Buitenlandsch Overzicht.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor 10 ct.
NIEUWSBLAD VCOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
BINNENLAND
JANUARI 1935
63ste JAARGANG
Het geschil tusschen Italië
en Abessinië
Een Britsch handels
verdrag met den
lerschen Vrijstaat.
DE MOORD OP DE
KEIZERSGRACHT
COURAN
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; Koegras,
Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65; binnenland f 2.
Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per mail en overige
landen t 3.20. Losse nos. 4 ct.; fr. p. p. 6 ct.
Zondagsblad resp. f 0.50, f 0.70, f 0.70, f 1.
f 1.70.
Weekabonnementen 12 ct.
Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, f 1.50.
Verschijnt D i n s d a g-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
Redacteur: P. C. DE BOER
Uitgave N.V. Drukkerij v/h. C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIE N:
20 ct per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst)
dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling
10 ct. per regel, minimum 40 ct.; bij niet-contante betaling 15 ct. per regel,
minimum 60 ct_ (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder nummer:
10 ct. per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct
De onderhandelingen tusschen Frankrijk en Italië een verrassing
voor Europa. Hoe de Engelsche pers over het bezoek van
Laval aan Mussolini denkt. - De waarborg van de zelf
standigheid van Oostenrijk. De Yoego^Slavische regeeringS'
verklaring.
De Fransch'
Italiaansche
onder'
handelingen.
Het feit dat de Fran-
sche minister van Bui
tenlandsche Zaken, La-
val, toch nog een bezoek
zal brengen aan Musso-
lini en de Paus is door
een groot gedeelte van
Europa met instemming
ontvangen.
Laval heeft aan de pers een verklaring ge-
ge/en over zijn bezoek aan Italië, welke ver-
Jtl mg wij hieronder laten volgen:
je onderhandelingen tusschen Frankrijk en
Italië waren lastig, maar zijn steeds met de
grootste hartelijkheid gevoerd. De taak die wij
te zamen met Mussolini hebben ondernomen,
is opwekkend, niet alleen, omdat zij onze beide
landen betreft, maar ook omdat zij veel ver
der strekt.
Het gaat er niet alleen om iets zeer na
tuurlijks tot stand te brengen n.1. een hechten
grondslag voor een onverbrekelijke vriend
schap in dienst van den vrede te stellen.
Ik zal de belangen van Frankrgk verdedi
gen, Mussolini zal die van Italië vertegen
woordigen. Daar wij een gelijke opvatting heb
ben van de ernstige moeilijkheden van de te
genwoordige situatie, zullen wij gezamenlijk
de belangen van den vrede verdedigen.
ik heb er naar gestreefd niets te doen, dat
met het ontzien van onze vriendschappen niet
zou zijn te vereenigen. Ik ben zeer verheugd bij
alle regeeringen hetzelfde gevoel van de op
ons rustende verantwoordelijkheid aan te tref
fen.
Zij, die ons hun vertrouwen geschonken heb
ben, zullen niet teleurgesteld worden. Ik ben
er van overtuigd, dat het door mij te zamen
met Mussolini ondernomen werk ons tot een
toenadering zal voeren met al diegenen, wier
samenwerking voor de redding van den vrede
onmisbaar is.
Tot zoover de verklaring van Laval.
Voorloopig is er nog niet meer dan gematigd
aanleiding tot juichen, schrijft de Nw. Rott.
Crt. Vast schijnt te staan, dat allerlei som
bere berichten over onoverkomelijke moeilijk
heden overdreven waren zooals ook te ver
wachten was. Men moet zoover met de onder
handelingen gekomen zijn, dat Laval hopen
of misschien verwachten kan, in weinige dagen
aan den gang van zaken nog den stoot te
kunnen geven, die voor een bijtijds slagen noo-
dig is.
De Engelsche
pers over het
bezoek aan
Rome.
Het bericht, dat La
val naar Rome zal gaan,
heeft te Londen, naar
Reuter meldt, veel op
zien gebaard en een ein
de gemaakt aan de be
zorgdheid, welke was
ontstaan door de berich
ten over nieuwe moeilijkheden. Officieele krin
gen zijn zeer verheugd over het feit, dat voor
het eerst sinds den oorlog, weer een Fransche
minister van Buitenlandsche Zaken naar Rome
gaat.
