A
Itit de natuwt.
De portefeuille van
Waterstaat.
BINNENLAND
R.S P.
De overeenkomst met
fcelgië
HELDERSCHE COURANT VAN DINSDAG 5 MAART 1935:
- isscheri).
Uit het politie-rapport.
Teraardebestelling
Staatsraad
A.W.F. Idenburg.
Jhr. ir. O.C.A. van Lith de Jeude
zal worden voorgedragen als
opvolger van minister
Kalff.
Fusie van O.SP
en
De dorpskernen in de
Wieringermeer.
Wijziging van het Bebouwingsplan
Wieringerwerf.
Geen nieuwe busdienst over
den Afsluitdijk.
Vergunning geweigerd.
De toestand op het
IJselmeer.
Weinig waterbezwaar in 1934.
De ontziiting evenwel vertraagd.
Om dsn Noordoostelijken
polder.
Het wetsontwerp tegen üe
kleine partijen.
De landbouw-cnsispolmek
Dc Kon. Ned. middenstandsbond
vraagt instelling van een
Staatscommissie.
NUTSSPAARBANK TE OEN HELDER.
Opgave uitsluitend betreffende de Nuts-
spaarbank te Den Helder, Polderweg 1, over
de maand Februari 1935.
Op spaarbankboekjes werd in den loop der
maand ingelegd j 220.678.47, en terugbetaald
j 149.289.63. Derhalve nieer ingelegd dan
terugbetaald 71.388.84.
Het aan inleggers verschuldigd kapitaal bjj
den aanvang van dit jaar 2.892.264.42 be
draagt thans 2.932.455.45.
Het aantal in den loop van Februari nieuw
uitgegeven spaarbankboekjes bedroeg 105.
Het aantal in omloop zijnde boekjes steeg
hiermede tot 8779. Onder de in Februari uit
gereikte 105 nieuwe boekjes zijn inbegrepen
8 boekjes voor jonggeborenen (op deze boek
jes plaatst de Spaarbank een eersten inleg
van 1.
De lediging van spaarbusjes in den loop
van Februari leverde een bedrag op van
3.354.76 aan kleine besparingen.
Het totaal im omloop zijnde spaarbusjes
bedraagt thans ruim 1900.
het is -Uo zoover gekomen, dat, met in
gang var Maart (dus Maandag j.1.) de vis-
schersvaartuigen, die de zcevisscherij beoefe
nen een uitvaartvergunning noodig hebben,
hetgeen dan de z.g. georganiseerden zjjn, die
via de Visschery-Centrale, zich dienen of
dienden aan te sluiten. Van de besom
ming zal dan 1 worden afgehouden of
moeten worden betaald, waarvoor een be
voegd ambtenstar zal zorgen. Verzocht wordt
«tan de belanghebbenden om daaraan welwil
lend mee te werken, opdat alles een vlot ver
loop zou hebben.
Het is ai weer een poos geleden, dat een
oergelijke maatregel werd aangekondigd en,
zooals we mogen herinneren, wjrd die 1
siftrek der besomming nu niet met zooveel
vreugde begroet Een dergelijk geluid werd
vooral uit IJmuiden gehoord.
We meenden die stelregel eenigszins andera
te moeten beoordeelen, omdat waarschijnlijk
deze, door de 1 te vormen som als basis
zal kunnen dienen voor steun stan de vissche-
rjj. Niet dat die 1 op zichzelf zooveel zou
kunnen beduiden om dastruit een flinke sa
neering van het bedrijf te kunnen bewerkstel
ligen, mstar als de regeering dsiarbij een groo-
ter bedrag voegt, dat dan inderdaad voor de
visscherij iets zou kunnen worden gedaan.
Daarbjj gingen we uit van het standpunt, dat
het moreele effect grooter zou zijn, omdat de
belangstellenden de voldoening hadden, zelf
iets aan deze saneering te hebben bijgedra
gen.
We begrijpen zeer goed, dat de 1 vaak
noode zal worden afgedragen, maar zoo de
maatregel van breeder standpunt door be
langhebbenden eenmaal zal worden gezien,
zal men zich daar matiger bij neerleggen.
Waarop al zoo lang getamboereerd is,
n.1. ruimer overheidsbemoeiing met het vis
scherij bed rijf is werkelijkheid geworden en
we gelooven, dat, vooral in de tegenwoordige
omstandigeheden, deze bemoeiing hsiar nut
ten slotte zal afwerpen.
Met belangstelling zullen we het verdere
ver'oon vin deze aangelegenheid gade slaan.
Voigcus de otficieele opgaven van de ansjo-
vis-veemen, was o.a. de voorraad op 1 Maart
1935 in totaal 51378 ankers en 800 tonnen.
De voorraden van het vischjaar 1930 waren
op 1 Maart 1935 23476 ankers en 470 ton
nen.
De Minister heeft kort geleden meegedeeld,
dat in onderzoek ia, welke maatregelen er ge
nomen kunnen worden om van den voorraad
1930 wat te kunnen ruimen.
