SOMALIVROUWEN Het Menu 't juttfrtje zaterdag 8 december 1934 pag. Boter als haarpomade. Wanneer de Somalivrouw ,,jour" heeft, door W. WAANSINK. De Sornalivrouwen hebben ondanks hun gemoderniseerde steden in Abessinië niets van hun eigenaardigheid ingeboet. In de hoofdstad Aduis Abeba, met zijn station en gijn gezantschappen, met de op twee heu vels gelegen „Gibis" der keizerin en van den resident met Het Joodsche Warenhuis en de geplaveide straten, woont de inboor ling zooals vroeger in zijn hut. De palen zijn loodrecht in den grond geheid, daar- tusschen zijn twijgen gevlochten en met leem dichtgestopt. De daken zijn van stroo. Het ,,erf" is omgeven door een omheining van Eucalyptus of van gevlochten takken. Tusschen deze hutten ziet men de houten huizen van de blanken. Steen ziet men haast niet. In het gedrang van de vele menschen op de zeer onwelriekende markt (ook hier regelt de Askari, als verkeersagent, met een stok het verkeer) zien wij de eerste vrouwelijke inboorlingen. Zij verkoopen daar hun korrelige boter, waarvan de smaak het midden houdt tusschen runder- vet en haarpomade. Met de boter, die zij niet kon verkoopen, en die ranzig gewor den is, vet de Somalivrouw het haar. Zij draagt het liefst een wit kleed, dat echter door vermenging van die boven afdruipen de boter en het stof der straten, zwart wordt. De kleur wordt dan bij de heupen wat lichter, en onderaan, bij den rokzoom, weer donker. De vrouwen zijn opgetooid met allerhande fraais. Het blauwe lint om de hals is een teeken dat zij Christenen zijn. Aan deze linten dragen zij kruisjes, barnsteenkralen, kleurige glazen kralen e.a. Ook dragen deze vrouwen graag arm banden, aan den pols of den bovenarm Het liefst worden er een heeleboel tegelijk ge dragen, zoodal zulke rollen soms wel 12 cm breed zijn. De beide helften zijn in het midden door een scharnier verbonden, en worden door een dunnen draad gesloten. Soms worden de armbanden zoo stevig vast gemaakt, dat zij er niet meer af kun nen, en dan is de vrouw gedoemd, de ver sierselen te blijven dragen. De oorringen zijn 5 cm breed en iets zwaars van fili- graanwerk hangt eraan. Ringen uit alle mogelijke metalen, zelfs van ijzer, worden aan eiken vinger gestoken. Tot slot draagt de Somalivrouw nog een witten hoofddoek, die achter op den rug valt. Bezoeken wij een hut om de vrouw in haar eigen huis te leeren kennen. Wanneer het vuur, dat gemaakt is van droge koe- of muildiermest, brandt moeten wij eerst gaan zitten om uit den rook, die naar boven stijgt, te komen, en zoodoende te kunnen zien. En wij zien, hoe weinig de Somali om zijn huis geeft De huisheer heeft zich niet eens de moiete gegeven om de leem van binnen glad te strijken, en ïeeft slechts een paar resten van tapijten er aan vast gekleefd De vrouwen dragen het haar in een krans om het hoofd gevlochten, en daarin steken naalden en kammen van goud zilv wie tenminste betalen kunnen. Heel ori[ wel r1ragen de kinderen het haar. Al gauw na de geboorte worden zij kaal geschoren op een klein plekje na op de kruin. Het kale hoofd glimt door de boter, het haar dat op de kruin groeit, wordt een warrig knoetje. Deze haardracht hangt met een bijgeloof samen- De Somali gelooft n.l. dat de duivel een gestorven kind bij de beenen naar de hel trekt en nu moet de engel ook een hou vast hebben om het kind in de hoogte te kunnen crekken. Wjj kijken nu wat nauwkeuriger rond in de hut. Het huisraad "s heel eenvoudig. Voor het koker is een 