A Itit de natuwt. De portefeuille van Waterstaat. BINNENLAND R.S P. De overeenkomst met fcelgië HELDERSCHE COURANT VAN DINSDAG 5 MAART 1935: - isscheri). Uit het politie-rapport. Teraardebestelling Staatsraad A.W.F. Idenburg. Jhr. ir. O.C.A. van Lith de Jeude zal worden voorgedragen als opvolger van minister Kalff. Fusie van O.SP en De dorpskernen in de Wieringermeer. Wijziging van het Bebouwingsplan Wieringerwerf. Geen nieuwe busdienst over den Afsluitdijk. Vergunning geweigerd. De toestand op het IJselmeer. Weinig waterbezwaar in 1934. De ontziiting evenwel vertraagd. Om dsn Noordoostelijken polder. Het wetsontwerp tegen üe kleine partijen. De landbouw-cnsispolmek Dc Kon. Ned. middenstandsbond vraagt instelling van een Staatscommissie. NUTSSPAARBANK TE OEN HELDER. Opgave uitsluitend betreffende de Nuts- spaarbank te Den Helder, Polderweg 1, over de maand Februari 1935. Op spaarbankboekjes werd in den loop der maand ingelegd j 220.678.47, en terugbetaald j 149.289.63. Derhalve nieer ingelegd dan terugbetaald 71.388.84. Het aan inleggers verschuldigd kapitaal bjj den aanvang van dit jaar 2.892.264.42 be draagt thans 2.932.455.45. Het aantal in den loop van Februari nieuw uitgegeven spaarbankboekjes bedroeg 105. Het aantal in omloop zijnde boekjes steeg hiermede tot 8779. Onder de in Februari uit gereikte 105 nieuwe boekjes zijn inbegrepen 8 boekjes voor jonggeborenen (op deze boek jes plaatst de Spaarbank een eersten inleg van 1. De lediging van spaarbusjes in den loop van Februari leverde een bedrag op van 3.354.76 aan kleine besparingen. Het totaal im omloop zijnde spaarbusjes bedraagt thans ruim 1900. het is -Uo zoover gekomen, dat, met in gang var Maart (dus Maandag j.1.) de vis- schersvaartuigen, die de zcevisscherij beoefe nen een uitvaartvergunning noodig hebben, hetgeen dan de z.g. georganiseerden zjjn, die via de Visschery-Centrale, zich dienen of dienden aan te sluiten. Van de besom ming zal dan 1 worden afgehouden of moeten worden betaald, waarvoor een be voegd ambtenstar zal zorgen. Verzocht wordt «tan de belanghebbenden om daaraan welwil lend mee te werken, opdat alles een vlot ver loop zou hebben. Het is ai weer een poos geleden, dat een oergelijke maatregel werd aangekondigd en, zooals we mogen herinneren, wjrd die 1 siftrek der besomming nu niet met zooveel vreugde begroet Een dergelijk geluid werd vooral uit IJmuiden gehoord. We meenden die stelregel eenigszins andera te moeten beoordeelen, omdat waarschijnlijk deze, door de 1 te vormen som als basis zal kunnen dienen voor steun stan de vissche- rjj. Niet dat die 1 op zichzelf zooveel zou kunnen beduiden om dastruit een flinke sa neering van het bedrijf te kunnen bewerkstel ligen, mstar als de regeering dsiarbij een groo- ter bedrag voegt, dat dan inderdaad voor de visscherij iets zou kunnen worden gedaan. Daarbjj gingen we uit van het standpunt, dat het moreele effect grooter zou zijn, omdat de belangstellenden de voldoening hadden, zelf iets aan deze saneering te hebben bijgedra gen. We begrijpen zeer goed, dat de 1 vaak noode zal worden afgedragen, maar zoo de maatregel van breeder standpunt door be langhebbenden eenmaal zal worden gezien, zal men zich daar matiger bij neerleggen. Waarop al zoo lang getamboereerd is, n.1. ruimer overheidsbemoeiing met het vis scherij bed rijf is werkelijkheid geworden en we gelooven, dat, vooral in de tegenwoordige omstandigeheden, deze bemoeiing hsiar nut ten slotte zal afwerpen. Met belangstelling zullen we het verdere ver'oon vin deze aangelegenheid gade slaan. Voigcus de otficieele opgaven van de ansjo- vis-veemen, was o.a. de voorraad op 1 Maart 1935 in totaal 51378 ankers en 800 tonnen. De voorraden van het vischjaar 1930 waren op 1 Maart 1935 23476 ankers en 470 ton nen. De Minister heeft kort geleden meegedeeld, dat in onderzoek ia, welke maatregelen er ge nomen kunnen worden om van den voorraad 1930 wat te kunnen ruimen. Vergelijken we den voorraad van 1930 met den totaalvoorraad die loopt over de jaren 1935 tot 1934, dan zien we, dat die van 1930 in kwantum een belangrijke plaats inneemt. Kon dus de voorraad van 1930 uit de markt worden genomen, dan zou dat een flinke op ruiming