Vergelijken we den voorraad van 1930 met
den totaalvoorraad die loopt over de jaren
1935 tot 1934, dan zien we, dat die van 1930
in kwantum een belangrijke plaats inneemt.
Kon dus de voorraad van 1930 uit de markt
worden genomen, dan zou dat een flinke op
ruiming zijn, waardoor eenige algemeene ver
hooging der prijzen zou zijn te verwachten.
Heel wat kapitaal zou er dan vrij komen,
hetgeen waarschijnlijk ook weer den algemee-
nen vischhandel zou ten goede komen.
In de driemaandelijksche mededeeüngen
van de Zuiderzeecommissie treffen we aan
een bericht over het onderzoek van het bo
demprofiel der Waddenzee en daaruit bUjkt
weer, dat n& 1933 zich zoo goed als geen
verschil meer in het bodemprofiel heeft voor
gedaan.
De rust in de Waddenzee schijnt dus in
derdaad te zijn ingetreden en hoewel, zooals
dit bericht zegt, de stroomen zich nog niet
geheel hebben aangepast, mogen we toch ver
onderstellen. dat de Waddenzeebodem nu in
staat ls om fauna en flora gelegenheid te ge
ven zich rustig te ontwikkelen.
We denken hierbij oester, wulk, mossel,
zeegras en verder aan garnaal, bot, paling,
alikruik en de seizoenbezoekers, zooals geep,
rog, haring, ansjovis.
Dat alles met groote belangstelling te
gaan waarnemen is voor de omwonenden der
Waddenzee iets, hetwelk nauw verband houdt
met hun bestaansmogelijkheid en het zal ons
een vreugde zijn te vernemen, dat langzamer
hand zich daar zal opbouwen een vischstand,
die niet achter zal staan bij den toestand,
zooals die vóór de afsluiting der Zuiderzee
was.
In de N. R. Crt. vinden we een berient, ont
leend aan een krantenmededeeling uit Noor
wegen, dat de Noorsche vischhandel zich al
meer toelegt op verzending van visch naar
Ned. O.-Indië. Verleden jaar schijnt dat al
van eenige beteekenii te z(jn geweest en thans
worden krachtige pogingen gedaan dezen
vischhandel met ons Indlë sterk uit te breiden.
Vooral de producten gedroogde visch, traan,
visch in blik, droge gezouten en gerookte ha
ring vinden daar aftrek. Het komt ons voor,
dat, nu er gezocht wordt naar grooter afzet
gebied voor o ze vischproducten, dat N. O.-
Indië dan een gebied vormt, waar nog wel iets
zal vallen te slijten.
Hetgeen aan den Noorschen vischhandel
mogelijk is, kan toch waarschijnlijk ook aan
onzen vischhandel mogelijk zijn, vooral waar,
in den tegenwoordigen tijd, een zekere voor
keur zal zijn voer onze producten door de
banden, die er tusschen Nederland en Ned.
O.-Indië bestaan.
Weliswaar hebben wc het nog niet ver in
de conserveering gebracht, maar nu herhaal
delijk van verschilende kanten het denkbeeld
van blikconserveering van visch ook in ons
land wordt bepleit, kan deze afzetkans naar
het volkrijke Insulinde waarschijnlijk een
krachtigen stoot geven om dit denkbeeld te
verwezenlijken en dan zoo spoedig mogelijk,
opdat andere landen het terrein niet geheel en
al hebben afgegraasd.
Het „let op uw saeck" van onze voorvaderen
wint in dezen tjjd weer in kracht. Alle kansen
dienen te worden benut om eiken bedrjjfstak
op peil te houden.
COMMISSIE TOT VOORLICHTING BIJ DE
S
BEROEPSKEUZE.
Verschenen is het verslag over het jaar
1933. Wjj ontleenen er het volgende aan:
Gedurende het jaar 1933 zijn 54 adviezen
uitgebracht, betreffende 43 jongens en 11
meisjes.
In verband met zeer drukke werkzaamhe
den van den Dienst in het algemeen, z(jn vele
mondelinge adviezen verstrekt, die niet onder
het aantal officieel uitgebrachte adviezen zijn
opgenomen.
Wederom vervoegden zich vele personen tot
het Bureau om inlichtingen omtrent oplei
dingsinrichtingen in de gemeente en elders.
Aangezien het Bureau de beschikking had
over vele gegevens die trouwens voor den
geheelen Dienst van belang zijn konden do
gevraagde inlichtingen in het algemeen on
middellijk worden verstrekt.
Na het uitbrengen van elk advies werd na
gegaan of overeenkomstig het advies gehan
deld werd. In slechts enkele gevallen werd het
advies der Commissie niet onmiddellijk opge
volgd. Bjj ingesteld onderzoek bleek, dat het
niet opvolgen der adviezen is toe te schrijven
aan de moeilijkheid om in het geadviseerde
beroep geplaatst te worden, zulks tengevolge
van het feit. dat in deze gemeente vrijwel
geen industrie wordt aangetroffen.
Tusschen de Commissie en de Hoofden van
de diverse onderwijsinrichtingen bestond een
aangename samenwerking.