40 cm hooge pot van gedroogde leem, in den vorm van een peer. De potten en pannen worden niet eerst voor het gebiuik, gebakken. Verder zijn er nog koppe- van droge leem, en hou ten bekers. De houten lepels zijn gemaakt om opgehangen te worden. Emmers en flesschen worden door de kaie s vervan gen. Het koken doet de vrouw vóór haar huis. Ze heeft daarvoor allereerst - en driekwart meter hooge vijzel, waarmee zij gierst stampt. Deze gierst is een beetje vochtig gemaakt, en wordt door het fijnstampen een dikke brei. Dan brengt zjj het geheel op een vlakker molensteen, waarna zjj de „Durah'zoo heet dit eten, dat een brood is, vervolmaakt. Zij voegt er gist bjj, en krijgt zoodoende een brooddeeg, waarvan zjj een brood bakt in den leemen pot. Vleesch, da nooit heelemaa! gaar gekookt wordt, en "ijst vormen het hoofdvoedsel. Er is in Abessinië een wet, de „Feta Ne- gest", die het huwelijk betreft. Niet alleen mogen bloedverwanten niet met elkaar trouwen, maar ook in hetzelfde huis op gegroeide personen niet. Een man mag geen vrouw van over de zestig trouwen, en slechts .riemaal een huwelijk sluiten. Hoewel polygamie verboden is, komt dit toch wel voor. Een paar kan ook onder huwelijksche voorwaarden trouwen, waar bij alle financieele en andere verplichtin gen precies geregeld zijn. Dit contract kan opgeheven worden bij wederzijdsche toe stemming. Dan is er ook een proefhuwelijk moge lijk, dat twee jaar duurt. Na die twee jaar wordt het huwelijk ontbonden, wanneer beide partijen dit wenschen. Anders blijven zij natuurlijk getrouwd. Bij de scheiding moet de man beloven, zijn vrouw volgens haar stand te onderhouden, en haar een vast inkomen te geven. De vader krijgt de oudere kinderen toegewezen, de moeder de jongere. Vrouwenverkoop is nog gebruikelijk on der de Somali's. De bruidegom moet de vader van de bruid een behoorlijke som betalen. Wanneer het gaat om een mooi meisje, moet de toekomstige man 2 gewe ren en 10 kameelen, 10 schapen of bokken, 12 koeien, twee paarden en twee muil dieren geven. Als de bruidegom een of an der overwinningstrophee heeft, geldt dat voor 16 stuks vee. Wanneer de voorname Abessinische jour heeft, ontvangst zij haar gasten vóór haar hut. Zij tracteert haar gasten op koeiemelk en op Abessi- nisch bier. Verder geroosterde graan korrels, die door een slaaf geserveerd wor den. Tot slot nog geroosterd schapen- vleesch en Tetsch (honingwijn). De vrouw des huizes toont haar gasten dan haar sieraden en haarkleeren, vooral de lange witte gewaden, de versierde Schamma's, die zij zelf weeft, terwijl de andere kleeren door de uienaresse 1 ten toongespreid wor den. Bij het maken der Schamma's heeft zij geen hulp noodig. Zjj begint het werk door den inhoud van katoenomhulsel tot een wolk te maken, zij trekt het uit elkaar, DE RIJKE VERLOOFDE. 't Was een prachtig-mooie middag, vol van gouden zomerzon, dat ik eenzaam liep te wandelen op het plein voor 't station. Uit de verte kwam de sneltrein, met een pufffend-zwaar gezucht; net als kleine zilverwolkjes steeg een rookpluim in de lucht. Als de wagens eindlijk stilrtaan, gaan de menschen, groot en klein, wringend door den nauwen uitgang henen naar het breede plein. Spoedig was de menschenschare onze zees'ad ingegaan, slechts één enkel meisje bleef daar stil en eenzaam staan. In haar oogen, zoo weemoedig, blonk een fonkelende traan; 'k kon niet laten, haar te zeggen: „Meisjelief, wat scheelt er aan?" 