeden van Bon-
tekoe en zijn mannen verder volgen.
Tante: „Ik vrees, dat ik regen meege
bracht heb!"
Dick: „Niets anders?"
DE REIS VAN SCHIPPER 1ÏOXTEKOE.
Oplossingen der vorige raadsels:
Redder.
II.
Boom,
III.
Puur, vuur, muur, kuur, tuur, huur,
zuur.
Goede oplossingen ontvangen van:
Tini W.; Anderina R.; Dina W.; Nellie
J.; Agatha K,; Harm L.; André W.; Fem-
mie .H.; Rietje W.; Fietje K.; Tini W,;
Lena v. Z.; Berta H.; Tieny R.; André G.;
Trieni en Dries de V.; Rikje B,; Fransje
van E.; Gretha van T,; Jöop van'B.
Ik ben een veldgewas. Draal mij om ea
wij. zijn met ons beiden.
II.
Van welk woord van vijf letters blijft
slechts één over, wanneer men de beide
eersten eraf neemt?
III.
De volgende woorden bestaan alle uit
drie letters en zij verschillen alleen van
elkaar door hun begin:
Aanwijzend voornaamwoord; overdre
ven aangekleed; opening; vloerbedekking;
knaagdier.
233. Daar zag hij aan een boom eer
Vre«ndsoortigen tak. De tak was heele
j^^l krom gegroeid, het leek haast ee
h°epel, dacht Tom. Zooiets kon je alti
Wei gebruiken. Tom hakte den tak m
^®e' moeite met zijn kapmes van den be
234. Met zijn nieuw bezit liep Tom de
lannen achterna. Hij zag, hoe de touwen,
ie de apen aan de kooi hadden vastge
pakt, nog altijd achter het gevaarte aan-
septen. en heel voorzichtig maakte hij
an het eene eind van dien krommen tak
e beide touwen vast, en liep toen mee om
5 zien om welken boomstam hij nu eens
et andere eind zou kunnen heenslaan.
235. En niet lang hadden ze allen zoo
jloopen, of daar kwam hun een mooie
mom in den weg, prachtig geschikt voo.
iet doel. Toen de mannen er voorbij wa
ren, sloeg Tom zijn tak om den stam, die
erin paste alsof hij er voor gegroeid was.
Maar o wee! Wat nu gebeurde, had Tom
riet bedoeld.
236. Voor iemand wist, wat er eigenlijk
.an de hand was, voelden de mannen, hoe
ïun de kooi uit de handen werd gerukt. Ze
varen natuurlijk onkundig van wat Tom
veer had uitgehaald, doorgeloopen, maar
de kooi kon niet verder, doordat het touw
strakgespannen stond. En daardoor ge
beurde het ongeluk. Een vreeselijk ge-
traak klonk, als van brekend hout en de
mnnen stoven verschrikt uit elkaar.