HET KASTEEL
AAN HET MEER.
Beste jongens en meisjes.
Sint Nicolaas is weer terug naar Spanje.
Het eerste feest van de feestmaand Decem
ber, is voorbij. Woensdag heeft kleine Jaap
nog een poging gewaagd om iets in z'n
schoen te krijgen. Toen m'n vrouw 's mid
dags de kamer binnenkwam zat hij op z'n
hurken voor de haard, een van z'n kleine
schoentjes had hij voor het open haard
vuur gezet en hij keek aandachtig of er
iets uit het vuur in zijn schoen kwam rol
len. Eerst stond het schoentje links, maar
toen er niets inkwam, werd het rechts van
de haard gezet en Jaapje bleef maar ge
hurkt zitten, z'n kopje voorover, turend
naar dat geheimzinnige vuur, waaruit hij
natuurlijk dacht dat de chocolade-beestjes
kwamen rollen, die hij al een paar weken
lang iedere morgen in zijn schoentje vond.
Maar er kwam niets en een beetje teleur
gesteld ging hij tenslotte maar weg. En
nu staan er 's avonds geen kinderschoen
tjes meer voor de kachel.
Ik denk dat jullie allemaal fijn hebt ge
noten op 5 December. Nu, wij thuis ook.
Het was een feest, toen de touwtjes van
de pakjes werden losgemaakt en er on
verwachte verrassingen te voorschijn kwa
men. De kinderen waren uitbundig en wij
eigenlijk niet minder en we genieten nog
van het lekkers dat de goede Sint ons
bracht. Volgende week krijg ik natuurlijk
dikke brieven van jullie, waarin je me ver
telt wat je allemaal hebt gehad en hoeveel
plezier je had op de vijfde December.
Het boek is deze week gewonnen door:
FRANSJE VAN ENGEL, Kanaalweg.
Ik zal trachten mijn schade van vorige
week in te halen, door vandaag alle brief
jes te beantwoorden, die de vorige week
nog zijn blijver liggen. Ik ben blij, dat er
deze week maar weinig briefjes waren inge
zonden. Volgende week reken ik weer op
jullie allemaal.
Nanie Plaatsman, De Waal (T). Eerst
met jouw een babbeltje, Nanie. Dat is ge
loof ik al twee of drie weken geleden dat
ik je schreef. We zouden elkaar bijna ver
geten, als 't niet was, dat ik nog door zoveel
vriendschapsbanden aan veel Texelse men
sen gebonden was. Want wij in Den Helder
vergeten jullie aan de overkant niet meer
en Den Helder en de Heldersche Courant
heeft natuurlijk ook in het hart van veel
Texelaren een grote plaats. In jouw hart
ook, hè?
Cisca du Porto, De Waal (T.) En dit
briefje is voor m'n ander vriendinnetje van
de overkant. Jij hebt naturlijk al gedacht
dat je geen antwoord meer van me kreeg.
Maar dat komt, ik heb soms wel vier stel
hersenen en vier paar handen nodig om
door het werk heen te komen, zie je, en
dat was vorige week de oorzaak dat jou
briefje bleef liggen. Je bent natuurlijk he
lemaal niet. boos, hè? Trouwens, dat kan
ook niet, zo vlak na het feest van Sinter
klaas. Wat heb je allemaal gehad? Vertel
je me dat volgende week?
Nellie Boot, De Waal (T.). Nanie heeft
me ook al over meesters verjaardag ge
schreven, Nellie. 't Was feest op school,
hè? Wat is dat toch gezellig dat we door
de krant dat wekelijks contact met elkaar
houden, vind je niet? Marie Leys schreef
dat ze aan „Oome Piet" een brief gezon
den had. Ja, die vriendschap tussen „oome
Piet" en die Helderse kampeerstertjes, plus
het Rotterdamse vriendinnetje, is maar
stevig gebleven. Ze hebben allemaal in hun
foto-album zijn portret, met de schaapjes,
bij de kampeerschuur. Heb je koek of de
gard van de week gehad? 't Laatste ver
diende je zeker en het eerste kreeg je na
tuurlijk.
