POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT Zal Nederland weer steppe worden? ZATERDAG 16 MAART 1935 AUTEURSREC1ITEN VOORBEHOUDEN Siberische dieren, die hier worden aangetroffen Populaire Rubriek Het geheim Oude volksgebruiken. Achteruitgang van de boschfauna, vermeerdering van het aantal die ren, dat gewend is op het open veld te leven door PROF. DR. M. HILZHEIMER. Sedert de gletschers zich na den ijstijd uit Midden-Europa teruggetrokken, is ons klimaat aan schommelingen onder hevig geweest. Wij weten, dat ons land eerst uit uitge strekte vlakten bestond, waar de dieren van de arctische toendra's en van de step pen van het Oosten hun noodzakelijkste levenbehoeften vonden. Daarna kwamen, bjj het vochtige worden van het klimaat, de bosschen te voorschijn. Groote, uitge strekte moerassen ontstonden, dezelfde moerassen, waartegen de Romeinen, bjj hun komst hier in ons land, den strijd aanbonden. Het onbeboschte terrein was weldra verre in de minderheid, zoodat akkerbouw in den beginne slechts weinig plaats vond. En nu schijnen wij wederom voor een klimaatswijziging te staan! Iedere geoloog kent het verschijnsel, dat men pleegt aan te geven met het woord „verlanding". Dat bestaat daarin, dat tal van zoetwatermiddelmeren van Europa steeds meer en meer door land bedekt worden en tenslotte geheel zullen verdwij nen, aangezien zjj door het land volkomen overwoekerd zijn! Talrijke van zulke, in -historische tijden zonder toedoen van de menschen verdwenen zeeën en meren zijn hekend. In dezelfde richting wijst een ander ver schijnsel. dat wjj gewoonlijk het dalen van het grondwaterniveau plegen te noemen. Dit dalen van het grr ndwaterniveau, dat »ms zelfs één tot twee bedraagt, blijkt ook op andere wijze door het sterven van oude boomen, waarvan de wortels op een hoogen grondwaterstand zijn ingesteld en ®e de grondwaterlaag thans niet meer hunnen bereiken. Natuurlijk blijft hier de vraag. of de uitdrukking „dalen van het grondwater" goed is. Waarheen moet het grondwater eigenlijk zinken Is er hier eigenlijk niet sprake van een verheffing 'an het land? De werking op den grond is in ieder geval hetzelfde. Maar ook als het tot steppe worden van Midden-Europa geen natuurlijke voorwaar de is, zullen de menschen er zélf wel voor zorgen! Akkers kan men niet aanleggen op een landstrook, die uit wouden, vennen of moerassen bestaat! En daar de steeds toenemende hevolking steeds grootere op pervlakten nöodig- heeft om te bebouwen, moet men daarvoor kunstmatig plaats maken! Het boscji wordt geveld en daar voor in de plaats het land gereed gemaakt tot bouwland! En -in de Vele duizenden Ja ren, sedert dit het geval is, heeft men groote perceelen boschland omgekapt. Nu dempt men reeds ongeveer sedert 2 jaren alle mogelijke moerassen, om bouwland te winnen! Zoo wordt de natuurlijke land- winst door de menschen bevorderd, die er een kunstmatige steppe, e'en „cultuur- steppe" van maken. Dit verkleinen van bosschen en moeras sen heeft echter een voortgezette uitdro ging tot gevolg! Want bosch en moeras brachten Juist het evenwicht in de voch tigheidsgraad. In tijden van grooten neer slag zuigen zij het water op en geven op dagen, waarop de neerslag geringer is, weer vocht af! Zoo reguleeren zij het vochtigheidspercentage van de lucht. Op dezelfde wijze werkt het verdwijnen, waar bij we in het midden laten, of dit op na tuurlijke wijze of door menschenhanden geschiedt van de talrijke meren en meertjes, die door verdamping soms wa ter aan de lucht afstonden. En op die wijze kan men nog meer factoren opnoe