zijn, waardoor eenige algemeene ver hooging der prijzen zou zijn te verwachten. Heel wat kapitaal zou er dan vrij komen, hetgeen waarschijnlijk ook weer den algemee- nen vischhandel zou ten goede komen. In de driemaandelijksche mededeeüngen van de Zuiderzeecommissie treffen we aan een bericht over het onderzoek van het bo demprofiel der Waddenzee en daaruit bUjkt weer, dat n& 1933 zich zoo goed als geen verschil meer in het bodemprofiel heeft voor gedaan. De rust in de Waddenzee schijnt dus in derdaad te zijn ingetreden en hoewel, zooals dit bericht zegt, de stroomen zich nog niet geheel hebben aangepast, mogen we toch ver onderstellen. dat de Waddenzeebodem nu in staat ls om fauna en flora gelegenheid te ge ven zich rustig te ontwikkelen. We denken hierbij oester, wulk, mossel, zeegras en verder aan garnaal, bot, paling, alikruik en de seizoenbezoekers, zooals geep, rog, haring, ansjovis. Dat alles met groote belangstelling te gaan waarnemen is voor de omwonenden der Waddenzee iets, hetwelk nauw verband houdt met hun bestaansmogelijkheid en het zal ons een vreugde zijn te vernemen, dat langzamer hand zich daar zal opbouwen een vischstand, die niet achter zal staan bij den toestand, zooals die vóór de afsluiting der Zuiderzee was. In de N. R. Crt. vinden we een berient, ont leend aan een krantenmededeeling uit Noor wegen, dat de Noorsche vischhandel zich al meer toelegt op verzending van visch naar Ned. O.-Indië. Verleden jaar schijnt dat al van eenige beteekenii te z(jn geweest en thans worden krachtige pogingen gedaan dezen vischhandel met ons Indlë sterk uit te breiden. Vooral de producten gedroogde visch, traan, visch in blik, droge gezouten en gerookte ha ring vinden daar aftrek. Het komt ons voor, dat, nu er gezocht wordt naar grooter afzet gebied voor o ze vischproducten, dat N. O.- Indië dan een gebied vormt, waar nog wel iets zal vallen te slijten. Hetgeen aan den Noorschen vischhandel mogelijk is, kan toch waarschijnlijk ook aan onzen vischhandel mogelijk zijn, vooral waar, in den tegenwoordigen tijd, een zekere voor keur zal zijn voer onze producten door de banden, die er tusschen Nederland en Ned. O.-Indië bestaan. Weliswaar hebben wc het nog niet ver in de conserveering gebracht, maar nu herhaal delijk van verschilende kanten het denkbeeld van blikconserveering van visch ook in ons land wordt bepleit, kan deze afzetkans naar het volkrijke Insulinde waarschijnlijk een krachtigen stoot geven om dit denkbeeld te verwezenlijken en dan zoo spoedig mogelijk, opdat andere landen het terrein niet geheel en al hebben afgegraasd. Het „let op uw saeck" van onze voorvaderen wint in dezen tjjd weer in kracht. Alle kansen dienen te worden benut om eiken bedrjjfstak op peil te houden. COMMISSIE TOT VOORLICHTING BIJ DE S BEROEPSKEUZE. Verschenen is het verslag over het jaar 1933. Wjj ontleenen er het volgende aan: Gedurende het jaar 1933 zijn 54 adviezen uitgebracht, betreffende 43 jongens en 11 meisjes. In verband met zeer drukke werkzaamhe den van den Dienst in het algemeen, z(jn vele mondelinge adviezen verstrekt, die niet onder het aantal officieel uitgebrachte adviezen zijn opgenomen. Wederom vervoegden zich vele personen tot het Bureau om inlichtingen omtrent oplei dingsinrichtingen in de gemeente en elders. Aangezien het Bureau de beschikking had over vele gegevens die trouwens voor den geheelen Dienst van belang zijn konden do gevraagde inlichtingen in het algemeen on middellijk worden verstrekt. Na het uitbrengen van elk advies werd na gegaan of overeenkomstig het advies gehan deld werd. In slechts enkele gevallen werd het advies der Commissie niet onmiddellijk opge volgd. Bjj ingesteld onderzoek bleek, dat het niet opvolgen der adviezen is toe te schrijven aan de moeilijkheid om in het geadviseerde beroep geplaatst te worden, zulks tengevolge van het feit. dat in deze gemeente vrijwel geen industrie wordt aangetroffen. Tusschen de Commissie en de Hoofden van de diverse onderwijsinrichtingen bestond een aangename samenwerking. Geregeld werden door de Hoofden van do alhier gevestigde lagere scholen, van de leer lingen, die de school gingen verlaten, z.g.n. leerlingkaarten aan het Bureau