Men vermoedt, dat de tekst van de overeen
komst inzake Oostenrijk eenigszins gewgzigd
zal zgn, zoodat deze minder ver gaat, dan
Frankrijk wel wenschte. In de besprekingen
inzake de Afrikaansche kwesties verwacht
men geen ernstige moeilijkheden. De Times
ho >pt, dat thans een sterke toenadering zal
or '.staan tusschen beide nabuurstaten.
PIERRE LAVAL.
de Fransche minister van buitensche zaken.
De Morning Post verneemt, dat Italië be
reid is Zuid-Slavië tevreden te stellen met een
verklaring, dat de eenheid van Zuid-Slavië een
vereischte is voor den vrede in midden-Euro
pa. Hiermee keert Italië zich af van de Kroa
tische separatisten. Hetgeen tot nu toe be
reikt is, is evenwel niet meer dan een voorbe
reiding voor verdere voorbereidingen, er moet
nog een lange weg worden afgelegd.
BENITO MUSSOLINI.
De Daily Herald schrijft, dat Mussolini ten
aanzien van de moeilijkheden welke zijn op
gedoken, zijn eerzuchtige plannen van een
Midden-Europeesch Pact ter zijde heeft gezet
en zich beperkt tot de Afrikaansche kwesties.
Om een goeden indruk te maken, zullen
Frankrijk en Italië vermoedlijk nog een ge
meenschappelijke verklaring afleggen, waar
in zij het principe van de onafhankelijkheid
van Oostenrijk verzekeren. Laval wenscht
natuurlijk in ieder opzicht zijn aanzien te
redden; de groote plannen zijn op den ach
tergrond geschoven en zullen misschien la
ter op verstandiger wijze worden behandeld.
Het blad is evenwel van oordeel, dat nog een
langdurig loven en bieden zal plaats hebben
inzake Somaliland en den spoorweg aldaar,
aangezien de r ranschen den door Italië ge-
vraagden prijs niet gaarne zullen betalen zon
der een tegenprestatie in Europa.
De onaf'
hankelij kheid
van Rome.
De buitenlandsche
persagentschappen heb
ben van het Oosten-
rijksche departement
van buitenlandsche za
ken, de volgende mede-
deeling ontvangen:
Inzake de reis van Laval naar Rome wordt
in toonaangevende Oostenrijksche kringen
opgemerkt, dat de indruk bestaat, dat de
moeilijkheden, welke zich hebben voorgedaan
in de kwestie van het non-interventiepact, uit
den weg zouden kunnen worden geruimd. In
de afgeloopen dagen hebben de Oostenrijk
sche vertegenwoordigers te Rome en te Pa
rijs herhaaldelijk gelegenheid gehad in con
tact te treden met de personen, die betrok
ken zijn bij de Fransch-Italiaansche onder
handelingen. Bij die gelegenheden hebben zij
de wenschen van Oostenrijk naar voren ge
bracht. Deze wenschen, aldus de mededeelin-
gen, zouden thans gehoor hebben gevonden.
Dit pact van on-interventie zou het werk
van de vertegenwoordigers van Oostenrijk te
Genève zijn bekroning schenken.
De overeenkomst zou komen te berus
ten op stipte wederkeerigheid en de we-
derzijdsche verplichting der deelnemers
zich niet te mengen in de politiek van
een anderen staat en geen steun te ver-
leenen aan gewelddadige revolutionnaire
bewegingen, welke gericht mochten zijn
tegen een der verdragsluitende partijen.
Een zoodanig verdrag kan als de pacifi
catie van Midden-Europa beschouwd
worden.
De uitnoodiging aan het pact deel te ne
men zal op zoo ruim mogelijke schaal wor
den verspreid. Behalve aan Oostenrijk en zijn
buurstaten, zullen waarschijnlijk ook uitnoo-
digingen worden gezonden aan Frankrijk,
Engeland, Roemenië en Polen.
De regeeringS'
verklaring van
Jeftitsj.
De nieuwe regeering
Jeftitsj heeft zich Don
derdagmiddag aan het
Skoepstina voorgesteld.
Er was veel belang
stelling van den kant
van de diplomaten en journalisten. Het is
immers begrijpelijk dat de belangstelling van
Europa nog uitgaat naar het zwaar getrof
fen Yoego-Slavië en dat men den politieken
gang van de gebeurtenissen daar, met inte
resse volgt.
