Buitenlandsch Overzicht. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct. NIEUWSBLAD VCOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA BINNENLAND JANUARI 1935 63ste JAARGANG Het geschil tusschen Italië en Abessinië Een Britsch handels verdrag met den lerschen Vrijstaat. DE MOORD OP DE KEIZERSGRACHT COURAN Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65; binnenland f 2. Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per mail en overige landen t 3.20. Losse nos. 4 ct.; fr. p. p. 6 ct. Zondagsblad resp. f 0.50, f 0.70, f 0.70, f 1. f 1.70. Weekabonnementen 12 ct. Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50. Verschijnt D i n s d a g-, Donderdag- en Zaterdagmiddag Redacteur: P. C. DE BOER Uitgave N.V. Drukkerij v/h. C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIE N: 20 ct per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct. per regel, minimum 40 ct.; bij niet-contante betaling 15 ct. per regel, minimum 60 ct_ (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder nummer: 10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct De onderhandelingen tusschen Frankrijk en Italië een verrassing voor Europa. Hoe de Engelsche pers over het bezoek van Laval aan Mussolini denkt. - De waarborg van de zelf standigheid van Oostenrijk. De Yoego^Slavische regeeringS' verklaring. De Fransch' Italiaansche onder' handelingen. Het feit dat de Fran- sche minister van Bui tenlandsche Zaken, La- val, toch nog een bezoek zal brengen aan Musso- lini en de Paus is door een groot gedeelte van Europa met instemming ontvangen. Laval heeft aan de pers een verklaring ge- ge/en over zijn bezoek aan Italië, welke ver- Jtl mg wij hieronder laten volgen: je onderhandelingen tusschen Frankrijk en Italië waren lastig, maar zijn steeds met de grootste hartelijkheid gevoerd. De taak die wij te zamen met Mussolini hebben ondernomen, is opwekkend, niet alleen, omdat zij onze beide landen betreft, maar ook omdat zij veel ver der strekt. Het gaat er niet alleen om iets zeer na tuurlijks tot stand te brengen n.1. een hechten grondslag voor een onverbrekelijke vriend schap in dienst van den vrede te stellen. Ik zal de belangen van Frankrgk verdedi gen, Mussolini zal die van Italië vertegen woordigen. Daar wij een gelijke opvatting heb ben van de ernstige moeilijkheden van de te genwoordige situatie, zullen wij gezamenlijk de belangen van den vrede verdedigen. ik heb er naar gestreefd niets te doen, dat met het ontzien van onze vriendschappen niet zou zijn te vereenigen. Ik ben zeer verheugd bij alle regeeringen hetzelfde gevoel van de op ons rustende verantwoordelijkheid aan te tref fen. Zij, die ons hun vertrouwen geschonken heb ben, zullen niet teleurgesteld worden. Ik ben er van overtuigd, dat het door mij te zamen met Mussolini ondernomen werk ons tot een toenadering zal voeren met al diegenen, wier samenwerking voor de redding van den vrede onmisbaar is. Tot zoover de verklaring van Laval. Voorloopig is er nog niet meer dan gematigd aanleiding tot juichen, schrijft de Nw. Rott. Crt. Vast schijnt te staan, dat allerlei som bere berichten over onoverkomelijke moeilijk heden overdreven waren zooals ook te ver wachten was. Men moet zoover met de onder handelingen gekomen zijn, dat Laval hopen of misschien verwachten kan, in weinige dagen aan den gang van zaken nog den stoot te kunnen geven, die voor een bijtijds slagen noo- dig is. De Engelsche pers over het bezoek aan Rome. Het bericht, dat La val naar Rome zal gaan, heeft te Londen, naar Reuter meldt, veel op zien gebaard en een ein de gemaakt aan de be zorgdheid, welke was ontstaan door de berich ten over nieuwe moeilijkheden. Officieele krin gen zijn zeer