toegezonden. Daardoor werden gegevens van de School ver kregen, waarvan in de praktijk gebleken is, dat zjj zich bjj het eerste onderhoud met het kind van groote waarde zijn. Bij de te stellen vragen kan dan met de op de leerlingenkaar- ten voorkomnde gegevens rekening worden gehouden. Wederom meent de Commissie, teneinde eventueel misverstand te voorkomen, er de aandacht op te moeten vestigen, dat het Bu reau voor Beroepskeuze uitsluitend advies geeft omtrent het te kiezen beroep en dat voor plaatsing in een eventueel beroep de be trokkene zich dient te wenden tot de Arbeids beurs. In de schriftelijke adviezen, gegeven ten behoeve van hen, die direct in een bedrijf te werk gesteld willen worden, wordt den be langhebbende dan ook de raad gegeven zich bij de Arbeidsbeurs te laten inschrijven ter verkrijging van een patroon. Hoewel het Bureau voor Beroepskeuze en de Arbeidsbeurs twee afzonderlijke Instellin gen zijn, bestaat er tusschen deze Instellingen een nauw contact, waardoor de mogelijkheid wordt vergroot, dat degene, omtrent wien advies is uitgebracht, ook in het gekozen be roep wordt geplaatst. Uit den aard der zaak wordt dit laatste heden ten dage door de hui dige economische omstandigheden eenigszins beïnvloed. Rijwiel gestolen. Een rijwiel, dat eenigen tijd onbeheerd op het Stationsplein stond, werd vandaar ont vreemd. De recherche stelt een onderzoek in. Rijwielen verdwenen. Door een bewoner van de Hoofdgracht werd aahgifte gedaan, dat hij sedert eenige dagen zijn rijwiel vermist, welk rijwiel hij onbeheerd op het Koningsplein heeft laten staan. Door een bewoner van de Bassin gracht werd aangifte gedaan van vermissing van zijn rijwiel, hetwelk h(j onbeheerd in de Nieuwe Brugstraat had laten staan. Door een milicien, dienende aan het vlieg kamp „De Koojj", werd aangifte gedaan van vermissing van zijn rijwiel, hetwelk hij onbe heerd op het Nieuwe Kerkplein had laten staan. Belastering. Door een bewoner van de Vijzelstraatwerd aangifte gedaan, dat hjj door een anderen bewoner dier straat werd belasterd. Mishandeling. Door een bewoner van de Zuidstraat werd aangifte gedaan, dat hjj is mishandeld door zijn zwager. GEEF NUTTIGE VOGELS NEST-GELEGENHEID. Het mag thans wel bij vden bekend geacht worden, dat een goede vogelstand van groot belang is. In de eerste plaats im een sterke vermindering van schadelijke insecten te voor komen, en ten tweede dat de vogels een ware bron zijn van het zuiverste natuurgenot. Door het opruimen van veel echte wildernis ten behoeve van het steeds grooter wordende ken van het onderhout in de bosschen, door het draineeren van moerassen, het uitbouwen van steden, het aanleggen van nieuwe wegen ten behoeve van het steds grooter wordende verkeer, zijn veel nestgelegenheden benomen ook aan de bewoners van open nesten. Ook de meer en meer deskundige boschbouw in ons land, die boomen onherroepelijk verwijdert, welke behept zjn met meer of minder groote gaten in den stam, draagt er toe bjj tot een achteruitgang van onzen vogelstand. Want juist die aangetaste boomen zijn voor vele vo gels zoo bijzonder geschikt voor nestplaatsen. In de jaren zijn vele mooie stukken ongerepte natuur verdwenen en vele vogels uit hun ele ment verjaagd. Gelukkig is de mensch gaan inzien, dat een 'ugestoorde ontwikkeling van den vogelstand een cultuurbclang is Land-, tuin- en boschbouw, door deskundi gen voorgelicht, begonnen het vogelvraagstuk te bestudeeren, en men bleef niet langer on kundig en daarom onverschillig. Vooral ter bestrijding van schadelijke insec ten hebben de vogels huns gelijken niet Door nu den nuttigen vogelstand tegemoet te ko men kan men hen op doelmatige wijze veilige broedplaatsen geven, in den vorm van nest- kastjes of z.g. ncstblokken. Gelukkig zijn re geering en verschillende gemeenten reeds jaren hierin voorgegaan. Zoo heeft het Staatsboschbeheer vele van deze nestkastjes doen plaatsen. Ook vele gemeenten hebben reeds jaren van die kunstmatige vogelwoningen in hun boomen of plantsoenen hangen. Zoo zjjn in de plantsoe nen hier ter plaatse de verschillende soorten koolmeezen reeds lang geen zeldzame ver schijning meer en kan men hen winter en zo mer veelvuldig