Marie Leys, Rotterdam. Of kleine Jaap
ook versjes zong voor de haard, vraag je,
m'n „lucht" vriendinnetje Kleine Jaap
heeft het nog niet verder gebracht dan
„pappa" en „mamma" en „ama" (dat is
ema). Nee, praten doet hij nog niet erg.
Maar klimmen. In één tel boven op dé di
van, in twee tellen ot> <-en stoel, in drie
tellen boven op een tafel, in vier tellen een
uflaja er af. In vjjf tellen een kopje theè óm
en zo zou ik door kunnen gaan. We zouden
hem eigenlijk aan een ketting moeten leg
gen, als we de boel veilig wilden stellen.
Ik zal hem eens een week naar Rotterdam
sturen in een koffertje. Is 't goed? Hier
volgt je rijmpje. Ik heb ze wel beter van
je gehad, Marie.
UIVERFEEST IN ROTTERDAM
VOOR 'T STADHUIS.
De Uiver is een Zaterdag
Ook hier geweest,
Overal waar je mensen zag,
Was het feest.
In de middag gingen we toen
Naar een groot plein,
Daar was vandaag heel wat te doen,
En 't was er fijn.
Padvinders, politie te paard
Die reden rond,
Zodat de mensenmassa bedaard
En gauw stilstond.
Na een poosje zagen we ginds
Een auto stoet;
Parmentier, Moll, Brugge, Prins
Zagen we goed.
Toen zagen we hen weer een keer
Op 't balcon,
Zij wuifden en wij zongen weer,
Zo hart als 't kon.
En toen het was afgelopen
En men wegging,
Kon men mooie speldjes kópen,
Als nerinnerir g.
Corrie v. Wolferen. Dit briefje is het be
wijs, dat jij hartelijk welkomt bent in onze
vriendenkring, Corrie, net zo welkom als
Sinterklaas van de week in onze stad en
in jullie huis.
Greta v. Twuyver. Of ik de hele krant
vol schrijf, vraag je. Gelukkig niet, Greta,
misschien als de geleerde mensen nog eens
een middeltje uitvinden om 's nachts niet
meer te slapen, dat ik er dan aan toe kom,
maar tegenwoordig ga ik 's avonds altijd
naar bed.
Nel Buisman. Wat fijn, met de kerstva-
cantie naar Den Haag. Dat is zo'n mooie
stad, met prachtige buitenwijken en mooie
parken en bos en duinen en natuurlijk
fijne winkels en weet ik wat allemaal
meer. Je zal er genieten, dat is vast. Hoe
veel nachtjes slapen nog?
Stoffel Krijnen. Maar natuurlijk, Stoffel,
je begrijpt dat ik wel moed op St. Nico
laas had, want hij is zoiets als m'n groot
vader. Hij is de „grote Kindervriend", en
ik ben een leintje, dus je begrijpt dat hij
met mij nog wel een beetje op heeft.
Fransje v. JSngel. Wat een geluk, wat
een geluk, Fransje, dat je nu toch, al ston
den de zweetdruppels mischien op je neus
van de inspanning, de raadseloplossingen
gevonden hebt, want je hebt het natuur
lijk al gelezen, jij hebt het boek gewonnen.
Fijn hè? Wel gefeliciteerd, hoor.
Dina Wismeyer. Ik vond het jammer dat
ons clubje vorige week Zaterdag, door
jouw ziekte onvoltallig moest zijn, Dina,
en dat jij die laatste middag moest missen.
Gelukkig dat je nu weer zo goed als beter
bent. Tjib is de dag voor oudejaar jarig.
Dat is gemakkelijk te onthouden, hè? Wij
vergeten het tenminste nooit. Iet en Jaapje
volgend jaar, in Januari en April.
Zus Wilckens. Vond jij de raadsels deze
week zo moeilijk, Zus? Ik denk dat ik
maar weer eens andere raadsels moet
plaatsen, want ik geloof dat veel van jullie
je hoofd suf puzzelen en er niet uitkomen.
Of ik m'n schoen nog zet? Nee, niet meer,
maar toch rijdt de Sint me niet voorbij.