Geregeld werden door de Hoofden van do
alhier gevestigde lagere scholen, van de leer
lingen, die de school gingen verlaten, z.g.n.
leerlingkaarten aan het Bureau toegezonden.
Daardoor werden gegevens van de School ver
kregen, waarvan in de praktijk gebleken is,
dat zjj zich bjj het eerste onderhoud met het
kind van groote waarde zijn. Bij de te stellen
vragen kan dan met de op de leerlingenkaar-
ten voorkomnde gegevens rekening worden
gehouden.
Wederom meent de Commissie, teneinde
eventueel misverstand te voorkomen, er de
aandacht op te moeten vestigen, dat het Bu
reau voor Beroepskeuze uitsluitend advies
geeft omtrent het te kiezen beroep en dat
voor plaatsing in een eventueel beroep de be
trokkene zich dient te wenden tot de Arbeids
beurs.
In de schriftelijke adviezen, gegeven ten
behoeve van hen, die direct in een bedrijf te
werk gesteld willen worden, wordt den be
langhebbende dan ook de raad gegeven zich
bij de Arbeidsbeurs te laten inschrijven ter
verkrijging van een patroon.
Hoewel het Bureau voor Beroepskeuze en
de Arbeidsbeurs twee afzonderlijke Instellin
gen zijn, bestaat er tusschen deze Instellingen
een nauw contact, waardoor de mogelijkheid
wordt vergroot, dat degene, omtrent wien
advies is uitgebracht, ook in het gekozen be
roep wordt geplaatst. Uit den aard der zaak
wordt dit laatste heden ten dage door de hui
dige economische omstandigheden eenigszins
beïnvloed.
Rijwiel gestolen.
Een rijwiel, dat eenigen tijd onbeheerd op
het Stationsplein stond, werd vandaar ont
vreemd.
De recherche stelt een onderzoek in.
Rijwielen verdwenen.
Door een bewoner van de Hoofdgracht werd
aahgifte gedaan, dat hij sedert eenige dagen
zijn rijwiel vermist, welk rijwiel hij onbeheerd
op het Koningsplein heeft laten staan.
Door een bewoner van de Bassin gracht
werd aangifte gedaan van vermissing van zijn
rijwiel, hetwelk h(j onbeheerd in de Nieuwe
Brugstraat had laten staan.
Door een milicien, dienende aan het vlieg
kamp „De Koojj", werd aangifte gedaan van
vermissing van zijn rijwiel, hetwelk hij onbe
heerd op het Nieuwe Kerkplein had laten
staan.
Belastering.
Door een bewoner van de Vijzelstraatwerd
aangifte gedaan, dat hjj door een anderen
bewoner dier straat werd belasterd.
Mishandeling.
Door een bewoner van de Zuidstraat werd
aangifte gedaan, dat hjj is mishandeld door
zijn zwager.
GEEF NUTTIGE VOGELS
NEST-GELEGENHEID.
Het mag thans wel bij vden bekend geacht
worden, dat een goede vogelstand van groot
belang is. In de eerste plaats im een sterke
vermindering van schadelijke insecten te voor
komen, en ten tweede dat de vogels een ware
bron zijn van het zuiverste natuurgenot.
Door het opruimen van veel echte wildernis
ten behoeve van het steeds grooter wordende
ken van het onderhout in de bosschen, door
het draineeren van moerassen, het uitbouwen
van steden, het aanleggen van nieuwe wegen
ten behoeve van het steds grooter wordende
verkeer, zijn veel nestgelegenheden benomen
ook aan de bewoners van open nesten. Ook de
meer en meer deskundige boschbouw in ons
land, die boomen onherroepelijk verwijdert,
welke behept zjn met meer of minder groote
gaten in den stam, draagt er toe bjj tot een
achteruitgang van onzen vogelstand. Want
juist die aangetaste boomen zijn voor vele vo
gels zoo bijzonder geschikt voor nestplaatsen.
In de jaren zijn vele mooie stukken ongerepte
natuur verdwenen en vele vogels uit hun ele
ment verjaagd. Gelukkig is de mensch gaan
inzien, dat een 'ugestoorde ontwikkeling van
den vogelstand een cultuurbclang is
Land-, tuin- en boschbouw, door deskundi
gen voorgelicht, begonnen het vogelvraagstuk
te bestudeeren, en men bleef niet langer on
kundig en daarom onverschillig.
Vooral ter bestrijding van schadelijke insec
ten hebben de vogels huns gelijken niet Door
nu den nuttigen vogelstand tegemoet te ko
men kan men hen op doelmatige wijze veilige
broedplaatsen geven, in den vorm van nest-
kastjes of z.g. ncstblokken. Gelukkig zijn re
geering en verschillende gemeenten reeds
jaren hierin voorgegaan.