men. Ook de fijngevoelige en op andere in vloeden reageerende dierenwereld, schijnt deze verandering eveneens op te merken. Bij tal van dieren kan men constateeren, „U moet niet zooveel sterke drank ge bruiken. U weet 't, alcohol is uw groot ste vijand." „Ja, dokter maar ik voel altijd, dat ik hem moet vergeven." dat juist dié soorten sterk vermeerderen, die het open veld bewonen, zooals de haas en de ree, in tegenstelling met de edelhèr- ten b.v. Ook de hamster dringt, volgens de geleerden, steeds verder naar het Wes ten door, voornamelijk naar Frankrijk. De ratten trekken uit de Oostelijke steppen naar het Westen en men treft reeds soor ten aan, waarvan men nooit exemplaren gezien heeft. Ook de vogels vertoonen die neiging. Groote vluchten Siberische vogelsoorten laten zich van tijd tot tijd hier zien. Zij broeden hier niet, verdwijnen weer spoe dig, maar een enkele maal geschiedt het wel eens, dat er een hier achterblijft. Dan houden zij het wel één tot twee jaar uit; maar heelemaal zijn zij hier nog niet inge burgerd. Het zijn voorposten, die uitkijken of het land al bewoonbaar voör hen ge worden is. Kuifleeuwerik en Ortolaan heb ben reeds den weg hierheen gevonden. De kuifleeuwerik heeft al verschillende vaste plaatsen, waar het dier broedt. In de laat ste jaren van de vorige eeuw was het dier nog maar tot Midden-Europa gevor derd. Ook de kramsvogel begint hier reeds bekendheid te genieten. Zij hebben een schitterend vliegvermogen en trekken thans van heinde en verre naar het Wes ten. In hun gezelschap bevinden zich dan meestal tal van ultheemsche vlinders. We noemen b.v. de Tephroclystria sinuosaria, die oorspronkelijk in Siberië voorkomt, doch thans den weg naar Europa gevon den heeft! Uit het Zuid-Oosten komt de Caustoloma flavicaria, die in de buurt van Weenen woont. Ook het uiltje Mamestra cavernosa heeft zich hier georiënteerd. Onder de lagere diersoorten noemen we de Dreissensia polymorpha. Zij hebben hun woonplaatsen om de Kaspische Zee. In 1823 begon deze te trekken, bevolkte Mid den-Europa, drong via Holland naar Frankrijk en heeft de sprong over de Seine gedaan, nadert thans de Loire! Bij deze voorbeelden kunnen wij het ge voeglijk laten. Nog éénmaal willen wij het bovenvermelde samenvatten: tal. van tee kenen dus wijzen erop, 'dat wij staan aan de begin-periode van een langzame tpt- steppe-wording, als gevolg van uitdroging der Midden-Europeesche gebieden. En mis schien zal die geheele verandering binnen afzienbaren tijd voltrokken zijn. In ieder geval verdient dit probleem nadere onder zoeking. Staan wjj hier tegenóver een na tuurverschijnsel, dan is het de vraag of wjj met ons menschelijk werk, het rooien der bosschen, het uitdrogen en démpen der moerassen, het indijken .en dempen Van stukken zee en van meertjes werkelijk iets goeds doen, of dat we hetgeen we eener- zijds winnen, anderzijds verloren laten gaan, ja zelfs een schade aanrichten, die niet meer goed te maken is. Ik zeg niet, dat het één zoowel als het ander door ELSA KAISER. Ik sleep al jaren het verdriet met mjj rond. Tegen niemand kan lk erover pra- en> maar met jou zou ik erover willen Praten, jij hebt ons allen gekend, en mis- Schlen als ik het eens uitgesproken heb, Za' 'k het gemakkelijker kunnen dragen. Zenuwachtig ging hjj weer zitten, hjj eek voortdurend naar het portret van ^hgelique en zijn stem was zacht toen hjj Kon te vertellen: Je herinnert je misschien nog wel iedereen vroeger meende dat Lucille fa 'k een paar zouden worden. Ja, het 0,nt meer voor dat anderen ons beter eKrijpen dan men het zichzelf