„De hoogste wet voor allen zoo begon
minister-president Jeftitsj zijn- regeerings-
verklaring is Zuid-Slavië te beschermen,
de nationale en de staateenheid te helpen
handhaven, en zoo het heilige testament van
den Koning-martelaar ten uitvoer te leggen,
wiens nalatenschap door het huidige ge
slacht, dat door oorlog en stormen is gesterkt,
aan de geslachten der toekomst onverlet
dient te worden overgegeven.
De regeering zal die buitenlandsche poli
tiek voortzetten, welke Zuid-Slavië tot op
heden betrouwbare vrienden en toegewijde
bondsgenooten heeft verschaft. Zij zal zich
strikt houden aan een politiek van vrede en
van internationale toenadering; zij zal er
steeds naar streven met de buurstaten be
trekkingen te scheppen, die de belangen van
den algemeenen vrede en voortuigang het
best dienen. Niemand zal aanleiding kunnen
vinden aan de oprechtheid en den goeden wil
Van de regeering te twgfelen. Anderzijds
echter eischt Zuid-Slavië van haar buursta
ten dezelfde eerlijkheid en loyaliteit. Terro
risme en conspiratieve acties mogen in geen
geval een middel der internationale politiek
zijn.
Zuid-Slavië heeft in verband met zulke
laakbare, ongeoorloofde acties in het belang
van den vrede de zwaarste offers moeten
dulden en niemand kan van ons vergen, dat
wij zulke offers nog eens zullen brengen.
In de misdaad van Marseille moet volledig
licht schijnen en de personen, van wie de ver
antwoordelijkheid is komen vast te staan,
moeten op navenante wijze worden gestraft
De koninklijke regeering zal in deze richting
haar streven energiek voortzetten.
Met betrekking tot de binnenlandsche po
litiek legde Jeftitsj op de noodzakelijkheid
eener consolideering den nadruk, waarbij de
regeering den weg zal gaan, dien koning
Alexander met de grondwet van 1931 heeft
aangegeven.
Een bizonder deel van zijn rede wijdde
Jeftitsj aan de nationale verdediging". Een
sterk en slagvaardig leger is de beste waar
borg voor vrede en veiligheid van het land.
Tegelijkertijd is een goed toegeruste weer
macht de beste beschermer van onze natio
nale eer en een zeker onderpand, dat de in
ternationale verdragen zullen worden geëer
biedigd.
BISSCHOP WELLINGTON, f
Overleden is in den ouderdom van 95 jaar
de aartsbisschop van Nieuw Zeeland Welling
ton. Hij werd in 1887 aartsbisschop en was
de oudste bisschop der r.k. kerk
De regeering van Abessinië doet
een beroep op de toepassing van arti
kel 11 van het Volkenbondsverdrag.
De correspondent van de Nw. Rott. Crt. te
Genève teefoneerde Donderdagavond aan zijn
blad:
In een hedenavond gepubliceerd telegram
aan den secretaris-generaal van den Volken
bond wijst de minister van buitenlandsche za
ken van Abessinië, Herroy, er op, dat de Ita
liaansche troepen voor Guerogubi verzameld
zijn en daar op 28 December het Abessijnsche
garnizoen hebben aangevallen. Twee Abessi-
niërs zijn hierbij gedood en twee gewond. De
Italiaansche luchtmacht vliegt over Guerlo-
gubi en tanks zijn in de nabijheid opgesteld.
De regeering van Abessinië verzoekt nu ar
tikel 11 van het Volkenbondsverdrag toe te
passen en alle maatregelen te nemen om den
vrede te handhaven.
De secretaris-generaal van den Volkenbond
heeft hierop geantwoord, het telegram aan
alle leden van den Volkenbondsraad, die 11
Januari bijeenkomt, te zullen toezenden. Het
geschil is dus thans bij den Volkenbondsraad
aanhangig gemaakt. De Raad zelf zal beslis
sen of het geschil reeds in de zitting van Ja
nuari zal worden behandeld, aangezien Abes
sinië hieromtrent niets gespecificeerd heeft.
Een eerste stap op den weg tot
politieke toenadering?