Zoo heeft het Staatsboschbeheer vele
van deze nestkastjes doen plaatsen. Ook
vele gemeenten hebben reeds jaren van die
kunstmatige vogelwoningen in hun boomen
of plantsoenen hangen. Zoo zjjn in de plantsoe
nen hier ter plaatse de verschillende soorten
koolmeezen reeds lang geen zeldzame ver
schijning meer en kan men hen winter en zo
mer veelvuldig aantreffen. Voor 't behoud en
uitbreiding van deze zoo mooie en zeer nuttige
vogels zou het zeer aan te bevelen zijn op ge
schikte plaatsen in onze boomen en plantsoe
nen zulke nestkastjes te doen ophangen. Door
uitbreiding dezer vogels verfraait men onze
gemeentetuincn en vergroot men bij den
mensch natuurwaardeering.
Veel wordt aan verfraaiing onzer stad ge
daan, vele plantsoenen zijn wij in de laatste
jaren rijker geworden, alsmede het in aanleg
zijnde praentige Timorpark, hetwelk zeer ver
heugend is voor ons zoo weinig met boomen-
groei bedeelde stad.
Geve men nu nog de nuttige vogels een vei
lige broedplaats, loor het plaatsen van nest
kastjes, wat nog zou kunnen voor het komen
de broedseizoen, het zou een schoone en nut
tige en ook een tot dusver ongekend genoegen
opleveren.
JOH.
Onder zeer groote belangstelling is gisteren
ochtend op de Algemeene Begraafplaats te
's-Gravenhage de teraardebestelling geschied
van het stoffelijk overschot van den minister
van staat, staatsraad A. W. F. Idenburg, oud-
minister van koloniën, oud-gouverneur-gene
raal van Ned.-Indië en oud-gouverneur van
Suriname.
In de vroege ochtenduren was het stoffelijk
overschot van het Roode Kruis-Ziekenhuis
overgebracht naar de woning van wijlen den
heer Idenburg aan den Cremerweg.
Om 11 uur ving daar een
rouwdienst
aan, welke geleid werd door ds. Barkey Wolf,
Geref. predikant.
Om half twaalf was de rouwdienst geëindigd
en stelde de stoet zich voor de woning van de
familie Idenburg op. De kist werd naar buiten
gedragen en in den rouwwagen geplaatst,
waarna zich boden van den Raad van State
ter weerszijden opstelden en als slippendragers
fungeerden. Er waren slechts twee bloemstuk
ken, een groote krans van de Koningin en een
van Prinses Juliana. Deze beide kransen wer
den aan weerskanten van den rouwwagen ge
hangen.
Dadelijk achter den rouwwagen volgden de
vertegenwoordigers van de Koningin en de
Prinses in twee gala-hofrjjtuigen.
De eerste volgrjjtuigen waren bestemd voor
de naaste familieleden, in het derde namen
plaats de minister-president dr. Colijn, de vice-
president van den Raad van State, jhr. mr.
Beelaerts van Blokland, staatsraad Hassel-
man en de minister van buitcnlandsche zaken
jhr. de Graeff. In een der volgende rijtuigen
namen plaats de oud-minister van koloniën, S.
de Graaff, de oud-gouverneur van Suriname,
de heer Staal, en prof. mr. V. H. Rutgers, hoog
leeraar aan de Vrije Universiteit te Amster
dam.
Onder bijzonder groote belangstelling zette
de stoet zich in beweging naar de Kerkhof
laan, waar de rouwstoet tegen 12 uur aan
kwam.
Hier wachtten een groote menigte belang
stellenden en tal van autoriteiten en vooraan
staande figuren den stoet op om den ontslapen
staatsman de laatste eer te bewijzen.
Nadat de familie en de voornaamste autori
teiten zich rond de groeve hadden geschaard,
werd de kist neergelaten.
Toespraak Ds. Barkey Wolf.
Ds. Barkey Wolf betrad vervolgens het
spreekgestoelte en zeide, dat het de wcnsch
van den ontslapene was geweest, dat bjj zjjn
graf geen ander woord dan het woord van
God zou worden gehoord. Hjj heeft uitdrukke
lijk gewenscht, dat bjj zjjn begrafenis de
grootst mogelijke soberheid en de grootst
mogelijke eenvoud zouden worden betracht.
Wel heeft hjj zelf te kennen gegeven, welke
woorden hier voorgelezen moesten worden. Het
was P8. 130. Ds. Barkey Wolf las vervolgens
dezen Psalm voor, waarna hjj verzocht belijde
nis des geloofs af te leggen en de Apostolische
geloofsbelijdenis uitsprak.
Ten slotte ging hjj voor in het gebed en
zeide het Onze Vader.
Daarna sprak de zoon van den ontslapene.
De plechtigheid was daarmede ten einde;
diep onder den indruk verlieten de talloozcn
de begraafplaats.
Naar de „Nw. Rott. Crt." verneemt,
staat nu vast, dat jhr. ir. O. C. A. van
Lidth de Jeude door het kabinet aan Hare
Majesteit de Koningin zal worden voor
gedragen ter benoeming tot minister van
Waterstaat.
