Raadsels
fi TOM DE NEGERJONGEN
ZATERDAG 5 JANUARI 1935
'T JUTTERTJE
Het geheim van de
blauwe bloem
De deur, die toegang geeft
tot den hemel.
Het drama van den
dramaturg.
PAG. 7
n.
Nieuwe Raadsels.
ra.
door
ELLY HARPERTSZ.
Lily heeft het hekje goed dichtgedaan.
Het ging niet 20 gemakkelijk, omdat ze te
gelijkertijd de pop vasthield, de nieuwe pop,
die vader haar vanmorgen gegeven heeft.
Lili is erg vrolijk vandaag. Het is dan
ook haar verjaardag. Het is heerlijk weer.
Ze heeft een pop gekregen, en straks mag
ze' van die heerlijke taart eten; de taart
met zeven kaarsjes, die zij alemaal tegelijk
móet uitblazen en -dan mag ze een wens
doen. Kun je met al die heerlijke dingen
dan verdrietig zijn
Lily mgakt een wandeling met de pop in
haar armen, en onderwijl denkt zij wat ze
straks wensen zal. Speelgoed? Een nieuw
bedje voor de pop? 'n Telefoontje? Mam
mie terugwensen Neen, dat kan niet. Dat
heeft ze altijd-al gewenscht, niet alleen op
haai verjaardag, maar elke dag. Het heeft
allemaal niets gegeven. Mammie is nooit
teruggekomen. Vader heeft gezegd, dat
dat kwam, doordat de hemel zoo mooi is.
Ze zijn allebei dikwijls gegaan naar de plek
waar Mammie naar toe is gegaan om de
hemel te joeken Het is net een klein tuin
tje, met mooie bloemen. Andere mensen
noemen het een graf, maar Vader heeft ge
zegd, dat het een deur is, en dat Lily en
hij óók op een dag die deur zouden ingaan
om Mammie op te zoeken. Wat zou zij nu
wensen? Ze is nu bij de rivier gekomen.
Vader heeft eens gezegd, dat het heldere
water hem doet denken aan het blauwe
schort van een mooi meisje.
Blauw." Dit woord doet haar denken
aan het verhaal, dat Vader haar gisteren
gedaan heeft. Het ging over een bloemetje^
dat zo blauw als de lucht is. Het bloemetje
heeft op vele plaatsen gegroeid, maar
slechts weinig mensen hebben het ooit ge
zien. Het gaat niet dood en een mens kan
het Jaren en jaren houden. Ook heeft het
een heerlijke reuk. Maar de mensen, die cfc
bloem gevonden hebben, zijn nooit te weten
gekomen hoe zij de reuk van het blauwe
bloemetje konden opwekker# Dat is het ge
heim van de bloem.
De kaboutertjes, die kleine mensjes, die
'een mens bijna nog nooit gezien heeft, maar
die toch bestaan, die hebben aan sommige
kinderen verteld, dat die reuk het heerlijk
ste is. wat er op de hele wereld te krijgen
is. Het maakt je vrolijk en je krijgt lust om
te zingen en te dansen. Een mens moet ech
ter eerst uitvinden, hoe je de reuk uit de
blauwe bloem moet krijgen, en je moest
daarom doen, wat de bloem wilde. Je moet
maar net weten, wét de bloem wil!
Lilly gaat aan de oever van de rivier
zitten. Zij weet nu wat ze zal wensen als ze
de kaarsjes van de taart zal uitblazen. Ze
zal wensen de bloem te mogen vinden en
de reuk uit de bloem te mogen kunnen op
wekken.*
Ze staat op en gaat overal zoeken naar
de blauwe bloem. Maar nergens ziet ze
haar. O, wat wordt ze moe. Ze kan haast
niet meer lopen. De pop is 20 zwaar, en het
lykt net, of die al zwaarder en zwaarder
wordt. Ze zal nu maar naar huis gaan.
Daar kan zij heerlijk uitrusten en morgen
zal ze wéér gaan zoeken.
Nèt staat ze voor het tuinhekje als ze
Zich opeens iets herinnert. Iets, dat zij
eiken dag voor Vader doet. Zij is vergeten
om naar het ruintje, hun tuintje te gaan,
en een bloem voor Vader te halen. Het ia
wel erg ver het tuintje. Zal ze het morgen
doen Maar nee, Vader zou zo teleurgesteld
zjjn als hij 2ijn bloem niet vond! Want als
hij zijn bloem ziet, dan is het net of Mam
mie weer terug is. Daarom ging Lily nu
maar naar het tuintje, heel langzaam, want
ze kén haast niet meer. Eindelijk komt ze
bij het tuintje. Éérst heeft ze de pop in
slaap gezongen, en nu zal zijn een bloem
plukken. Een roos vandaag, want daar
houdt Vader zo veel van.