verheugd over het feit, dat voor het eerst sinds den oorlog, weer een Fransche minister van Buitenlandsche Zaken naar Rome gaat. Men vermoedt, dat de tekst van de overeen komst inzake Oostenrijk eenigszins gewgzigd zal zgn, zoodat deze minder ver gaat, dan Frankrijk wel wenschte. In de besprekingen inzake de Afrikaansche kwesties verwacht men geen ernstige moeilijkheden. De Times ho >pt, dat thans een sterke toenadering zal or '.staan tusschen beide nabuurstaten. PIERRE LAVAL. de Fransche minister van buitensche zaken. De Morning Post verneemt, dat Italië be reid is Zuid-Slavië tevreden te stellen met een verklaring, dat de eenheid van Zuid-Slavië een vereischte is voor den vrede in midden-Euro pa. Hiermee keert Italië zich af van de Kroa tische separatisten. Hetgeen tot nu toe be reikt is, is evenwel niet meer dan een voorbe reiding voor verdere voorbereidingen, er moet nog een lange weg worden afgelegd. BENITO MUSSOLINI. De Daily Herald schrijft, dat Mussolini ten aanzien van de moeilijkheden welke zijn op gedoken, zijn eerzuchtige plannen van een Midden-Europeesch Pact ter zijde heeft gezet en zich beperkt tot de Afrikaansche kwesties. Om een goeden indruk te maken, zullen Frankrijk en Italië vermoedlijk nog een ge meenschappelijke verklaring afleggen, waar in zij het principe van de onafhankelijkheid van Oostenrijk verzekeren. Laval wenscht natuurlijk in ieder opzicht zijn aanzien te redden; de groote plannen zijn op den ach tergrond geschoven en zullen misschien la ter op verstandiger wijze worden behandeld. Het blad is evenwel van oordeel, dat nog een langdurig loven en bieden zal plaats hebben inzake Somaliland en den spoorweg aldaar, aangezien de r ranschen den door Italië ge- vraagden prijs niet gaarne zullen betalen zon der een tegenprestatie in Europa. De onaf' hankelij kheid van Rome. De buitenlandsche persagentschappen heb ben van het Oosten- rijksche departement van buitenlandsche za ken, de volgende mede- deeling ontvangen: Inzake de reis van Laval naar Rome wordt in toonaangevende Oostenrijksche kringen opgemerkt, dat de indruk bestaat, dat de moeilijkheden, welke zich hebben voorgedaan in de kwestie van het non-interventiepact, uit den weg zouden kunnen worden geruimd. In de afgeloopen dagen hebben de Oostenrijk sche vertegenwoordigers te Rome en te Pa rijs herhaaldelijk gelegenheid gehad in con tact te treden met de personen, die betrok ken zijn bij de Fransch-Italiaansche onder handelingen. Bij die gelegenheden hebben zij de wenschen van Oostenrijk naar voren ge bracht. Deze wenschen, aldus de mededeelin- gen, zouden thans gehoor hebben gevonden. Dit pact van on-interventie zou het werk van de vertegenwoordigers van Oostenrijk te Genève zijn bekroning schenken. De overeenkomst zou komen te berus ten op stipte wederkeerigheid en de we- derzijdsche verplichting der deelnemers zich niet te mengen in de politiek van een anderen staat en geen steun te ver- leenen aan gewelddadige revolutionnaire bewegingen, welke gericht mochten zijn tegen een der verdragsluitende partijen. Een zoodanig verdrag kan als de pacifi catie van Midden-Europa beschouwd worden. De uitnoodiging aan het pact deel te ne men zal op zoo ruim mogelijke schaal wor den verspreid. Behalve aan Oostenrijk en zijn buurstaten, zullen waarschijnlijk ook uitnoo- digingen worden gezonden aan Frankrijk, Engeland, Roemenië en Polen. De regeeringS' verklaring van Jeftitsj. De nieuwe regeering Jeftitsj heeft zich Don derdagmiddag aan het Skoepstina voorgesteld. Er was veel belang stelling van den kant van de diplomaten en journalisten. Het is immers begrijpelijk dat de belangstelling van Europa nog uitgaat naar het zwaar getrof fen Yoego-Slavië en