De heer van Lidth de Jeude, die lid van de
Provinciale Staten van Utrecht en van den
gemeenteraad zijner woonplaats Baarn is,
neemt in de provincie Utrecht een vooraan
staande plaats in de Liberale Staatspartij de
Vrijheidsbond in, waar hjj zich door zjjn orga
nisatorisch talent en tact als woordvoerder
heeft onderscheiden. In 1933 was hij in de
provincie Utrecht ook lijstaanvoerder bij de
verkiezing voor de Tweede Kamer.
De heer van Lidth de Jeude is den 7dcn Juli
1881 geboren te Hel, studeerde te Delft voor
civiel-ingenieur en trad in 1905 in dienst bij
den rijkswaterstaat als toegevoegd ingenieur
aan den inspecteur-generaal.
In 1919 heeft de heer van Lidth de Jeude als
ingenieur der lste klasse ontslag gevraagd uit
's-rjjksdicnst, om op te treden als directeur
van de Nederlandsche Maatschappij van Ha-
ook
venwerken te Amsterdam, welke functie
thans nog door hem bekleed wordt.
Uit zijn levensloop blijkt wel hoe de heer
van Lidth de Jeude den goeden naam van
den Nederlandschen ingenieur in verschillende
deelen van de wereld heeft hooggehouden.
In een te Rotterdam in de Diergaarde ge
houden congres van R.S.P. en O.S.P. is beslo
ten tot samengaan. De nieuwe partij zal heeten
Rev. Socialistische Arbeiders Partij (R.S.A.P.).
In het dageljjksch bestuur zijn gekozen de hee-
ren P. J. Schmidt, voorzitter; H. Sneevliet
secretaris; J. Bakker, penningmeester; mevr
mr. Chr. A. de Ruyterde Zeeuw en de heer
D. Langkemper.
De vergadering die druk bezocht was, stond
onder leiding van den heer Frank van der
Goes.
Aan het Driemaandelijksche overzicht van
de Zuiderzeewerken is nog onUeend:
Lag het aanvankelijk in de bedoeling het
hoofddorp Wieringerwerf te stichten ten zui
den van de Terp, de uitkomsten van een nauw
gezet bodemonderzoek ter plaatse brachten
aan het licht, dat aldaar een nogal kostbare
fundeering zou worden vereischt, waarom
werd besloten het nieuwe dorp meer noord
waarts te stichten. In verband hiermede werd
een nieuw bebouwingsplan ontworpen, dat bij
beschikking van den minister van waterstaat
d.d. 15 November 1934, La SI, direcUe van den
waterstaat, werd goedgekeurd. Met de voor
bereiding van den bouw van 100 woningen
ter plaatse is reeds aangevangen.
Gedeputeerde Staten van Friesland heb
ben de aanvragen van W. S. Veltman te
Leeuwarden en van het Snecker Autobusbe
drijf, firma Van de Zee en Groenhof te
Sneek, om vergunning voor een autobus
dienst, onderscheidenlijk van Leeuwarden en
van Sneek via den afsluitdijk via Alkmaar
naar Amsterdam geweigerd.
Aan het dricmaandeljjksch bericht betref
fende de Zuiderzeewerken van Januari j.L is
ontleend:
Groot waterbezwaar kwam ln het laatste
kwartaal van 1934 niet voor, zoodat de hand
having van het vastgestelde peil geen moei
lijkheid opleverde. In October, November en
December werd achtereenvolgens 0.8, 0.7 en
1.1 mllliard m3. water geloosd, te ramen dus
2.6 milliard m3. Bovendien heeft de Rijks
waterstaat in de verslagperiode ten behoeve
van de verversching van het Noordzeekanaal
gedurende 232 uur water met do sluizen te
Schelllngwoude afgetapt tot een totale hoe
veelheid van ongeveer 0.1 milliard m3, zoodat
in totaal 2.7 milliard m3, uit het IJssclmecr
werd afgevoerd. Dit is nog steeds minder dan
het vierde deel van de normale Jaarhoeveel-
heid (ongeveer 3.2 milliard m3).
Werd ln het overzicht van den toestand ge
durende 1933 gewezen op de groote droogte
van dat jaar, ln 1934 was zij nog sterker.
Het geringe waterbezwaar van dit laatste
jaar werd niet zooveel veroorzaakte door ge
ringen regenval als wel door den uiterst la
gen afvoer van den IJssel.
Van belang is het dat, ook in de droge zo
mers geen watertekort optrad. Iedere maand
werd in meerdere of mindere mate gespuid.
Is dus uit het oogpunt van het water
bezwaar het afgeloopcn jaar gunstig geweest,
anders staat het ten aanzien van de ontzii
ting. De snelheid van dit proces is sterk ver
traagd door de mindere mate, waarin het
water van het IJsselmeer door toevoer van
elders werd ververscht. Voor de ontziiting is
deze toegevoerde hoeveelheid verminderd met
de verdamping, dus, bij een constant peil op
het meer, de geloosde waterhoeveelhcld be
slissend. Voor een normaal jaar is deze be
groot op bijna 13 milliard m3. water; de
voorgekomen waarden zijn 7.2 milliard m3.
voor 1933 en 6.7 milliard m3., voor 1934. Te
zamen is dit niet veel meer dan de normale
hoeveelheid voor één jaar, zoodat het begrjj-
peltjk is, dat ten opzichte van de „ideale"
ontziiting een achterstand van ruim tien
maanden is ontstaan.
