Het Sint'Nicolaaslegaatje. SINT NICOLAASNUMMER HELDER SCHE COURANT VAN 24 NOV. 1934. Hoe ,t kwam, dat juffrouw Pothof opeens Ansseheete. Maar de Sinterklaas-mijters moesten het ontgelden \>3i Dba ol eet2è iacb ^dbouv^ Ofal b'j zzn Folkloristische Sinterklaasversjes. door BENNO A. VLETTERLO. Ieder jaar opnieuw, wanneer het St. Ni- colaasfeest naderde, vulde juffrouw Jansse uit de Beierstraat al haar vrijen tijd met het vervaardigen van mijters en andere requisieten, zonder welke nu eenmaal geen Sint Nicolaas denkbaar is. 't Sint Nicolaasfeest van dat jaar was reeds zeer nabjj en juffrouw Jansse had reeds 25 mijters op stock, toen ze de brie venbus hoorde kleppen: 't onfeilbaar tee- ken, dat er iets in was geworpen, wellicht een reclame. Tot haar verbazing vond juf frouw Jansse echter een groote envelop: 't adres was geschreven met kriebeige hand en luidde: Aan Mevr. Jansse, Bierstraat. Mevr. Jansse opende den brief zonder overhaasting, bijna onverschillig. Ze ver wachtte geen Sinterklaas-verrassingen en tot de vele lessen, die het leven haar ge leerd hadden, behoorde ook deze:„Geluk kig is hij, die niets verwacht, want hij zal niet teleurgesteld worden." Toen mevr. Jansse den brief echter half gelezen had, snakte ze naar adem en het soheelde een beetje, of ze had misgesnakt. En toen ze den brief uit had, snakte ze heelemaal niet meer. Ze was ademloos. Met de hand aan heur hart eonk ze ach terover in een stoel en sloot de oogen. Tegen slecht nieuws was ze voldoende opgewassen, maar goed nieuws en vooral nieuws van dit gehalte, daar kon ze niet tegen. Ze opende de deur van de Kamer en riep juffrouw Pothof, een dame, die 't zelfde beroep uitoefende als juffrouw Jansse. Ze waren verknochte vriendinnen, maar droe gen elkaar tevens een feilen haat toe. Deze haat echter was gedurende eenige dagen geluwd, in verband met de St. Nicolaas verrassing, die men wederzijds verwacntte. Een fractie yan een seconde la.ter stoof juffrouw Pothof zelf binnen. „Zal ik je eens wat vertellen zei juf frouw Jansse. „Ik heb geld gekregen!" „Zeker van Sinterklaas," smaalde juf frouw Pothof. „Vijfhonderd gulden," vervolgde juf frouw Jansse. Hierop vertelde ze, dat zij juffrouw Jansse een legaatje had ge kregen en dat ze niet eentje was om iemand te vergeten, die ze ook in minder fortuinlijke dagen had gekend. „Ik bedoel" besloot ze haar verhaal, „dat we dit jaar een fijne Sinterklaas zul len hebben, want jij krijgt er een gedeelte van!" „Maar m'n beste mensch," protesteerde juffrouw Pothof, „zooiets kan ik toch niet van je aannemen!" „Ik bedoel 't ook niet als cadeautje", legde juffrouw Jansse uit. Ze kende de trots van aar vriendin te goed, dan dat deze geld van haar zou zullen aannemen! Nee, juffrouw Pothof moest er voor wer ken. Ze moest den vloer schrobben bij juf frouw Janss, de messen polijsten en het heele huis een flinke beurt geven, en dat nog vóór Sinterklaas. Morgen was 't 5 December, "dus was "er haast bij. Toen juffrouw Pothof den volgenden morgen, den vijfden Dècemberkwam wer ken, was juffrouw Jansse geheel op haar Zondagsch. Ze gaf de noodige bevelen en ging daama liggen op de canapé om met volle teugen te genieten van de weelde om juffrouw Pothof voor haar te zien werken. Van de mijters en kappen trok ze zich geen zier aan. Ze had geld en de anderen moesten maar voor zichzelf zorgen. 