aantreffen. Voor 't behoud en uitbreiding van deze zoo mooie en zeer nuttige vogels zou het zeer aan te bevelen zijn op ge schikte plaatsen in onze boomen en plantsoe nen zulke nestkastjes te doen ophangen. Door uitbreiding dezer vogels verfraait men onze gemeentetuincn en vergroot men bij den mensch natuurwaardeering. Veel wordt aan verfraaiing onzer stad ge daan, vele plantsoenen zijn wij in de laatste jaren rijker geworden, alsmede het in aanleg zijnde praentige Timorpark, hetwelk zeer ver heugend is voor ons zoo weinig met boomen- groei bedeelde stad. Geve men nu nog de nuttige vogels een vei lige broedplaats, loor het plaatsen van nest kastjes, wat nog zou kunnen voor het komen de broedseizoen, het zou een schoone en nut tige en ook een tot dusver ongekend genoegen opleveren. JOH. Onder zeer groote belangstelling is gisteren ochtend op de Algemeene Begraafplaats te 's-Gravenhage de teraardebestelling geschied van het stoffelijk overschot van den minister van staat, staatsraad A. W. F. Idenburg, oud- minister van koloniën, oud-gouverneur-gene raal van Ned.-Indië en oud-gouverneur van Suriname. In de vroege ochtenduren was het stoffelijk overschot van het Roode Kruis-Ziekenhuis overgebracht naar de woning van wijlen den heer Idenburg aan den Cremerweg. Om 11 uur ving daar een rouwdienst aan, welke geleid werd door ds. Barkey Wolf, Geref. predikant. Om half twaalf was de rouwdienst geëindigd en stelde de stoet zich voor de woning van de familie Idenburg op. De kist werd naar buiten gedragen en in den rouwwagen geplaatst, waarna zich boden van den Raad van State ter weerszijden opstelden en als slippendragers fungeerden. Er waren slechts twee bloemstuk ken, een groote krans van de Koningin en een van Prinses Juliana. Deze beide kransen wer den aan weerskanten van den rouwwagen ge hangen. Dadelijk achter den rouwwagen volgden de vertegenwoordigers van de Koningin en de Prinses in twee gala-hofrjjtuigen. De eerste volgrjjtuigen waren bestemd voor de naaste familieleden, in het derde namen plaats de minister-president dr. Colijn, de vice- president van den Raad van State, jhr. mr. Beelaerts van Blokland, staatsraad Hassel- man en de minister van buitcnlandsche zaken jhr. de Graeff. In een der volgende rijtuigen namen plaats de oud-minister van koloniën, S. de Graaff, de oud-gouverneur van Suriname, de heer Staal, en prof. mr. V. H. Rutgers, hoog leeraar aan de Vrije Universiteit te Amster dam. Onder bijzonder groote belangstelling zette de stoet zich in beweging naar de Kerkhof laan, waar de rouwstoet tegen 12 uur aan kwam. Hier wachtten een groote menigte belang stellenden en tal van autoriteiten en vooraan staande figuren den stoet op om den ontslapen staatsman de laatste eer te bewijzen. Nadat de familie en de voornaamste autori teiten zich rond de groeve hadden geschaard, werd de kist neergelaten. Toespraak Ds. Barkey Wolf. Ds. Barkey Wolf betrad vervolgens het spreekgestoelte en zeide, dat het de wcnsch van den ontslapene was geweest, dat bjj zjjn graf geen ander woord dan het woord van God zou worden gehoord. Hjj heeft uitdrukke lijk gewenscht, dat bjj zjjn begrafenis de grootst mogelijke soberheid en de grootst mogelijke eenvoud zouden worden betracht. Wel heeft hjj zelf te kennen gegeven, welke woorden hier voorgelezen moesten worden. Het was P8. 130. Ds. Barkey Wolf las vervolgens dezen Psalm voor, waarna hjj verzocht belijde nis des geloofs af te leggen en de Apostolische geloofsbelijdenis uitsprak. Ten slotte ging hjj voor in het gebed en zeide het Onze Vader. Daarna sprak de zoon van den ontslapene. De plechtigheid was daarmede ten einde; diep onder den indruk verlieten de talloozcn de begraafplaats. Naar de „Nw. Rott. Crt." verneemt, staat nu vast, dat jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude door het kabinet aan Hare Majesteit de Koningin zal worden voor gedragen ter benoeming tot minister van Waterstaat. De heer van Lidth de Jeude, die lid van de Provinciale Staten van Utrecht en van den gemeenteraad zijner woonplaats Baarn is, neemt in de provincie Utrecht een vooraan staande plaats in de Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond in, waar hjj zich door