Opmerkelijk is het reeds vermelde feit,
dat de ontziiting gedurende den zomer
van 1934 zóó langzaam is voortgeschre
den, dat practisch van stilstand kan wor-
gesproken. Het zout, dat met het weinige
geloosde water het meer verliet, was zoo
weinig ten opzichte van de groote hoeveel
heid, welke het mecrwater nog in opgesloten
toestand bevatte, dat eenige maanden lang
vermindering van deze laatste hoeveelheid
niet met zekerheid kon worden geconstateerd.
Naarmate tegen het naderen van den winter
de verdamping op het meer geringer werd en
er dus weer meer water moest worden ge
loosd, werd het dalen van het zoutgehalte
weer duidelijker.
Met dit al valt het te betreuren, dat de
ontziiting zoo sterk is vertraagd. Waren de
jaren 1933 en 1934 niet zoo abnormaal droog
geweest, dan zou in den zomer van 1935 hot
meerwater een chioorgehalte van minder dan
0.5 gram per liter hebben gehad en dus voor
landbouwdoeleinden als gelijkwaardig met
zoet water kunnen worden beschouwd. Dit
zal nu niet het geval zijn
teerende deel van den winter 1 -
nat zou zijn. Alleen zware regens
sche middelgebergten, die tooge J
veroorzaken, zouden den achte stand in
ontziiting binnen enkele maanden teniet Kun
"'De'reiheid van ontziiting heeft uiteraard
geen invloed op het zoutgehalte dat het
ter van het meer Flevo op den duur zal ver
krijgen. Hoe groot dit gehalte precies zal
zijn, kan thans nog niet met zekerheid worden
gezegd. Daaromtrent is nog een onderzoek
gaande.
Bruikbaarheid of onbruikbaarheid
van het water
De heer J. van der Hoeven schrijft aan de
N. R. Crt:
Eenige maanden geleden schreef ik i"
deze courant dat inpoldering van den Noord
oostelijken Zuiderzeepolder onverantwoord
was, zoolang wij nog niet stellig wisten naast
dien polder een meer met steeds drinkbaar
water over te zullen houden. Ik voegde daar
aan toe: laat de dienst der Zuiderzeewerken
aannemelijk maken, dat het meer Flevo na
inpoldering nooit een zoo hoog zoutgehalte
zal kunnen bezitten, dat het winnen van goed
drinkwater uitgesloten is.
Sindsdien hebben wij (op de onlangs gehou
den vergadering van de Ned. ver. tegen
water-, bodem- en luchtverontreiniging, de
resultaten van de laatste onderzoekingen be
treffende de al of niet bruikbaarheid van het
water van het meer Flevo als leidingwater
te hooren gekregen.
Het zjj mij vergund een enkel punt, dat in
het bedoelde verslag niet genoemd werd,
naar voren te brengen. Dr. ir. J. E. Carrière,
ing. bjj het rijksbureau voor drinkwatervoor
ziening, nam, zich vrijwel aansluitende bjj de
laagste schattingen, voor het jaar 2000 een
Nederlandsche bevolking aan van 12 millioen
zielen, waarvan 6 millocn in het westen des
lands geconcentreerd zou zjjn. Voor die be
volking in het westen zou slechts ongeveer
een derde van het vereischte leidingwater
beschikbaar zjjn, zoo alle bronnen van duin
water en ander grondwater aangesproken
werden, 250 millioen m3. per jaar zou men
op andere wjj ze moeten vinden. Deze reus
achtige hoeveelheid zou óf gewonnen moeten
worden uit de groote rivieren (bjjv. bjj
Schoonhoven) óf uit het meer Flevo. Dc
groote rivieren hebben als voordcel len laag
zoutgehalte, doch daartegenover staan een
sterke bacteriologische verontreiniging, reuk
en smaak bezwaren en een door den slappen
bodem moeilijk en kostbaar transport, tcrwjjl
de benoodigde groote hoeveelheden water niet
onttrokken kunnen worden zonder de scheep
vaart belangen te schaiicn in tjjden, waarin,
1 tot 2 maanden lang, de waterstand laag is.
Het meer Flevo heeft, deze nadeelen niet,
of niet in die mate, maar hier is het daaren
tegen het zoutgehalte, dat ernstige bezwaren
oplevert. Men komt nu, bjj den tegenwoordi
gen toestand, dus zonder Noordoostelijkcn
polder, tot de grens tusschen het toelaatbare
en het niet-toelaatbarc.
De eventueele totstandkoming van den
Noordoosteijjken polder zou zeer nadcelig op
de zouthuishouding van het meer inwerken.