't Aardig mondje deed ze open: 'k Kom uit Amsterdam vandaan was 'k maar nimmer naar het Moorder naar Den Helder heengegaan! Wat is 't hier nou yoor een stadje! Maar, ik heb mijn hart verpand, ginds in onze drukke hoofdstad, aan een schattigen galant! Ja, die ridderlijke jongen heeft altijd een zak met geld; vaak ga 'k medé, als hij met z'n auto langs dé wegen snelt. Als hij maar één keertje toetert, gaat een elk voor hem opzij!" „Dan heeft hij een prachtbetrekking." zei ik plots verwonderd, blij. ,,U hebt het precies geraden," sprak ze met verhoogde kleur, „want mijn aardige verloofde, die isautobus-chauffeur!" kamt het, rekt het, en maakt er ten slotte met behulp vaj een klos draden van. Het is gewoonte dat de vrouw reeds den vol genden dag een tegenbezoek brengt. Zjj laat door een gewapenden bediende belet vragen. Zij zelf komt op een muildier en wordt vooraf gegaan door twee slavinnen, andere volgen. Wanneer de dame van het muildier stijgt, houden de meisjes een scherm op, want het afstijgen is een dis crete handeling. De dame blijft tot het don ker bij haar gastvrouw. van deze week. HENDRIK HAKKELAAR. Zondag. Groen tensoep. Ragout van konijn. Aardappel-purée. Appelmoes Maandag. Runderlapjes. Spruitjes, Aardappelen. Broodschoteltje. Dinsdag. Karbonade. Stamppot van zuurkool. Vanillevl: met bessensapschuim. Woensdag. Gehakt. Savoyekool. Aardappelen. Rijst met citroensaus. Donderdag. Erwtensoep. Griesmeelkoekjes. Vrijdag. Gebakken schol. Andijviesla. Pommes Frites. Vruchten. Zaterdag. Haché. Gestoofde bietjes. Aardappelen. Appelmoes. Ragout van konijn. 1 wild konijn, 12 kleine uitjes, 1 water, 2 bouillon blokjes, 125 gram doorregen ge rookt spek, 50 gr boter, 30 gr. bloem, zout, peper. Het konijn wordt in stukken gehakt, die een half uur in koud water worden gezet, daarna met een doek goed afgedroogd, ge zouten en door de bloem gewenteld. In een braadpan wordt het aan reep jes gesneden spek uitgebraden, daarna de boter bijgevoegd en het vleesch aan alle kanten bruin gebraden. Is het vleesch bijna gereed, dan doen wij de schoongemaakte uitjes er bij en de resteerende bloem, laten alles samen nog doorbakken en voegen ten slotte de halve liter water bij, waarin de bouillon blokjes zijn opgelost. Peper naar smaak. We laten het vleesch op een kleine pit nog anderhalf uur stoven en dienen de ragout op, overgoten met de saus. Broodschoteltje. 10 sneetjes oud brood zonder korst, 1 ei, 2 theekopjes melk, 50 gram krenten, 50 gr. rozijnen, 50 gr. boter, 75 gr. suiker, 1 volle theelepel kaneel, 1 zure appel. We vetten den bodem en de zijkanten van een vuurvast schoteltje in en bestrooien het met paneermeel. Den bodem beleggen we met 1/3 van de sneetjes brood, die alle met boter besmeerd zijn, nierop komt een mengsel van de goed gewasschen krenten en rozijnen en de helft van den aan kleine blokjes gesneden appel, daarop een bebo terde broodlaag, de rest van de mélange (krenten en rozijnen en appel) ea ten slotte weer een broodlaag en kaneel. De eieren, melk en suiker worden goed geklop* en over de bovenste broodlaag gegoten, waar na de schotel een half uur in den oven ge plaatst wordt. Vanille vla met bessensapschuim. 1 melk. 35 gr. vanille-custardpoeder, 50 gr suiker, klontje boter. 1 eiwit, 1 dl bessensap. 