zjjn orga nisatorisch talent en tact als woordvoerder heeft onderscheiden. In 1933 was hij in de provincie Utrecht ook lijstaanvoerder bij de verkiezing voor de Tweede Kamer. De heer van Lidth de Jeude is den 7dcn Juli 1881 geboren te Hel, studeerde te Delft voor civiel-ingenieur en trad in 1905 in dienst bij den rijkswaterstaat als toegevoegd ingenieur aan den inspecteur-generaal. In 1919 heeft de heer van Lidth de Jeude als ingenieur der lste klasse ontslag gevraagd uit 's-rjjksdicnst, om op te treden als directeur van de Nederlandsche Maatschappij van Ha- ook venwerken te Amsterdam, welke functie thans nog door hem bekleed wordt. Uit zijn levensloop blijkt wel hoe de heer van Lidth de Jeude den goeden naam van den Nederlandschen ingenieur in verschillende deelen van de wereld heeft hooggehouden. In een te Rotterdam in de Diergaarde ge houden congres van R.S.P. en O.S.P. is beslo ten tot samengaan. De nieuwe partij zal heeten Rev. Socialistische Arbeiders Partij (R.S.A.P.). In het dageljjksch bestuur zijn gekozen de hee- ren P. J. Schmidt, voorzitter; H. Sneevliet secretaris; J. Bakker, penningmeester; mevr mr. Chr. A. de Ruyterde Zeeuw en de heer D. Langkemper. De vergadering die druk bezocht was, stond onder leiding van den heer Frank van der Goes. Aan het Driemaandelijksche overzicht van de Zuiderzeewerken is nog onUeend: Lag het aanvankelijk in de bedoeling het hoofddorp Wieringerwerf te stichten ten zui den van de Terp, de uitkomsten van een nauw gezet bodemonderzoek ter plaatse brachten aan het licht, dat aldaar een nogal kostbare fundeering zou worden vereischt, waarom werd besloten het nieuwe dorp meer noord waarts te stichten. In verband hiermede werd een nieuw bebouwingsplan ontworpen, dat bij beschikking van den minister van waterstaat d.d. 15 November 1934, La SI, direcUe van den waterstaat, werd goedgekeurd. Met de voor bereiding van den bouw van 100 woningen ter plaatse is reeds aangevangen. Gedeputeerde Staten van Friesland heb ben de aanvragen van W. S. Veltman te Leeuwarden en van het Snecker Autobusbe drijf, firma Van de Zee en Groenhof te Sneek, om vergunning voor een autobus dienst, onderscheidenlijk van Leeuwarden en van Sneek via den afsluitdijk via Alkmaar naar Amsterdam geweigerd. Aan het dricmaandeljjksch bericht betref fende de Zuiderzeewerken van Januari j.L is ontleend: Groot waterbezwaar kwam ln het laatste kwartaal van 1934 niet voor, zoodat de hand having van het vastgestelde peil geen moei lijkheid opleverde. In October, November en December werd achtereenvolgens 0.8, 0.7 en 1.1 mllliard m3. water geloosd, te ramen dus 2.6 milliard m3. Bovendien heeft de Rijks waterstaat in de verslagperiode ten behoeve van de verversching van het Noordzeekanaal gedurende 232 uur water met do sluizen te Schelllngwoude afgetapt tot een totale hoe veelheid van ongeveer 0.1 milliard m3, zoodat in totaal 2.7 milliard m3, uit het IJssclmecr werd afgevoerd. Dit is nog steeds minder dan het vierde deel van de normale Jaarhoeveel- heid (ongeveer 3.2 milliard m3). Werd ln het overzicht van den toestand ge durende 1933 gewezen op de groote droogte van dat jaar, ln 1934 was zij nog sterker. Het geringe waterbezwaar van dit laatste jaar werd niet zooveel veroorzaakte door ge ringen regenval als wel door den uiterst la gen afvoer van den IJssel. Van belang is het dat, ook in de droge zo mers geen watertekort optrad. Iedere maand werd in meerdere of mindere mate gespuid. Is dus uit het oogpunt van het water bezwaar het afgeloopcn jaar gunstig geweest, anders staat het ten aanzien van de ontzii ting. De snelheid van dit proces is sterk ver traagd door de mindere mate, waarin het water van het IJsselmeer door toevoer van elders werd ververscht. Voor de ontziiting is deze toegevoerde hoeveelheid verminderd met de verdamping, dus, bij een constant peil op het meer, de geloosde waterhoeveelhcld be slissend. Voor een normaal jaar is deze be groot op bijna 13 milliard m3. water; de voorgekomen waarden zijn 7.2 milliard m3. voor 1933 en 6.7 milliard m3., voor 1934. Te zamen is dit niet veel meer dan de normale hoeveelheid voor één jaar, zoodat het begrjj- peltjk is, dat ten opzichte van de „ideale" ontziiting een achterstand van ruim tien maanden is ontstaan. Opmerkelijk is het reeds vermelde feit, dat de ontziiting gedurende den zomer van 1934 zóó langzaam is voortgeschre den, dat practisch van stilstand kan wor- gesproken. Het zout, dat met het weinige geloosde water het meer verliet, was zoo weinig ten opzichte van de groote hoeveel heid, welke het mecrwater nog in opgesloten toestand bevatte, dat eenige maanden lang vermindering van deze laatste hoeveelheid niet met zekerheid kon worden geconstateerd. Naarmate tegen het naderen van den winter de verdamping op het meer geringer werd en er dus weer meer water moest worden ge loosd, werd het dalen van het zoutgehalte weer duidelijker. Met dit al valt het te betreuren, dat de ontziiting zoo sterk is vertraagd. Waren de jaren 1933 en 1934 niet zoo abnormaal droog geweest, dan zou in den zomer van 1935 hot meerwater een chioorgehalte van minder dan 0.5 gram per liter hebben gehad en dus voor landbouwdoeleinden als gelijkwaardig met zoet water kunnen worden beschouwd. Dit zal nu niet het geval zijn teerende deel van den winter 1 - nat zou zijn. Alleen zware regens sche middelgebergten, die tooge J veroorzaken, zouden den achte stand in ontziiting binnen enkele maanden teniet Kun "'De'reiheid van ontziiting heeft uiteraard geen invloed op het zoutgehalte dat het ter van het meer Flevo op den duur zal ver krijgen. Hoe groot dit gehalte precies zal zijn, kan thans nog niet met zekerheid worden gezegd. Daaromtrent is nog een onderzoek gaande. Bruikbaarheid of onbruikbaarheid van het water De heer J. van der Hoeven schrijft aan de N. R. Crt: Eenige maanden geleden schreef ik i" deze courant dat inpoldering van den Noord oostelijken Zuiderzeepolder onverantwoord was, zoolang wij nog niet stellig wisten naast dien polder een meer met steeds drinkbaar water over te zullen houden. Ik voegde daar aan toe: laat de dienst der Zuiderzeewerken aannemelijk maken, dat het meer Flevo na inpoldering nooit een zoo hoog zoutgehalte zal kunnen bezitten, dat het winnen van goed drinkwater uitgesloten is. Sindsdien hebben wij (op de onlangs gehou den vergadering van de Ned. ver. tegen water-, bodem- en luchtverontreiniging, de resultaten van de laatste onderzoekingen be treffende de al of niet bruikbaarheid van het water van het meer Flevo als leidingwater te hooren gekregen. Het zjj mij vergund een enkel punt, dat in het bedoelde verslag niet genoemd werd, naar voren te brengen. Dr. ir. J. E. Carrière, ing. bjj het rijksbureau voor drinkwatervoor ziening, nam, zich vrijwel aansluitende bjj de laagste schattingen, voor het jaar 2000 een Nederlandsche bevolking aan van 12 millioen zielen, waarvan 6 millocn in het westen des lands geconcentreerd zou zjjn. Voor die be volking in het westen zou slechts ongeveer een derde van het vereischte leidingwater beschikbaar zjjn, zoo alle bronnen van duin water en ander grondwater aangesproken werden, 250 millioen m3. per jaar zou men op andere wjj ze moeten vinden. Deze reus achtige hoeveelheid zou óf gewonnen moeten worden uit de groote rivieren (bjjv. bjj Schoonhoven) óf uit het meer Flevo. Dc groote rivieren hebben als voordcel len laag zoutgehalte, doch daartegenover staan een sterke bacteriologische verontreiniging, reuk en smaak bezwaren en een door den slappen bodem moeilijk en kostbaar transport, tcrwjjl de benoodigde groote hoeveelheden water niet onttrokken kunnen worden zonder de scheep vaart belangen te schaiicn in tjjden, waarin, 1 tot 2 maanden lang, de waterstand laag is. Het meer Flevo heeft, deze nadeelen niet, of niet in die mate, maar hier is het daaren tegen het zoutgehalte, dat ernstige bezwaren oplevert. Men komt nu, bjj den tegenwoordi gen toestand, dus zonder Noordoostelijkcn polder, tot de grens tusschen het toelaatbare en het niet-toelaatbarc. De eventueele totstandkoming van den Noordoosteijjken polder zou zeer nadcelig op de zouthuishouding van het meer inwerken. De heer Mazure komt tot een verhooging van het zoutgehalte van het meer Flevo met 15 mg. chloor per liter, wat dus een gemiddeld chioorgehalte van 200 zou geven. Bovendien zou, indien deze polder tot stand kwam. de grootte van de