De Iersche Vrgstaat heeft, naar Reuter
meldt, met Engeland een overeenkomst ge
sloten krachtens welke Ierland een groote
hoeveelheid steenkool uit Engeland zal invoe
ren, waartegenovei Engeland naar verhouding
vee in Ierland zal aankoopen. Engeland zal
ruim 1 millioen ton steenkool meer in Ierland
invoeren en dit land 150.000 stuks vee boven
het vastgestelde contingent naar Engeland
verschepen. Zoodra de overeenkomsten met
Polen en Duitschland zullen zijn afgeloopen,
zal geen steenkool uit de genoemde landen
meer in Ierland binnenkomen, Meu meent, dat
de verhoogde invoer van steenkool en vee in
beide landen niet aan de heffing van invoer
rechten zal zijn onderworpen, die de landen
hadden ingesteld naar aanleiding van het ge
schil omtrent de grondrechten. In tal van krin
gen acht men deze overeenkomst een belang
rijke schrede voorwaarts naar het herstel van
df normale betrekkingen tusschen de beide
landen en men hoopt, dat ook de politieke be
trekkingen er door zullen verbeteren.
In 1931 voerde Engeland 2.400.000 ton steen
kool uit naar den Vrijstaat. In de jaren 1932
en 1933 daalde dit cijfer tengevolge van het
embargo tot 1.250.ÖÖÖ~lun
TEGEN DEN STATUS QUO.
De Saarbrücher Landsztg. publiceert een
verklaring van de gezamenlijke dekens in
het Saargebied, welke verklaring zich kant
tegen de bewering der voorstanders van den
status quo, dat een groot deel van de ka
tholieke geestelijkheid den 13en Januari voor
het behoud van den huldigen toestand zal
stemmen.
Het blad bevat voorts een verblaring van
het bestuur der „katholieke Saarjeugd" tegen
den status quo.
„ONZE VLOOT" EN DE HEER
PAUL KOSTER.
In het orgaan van de vereeniging Onze
Vloot lezen wij dat het hoofdbestuur van
deze vereeniging het nemen van een conclusie
door den algemeenen raad en een verdere be
handeling. van de enquête te Washington in
zake de particuliere wapenindustrie overbo
dig acht, nu de heer Paul Koster, wiens naam
in verband met deze enquête is genoemd, ont
slag heeft genomen als eerelid van Onze Vloot
Het Hoofdbestuur wil hierbij niet nalaten de
bijzondere verdiensten van den heer Paul Kos
ter, wiens bemoeiingen tot oprichting van
Onze Vloot hebben geleid, in herinnering te
brengen.
NIEUWJAARSREDE VAN Ir. DAM ME.
Het P.T.T.-bedrijf in 1934. Voor-
deelen der telefoon-automatiseering.
Evenals vorige jaren, heeft de directeur-
generaal der Postergen, Telegrafie en Tele
fonie, ir. M. H. Damme, ter gelegenheid van
de jaarwisseling voor de verzamelde ambte-
naren van het hoofdbestuur een rede gehou
den. Deze maal werd de rede uitgesproken
in het gebouw der Theosofische Vereeniging
aan de De Ruyterstraat 67 te 's-Gravenhage.
Wij mogen, aldus ir. Damme, dankbaar op
1934 terugzien, voor wat het P.T.T.-bedrgf
betreft.
Ondanks de algemeene moeilijkheden, zijn
onze bedrijfsuitkomsteu zeker niet onbevre
digend.
De afdeeling „pcrsoneele zaken" had moei
lijkheden te overwinnen betreffende besten
diging van werk van jeugdig personeel. Moet
het in de maatschappij terugkeeren, dan komt
het in zeer moeilijke omstandigheden. Wij
streven er naar, den jongelui gelegenheid te
geven, kennis in andere richting op te doen,
zoolang zij bij ons zijn. Als het eenigszins kan,
zoeken wij een toekomst voor de jongelui bij
ons bedrijf zelf.
De verbetering der telefoon door automati
seering leidt tot grooteren toeloop van abon-
né's. Dit maakt weer personeel noodig, zoodat
de automatiseering de personeelsbehoefte niet
zoo vermindert, als men verwachten zou.
Verlies op de telegrafie.
Een belangrijke verbetering is, dat het ver
lies, op de telegrafie geleden, sterk is beperkt.
Men kan zeggen, dat het deficit nul zal zijn,
als de telegraafdienst geheel is verdwenen.
De posterijen hebben zeer belangrijke ver
anderingen ondergaan, noodig geworden door
de tijdsomstandigheden.
De heer Damme besprak voorts de lucht
post.
Met betrekking tot den postchèque- en giro-
diensf-4rond er een bijzondere toeloop plaats
van rekenSuiïgbouders.