't Bleek al spoedig, dat het niet de be doeling van juffrouw Jansse was geweest om de overeenkomst met juffrouw Pothof van den gemoedelijken kant op te nemen. Nee, zij moest waar voor haar geld heb ben. Zij had een goede leerschool door- loopen en kende alle trucjes. Ze herinner de juffrouw Pothof eraan, dat de messen ook heften hadden en deelde haar mede, dat je de ruiten moest- poetsen tot je je d'r in kon spiegelen. Meermalen sloot ze de oogen. En de brief, de kostbare brief, waarin de gelukkige tijding stond meegedeeld, lag onbewaakt naast de canapé op den grond. Juffrouw Jansse gevoelde zich intus- schen diep gelukkig, 't Was op slot van rekening niet zoo heel moeilijk een dame te zijn. Vijfhonderd gulden duurde een -~'-n tijd: één jaar misschien! Toen juffrouw Jansse begon te snurken, duurde het niet lang of juffrouw Pothof had den bewusten brief in de handen. Deze was afkomstig van een notaris uit Gro ningen en bevatte de mededeeling, dat er een oom van juffrouw Jansse was overle den en dat deze haar 500 gukLen had na gelaten, welke bedrag binnenkort zou wor den overgemaaku. Een oom in Groningen. Vréémd. Zéér vreemd, Juffrouw Pothof kende alle fa milie-aangelegenheden van haar vriendin, Ze was zelfs ziek van deze '"-nilie-aange- legenheden, maar nooit h haar hoo- ren praten over een oom Groningen, Misschien was deze brief wel bij de ver keerde juffrouw Jansse. Al deze heerlijke mogelijkheden rezen op in het vruchtbare brein van juffrouw Pot hof. Tien minuten later werd juffrouw Jansse wakker door een stoot in haar zij, Ze zag dat juffrouw Pothof naast haar stond met den brief in de handen. „Wor es wakker", zei juffrouw. Pothof, „er is hier een vergissing in het spel, en jij zult dat wel weten, denk ik." ,,'n Vergissing," stamelde juffrouw Jansse, „wat voor vergissing? Geef dien brief eens hier." „Zou je wel willen," antwoordde juf frouw Pothof, „die brief is niet eens voor jou." „Niet voor mij?" Juffrouw Jansse zat in eens recht over eind. „Voor wie is-ie dan? Mijn naam staat er toch op?" „Welnee, beste mensch, dat is jouw naam niet! Dat is mijn naam!" „Jouw naam? Wat praat je toch voor onzin Geefhier dien brief. °f ie zul-t zien wat er gebeurt!" „Juffrouw Pothof hield haar den brief voor: op veiligen afstand natuurlijk. „Nou, wie z'n naam staat er op?" „Mijn naam." „Kijk nog eens goed, lieveling. Zie je niet, dat er een ruimte is tusschen de J- en de rest van het woord? De letter J is de voornaam en de rest is de achternaam. De brief was voor J ansse en dat 'ben ik." „Je bent gek," stamlde juffrouw Jansse. De zachte klank in haar stem was een mengeling van angst, schrik en razernij. De ontsteltenis had haar nagenoeg spra keloos gemaakt. „Niet zoo gek als je graag zou willen," antwoordde haar vriendin. „Je wist zeker niet, dat ik twee keer getrouwd ben ge weest?" „Ik heb er altijd van staan te kijken, dat je nog ooit een man hebt gekregen, Iaat staan dus twee." cloov* Anny 'ie eenI202. laarbelavzg' 2oet- ev2"braat i<> c* 1$ s?anzeH ÓOIG met baat Mei- Omt-Nicolaaè l02èt \bbnt- al bM i)a\ ié focib yi}<z\ -vbov3 jou Qic aIbrevjgT bij ai el \jva\ je bavrija bc^eerb a'b boo$' <2» dark Laat bevn naada-l ja t-eevH „En toch is dit zoo, lieveling. De won deren zijn de wereld nog niet uit, zie je. Ansse was mijn eerste man en Pothof mijn tweede. En 't mooiste, is, dat Ansse zali ger een oom had in Groningen." „Gek, dat je daar nooit over gesproken hebt." „Ja, zie je lieveling, wat dat betreft, zijn we precies gelijk. We praten niet graag over onze rijke familieleden." Juffrouw jansse zag, dat de tóestand ernstig was. Er viel blijkbaar niet te rede neeren. Ze deed derhalve een plotselingen uitval, maar den brief, greep mis en kwam languit op den grond terecht. Er volgde een worsteling. De buren kwamen er aan te pas, die onderling wed denschappen aangingen over den waar- schjjnlijken levensduur van meubelen en aardewerk. Veel geld werd er gewonnen en verloren met een theepot, die het vijftien minuten lang uithield. Toen de politie arriveerden zelfs op St, Nicolaasavond zijn er politie-agenten, die het noodig achten kleine genoegens te be derven was de kamer van juffrouw Jansse volkomen er verfilming gereed. Een geheel arsenaal van mijters in alle mogélijke nuances en formaten lag óver den grond verspreid. De agenten brachten de beide dames naar het