dat men den politieken gang van de gebeurtenissen daar, met inte resse volgt. „De hoogste wet voor allen zoo begon minister-president Jeftitsj zijn- regeerings- verklaring is Zuid-Slavië te beschermen, de nationale en de staateenheid te helpen handhaven, en zoo het heilige testament van den Koning-martelaar ten uitvoer te leggen, wiens nalatenschap door het huidige ge slacht, dat door oorlog en stormen is gesterkt, aan de geslachten der toekomst onverlet dient te worden overgegeven. De regeering zal die buitenlandsche poli tiek voortzetten, welke Zuid-Slavië tot op heden betrouwbare vrienden en toegewijde bondsgenooten heeft verschaft. Zij zal zich strikt houden aan een politiek van vrede en van internationale toenadering; zij zal er steeds naar streven met de buurstaten be trekkingen te scheppen, die de belangen van den algemeenen vrede en voortuigang het best dienen. Niemand zal aanleiding kunnen vinden aan de oprechtheid en den goeden wil Van de regeering te twgfelen. Anderzijds echter eischt Zuid-Slavië van haar buursta ten dezelfde eerlijkheid en loyaliteit. Terro risme en conspiratieve acties mogen in geen geval een middel der internationale politiek zijn. Zuid-Slavië heeft in verband met zulke laakbare, ongeoorloofde acties in het belang van den vrede de zwaarste offers moeten dulden en niemand kan van ons vergen, dat wij zulke offers nog eens zullen brengen. In de misdaad van Marseille moet volledig licht schijnen en de personen, van wie de ver antwoordelijkheid is komen vast te staan, moeten op navenante wijze worden gestraft De koninklijke regeering zal in deze richting haar streven energiek voortzetten. Met betrekking tot de binnenlandsche po litiek legde Jeftitsj op de noodzakelijkheid eener consolideering den nadruk, waarbij de regeering den weg zal gaan, dien koning Alexander met de grondwet van 1931 heeft aangegeven. Een bizonder deel van zijn rede wijdde Jeftitsj aan de nationale verdediging". Een sterk en slagvaardig leger is de beste waar borg voor vrede en veiligheid van het land. Tegelijkertijd is een goed toegeruste weer macht de beste beschermer van onze natio nale eer en een zeker onderpand, dat de in ternationale verdragen zullen worden geëer biedigd. BISSCHOP WELLINGTON, f Overleden is in den ouderdom van 95 jaar de aartsbisschop van Nieuw Zeeland Welling ton. Hij werd in 1887 aartsbisschop en was de oudste bisschop der r.k. kerk De regeering van Abessinië doet een beroep op de toepassing van arti kel 11 van het Volkenbondsverdrag. De correspondent van de Nw. Rott. Crt. te Genève teefoneerde Donderdagavond aan zijn blad: In een hedenavond gepubliceerd telegram aan den secretaris-generaal van den Volken bond wijst de minister van buitenlandsche za ken van Abessinië, Herroy, er op, dat de Ita liaansche troepen voor Guerogubi verzameld zijn en daar op 28 December het Abessijnsche garnizoen hebben aangevallen. Twee Abessi- niërs zijn hierbij gedood en twee gewond. De Italiaansche luchtmacht vliegt over Guerlo- gubi en tanks zijn in de nabijheid opgesteld. De regeering van Abessinië verzoekt nu ar tikel 11 van het Volkenbondsverdrag toe te passen en alle maatregelen te nemen om den vrede te handhaven. De secretaris-generaal van den Volkenbond heeft hierop geantwoord, het telegram aan alle leden van den Volkenbondsraad, die 11 Januari bijeenkomt, te zullen toezenden. Het geschil is dus thans bij den Volkenbondsraad aanhangig gemaakt. De Raad zelf zal beslis sen of het geschil reeds in de zitting van Ja nuari zal worden behandeld, aangezien Abes sinië hieromtrent niets gespecificeerd heeft. Een eerste stap op den weg tot politieke toenadering? De Iersche Vrgstaat heeft, naar Reuter meldt, met Engeland