doet. Ik "}0cht Lucille graag, zij was elegant en lot en had werkeljjk een prachtig karak- ®r. Wjj waren toendertjjd de beste kame- ^n. Over een huwelijk tusschen ons is echter nooit gesproken. Ik wist toch hoe- Lans van haar hield en dikwijls had den indruk dat Lucille hem eveneens liefhad. Weet je nog dien autotocht, dien wij Raakten in Lucille's nieuwen wagen? We ,lngen naar buiten en in 'n klein reslau- ant werden we ernstig, omdat iemand °°r ons piano begon te spelen. John knikte: „Ja, de „Unvolendete" van Schubert...» De eigenaar verteldé dat de pianiste een dame uit de stad was, die in zijn huis een paar weken uitrustte. Zjj kwam te voorschijn: Angelique Storm. Kurt zweeg cn staarde naar het schil derij. Ja, dat was zjj, blond en slank. In haar oogen was een heimwee dat John toen niet begrepen had. „Angelique en Lucille waren vriendinnen, als ik mjj wel herinner?" vroeg hij. Ja, hernam Kurt, zjj waren vriendin nen en daar was ik heel bljj om, want ik wist plotseling, toen ik Angelique gezien had, dat ik Lucille niet liefhad, maar ook dat lk haar prettige oprechte vriendschap niet missen wilde. Ik WaS zóó van Ange lique vervuld, dat ik aan niets anders dacht dan haar te trouwen. Eens, toen ik er met Jan Lans over sprak straalde zjjn gezicht van vreugde. Hjj had altijd ge dacht dat ik alleen van Lucille hield. De weg was dus vrjj voor hem. Hjj was altjjd een beetje jaloersch op r„jj geweest en dat verwonderde mij, want als Angelique hem zeide: „ik speel voor jou alleen", had ik een dergeljjk gevoel nooit gekoesterd. Hjj was immers muzikaal en lk 'niet. Eens tóen ik Lucille. bjj den auto hielp vroeg zjj mjj of ik werkelijk zoo Verliefd op Angelique was. Zjj keek mjj dlleen maar aan. ik be hoefde niet te antwoorden. Acht dagen later had zjj zich met Jan Lans verloofd. Ik ging dadeljjk naar Angelique, om haar de vraag te doen en zjj zeide: „ja Wij waren niet lang verloofd. Jan en ik verlangden spoedig te trouwen, maar de meisjes schenen onverschillig, hoewel zjj toegaven aan onzen wensch. Op den huwelijksdag gebeurde Iets wat ik eerst nu begrepen heb. Wjj zouden bel den op denzelfden dag trouwen en wacht ten in het huis van mijn schoonouders op onze bruiden. Beiden kwamen de trap af, haar sluiers hulden hen in witte wolken, maar haar gezichten waren zoo bleek als haar witte japonnen. Star en zonder blijd schap kwamen ze omlaag, noch Jan, noch ik begrepen er iets van. Voordat zij ons Se hand gaven, omhelsden zij elkaar, bleek en zonder woorden. Kurt hief zjjn glas op en dronk het in één teug leeg. Hjj vervolgde moe: Angelique was een goede vrouw vóór mjj en een Jaar nadat wjj getrouwd waren, kwam onze jongen. Jan en Lucille bleven onze trouwe vrienden en alleen als zjj ohs opzochten leefde Angelique op in een on gewone vrooljjkheid. Zij speelde piano en haar wangen kregen kleur. Als Lucille met haar man weggegaan was, verviel ze weer in haar vorige toestand, werd bleek en stil en zwijgzaam. Ik noodigde onze vrienden dikwijls uit om mijn vrouw plei- zler te doen en merkte weieens, dat ook Lucille veranderd was, maar daarmede hield ik mjj nooit lang bezig. Angelique werd steeds bleeker en stiller en eindelijk liet lk een dokter komen. Hjj schudde het hoofd, maar Angelique's lachje sneed mjj door de ziel. Lucille kwam haar vriendin vaak bezoeken en als zjj wegging waren haar oogen rood van het schreien. Plotseling kwam echter het groote ongeluk. Mijn vrouw verdween. Den geheelen nacht zat ik op en wachtte, ik liet zoeken en trok er telkens op uit, alles tevergeefs. Jan en Lucille kwamen en zaten