En daar ziet Lily opeens de blauwe
bloem! Ze weet niet waar die vandaan is
gekomen. Mischien was zij er wel altijd
maar Lily heeft haar nooit ge2ien; zij is
zeker zo maar in één nacht gegroeid.
Lily is haar moeheid helemaal vergeten.
Ze heeft gauw de blauwe bloem en een rose
knop geplukt, en toen is 2e gauw naar Va
der gelopen.
Vader heeft de bloem niet willen hebben.
Zij is van Lily, heeft hij gezegd. Ze hebben
haar toen samen in een pot gezet, en daar
na de prachtige taart eens bekeken. Lily
heeft alle kaarsjes inééns uitgeblazen en
toen gewenst, dat zij de geur van de blau
we bloem zou vinden.
Dagen, weken, maanden zijn voorbij ge
gaan. Maar de wens is niet vervuld ge
worden net zoo min als de wens, dat
Mammie terug zou komen vervuld is.
Lilly heeft de bloem heel goed verzorgd,
maar niets heeft geholpen om de reuk te
krijgen.
Er zijn zelfs jaren voorbij gegaan en Lily
is naar school gegaan. Ze heeft niet meer
met poppen gespeeld, maar de blauwe
bloem is er nog altijd even mooi als vroe
ger!
Op een keer heeft Lily over een klein ge
brekkig meisje horen spreken, de de bloem
o, zo graag wilde zien. Lily is toen naar
haar toegegaan, met de bloem. Het meisje
zag er bleek en mager uit. Ze heeft de
armpjes naar de bloem uitgestrekt. „Zou je
haar graag vst willen houden?" heeft
Lily gevraagd. Het kindje heeft toen gretig
„ja" geknikt, haar hele gezichtje is veran
derd door de grote blijdschap.
„O," heeft ze gezegd, „wat is die bloem
toch mooi! Mag ik haar niet hebben? Ach
toe
Lily heeft toen niet direct geweten,
wat te doen. Ze hield altijd zo van de blau
we bloem. En als ze haar weggaf, hoe zou
ze dan het geheim kunnen ontdekken?
Maar aan de andere kant wil ze het zieke
kindje graag een plezier doen. Er is een
stemmetje in haar dat zegt: „Geef de bloem
aan het zieke meisje!" En toen toen
heeft Lily werkelijk de bloem aan het arme
stumperdje gegeven!
En opeens was daar een heerlijke geur in
de kamer, de geur van de blauwe bloem, en
Lily voelde zich opééns groeien van geluk
en vreugde, want nü wist ze het geheim
het geheim, dat toch zo eenvoudig is:
„alléén maar geven niets meer!"
Ten Oosten van de Theiss aan het Bega-
kanaal, ligt de misschien 300.000 inwoners
tellende hoofdstad van het vroegere To-
rontaler komitaat (Hongaarsch graaf
schap) Groot-Becskerek. Sedert 1919 be
hoort het aan Joego-Slavië en heet het
stadje anders. Maar behalve dat is er
niets veranderd en gebeurde er ook niets
bijzonders. In 1934 was eindelijk „het" uur
aangebroken voor Becskerek, en het idyl
lische nestje werd opeens in de wereld
geschiedenis of beter nog: in de wereld
literatuur betrokken!
Want er werd in den stedelijken schouw
burg een drama opgevoerd, en de held er
van was de auteur zelf! Dat kwam zoo:
Radovan Marticev, een brave schoen
maker, had literaire neigingen, en schreef
in zijn vrijen tijd zelfs drama's. Ja!
Helaas verdiende de ambachtsman-drama
turg beter aan zijn schoenen en laarzen,
dan aan 2ijn literaire producten. Maar dat
veranderd. De nieuwe directeur van den
stadsschouwburg werd opmerkzaam ge
maakt op de „Hans Sachs" van Becks-
kerek. Hij las des schoenmakers laatste
pennevrucht, dat de „Verliefde zelfmoor
denaar" heette en vond het, na er goed
over nagedacht te hebben, uitstekend. Ik
laat in het midden, of bij de critiek de
gedachte, dat de heele troep wel eens van
schoenen kon worden voorzien, gratis een
rol gespeeld heeft
In ieder geval was Meester Marticev
„ontdekt", en zijn stuk werd ingestudeerd.
Er waren repetities, en ook de generale
had plaats alles ging dus heel normaal.
Groote aanplakbiljetten verkondigen de
gala-première van het stuk en de groote
stad genoot.
Op den avond van het groot gebeuren ge
beurde er echter iets vreeselrjks: Geen
mensch verscheen er om de première bij te
wonen. De voorstelling kon niet doorgaan
door gebrek aan publiek. Wie deze mis
schien heelemaal niet zoo kwaad bedoel
de kwajongensstreek begaan heeft, is
niet bekend. De auteur echter kon deze
groote schande niet „op zich laten zitten".