jaarlijksche schommeling in het zoutgehalte toenemen, terwjjl de toene ming van het zoutgehalte in droge perioden met een nog belangrijker percentage zou stijgen. Als maatregelen ter verlaging van het zout gehalte noemde de heer Mazure o.a.: verbete ringen in de constructie der spuisluizcn in den afsluitdjjk en vermindering van de hoe veelheid schutwater. Dit werd in bedoelde vergadering nader uit eengezet. Wie, nog betrckkeljjk kort geleden, te ken nen gaf dergeljjke, vrjj sombere, uitkomsten niet uitgesloten te achten, werd beschouwd te lijden aan een tameijjk ergerlijk gebrek aan vertrouwen in den goeden afloop van een onderneming, die een der beste stalen van Nederlandschen durf te zien gaf. Nu hoort men van de betrokkenen zelf welk een be denkelijke gevolgen de verdere uitvoering van het werk kan hebben, aldus de heer v. d. Hoeven. De schrjjver meent dan ook, dat toetsing van den invloed, dien de ongunstige facto ren zullen hebben, zeer noodig is, alvorens de toekomst onherroepelijk wordt beinfluenceerd door den bouw van een nieuwen polder. Is de berekende stjjging van het gemiddelde chioor gehalte tengevolge van den bouw van den Noordoosteijjken polder van 185 op 200 niet te laag en moet men niet eerder met een stjj ging van 30 of 40 rekenen? Heeft men voor de hoeveelheid zout, waarmee het geloosde polderwater der omliggende landen het meer Flevo belast, niet een te klein bedrag in reke- ning gebracht? Zullen de voorgestelde ver beteringsmaatregelen werkeljjk geven wat men er zich van voorstelt? Wat wjj nu te zien gekregen hebben zjjn uitkomsten van berekeningen. Hier en daar is de rekenwjjze aangeduid. Noodig is, dat de berekeningen zelf en de gegevens, waarop zjj berusten, gepubliceerd worden en aan des kundigen-buitenstaanders gelegenheid gege ven wordt deze te controleeren. Niet genoeg kan aangedrongen worden op den grootst mogelijken spoed bjj het uitvoe ren van zoo radicaal mogelijke maatregelen ter verlaging van het zoutgehalte. Natuurlijk heeft een zaak als deze zeer vele kanten. Doch waar men dezer dagen als argument voor polderbouw de belangen aan gevoerd zag van den middenstand der aan het meer gelegen Friesche en Ovcrjjsselsche gemeenten, mogen hiertegenover wel eens andere, onvergelijkbaar veel meer omvattende belangen gesteld worden! Nog twee factoren, die gewicht in de schaal leggen, mogen hier genoemd worden n.1. dat het nieuw te winnen gebied op den duur een malariahaard worden zal, en zal van bovengenoemden enormen bevolkingsaan was zich slechts een zeer klein deel bezig kan houden met de voortbrenging van land bouw- en veeteeltproducten in den nieuwen po der. Ook een zoo laag mogeljjk zoutge halte van het leidingwater is voor de industrie van groot belang. "isme „Laat Nederland er zich voor hoeden den honger naar land niet te stillen ten koste van een onlesehbaren dorst." In verband met de in den Haag genaraf oeconomische overeenkomst tusschen lu d<1 land en België heeft het Belgische iteparto N van buitenlandsche zaken Mattgdaf?av®e<>t volgende nota verstrekt. 11(1 de De in den Haag geparafeerde overeenk^ bestaat uit drie deelen. Het eerste betreft den ruilhandel in i bouwproducten. In hel algemeen bch« d* Nederland het regime, dat vastgelegd u<Jt het op 1 Februari 1935 vervallen accoord n is o m. het geval met den invoer vau lofbn, producten. Wat België betreft, afgezien "W" hei vroegere regime, dat behouden bljjft kr:a'1 het zekere nieuwe voordeelen. Zoo is 0'ra 61 bevredigend contingent voor Brusselsch tegen een lag re invoerbelastlng toegeat''of Wat de industrieele contingenten betr» alles bjj elkaar behoudt België wat het re t' het vorige jaar had. Voor zekere pi,xiUcf:a is de Belgische invoer gestabiliseerd on s cjjfers van 1934. Voor andere producten men daar tenigszlns van afgeweken. 