De heer Mazure komt tot een verhooging van
het zoutgehalte van het meer Flevo met 15
mg. chloor per liter, wat dus een gemiddeld
chioorgehalte van 200 zou geven. Bovendien
zou, indien deze polder tot stand kwam. de
grootte van de jaarlijksche schommeling in
het zoutgehalte toenemen, terwjjl de toene
ming van het zoutgehalte in droge perioden
met een nog belangrijker percentage zou
stijgen.
Als maatregelen ter verlaging van het zout
gehalte noemde de heer Mazure o.a.: verbete
ringen in de constructie der spuisluizcn in
den afsluitdjjk en vermindering van de hoe
veelheid schutwater.
Dit werd in bedoelde vergadering nader uit
eengezet.
Wie, nog betrckkeljjk kort geleden, te ken
nen gaf dergeljjke, vrjj sombere, uitkomsten
niet uitgesloten te achten, werd beschouwd
te lijden aan een tameijjk ergerlijk gebrek
aan vertrouwen in den goeden afloop van een
onderneming, die een der beste stalen van
Nederlandschen durf te zien gaf. Nu hoort
men van de betrokkenen zelf welk een be
denkelijke gevolgen de verdere uitvoering van
het werk kan hebben, aldus de heer v. d.
Hoeven.
De schrjjver meent dan ook, dat toetsing
van den invloed, dien de ongunstige facto
ren zullen hebben, zeer noodig is, alvorens de
toekomst onherroepelijk wordt beinfluenceerd
door den bouw van een nieuwen polder. Is de
berekende stjjging van het gemiddelde chioor
gehalte tengevolge van den bouw van den
Noordoosteijjken polder van 185 op 200 niet
te laag en moet men niet eerder met een stjj
ging van 30 of 40 rekenen? Heeft men voor
de hoeveelheid zout, waarmee het geloosde
polderwater der omliggende landen het meer
Flevo belast, niet een te klein bedrag in reke-
ning gebracht? Zullen de voorgestelde ver
beteringsmaatregelen werkeljjk geven wat
men er zich van voorstelt?
Wat wjj nu te zien gekregen hebben zjjn
uitkomsten van berekeningen. Hier en daar
is de rekenwjjze aangeduid. Noodig is, dat
de berekeningen zelf en de gegevens, waarop
zjj berusten, gepubliceerd worden en aan des
kundigen-buitenstaanders gelegenheid gege
ven wordt deze te controleeren.
Niet genoeg kan aangedrongen worden op
den grootst mogelijken spoed bjj het uitvoe
ren van zoo radicaal mogelijke maatregelen
ter verlaging van het zoutgehalte.
Natuurlijk heeft een zaak als deze zeer
vele kanten. Doch waar men dezer dagen als
argument voor polderbouw de belangen aan
gevoerd zag van den middenstand der aan
het meer gelegen Friesche en Ovcrjjsselsche
gemeenten, mogen hiertegenover wel eens
andere, onvergelijkbaar veel meer omvattende
belangen gesteld worden!
Nog twee factoren, die gewicht in de
schaal leggen, mogen hier genoemd worden
n.1. dat het nieuw te winnen gebied op den
duur een malariahaard worden zal, en zal
van bovengenoemden enormen bevolkingsaan
was zich slechts een zeer klein deel bezig
kan houden met de voortbrenging van land
bouw- en veeteeltproducten in den nieuwen
po der. Ook een zoo laag mogeljjk zoutge
halte van het leidingwater is voor de industrie
van groot belang. "isme
„Laat Nederland er zich voor hoeden den
honger naar land niet te stillen ten koste
van een onlesehbaren dorst."
In verband met de in den Haag genaraf
oeconomische overeenkomst tusschen lu d<1
land en België heeft het Belgische iteparto N
van buitenlandsche zaken Mattgdaf?av®e<>t
volgende nota verstrekt. 11(1 de
De in den Haag geparafeerde overeenk^
bestaat uit drie deelen.
Het eerste betreft den ruilhandel in i
bouwproducten. In hel algemeen bch« d*
Nederland het regime, dat vastgelegd u<Jt
het op 1 Februari 1935 vervallen accoord n
is o m. het geval met den invoer vau lofbn,
producten. Wat België betreft, afgezien "W"
hei vroegere regime, dat behouden bljjft kr:a'1
het zekere nieuwe voordeelen. Zoo is 0'ra 61
bevredigend contingent voor Brusselsch
tegen een lag re invoerbelastlng toegeat''of
Wat de industrieele contingenten betr»
alles bjj elkaar behoudt België wat het re t'
het vorige jaar had. Voor zekere pi,xiUcf:a
is de Belgische invoer gestabiliseerd on s
cjjfers van 1934. Voor andere producten
men daar tenigszlns van afgeweken. 18
im vw.B—n-"»-nvu,
Het steenkolencontingent, aan Nederland
toegestaan, is lager dan het vorig jaar. t
invoer van cokes bljjft d 'zelfde als in 1934
De
De 8. D. A. P. verandert van
front,
In den loop van den sinds de huw, -
verstreken tjjd is de animo voor het wetsont.
werp tot wjjziging van de Kieswet, dat het
euvel van de kleine partjjen wil beperken,
zooveel verminderd, dat het op de agenda v&n
de Tweede Kamer al naar achteren is ver-
schoven.