een overeenkomst ge sloten krachtens welke Ierland een groote hoeveelheid steenkool uit Engeland zal invoe ren, waartegenovei Engeland naar verhouding vee in Ierland zal aankoopen. Engeland zal ruim 1 millioen ton steenkool meer in Ierland invoeren en dit land 150.000 stuks vee boven het vastgestelde contingent naar Engeland verschepen. Zoodra de overeenkomsten met Polen en Duitschland zullen zijn afgeloopen, zal geen steenkool uit de genoemde landen meer in Ierland binnenkomen, Meu meent, dat de verhoogde invoer van steenkool en vee in beide landen niet aan de heffing van invoer rechten zal zijn onderworpen, die de landen hadden ingesteld naar aanleiding van het ge schil omtrent de grondrechten. In tal van krin gen acht men deze overeenkomst een belang rijke schrede voorwaarts naar het herstel van df normale betrekkingen tusschen de beide landen en men hoopt, dat ook de politieke be trekkingen er door zullen verbeteren. In 1931 voerde Engeland 2.400.000 ton steen kool uit naar den Vrijstaat. In de jaren 1932 en 1933 daalde dit cijfer tengevolge van het embargo tot 1.250.ÖÖÖ~lun TEGEN DEN STATUS QUO. De Saarbrücher Landsztg. publiceert een verklaring van de gezamenlijke dekens in het Saargebied, welke verklaring zich kant tegen de bewering der voorstanders van den status quo, dat een groot deel van de ka tholieke geestelijkheid den 13en Januari voor het behoud van den huldigen toestand zal stemmen. Het blad bevat voorts een verblaring van het bestuur der „katholieke Saarjeugd" tegen den status quo. „ONZE VLOOT" EN DE HEER PAUL KOSTER. In het orgaan van de vereeniging Onze Vloot lezen wij dat het hoofdbestuur van deze vereeniging het nemen van een conclusie door den algemeenen raad en een verdere be handeling. van de enquête te Washington in zake de particuliere wapenindustrie overbo dig acht, nu de heer Paul Koster, wiens naam in verband met deze enquête is genoemd, ont slag heeft genomen als eerelid van Onze Vloot Het Hoofdbestuur wil hierbij niet nalaten de bijzondere verdiensten van den heer Paul Kos ter, wiens bemoeiingen tot oprichting van Onze Vloot hebben geleid, in herinnering te brengen. NIEUWJAARSREDE VAN Ir. DAM ME. Het P.T.T.-bedrijf in 1934. Voor- deelen der telefoon-automatiseering. Evenals vorige jaren, heeft de directeur- generaal der Postergen, Telegrafie en Tele fonie, ir. M. H. Damme, ter gelegenheid van de jaarwisseling voor de verzamelde ambte- naren van het hoofdbestuur een rede gehou den. Deze maal werd de rede uitgesproken in het gebouw der Theosofische Vereeniging aan de De Ruyterstraat 67 te 's-Gravenhage. Wij mogen, aldus ir. Damme, dankbaar op 1934 terugzien, voor wat het P.T.T.-bedrgf betreft. Ondanks de algemeene moeilijkheden, zijn onze bedrijfsuitkomsteu zeker niet onbevre digend. De afdeeling „pcrsoneele zaken" had moei lijkheden te overwinnen betreffende besten diging van werk van jeugdig personeel. Moet het in de maatschappij terugkeeren, dan komt het in zeer moeilijke omstandigheden. Wij streven er naar, den jongelui gelegenheid te geven, kennis in andere richting op te doen, zoolang zij bij ons zijn. Als het eenigszins kan, zoeken wij een toekomst voor de jongelui bij ons bedrijf zelf. De verbetering der telefoon door automati seering leidt tot grooteren toeloop van abon- né's. Dit maakt weer personeel noodig, zoodat de automatiseering de personeelsbehoefte niet zoo vermindert, als men verwachten zou. Verlies op de telegrafie. Een belangrijke verbetering is, dat het ver lies, op de telegrafie geleden, sterk is beperkt. Men kan zeggen, dat het deficit nul zal zijn, als de telegraafdienst geheel is verdwenen. De posterijen hebben zeer belangrijke ver anderingen ondergaan, noodig geworden