Het saldo vaiK^en dienst op 31 Dec. was
195.000.000. X
Tengevolge van deXl?fti^ing3nloeiuJkheden
met Duitschland is sedert de TrWX<'nS'-ret^'n8'
van de clearing, dit is dus in enu ",e_ maai
den, 10.000.000 minder naar DuitscïnSHi.
overgemaakt.
Het personeel van den postchèque- en giro
dienst telt 1118 leden, 320 mannen en 798
vrouwen.
De dienst heeft in 1933 een winst van
3.300.000 gemaakt. In 1934 haalde hij deze
winst niet. Een raming van 3.000.000 in
1934 is misschien nog te optimistisch.
HET PUFAANVOERVERBOB.
Een motie van eigenaars-schippers
uit Katwijk aan Zee.
Woensdagavond hebben alle sehipper-eige-
naars te Katwijk aan Zee, in totaal 41 perso
nen, vergaderd om te protesteeren tegen in
voering van het z.g. pufaanvoerverbod. Schip-
per-eigenaren is een categorie van reeders,
die eerst in den laasten tijd is ontstaan.
Het zijn zeelui, die gezamenlijk een logger
hebben aangekocht en die dan zelf ook ex-
ploiteeren. Nieuwe reeders dus, die zelf aan
de vischvangst meedoen.
Met algemeene stemmen werd een motie
aangenomen waarin geprotesteerd werd tegen
invoering van het pufaanvoerverbod. Instem
ming werd betuigd met de bezwaren, welke
naar voren werd gebracht door den Christelij-
ken fabrieks- en transportarbeidersbond en
door de schippersvereeniging te Katwijk aan
Zee. Betoogd wordt, dat van opzettelijke
pufvisscherij door motortreilers en loggers in
geen geval sprake is.
De overtuiging werd uitgesproken dat een
pufaanvoerverbod niet in het belang *in den
vischstand in de Noordzee is en dat van een
dergelijken maatregel voor Katwijk ernstig
nadeel is te verwachten, aangezien de loonen
reeds zeer laag zijn. Ten slotte drong de
motie, die ter kennis is gebracht van den
minister van oeconomische zaken, er op aan
geen pufaanvoerverbod in te voeren.
Feuilleton.
Amsterdamsche J11
detectiveroman 111
5)
„Helaas ja. Laat ik echter niet vooruit-
loopen op wat er gebeurd is. Ik belde aan,
maar de knecht deed niet open. Dit was wel
tegen zijn gewoonte, want Hein was prompt
in alles, maar zijn gehoor ging er den laat-
sten tijd hard op achteruit. Ik kreeg dus nog
geen argwaan, haalde mijn sleutelbos voor
den dag, en maakte zelf de deur open. Het
viel mij op, dat er op het marmer van de
gang moddervoeten waren, maar nog ver
moedde ik niets. Ik begaf mij naar de voor
kamer waar de brandkast stond, en ik was
verbaasd daar de gordijnen nog potdicht te
vinden. Dit was geheel tegen Hmn'B gewoon
te, hij doet 's avonds overal de gordijnen
dicht, en maakt ze 's morgens bijtijds weer
open, net alsof wij in de stad waren, dat
was hij nu eenmaal zoo gewend. Hij was
precies een klok die onverstoorbaar afloopt,
alles even regelmatig, en een plichtsbesef
zooals men tegenwoordig niet veel meer
aantreft. Ik draaide het licht op, en het eer
ste wat ik zag. was de wijd openstaande
brandkast. De inhoud was verdwenen."
„Dus tóch!" riep Middernacht.
„Wat toch? Ja, alles weg, het collier, en
vat contant geld, in bankpapier."
Terwijl de bankier even zweeg, had de de
tective moeite zijn gedachten te verzame
len. De inbraak was voor hem geen verras
sing, maar wat een ezel was hij geweest de
jonge Heeringa niet naar boven te hebben
gevolgd! Het forceeren van de brandkast
had vermoedelijk na hun vertrek plaats ge
vonden, de inbrekers bevonden zich dus er
gens in huis terwijl hij Middernacht
beneden in de gang vliegen stond te vangen.
Een mooie geschiedenis!
De detective besloot echter den heer Hee
ringa althans voorloopig niets te zeggen van
de nachtelijke ontmoeting met zijn beide
kinderen, en hij was er zeker van, dat deze
in ieder geval zouden zwijgen tot zij hem,
Norman Ray, gesproken hadden.