In Kamerkringen wordt reeds beweerd, dat
zjjn kansen zeer gering zijn geworden.
Die bewering krijgt een grooten schijn van
waarheid, doordat een van de meest gepro.
nonceerde voorstanders haar houding heelt
gewjjzigd en radicaal ook.
De S.D.A.P. toch. welke vurig voorstand,
ster was en in de Arbeiderspers te vuur en
te zwaard de kleine partjjen heeft bestreden
en op allerlei onprettige wijze heeft gequali.
ficeerd is namelijk omgezwaaid en van voor.
stander ln tegenstandster veranderd.
We lezen namelijk in het Volk, dat de So
ciaal-democratische Kamerfractie in haar
Donderdag J.1. gehouden vergadering het
wetsontwerp-in-quaestie besproken heeft Het
oordeel van de fractie luidde ongunstig.
In verband met de aanstaande L-h.-indeling
van de bcgrooting voor 1935 van het LaiJ-
bouwcrisisfonds heeft het hoofdbcsluui v
den Koninkl. Nederl. Middenstandsbond
aandacht van de Tweede Kamer gevet
op de nadeelige gevolgen, welke de vigeer,
de landbouwcrisismaatregelen hebben op
van bedrijfsgroepen, welke agrarische p.
ducten verwerken en/of verhandelen. D-
bedrijven zijn in toenemende mate ln
keursljjf van voorschriften geperst en
wel wat de bedrijfsvoering als de prijs..
ling. afhankelijk van beslissingen van cri-
organisaties en ambteljjke instanties. 1
welke zjj ondanks vertegenwoordiging 1
adviescommissies weinig of geen mv'.oeJ
kunnen uitoefenen.
Daarbjj is het complex van crisisinaaircge»
len zoo omvangrjjk en ingewikkeld geworden
dat zelfs ingewijden daarin moeilijk den w i
weten te vinden, zoodat het begrijpelijk. 1
tevens betreurenswaardig moet worden
acht, dat menigeen volkomen te goe
trouw en onbewust ln overtreding komt, r I
de onaangename gevolgen daaraan verbonu
Het hoofdbestuur heeft daarbjj den indrr
dat het ambteljjk apparaat, dat met de u
voering en handhaving dezer maatregelen 1
belast, door dc voortdurende uitbreiding va
neiging vertoont van topzwaar worden.
Wanneer men in aanmerking neemt, da'
aan het gevolgde systeem kunstmatige pi
verhooging der agrarische producten inh
rent is, welke uiteraard bjj dalende ki
kracht der bevolking tot gestadige vermii
ring van omzet in den detailhandel moet
den, dan is het verklaarbaar, dat ln mkk-
standskringen een toenemende ontstemm
over de landbouwcrisispolitiek te constatce.
valt De achteruitgang in den levensmiddek 1*
handel is bljjkens een recent onderzoek 1
het Occonomisch Instituut voor den midti -
stand, ingesteld in opdracht der regeer: Ti
ontstellend. Bjj vrjjwcl constant bljjvende 1°
ten dreigt voor duizenden middenstandcri
verarming en ondergang.
De zwaar getroffen middenstand ten platte-
lande moet daarbjj met lecde oogen aanz 1
dat het vigeerende stelsel van Janubouwsti l
den handel en de uitoefening van nevenbed
ven op coöperatieven grondslag op onrc
ljjke wjj ze in dc hand werkt. Toenemende 1
schakeling zonder oeconomsichc noodz: j
dreigt tusschen boerenstand en middenst:
ernstige conflicten te scheppen, welke we
bevorderlijk zjjn voor den goeden geest cn
onderlinge samenwerking van alle bevolkin
groepen, door den minister-president onla
terecht een noodzakeljjke voorwaarde I
noemd voor een ernstig streven naar opbod
door het geheele Nederlandsche volk.
De omvangrijkheid en de Ingewikkeldhe
van het onderhavige vraagstuk maken het
tusschen uitermate moeilijk om terstond e
concrete voorstellen tot verbetering van
systeem der landbouwcrisispolitiek te k"n'
hoe urgent deze ook voor alle daarbjj betro
ken groepen zjjn. da
Waar de onvoldaanheid over het vig''1
stelsel allengs algemeen is geworden, zou
hoofdbestuur onder dc gegeven °m8tan<
heden willen aanbevelen, dat de Tweede
mer de regeering uitnoodige om tot de
ling van een Staatscommissie over te
welke eventueel bekleed met het eni
recht opdracht bekome om op hoi ti n
mjjn voorstellen tot ingrijpende ""z|\vCl-
van de tandbouwcrisismaatrcgelen uit t<
ken. Indien alle betrokken belangen m )j4
Staatscommissie evenredige vertegen
ging vinden en daarnaast het
deskundig element wordt ingeschat'
de instelling reeds een heilzame wet
de verontrustende publieke opinie
uitoefenen.