18 im vw.B—n-"»-nvu, Het steenkolencontingent, aan Nederland toegestaan, is lager dan het vorig jaar. t invoer van cokes bljjft d 'zelfde als in 1934 De De 8. D. A. P. verandert van front, In den loop van den sinds de huw, - verstreken tjjd is de animo voor het wetsont. werp tot wjjziging van de Kieswet, dat het euvel van de kleine partjjen wil beperken, zooveel verminderd, dat het op de agenda v&n de Tweede Kamer al naar achteren is ver- schoven. In Kamerkringen wordt reeds beweerd, dat zjjn kansen zeer gering zijn geworden. Die bewering krijgt een grooten schijn van waarheid, doordat een van de meest gepro. nonceerde voorstanders haar houding heelt gewjjzigd en radicaal ook. De S.D.A.P. toch. welke vurig voorstand, ster was en in de Arbeiderspers te vuur en te zwaard de kleine partjjen heeft bestreden en op allerlei onprettige wijze heeft gequali. ficeerd is namelijk omgezwaaid en van voor. stander ln tegenstandster veranderd. We lezen namelijk in het Volk, dat de So ciaal-democratische Kamerfractie in haar Donderdag J.1. gehouden vergadering het wetsontwerp-in-quaestie besproken heeft Het oordeel van de fractie luidde ongunstig. In verband met de aanstaande L-h.-indeling van de bcgrooting voor 1935 van het LaiJ- bouwcrisisfonds heeft het hoofdbcsluui v den Koninkl. Nederl. Middenstandsbond aandacht van de Tweede Kamer gevet op de nadeelige gevolgen, welke de vigeer, de landbouwcrisismaatregelen hebben op van bedrijfsgroepen, welke agrarische p. ducten verwerken en/of verhandelen. D- bedrijven zijn in toenemende mate ln keursljjf van voorschriften geperst en wel wat de bedrijfsvoering als de prijs.. ling. afhankelijk van beslissingen van cri- organisaties en ambteljjke instanties. 1 welke zjj ondanks vertegenwoordiging 1 adviescommissies weinig of geen mv'.oeJ kunnen uitoefenen. Daarbjj is het complex van crisisinaaircge» len zoo omvangrjjk en ingewikkeld geworden dat zelfs ingewijden daarin moeilijk den w i weten te vinden, zoodat het begrijpelijk. 1 tevens betreurenswaardig moet worden acht, dat menigeen volkomen te goe trouw en onbewust ln overtreding komt, r I de onaangename gevolgen daaraan verbonu Het hoofdbestuur heeft daarbjj den indrr dat het ambteljjk apparaat, dat met de u voering en handhaving dezer maatregelen 1 belast, door dc voortdurende uitbreiding va neiging vertoont van topzwaar worden. Wanneer men in aanmerking neemt, da' aan het gevolgde systeem kunstmatige pi verhooging der agrarische producten inh rent is, welke uiteraard bjj dalende ki kracht der bevolking tot gestadige vermii ring van omzet in den detailhandel moet den, dan is het verklaarbaar, dat ln mkk- standskringen een toenemende ontstemm over de landbouwcrisispolitiek te constatce. valt De achteruitgang in den levensmiddek 1* handel is bljjkens een recent onderzoek 1 het Occonomisch Instituut voor den midti - stand, ingesteld in opdracht der regeer: Ti ontstellend. Bjj vrjjwcl constant bljjvende 1° ten dreigt voor duizenden middenstandcri verarming en ondergang. De zwaar getroffen middenstand ten platte- lande moet daarbjj met lecde oogen aanz 1 dat het vigeerende stelsel van Janubouwsti l den handel en de uitoefening van nevenbed ven op coöperatieven grondslag op onrc ljjke wjj ze in dc hand werkt. Toenemende 1 schakeling zonder oeconomsichc noodz: j dreigt tusschen boerenstand en middenst: ernstige conflicten te scheppen, welke we bevorderlijk zjjn voor den goeden geest cn onderlinge samenwerking van alle bevolkin groepen, door den minister-president onla terecht een noodzakeljjke voorwaarde I noemd voor een ernstig streven naar opbod door het geheele Nederlandsche volk. De omvangrijkheid en de Ingewikkeldhe van het onderhavige vraagstuk maken het tusschen uitermate moeilijk om terstond e concrete voorstellen tot verbetering van systeem der landbouwcrisispolitiek te k"n' hoe urgent deze ook voor alle daarbjj betro ken groepen zjjn. da Waar de onvoldaanheid over het vig''1 stelsel allengs algemeen is geworden, zou hoofdbestuur onder dc gegeven °m8tan< heden willen aanbevelen, dat de Tweede mer de regeering uitnoodige om tot de ling van een Staatscommissie over te welke eventueel bekleed met het eni recht opdracht bekome om op hoi ti n mjjn voorstellen tot ingrijpende ""z|\vCl- van de tandbouwcrisismaatrcgelen uit t< ken. Indien alle betrokken belangen m )j4 Staatscommissie evenredige vertegen ging vinden en daarnaast het deskundig element wordt ingeschat' de instelling reeds een heilzame wet de verontrustende publieke opinie uitoefenen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 6