„Ik riep om Hendrik," ging de bankier
voort, „en rende het heele huis door om hem
te vinden. En toen ik hem vondo! het
was een vreeselijke aanblik."
„Vertel mg precies wat u zag," zei Mid
dernacht.
„Ik vond het lijk van onzen braven, trou
wen knecht. Hij lag op de gang op de tweede
verdieping, laaghartig vermoord. In een plas
bloed vond ik hem, de arme kerel was dood
gebloed, als een rund
„En een paar druppels van zgn bloed kwa
men aan uw manchet," viel de detective hem
in de rede, en wees met uitgestrekten wijs
vinger, en den bankier strak aankijkend, naar
diens rechtermouw.
De bezoeker werd doodsbleek, maar hij
beheerschte zich, en zei:
„Dat kan wel. Ik boog mij over hem en
maakte zijn linnen jasje los. Zijn hart klopte
niet meer, er stak een mes in, een soort kris,
die een vriend van mij, Ebers, van de Es-
compto Sociëteit, verleden jaar voor mij
heeft meegebracht van zijn reis naar Indie.
Ik gebruikte de kris als vouwbeen en zij
lag altijd op mijn schrijftafel in mijn werk
kamer. Te denken, dat Hein met dit wapen
moest worden vermoord! Het is ontzettend!
Die laffe moord op een ouden man, mag niet
ongestraft blijven, meneer Ray!"
„Neen," zei de detective langzaam, „en hij
zal niet ongestraft blijven, meneer Hee
ringa".
Weer kwam het Middernacht voor alsof
zijn bezoeker verbleekte, maar deze riep
hartstochtelijk uit:
„Ik zal niet rusten voor de misdaad is op
gehelderd Kan ik op u rekenen, meneer
Ray?"
„Ja," antwoordde de detective, „u kunt op
mij rekenen, maar wat hebt u met de politie
afgesproken?"
„Ik heb niet gezegd, dat ik uw hulp zou
inroepen. Zij zoudenh'mmisschien
bezwaren hebben gemaakt."
„Misschienen misschien niet. Ik be
wijs de heeren wel eens een kleinen dienst,
ziet u."
„Zeker, zeker, maar ik wilde hen voor een
fait accompli stellen. Ik heb hun mijn sleu
tels gegeven en gezegd, dat ik binnen drie
kwartier op de Keizersgracht zou zijn. Zij
zullen zeker niets verleggen of aanraken
voor wij er ook zijn. De toedracht van de
zaak komt mij nogal eenvoudig voor. De
inbreker werd vermoedelijk door den knecht
op heeterdaad betrapt, zag de kris liggen, en
vermoordde er den armen kerel mee."
„Maar de kris lag in uw werkkamer,
waar ook de brandkast staat," merkte de
detective op, „en het lijk werd door u ge
vonden op de gang van de tweede verdie
ping."
„Hein zal voor zijn belager de trap zijn
opgevlucht, boven werd hij ingehaalden
vond den dood."
„Dat klinkth'mmin of meer aan
nemelijk. meneer Heeringa, maar laat ons
voortmaken, en eens zien wat de politie in
uw huis ontdekt heeft."
VIERDE HOOFDSTUK.
Onder het vloeiblad.
Toen de bankier en de detective het huis
op de Keizersgracht naderden, zagen zij een
groepje nieuwsgierigen voor de deur staan
en een politie-agent, die statig heen en weer
liep, zich ten volle bewust van zijn gewich
tige functie.
De man kende den bankier niet, maar hij
kende Middernacht des te beter, tikte aan
zijn pet en liet de heeren passeeren.
In de kamer, waar de geforceerde brand
kast stond, vonden zij een dokter, dien de
detective nooit eerder had gezien, en inspec
teur Emonts van de politie, een der schran
derste mannen van het korps.
De inspecteur wesÉ'naar de brandkast.
„Die was gemakkelijk genoeg te forcee
ren," zei hij.
„Geen vreemde vingerafdrukken?" vroeg
Middernacht.
„Geen enkele!"
„En het slachtoffer?"
„Ligt nog boven, zooals wij hem gevonden
hebben. Een kris werd hem recht door het
hart gestoken, de man moet onmiddellijk
dood zijn geweest. Uit niets blijkt, dat er
een worsteling heeft plaats gehad; één stoot
met het scherpe wapen was voldoende.'