door de tijdsomstandigheden. De heer Damme besprak voorts de lucht post. Met betrekking tot den postchèque- en giro- diensf-4rond er een bijzondere toeloop plaats van rekenSuiïgbouders. Het saldo vaiK^en dienst op 31 Dec. was 195.000.000. X Tengevolge van deXl?fti^ing3nloeiuJkheden met Duitschland is sedert de TrWX<'nS'-ret^'n8' van de clearing, dit is dus in enu ",e_ maai den, 10.000.000 minder naar DuitscïnSHi. overgemaakt. Het personeel van den postchèque- en giro dienst telt 1118 leden, 320 mannen en 798 vrouwen. De dienst heeft in 1933 een winst van 3.300.000 gemaakt. In 1934 haalde hij deze winst niet. Een raming van 3.000.000 in 1934 is misschien nog te optimistisch. HET PUFAANVOERVERBOB. Een motie van eigenaars-schippers uit Katwijk aan Zee. Woensdagavond hebben alle sehipper-eige- naars te Katwijk aan Zee, in totaal 41 perso nen, vergaderd om te protesteeren tegen in voering van het z.g. pufaanvoerverbod. Schip- per-eigenaren is een categorie van reeders, die eerst in den laasten tijd is ontstaan. Het zijn zeelui, die gezamenlijk een logger hebben aangekocht en die dan zelf ook ex- ploiteeren. Nieuwe reeders dus, die zelf aan de vischvangst meedoen. Met algemeene stemmen werd een motie aangenomen waarin geprotesteerd werd tegen invoering van het pufaanvoerverbod. Instem ming werd betuigd met de bezwaren, welke naar voren werd gebracht door den Christelij- ken fabrieks- en transportarbeidersbond en door de schippersvereeniging te Katwijk aan Zee. Betoogd wordt, dat van opzettelijke pufvisscherij door motortreilers en loggers in geen geval sprake is. De overtuiging werd uitgesproken dat een pufaanvoerverbod niet in het belang *in den vischstand in de Noordzee is en dat van een dergelijken maatregel voor Katwijk ernstig nadeel is te verwachten, aangezien de loonen reeds zeer laag zijn. Ten slotte drong de motie, die ter kennis is gebracht van den minister van oeconomische zaken, er op aan geen pufaanvoerverbod in te voeren. Feuilleton. Amsterdamsche J11 detectiveroman 111 5) „Helaas ja. Laat ik echter niet vooruit- loopen op wat er gebeurd is. Ik belde aan, maar de knecht deed niet open. Dit was wel tegen zijn gewoonte, want Hein was prompt in alles, maar zijn gehoor ging er den laat- sten tijd hard op achteruit. Ik kreeg dus nog geen argwaan, haalde mijn sleutelbos voor den dag, en maakte zelf de deur open. Het viel mij op, dat er op het marmer van de gang moddervoeten waren, maar nog ver moedde ik niets. Ik begaf mij naar de voor kamer waar de brandkast stond, en ik was verbaasd daar de gordijnen nog potdicht te vinden. Dit was geheel tegen Hmn'B gewoon te, hij doet 's avonds overal de gordijnen dicht, en maakt ze 's morgens bijtijds weer open, net alsof wij in de stad waren, dat was hij nu eenmaal zoo gewend. Hij was precies een klok die onverstoorbaar afloopt, alles even regelmatig, en een plichtsbesef zooals men tegenwoordig niet veel meer aantreft. Ik draaide het licht op, en het eer ste wat ik zag. was de wijd openstaande brandkast. De inhoud was verdwenen." „Dus tóch!" riep Middernacht. „Wat toch? Ja, alles weg, het collier, en vat contant geld, in bankpapier." Terwijl de bankier even zweeg, had de de tective moeite zijn gedachten te verzame len. De inbraak was voor hem geen verras sing, maar wat een ezel was hij geweest de jonge Heeringa niet naar boven te hebben gevolgd! Het forceeren van de brandkast had vermoedelijk na hun vertrek plaats ge vonden, de inbrekers bevonden zich dus er gens in huis terwijl hij Middernacht beneden in de gang vliegen stond te vangen. Een mooie geschiedenis! De detective besloot echter den heer Hee ringa althans voorloopig niets te zeggen van de nachtelijke ontmoeting met