Dat is aardig van hem, hè
André Wismeyer. Daar heb je bij geboft,
André, dat de Sint ook bij jullie op school
geweest is, want nu heb je tweemaal ge
profiteerd van zijn goede gaven. Wat was
jij bij het tableau, een elf of een nimf Ik
dacht dat ze daar alleen maar meisjes bij
konden gebruiken.
Tini Wilmink, 't Is eigenlijk maar goed
dat de Sint weer weg is, Tini, want hij had
zo'n grote plaats in jullie hart ingenomen,
dat er niets meer overbleef voor school,
ternauwernood voor vader en moeder. Bij
je sommen dacht je aan Sint Nicolaas, bij
je taal zag je z'n witte baard en z'n zwarte
knecht, als e thuis moest eten dan rook je
taai en speculaas en je etenstrek was weg
en als je slapen moest, dan klopte Sint aan
je venstertje. Maar nu is hij weer ver weg,
tot volgend jaar. Een leuk rijmpje, hoor,
Tini. Hier is het, all emenschen mogen het
lezen.
Hoera, het is weer St. Niklaas,
Wat vind ik dat toch fijn,
Ik krijg een mooi cadeau, zegt Moe,
Dan raad ik, wat 't zal zijn.
O, zou het een horloge zijn,
Zo één van goud doublé,
Of één van zilver, schattig klein,
Maar moeder schudt van nee.
Ik weet het al, het is een boek,
Met rijmpjes groot en klein,
Is dat geen leuk idee?
Een doos met chocola en een hele grote T.
Dan ga ik rijmen leren,
Ook voo: de Jutterkrant,
Dan zal de vriend ze plaatsen,
Dan zijn ze van m ij n hand.
Maar moeder lacht, ik zeg nu niets,
Dan is de pret er af,
Als jij nu maar gehoorzaam bent.
Dan volgt geen roe tot straf.
Tini Wilmink.
Jantje Laan. Die fijne zaklantaarn die
heb je niet van mij, maar van meneer Gün-
ther gehad, Jantje, je weet wel die zijn
naam in „eigen vereenvoudigde spelling"
schrijft als „Sjors". Heb je een beetje ge
bibberd toen je daar tegenover de baard
van Sint Nicolaas stond? En wat kwam er
voor jou uit de zak van Piet?
Piet v. Horik. Dat vond ik aardig, Piet,
dat hoewel je de raadsels niet kende, je
me toch een briefje schreef, want dat is het
bewijs dat je niet alleen meedoet om een
boek te winnen. Jij bent goed bedacht, zeg
op ,,'t avondje van Sint-Niklaas". Ik vind
het natuurlijk helemaal niet erg dat je geen
raadsels inzond, want als je ze niet kent,
houdt alles op. Probeer het met de nieuwe
maar weer eens, die zijn wat gemakke
lijker.
Klaas Blokker. Dat was leuk, dat jullie
Woensdag voor meester pakjes verstopt
hadden en dat hij toen lang moest zoeken
om ze te vinden. Dat moest je eigenlijk
altijd doen als je een moeilijk dictee had,
dan liet je meneer maar net zo lang zoeken
tot de tijd om was. Probeer het eens, Klaas.
Jac. P. Nieuwdorp. Kom Maandagmiddag
om vier uur maar eens met je boek naar
kantoor, Jac, dan zal ik eens kijken of het
mogeljjk is jouw boek voor een jongensboek
te ruilen, al begrijp je wel dat wjj geen
ruilkantoor hebben. Maar als het kan wil
ik een vriendje graag helpen. Dus, kom
maar.
Nu, jongens en meisjes, alle briefjes zijn
beantwoord, 't is een pak van m'n hart!
Volgende week mogen jullie me allemaal
weer een brief vol schrijven, hoor.
Kindervriend.
HET ONNAUWKEURIGE TESTAMENT.
Een legaat, dat aa.n het „Middlesex-.
Kinderziekenhuis, Middlesex Street W" na
gelaten was, gaf aanleiding tot uiteenzet
ting voor het Hof van appèl in monden! De
erven wezen er op, dat het adres fout was.