De detective knikte.
„Laat ons eens kijken, of er nog iets valt
te ontdekken, inspecteur."
Deze haalde de schouders op en ging de
heeren voor. De arts voegde zich bij hen, hij
was een zwijgende natuur, en te zeer ge
wend aan den dood om bijzonder ontdaan te
zijn over het gebeurde.
Boven, op de gang die slechts matig ver
licht werd door een klein venster in den trap
muur, lag het lijk van den ouden knecht. De
detective boog zich over hem heen en bekeek
de jas door een vergrootglas. Hendrik Bos
man lag uitgestrekt op zijn rug, zooals hij ge
vallen was, zijn armen langs zijn lichaam, op
zijn verwrongen gelaat nog in den dood een
trek van nameloozen angst of verdriet.
De detective ontdekte niets wat hem be
lang kon inboezemen. Hij liep naar de trap
leuning en bestudeerde die door zijn vergroot
glas of hij geen vingerafdrukken kon vinden,
maar het resultaat van zijn moeite was nihil.
„Geen misdadiger, of hg draagt handschoe
nen tegenwoordig," mompelde hij.
De grijze dokter werd ongeduldig.
„Ik geloof, dat mijn taak hier afgeloopen
is," verontschuldigde hij zich.
Middernacht knikte.
„Laten wij u niet ophouden dokter." De
arts nam afscheid.
„Wel?" vroeg de bankier ongeduldig.
„Laat u ons uw werkkamer wat nader be
kijken, meneer Heeringa."
De drie heeren daalden de trap af.
In de kamer, waarin de geforceerde brand
kast nog open stond, liep Middernacht naar
het schrijfbureau, maar inspecteur Emonts
gaf hem den goeden raad, zijn tijd niet te ver
knoeien met ook daar vingerafdrukken te
zoeken.
„Wij hebben dat al gedaan, maar vonden
slechts afdrukken van de hand van meneer
Heeringa zelf, en van het slachtoffer."
De detective keek bij die woorden snel naar
den bankier, en het kwam hem voor, dat
deze zenuwachtig den mond vertrok.
„Waar ligt die kris gewoonlijk, meneer
Heeringa?"
„Hier," zei de bankier, en wees de plek
aan op het schrijfbureau: en die plek was
onder het vloeiblok.
„De moordenaar moet het wapen haastig
gegrepen hebben en er een paar boeken bij
hebben afgegooid. Ze liggen daar nog op het
tapgt."
Midernacht streek met zijn hand door zijn
haar en ging in den bureaustoel zitten. Hij
dacht na. De gestalte van Dolle Bult, den in
breker doemde op voor zijn geestesoog.
Als die de dader is, is het geval zeer een
voudig, peinsde hij, maar als hij het niet is,
staan we voor een vreemd raadsel. Wie kan
er belang bij hebben een oud man op die ma
nier te vermoorden? Een inbreker op heeter
daad betrapt, had kunnen volstaan hem door
een vuistslag buiten gevecht te stellen. Bo
vendien zou de inbreker niet eerst die kris
zijn gaan zoeken: onder het vloeiblok. Hij zou
toeslaan met wat hij in de hand hield, een
breekijzer, een looper, of anders met zijn
vuist. En hij zou onmiddellijk hebben toege
slagen, in de kamer zelf. Welke inbreker zou
zulk een oude man niet hebben ingehaald
lang vóór deze de trap naar boven was opge
vlucht, en daarbij om hulp had kunnen roe
pen? Deze veronderstelling werd door de po
litie en door den bankier als de juiste toe
dracht aangenomen, maar den detective be
vredigde zij allerminst. Er was ook nog de
mogelijkheid dat de moordenaar in het be-
neden-vertrek zijn daad had volbracht en het
lijk vervolgens naar boven had gedragen,
maar in de eerste plaats was voor zulk een
handelwijze geen motief op te geven, en in
de tweede plaats was noch in de werkkamer,
noch op de trap ook maar een enkele bloed
druppel te vinden, terwijl boven het lijk lag,
in een plas bloed
De bankier liep met groote stappen het
vertrek op en neer, de inspecteur keek den
detective vragend aan. Tenslotte zei hij:
„Als we den dief hebben, hebben we ook
den moordenaar; Middernacht."
(Wordt vervolgd).
B