als versteend. Twee dagen later bracht men mijn vrouw terug. Men had haar in het bosch juist is, maar hier hebben we Je doen met een zeer ernstige kwestie, die geheel Mid den- en West-Europa aangaat en die zorg vuldig van alle zijden moet wordlen onder zocht. Leeraar: „Wat weet ,e van bamboe?" Leerling: „Dat 't pjjn doe!" Tot ver in de zestiende eeuw bestond, vooral in Zuid-Duitschland, het gebruik om den winter, of, zooals men dit noemde, „den dood" te verdrjjven, hetgeen nog een overblijfsel was van de oud-heidensche ze den. Als dag werd de vierde Zondag in den vastentijd gekozen, die: .Dooden Zon dag. Letare of Rozen-Zondag genoemd werd. Het oér-oude verlangen van de noorde- ljjke volken, na de donkere wintermaan den naar licht en zon, naar de herleving van de natuur uitte zich op dezen Zondag. In oude kronieken kunnen we lezen, dat jonge mannen en jonge meisjes, als ook kinderen, zich in een langen optocht, twee aan twee en begeleid door een groote menschenmenigte van de stad naar buiten begaven. De jonge menschen voerden een afgrjj- seljjke leelijke stroopop met zich mede, ge huld in zwarte lompen en omwikkeld met witte banden, voorstellende de doode van den winter en uitgedragen door de jeugd. Was de winter eenmaal verjaagd, dan kon de lente en met haar de ontwaakt^ levensvreugde door de menschen tegemoet gezien worden. Bevond zich in de oiige- "VTn'g van cie stacTêenriyier, vijver of'zelfs .maar eqn-sloot, dan wérd onder het jqS cheh der omstandéf-s" de stroopop ver dronken en door deze 'zinnebeeldige han deling verklaarde men tevens, dat de win ter voorbij was. De jonge meisjes zongen het volgende versje bjj de handeling: „Wir treiben den Tod aus, Zum Stüdte hinaus. -g Wir treiben ihn tiber das tiêfe Tal, - Dasz er nicht wieder kommen soll, Wir treiben ihn Uber die Helde; Das ist den Sch&fern Leide." Gezamenlijk trok de optocht naar het bosch, waar door de jonge mannen eed jonge boom gekapt werd, die met kleurige linten en glinsterende versleringen werd behangen en door de meisjes stadwaarts gedragen. Ditmaal voerde men weer een gevonden, zjj ijlde. „Zenuwkoorts", zeida de dokter. „Of wjj soms iets hadden waar over zij tobde?" vroeg hjj... Met veel moeite brachten wjj haar er weer bovenop. Maar al mijn liefde was machteloos. Zij leed en ik wist niet waar om. Als ik haar naar vroeg, streelde zij mjj over het hoofd, maar sprak geen woord. Soms zat zij urenlang voor het raam en keek en keek alsof zjj iets riep, dat niemand hoorde... Plotseling op een mooien zonnlgen herfstdag stierf ze, heel onverwacht. Den dag na de begrafenis kwa mLans bjj mij. Hoewel ik buiten mezelf was van verdriet, zag ik toch de vreeselijke verandering op Jan's gezicht, hij zag eruit alsof zjjn ge heele leven en alles wat daarin behoorde, door elkaar was geworpen. Hjj gaf mij een brief „Lees deze!" zeide hjj kort en ging zitten en brak toen den brief open. Hjj was van Lucille. Angelique had nooit van mjj gehouden, schreef Lucille, haar geheele hart was voor Jan geweest, zjj had mij getrouwd, omdat zij zag dat Jan van Lucille hield en omdat zjj wist, dat ik haar zóó liefhad, was zij met mjj ge trouwd. „Vergeef haar", schreef Lucille, „zij deed het voor ons beiden, zij offerde zich op, ornaat zjj dacht, dat zij dit moest doen. Zjj wilde niemand in den weg staan en toen zij merkte, dat haar offer tever geefs was, is zjj aan dit verdriet gestor ven, want Kurt. ook ik ben met den ver keerde getrouwd." Dat is alles, zeide Kurt en legde zijn hand over zjjn oogen. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 17