politie-bureau, maar de commis saris was gelukkig een man met een hart Hij had geen verlangen om op Sinterklaas avond menschen op te sluiten. Hij wilde meehelpen de zaak tot een oplossing te brengen. Juffrouw Pothof had den brief nog, maar juffrouw Jansse had de envelop. De commissaris bekeek den brief en zag onmiddellijk dat een zakmesje hier goed werd had verricht. Sintniklaas kapoentje, Leg wat in mijn schoentje, 'n Appeltje of 'n citroentje. Zoo het alles daarin niet kan, Bindt *t dan met een koordje eran! Sinterklaasje, bonne, bonne, Gooi wat in de leege tonne, Gooi wat in de huizen, Dan kunnen we grabbelen, Als'katten en muizen! fin FrahKrpiT: Saint Nicolas, bon homme, Donnez-moi des pommes. Donnez-moi des macariiis, Saint Nicolas est mon cousin! Sinte Nicolaes, Nobele ba'es, Brengt mq wat in m'n schoentjen, Een appeltjen of een lamoen tjen, Een nootjen om te kraken, Dat zal zeker smaken! Sinte Klaas, die goede man, Die ook alles bakken kan, Suikergoed en taaie man, Ja, daar krijg ook wat van Sinterklaas die goede Heer, Hij komt alle jaren weer, Met zijn paardje voor den wagen, Daar komt Sinte Klaas aanjagen! Sint Nicolaas -Bisschop, goed heylich man, Wil je wat'in m'n schoentje geven, God loont U dan, Geeftftemen een beurs met bellen, Soo sal ickje niet meer quellen, So langhe als hét: God geliefft, Heb ik Sint Niclaesje lieffi Sinterclaes bisschop, Settie' hoóghe muts op! Trekje beste tabberd an, Rijd er meê naar Amsterdam, Van Amsterdam naar Spanje, Appelen van Oranje, Peeren van de boomen, Rijke, rijke oomen, Rijke, rijke juffertjes, die draghen wijde mouwen, Hansje die wil trouwen, Hans, die sprong over de sloot, Brak een poot, Tien pond suiker! Leg den lepel, Op den ketel! Brandewijn met suiker. Sint Nicolaas, dou goede bloed! Geef me een zakje vol suikergoed: Niet te veël en niet te min, Smijt 't maar tot den schoorsteen in! Wie stout is of boos Sint Niklaas hoort alles, Hij luistert altoos! Men kan hem niet foppen geloof nrp oprecht, Wat hij gezien-heeft, vertelt hem zijn knecht! Toen vroeg hij de enveloppe. „U zult u hoop ik, nog herinneren, dat die-gericht was aan juffrouw Jansse, Beerstraat. De post had zich echter ver gist. Hij had den brief bezorgd in de Bier straat. „Zoo zie je," zei juffrouw Jansse, toen de beide dames een half uurtje later het politie-bureau gearmd verlieten, „zoo zie je, dat geld nog geen geluk aanbrengt." .„Amen," zei juffrouw Pothof en keek naar drie vreemde gedaanten in rood flu weel en witte kant, die luidkeels een liedje zongen „Vol verwachting klopt ons hart, "Wié de koek krijgt, wie de gart," Toen juffrouw Jansse thuiskwam en daar den vertegenwoordiger vond der ver schillende families, voor wie ze een mijter zou vervaardigen, kostte het haar wel eenige moeite deze menschen een behoor lijke verklaring te geven. Hoog vliegt St. Nicolaas door de lucht. Hij zit op 't paard, dat kreunt en,zucht, Zijfa knechtje Piet hangt aan den staart Van 't wit- en zwartgevlekte paard. Als. 't maantje schijnt en hen verlicht, Komt er plezier op hun gezicht, Dan grijpt Piet in z'n diepen zak En klautert op den nok van 't dak. Vóór dat iemand 't heeft bemerkt, Is hij den schoorsteen in gewerkt. Aan rook of roet stoort hij zich niet, Maar doorvoor is 't ook Zwarte Piet! Komen de kleintjes 's morgens op, Dan vinden ze een-tol, een pop, Eén spoortrein met een lange baan, Dat heeft die goeie Sint gedaan. SINTERKLAASAVOND. Boem, boem, boem! Wie rommelt op de trappen? De Zwarte Piet maakt grappen! Kom maar binnen, 'k ben niet bang, 'k Was wel zoet een heel jaar lang. 'k Zal een versje zingen, Vroolvjk dansen, springen. Boem, boem, boem! Dag Sinter Klaas, mag 'k even Aan u een handje geven? Hebt u ook aan mij gedacht. Lekkers en wat moois gebracht? 'k Zal wat voor u zingen, VroohjK zujn en springen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 23