PAG. 2
jkievM
u«ft lÏÏimfw«
Jat ié ikiü
schooxmaak-LIEDJE.
„slecht gebruld, leeuw
TOB NOOIT HOEf<j£
III
lillik 1
M
niet ter dood veroordeeld worden, ja, niet
eens verbannen worden
Het zou echter niet onaardig zyn te ver
nemen, welke schade de veroordeelde lief
de aan Prof. De Bruyn heeft toegebracht?
7ATFRnACj 30 MAART 193?
Zoo, daar ben ik weer en nou zal ik
dan na de feestvierder^ en het kleine
brieffie van de vorige week, eens een
heele groote brief gaan schrijven.
Ik zal 't probeeren tenminste, want ik
zie d'r een beetje gek uit vandaag, 't Is
nou net of ik aan de eene kant van m'n
gezich de bof heb, want die is heelemaal
dik geworden van de kiespijn. Nou is het
niet zoo'ri gewone kiespijn. Nee, 't is een
heele gekke, want 't eene oogenblik voel
ik niks en effe later is 't dan weer zoo'n
gevoel of duizend duveltjes in m'n kiezen
liggen te graven en te spitten.
Nou, toen ik 'n ouwe visscher tegen
kwam, zei lie tegen me, toen ie m'n dikke
wang zag: Hjj je kiespijn jong? Weet Je
wat Je dan moet doen? Een flinke pruim
tabak achter je kiezen douwen, dan gaat
't weer heelemaal over. Nou en toen
heeft le me wat van dat goedje gegeven
en ik heb 't achter m'n kiezen gedouwd.
Brrr, wat ben ik d'r akelig van geworden,
't leek net of m'n buik zoo door m'n
mond wou wegloopen en auwdaar
kreeg ik weer zoo'n steek.
Dat komp dervan zeg m'n vader, as je
twee dagen niks anders doet as taartjes
eten, dan moet je wel kiespijn krijgen.
Nou ja, ik ken toch geen feest gaan vieren
zonder taartjes te eten, hè, dan moeten
die menschen maar niet gaan trouwen,
waar ik feest moet gaan vieren. Eerst
hier in de Jutterij een en toen de andere
de volgende dag in Amsterdam en ik
moest bjj allebei versies gaan opzeggen,
maar die zwager van me had natuurlijk
dat papiertje weer vergeten, waar ze op
stonden. En omdat h(j nou weer zoo stom
was om dat papiertje te vergeten, toen
kende ik die versies ook niet, want hy
moest me voorzeggen. Nou, en toen heb
ik d'r maar wat van gemaakt, 't ging
zoo Iets over huwelijksbootjes, waar zij
de kapitein en hy de stuurman was en ze
schijnen 't toch wel allemaal mooi gevon
den te hebben, want d'r begonnen een paar
opoetjes te huilen en toen 't afgeloopen
was moest ik die opoejen allemaal een
zoen geven, maar de taartjes vond ik
toch lekkerder en daar heb ik nou kies
pijn van gekregen.
Nou 't zal ook wel weer overgaan,
want het beste middel tegen kiespijn is:
wachten tot dat Je d'r niks meer van
voelt.
Weet u waar ik van de week veel aan
denken moest. Aan die menschen van de
K 18, die zitten me tiaar nou maar zoo
heelemaal alleen in hun dooje eentje in
die onderzeeër hè, maar ze lappen t m
toch maar fijn hè, want Amerika heb
ben ze nou heelemaal afgemaakt en nou
zijn ze dan op weg naar Afrika.
Nou, dat zal zoo dan nog wel effe du
ren, voordat 'r weer wat over in de krant
komp, want op zee ken Je wel schrijven,
maar ze kenne niet effe naar de bus loo-
pen om 'm te posten, dus we zulle dan
maar weer wachten, totdat d'r weer wat
nieuws komp. Misschien gaan ze dan in
Afrika nog wel goud graven, 't Is dan
wel jammer voor hun dat ze niet effe bij
Beemsterboer kenne komen kijken, dan
wisten ze precies hoe dat goedje d'r uit
ziet. Ik heb d'r ook bjj staan te kijken
en ik doe ook mee aan die prijsvraag,
maar ik zeg toch lekker niet hoe zwaar
ik denk dat ie is, Beemsterboer niet, maar
dat goud, want as ik dat nou in de
krant zet, dan weten alle menschen 't
Nou zeg die groote mener van de krant
altijd tegen me, dat iedereen, die in de
krant mag schrijven, steeds voor de belan
gen van de menschen, die 'm lezen, moet
opkomen.