zijn beide kinderen, en hij was er zeker van, dat deze in ieder geval zouden zwijgen tot zij hem, Norman Ray, gesproken hadden. „Ik riep om Hendrik," ging de bankier voort, „en rende het heele huis door om hem te vinden. En toen ik hem vondo! het was een vreeselijke aanblik." „Vertel mg precies wat u zag," zei Mid dernacht. „Ik vond het lijk van onzen braven, trou wen knecht. Hij lag op de gang op de tweede verdieping, laaghartig vermoord. In een plas bloed vond ik hem, de arme kerel was dood gebloed, als een rund „En een paar druppels van zgn bloed kwa men aan uw manchet," viel de detective hem in de rede, en wees met uitgestrekten wijs vinger, en den bankier strak aankijkend, naar diens rechtermouw. De bezoeker werd doodsbleek, maar hij beheerschte zich, en zei: „Dat kan wel. Ik boog mij over hem en maakte zijn linnen jasje los. Zijn hart klopte niet meer, er stak een mes in, een soort kris, die een vriend van mij, Ebers, van de Es- compto Sociëteit, verleden jaar voor mij heeft meegebracht van zijn reis naar Indie. Ik gebruikte de kris als vouwbeen en zij lag altijd op mijn schrijftafel in mijn werk kamer. Te denken, dat Hein met dit wapen moest worden vermoord! Het is ontzettend! Die laffe moord op een ouden man, mag niet ongestraft blijven, meneer Ray!" „Neen," zei de detective langzaam, „en hij zal niet ongestraft blijven, meneer Hee ringa". Weer kwam het Middernacht voor alsof zijn bezoeker verbleekte, maar deze riep hartstochtelijk uit: „Ik zal niet rusten voor de misdaad is op gehelderd Kan ik op u rekenen, meneer Ray?" „Ja," antwoordde de detective, „u kunt op mij rekenen, maar wat hebt u met de politie afgesproken?" „Ik heb niet gezegd, dat ik uw hulp zou inroepen. Zij zoudenh'mmisschien bezwaren hebben gemaakt." „Misschienen misschien niet. Ik be wijs de heeren wel eens een kleinen dienst, ziet u." „Zeker, zeker, maar ik wilde hen voor een fait accompli stellen. Ik heb hun mijn sleu tels gegeven en gezegd, dat ik binnen drie kwartier op de Keizersgracht zou zijn. Zij zullen zeker niets verleggen of aanraken voor wij er ook zijn. De toedracht van de zaak komt mij nogal eenvoudig voor. De inbreker werd vermoedelijk door den knecht op heeterdaad betrapt, zag de kris liggen, en vermoordde er den armen kerel mee." „Maar de kris lag in uw werkkamer, waar ook de brandkast staat," merkte de detective op, „en het lijk werd door u ge vonden op de gang van de tweede verdie ping." „Hein zal voor zijn belager de trap zijn opgevlucht, boven werd hij ingehaalden vond den dood." „Dat klinkth'mmin of meer aan nemelijk. meneer Heeringa, maar laat ons voortmaken, en eens zien wat de politie in uw huis ontdekt heeft." VIERDE HOOFDSTUK. Onder het vloeiblad. Toen de bankier en de detective het huis op de Keizersgracht naderden, zagen zij een groepje nieuwsgierigen voor de deur staan en een politie-agent, die statig heen en weer liep, zich ten volle bewust van zijn gewich tige functie. De man kende den bankier niet, maar hij kende Middernacht des te beter, tikte aan zijn pet en liet de heeren passeeren. In de kamer, waar de geforceerde brand kast stond, vonden zij een dokter, dien de detective nooit eerder had gezien, en inspec teur Emonts van de politie, een der schran derste mannen van het korps. De inspecteur wesÉ'naar de brandkast. „Die was gemakkelijk genoeg te forcee ren," zei hij. „Geen vreemde vingerafdrukken?" vroeg Middernacht. „Geen enkele!" „En het slachtoffer?" „Ligt nog boven, zooals wij hem gevonden hebben. Een kris werd hem recht door het hart gestoken, de man moet onmiddellijk dood zijn geweest. Uit niets blijkt, dat er een worsteling heeft plaats gehad; één stoot met het scherpe wapen was voldoende.' De detective