Het ziekenhuis ligt n.1. niet in de Middle
sex Street, maar in de Mortimerstreet. De
advocaten van beide partijen gingen scherp
tegen elkaar in. Er scheen aan de strijd j
geen eind te zullen komen. Tot de rechter
eindelijk z{jn beslissing uitsprak. Hij ver
zocht de erven, van het legaat af te zien,
omdat het toch de wensch van den over
ledene was geweest, dat het hospitaal het
geld zou krijgen. Vier maanden had men
er over getwist. Men deelde nu de kosten,
en het ziekenhuis was 1200 gulden rijker
geworden.
Van een boze stiefmoeder
en een klein prinsesje -
door
CARLA EVERS.
Eens, heel lanng geleden en heel ver hier
vandaan, had een koning heel wat kastee-
len en paleizen. Ergens aan een groot meer
op een heel eenzaam stuk grond stond een
pracht van een kasteel, maar, hoewel de
koning daar graag was, wilde de koningin
daar niet wonen. Zij vond het daar zo
vreselijk griezelig in dat grote huis met
al die verse nillende halfdonkere kamers,
dat zij maar liefst in het grote paleis in de
hoofdstad van hei rijk woonde.
De koninf en de koningin hadden een
dochtertje, een aardig meisje van ongeveer
tien jaar. Op zekere dag ging de koning
met zijn vrouw en dochtertje een grote -
rijtoer door de stad maken en onderweg i
vatte de koningin hevige Koude. Thuisge
komen moest zij dadelijk naar bed en het
duurde niet lang of ons prinsesje had geen
moeder meer.
De koning was vreselijk bedroefd, zoo
bedroefd, dat hij alle regeringszaken ver
onachtzaamde en het prinsesje werd on
der de hoede van een vreemde gouver
nante gesteld, die gelukkig nogal goed
voor haar bleek te zijn. De koning bleef
echter ontroostbaar, ook al was ons prin
sesje in al haar leed bijstonden, waren de
gon ten slotte te mopperen en na een paar
jaar vonden zij, dat de koning maar weer
moest hertrouwen en het volk een nieuwe
koningin geven. Eindelijk zag hij ook wel
in, dat dit noodzakelijk was en zo gebeur
de het, dat de prinses een stiefmoeder
kreeg.
Die stiefmoeder was echter helemaal
niet lief voor het meisje en toen zij alle
maal na een paar maanden op jacht gin
gen en in het kasteel aan het meer bleven
overnachten, vond de stiefmoeder, dat het
prinsesje maar beter op het kasteel kon
blijven wonen met haar gouvernante. Toen
het prinsesje dit hoorde, huilde zij heel erg
en ook de koning wilde er niets van horen,
maar de stiefmoeder zette haar zin door
en de volgende dag vertrok zij met den ko
ning en liet het prinsesje op het sombere,
angstwekkende kasteel' achter met enkele
bedienden om haar te verzorgen en de gou
vernante om haar les te geven. De gouver
nante was een vreesachtige vrouw en zij
meende iedere avond allerlei geluiden in
het kasteel te hooren. Het gevolg was, dat
zij het daar niet kon uithouden en aan den
koning schreef, dat z(j haar ontslag nam;
liever dan zwaar ziek te worden.
Dat was het begin van de ellende. On
danks het feit, dat de nieuwe gouvernantes
het prinsesje erg lief vonden en al dade-
deljjk veel van haar hielden, kon niemand
het er langer dan drie maanden uithouden.
Het prinsesje zelf verkwijnde helemaal,
vooral omdat zjj haar beminden vader
nooit zag. De enige mensen, die het prin
sesje in al haar leed zijstonden, waren de
huisbewaarder en diens vrouw en dochter
tje, dat even oud was als het prinsesje. Zjj
speelden dan ook altijd samen en dit
maakte het prinsesje het leven nog enigs
zins dragelijk.
Zot verliep er een heel jaar, waarin de
prinses haar vader niet terug zag. Zjj
hoorde ook weinig wat er in de stad en op
het paleis gebeurde en omdat de koning
zo heel weinig tjjd had, kreeg zij maar heel
zelden een brief van haar vader.
Maar eindelijk scheef hij haar dan, dat
hij met een groot gezelschap naar het kas-