Hij beging zelfmoord. Zoo werd de schrij
ver van de „Verliefde Zelfmoordenaar" de
teleurgestelde zelfmoordenaar in eigen
persoon. Door medisch ingrijpen ging deze
zelfmoord niet door. Het bleef dus slechts
b\j een poging ertoe. Deze poging had ech
ter die uitwerking, dat ieders belangstel
ling opgewekt werd, en de gala-première
voor een „uitverkocht huis" plaats kon
vinden.
Een Chinees stond terecht wegens het
geven van gelegenheid tot hazarspel.
„Verdachte O-sin!" vroeg de rechter,
„wat hebt gij tegen de dagvaarding in te
brengen?"
„Dat ik niet hazardspel geef," zei de
Chinees. „Kaarten allen gemerkt, dobbel-
steenen geladen met lood. Ik altijd win.
Geen kans, geen hazard!"
„Archimedes," las de leerling voor,
.sprong uit zijn bad en riep „Eureka"!"
„Wat beteekent dat, Eureka?" vroeg de
meester.
„Eureka beteekent: „Ik heb het gevon
den," zei de leerling.
•"111-.1 i_JgS»
„Heel goed! En wat had Archimedes
gevonden?"
De jongen aarzelde, maar riep plotse
ling, glunder: „De zeep, meester!"
Acteur: „En hoe staar nee mee de gage?"
Agent: „Laten we zeggen 50 per week."
Acteur: „Afgesproken!"
Agent: „U begrijpt natuurlijk, dat 50.
per week zuiver theoretisch is bedoeld,
u ontvangt 5.
1.
Napoleon.
Nunspeet
Ameland.
Peppel.
Odeur
Lamp.
Eva
Op
N.
Kanarie.
Kat
Lenen
Paradijs
Veren
Pit
E.
Goede oplossers:
J. D„ P. van E„ f. G., P. H„ P. van H.,
J. D., T. van E., P. G„ P. H.. P. van'ff.,
M. van H., A. K., F. K., J. K„ N. L.,
J. L„ L. van L., J. en C. L., C. L„ R. L.,
N. N„ J. P. N„ S. N„ G. P„ T. S„ B. S.,
M. S„ IJ. S„ T. T„ A. V., T. W., J. de W„
Z. W„ J. D.
I.
Waarom z\jn de bedden van luie mensen
altijd te kort?
II.
Een spreekwoord van 17 letters!
1, 7, 5, 3, 4, 16, 8 is een vloeistof, die o.a.
bij auto's gebruikt wordt.
6, 2, 11, 9 is een ander woord voor lief
of zacht, maar ook een kleverige taaie
vloeistof.
10, 13, 15, 17 is het wijfje van den bok.
12, 2, 14, 15, 5 betekent aanvang.
Welke kinderen hebben hun vader zien
dopen
liet Paleis van den koning was, en dat hij
ook zijn mond moest houden.
292. Maar er was voor Tom zooveel te
zien plotseling, dat hij dat niet kon. „Kijk,
kijk!" riep hij weer. „Stil dan toch, jon
den!" beet Drakepit hem toe. „Heb je niet
gehoord dat Je moet zwijgen!" „O, jaksi"
knikte Tom berouwvol en 2 minuten bleef
het Stil.
heele gezelschap door et bosch heen.
290. Tom vond het ritje fijn, hij over
iacht, dat hij aardig wat had meegemaakt
le laatste dagen en dat hij heel wat te ver
hellen zou hebben wanneer hij wéér eens
thuis zou zijn. Knapperdeknap, ging he
telkens. Drakepit wist overal den weg en
Jumbo kraakte alles wat hem -voor den
neus kwam.
291. Het was een lange tocht, en het zou
Tom zeker wel verveeld hebben op het
laatst, wanneer niet Drakepit, Leeuwen
hart en Pijl van allerlei jachtavonturen
Hadden verteld, die Tom erg opvroolijkten.
Eindelijk waren ze aan den rand van het
bosch gekomen en Tom riep opeens: „Kijk
daar eens, wat een prachtige witte koepel!"
Leeuwenhart en Pijl zwegen plotseling eer
biedig en Drakepit legde Tom uit, dat dat
289. „Zie zoo, daar hadden ze hem vei
lig weer in hun bezit. Nu zien dat ze hem
thuis kregen. Maar met zooveel hulp was
dat niet moeilijk, De kooi werd in een
ommezientje op Jumbo's rug geladen en
er stevig op vast gemaakt. Drakepit en
fom zetten zich eensgezind er naast en
ook de dragers zochten daar een plaatsje.
Leeuwenhart en Pijl gaven de voorkeur ei
aan om op de sluri te gaar zitten en vroo-
lijk en wel droeg de goedige Jumbo het