knikte. „Laat ons eens kijken, of er nog iets valt te ontdekken, inspecteur." Deze haalde de schouders op en ging de heeren voor. De arts voegde zich bij hen, hij was een zwijgende natuur, en te zeer ge wend aan den dood om bijzonder ontdaan te zijn over het gebeurde. Boven, op de gang die slechts matig ver licht werd door een klein venster in den trap muur, lag het lijk van den ouden knecht. De detective boog zich over hem heen en bekeek de jas door een vergrootglas. Hendrik Bos man lag uitgestrekt op zijn rug, zooals hij ge vallen was, zijn armen langs zijn lichaam, op zijn verwrongen gelaat nog in den dood een trek van nameloozen angst of verdriet. De detective ontdekte niets wat hem be lang kon inboezemen. Hij liep naar de trap leuning en bestudeerde die door zijn vergroot glas of hij geen vingerafdrukken kon vinden, maar het resultaat van zijn moeite was nihil. „Geen misdadiger, of hg draagt handschoe nen tegenwoordig," mompelde hij. De grijze dokter werd ongeduldig. „Ik geloof, dat mijn taak hier afgeloopen is," verontschuldigde hij zich. Middernacht knikte. „Laten wij u niet ophouden dokter." De arts nam afscheid. „Wel?" vroeg de bankier ongeduldig. „Laat u ons uw werkkamer wat nader be kijken, meneer Heeringa." De drie heeren daalden de trap af. In de kamer, waarin de geforceerde brand kast nog open stond, liep Middernacht naar het schrijfbureau, maar inspecteur Emonts gaf hem den goeden raad, zijn tijd niet te ver knoeien met ook daar vingerafdrukken te zoeken. „Wij hebben dat al gedaan, maar vonden slechts afdrukken van de hand van meneer Heeringa zelf, en van het slachtoffer." De detective keek bij die woorden snel naar den bankier, en het kwam hem voor, dat deze zenuwachtig den mond vertrok. „Waar ligt die kris gewoonlijk, meneer Heeringa?" „Hier," zei de bankier, en wees de plek aan op het schrijfbureau: en die plek was onder het vloeiblok. „De moordenaar moet het wapen haastig gegrepen hebben en er een paar boeken bij hebben afgegooid. Ze liggen daar nog op het tapgt." Midernacht streek met zijn hand door zijn haar en ging in den bureaustoel zitten. Hij dacht na. De gestalte van Dolle Bult, den in breker doemde op voor zijn geestesoog. Als die de dader is, is het geval zeer een voudig, peinsde hij, maar als hij het niet is, staan we voor een vreemd raadsel. Wie kan er belang bij hebben een oud man op die ma nier te vermoorden? Een inbreker op heeter daad betrapt, had kunnen volstaan hem door een vuistslag buiten gevecht te stellen. Bo vendien zou de inbreker niet eerst die kris zijn gaan zoeken: onder het vloeiblok. Hij zou toeslaan met wat hij in de hand hield, een breekijzer, een looper, of anders met zijn vuist. En hij zou onmiddellijk hebben toege slagen, in de kamer zelf. Welke inbreker zou zulk een oude man niet hebben ingehaald lang vóór deze de trap naar boven was opge vlucht, en daarbij om hulp had kunnen roe pen? Deze veronderstelling werd door de po litie en door den bankier als de juiste toe dracht aangenomen, maar den detective be vredigde zij allerminst. Er was ook nog de mogelijkheid dat de moordenaar in het be- neden-vertrek zijn daad had volbracht en het lijk vervolgens naar boven had gedragen, maar in de eerste plaats was voor zulk een handelwijze geen motief op te geven, en in de tweede plaats was noch in de werkkamer, noch op de trap ook maar een enkele bloed druppel te vinden, terwijl boven het lijk lag, in een plas bloed De bankier liep met groote stappen het vertrek op en neer, de inspecteur keek den detective vragend aan. Tenslotte zei hij: „Als we den dief hebben, hebben we ook den moordenaar; Middernacht." (Wordt vervolgd). B

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 1