1 klein theekopje suiker. We brengen 4 d' melk aan de kook, los sen er oO gr suiker in op en roeren er het papje door, dat we gemaakt •-.ebben van de achtergehouden melk en de custardpoeder, laten alles roerende even doorkoken, ne men de pan van het vuur, voegen het klontje boter bij en kloppen de massa tot dat deze afgekoeld en luchtig is, waarna wij de vla overgieten in een glazen kom. Even voor het opdienen wordt het eiwit zéér stijf geklopt met de suiker en hierbij telkens een leetje bessensap gevoegd, tot dat al de sap verbruikt is, daarna wordt de schuim op deze vla geschept. Let wel!! Den dooier bewaren voor het recept van Woensdag! Savoyekool. 1 middelmatige savoyekool, 4 dl melk, 35 gr bloem, 35 gr boter, noot, zout. We nemen de buitenste bladen van de kool, verdeelen deze in twee of vier stuk ken, die in dunne reepjes worden gesneden en daarna in water met zout gaar gekookt. Is de kool gaar, dan laten wij op een ver giet het overtollige water wegloopen. We maken nu een sausje door de boter te 6melten en met de bloem te vermengen, daarna voegen we langzaam de melk en noot bij, laten de gebonden saus even door koken en stoven hierin de kool, die door de toevoeging van de melk en bloem veel voedzamer wordt en tevens smakelijker. Voor de citroensaus bij de rijst is noodig: 3 dl watersap van 2 groote citroenen, 100 gr. suiker en wat sago om te binden. Griesmeelkoekjes. Vz 1 melk, 125 gr griesmeel, 50 gr. beter, 100 gr suiker, 100 gr gedroogde abrikozen, citroenschil, suiker, frituurvet, 3 eieren. We bengen de melk met het zeer dun afgesneden schilletje aan de kook, lossen er de suiker en de boter in op, verwijderen de schil en strooien er, roerende, de gries meel in en blijven zoolang roeren, totdat we een zeer dikke massa hebben verkregen, waar wij de geklopte eieren door mengen. We spreiden dit mengsel op een groote platte schaal uit op 1 cm dikte en laten het bekoelen. We maken nu in een ijzeren pannetje het frituurvet goed heet en steken van de griesmeelmassa met een zandvormpje cir kels uit van 6 a 7 cm doorsnede, die we in het frituurvet laten glijden en lichtbruin laten bakken. Op elk rondje kunnen we een abrikoos leggen, die we vooraf even hebben opge weld, waarna de koekjes bestrooid worden met gestampte suiker en warm opgediend. Kerstcake. Met de feestdagen smaakt het dubbel goed, indien de huisvrouw zelf gebakken tractaties aan hare huisgenooten voorzet. Willen we een echt Engelsche kerstcake maken, dan is het noodig, dat deze twee a drie weken va nte voren gebakken en In een goed gesloten trommel bewaard wordt. We nebben voor twee groote cakes noodig: 500 gr bloem, 250 gr boter (margarine), 250 gr lichte basterdsuiker, 250 gr sultane rozijnen, 250 gr krenten, 200 gr sucade, 100 gr geconfijte vruchtjes, 4 k 5 eieren, wat melk, 2 flinke theelepels bakpoeder of y2 pakje. We zeeven de bloem en de bakpoeder drie keer, wasschen de goed uitgezochte krenten en rozijnen in warm water en laten ce in een zeef goed uitlekken, de sucade en de vruchtjes worden aan kleine stukjes gesneden. We roeren de boter en de suiker in een verwarmde pan of kom tot room, voegen er één voor één de eieren bjj en lepel voor lepel de bloem, zoo noodig als het deeg te stijf wordt nog een weinig melk en ten slotte komt de mélange door 't deegmeng- sel. We hebben de cakevormen niet alleen goed ingevet, doch tevens den bodem en de zijkanten gevoerd met eenige lagen vetvrij papier, waarvan de buitenste ook met boter besmeerd is. De vormen worden gevuld met het beslag en daarna in een matig warme oven "- plaatst, waarin het gebak minstens 1' 1 3 Va uur heel langzaam gaar moet worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1934 | | pagina 19