Nou ja, dat is nou wel waar, ik zal b.v.
in m'n brieffies allemaal goede raad ge
ven, maar de burregemeester en alle an
dere menschen vertikken het gewoon om
die goede raad van mij op te volgen. En
as we dan wat verder zijn dan ziet u toch
maar altijd weer dat Wimpie gelijk heb
gehad en daarom zeg ik 't nou 's lekker
niet, hoeveel ik dat goud op de
zwaarte schat, want anders zouwen alle
menschen dat ook schrijven. Maar ik
win toch niks, das nou net zoo as met
m'n vader, die heeft eens een keer een
huis gewonnen met 'n loterij, en toen ie
met dat lot z'n huis wou gaan halen, toen
was 't lot foetsie en toen de tijd verstre
ken was, waarin 't lot kon ingewisseld
worden, toen kwam 't lot ineenen weer te
voorschijn en toen was 't huis foetsie. Ja
zoo gaat het. Ze zeggen wel eens dat de
eene de gebakken bokkingen zoo in de
mond zwemmen en de ander krijgt ze
nooit hoe hard ie d'r ook naar hapt en
zoo gaat het ook met de scholen, want op
de apescholen en de groote scholen daar
moeten ze nog geld bij toeleggen en met
de Zeevaartscholen verdienen ze zoo'n
hoop centen, dat de meneeren die in de
raad magge praten d'r geen raad mee we
ten, wat ze d'r mee zullen doen.
En nou willen ze dan weer een heele
hoop menschen gaan huldigen hè. Eerst
hebben ze 't met die meneer van Dalsum
gedaan en daar hebben ze allemaal aan
meegedaan, en dan komt een juffrouw
aan de beurt, die ook op 't tooneel speelt
en als Buzieau dan komp, dan zetten
ze 'm heelemaal in de blommetjes. Nou,
dat wordt wat, m'n vader zeg wel eens,
dat als ik van school af ben, leerjoggie
bij 'm moet zien te worden, want ik heb
m'n gezicht ook wel eens vol gesmeerd
met al dat goedje en 'n gek pakkie aan
getrokken en toen ben ik d'r zoo de ka
mer mee ingestapt D'r zat net een tante
van me en toen ze me zag, liet ze van
schrik d'r koppie thee uit d'r handen val
len en toen had ik 't natuurlijk weer ge
daan.
Ik zou nou wel eens graag willen we
ten waarom i<. dat nou altijd toe. Toen m'n
vader van de week 'n schilderij moest op
hangen, toen sloeg ie verkeerd en toen
was 't schilderij en ook z'n duim kapot,
omdat de hamer daarop gekomen was. en
toen m'n vader uitgehuppeld was vanwege
de pijn in z'n duim, toen kreeg ik weer
de schuld, omdat ik de trap niet goed
vastgehouwen had. En 't was nog geen
dig gekeurd, weer zorgvuldig af. Hy scheen
alleen maar oogen voor haar te hebben.
„We zullen vanavond samen naar Hotel
Metropole gaan, daar kunnen we ook dan
sen".
„Goed. haal me dan over een uur af. Dan
kunnen we vanavond hier eten."
„Nee, niet hier, de menschen moeten je
zien en mij benijden."
„Nu, dan zal ik me maar naar Je wen-
achen schikken."
Toen P.udolf Brandt vertrokken was, liep
Gerda naar de telefoon en noemde een num
mer. „Hotel Metropole", zei ze. „maar
heelmaal zeker is het nog niet".
Brandt had een tafeltje in een hoek ge
kozen, vanwaar ze de geheele zaal konden
overzien. Hjj boog zich tot Gerda over en
sprak haar van zijn liefde en van den won-
derheerlijken dag, dien ze hem geschonken
had
Aan het tafeltje naast hem zaten twee
eenvoudig gekleede mannen. Ze zagen eruit
als provincialen, die zich eens de luxe van
een fijn diner veroorloofden.
„Je moest noodig zeggen, dat Je er
heelemaal niet aantrekkelijk uitziet," lachte
Brandt. „Die twee mannen daar doen niets
anders dan je aanstaren." Hij scheen on
rustig te worden en zei een oogenblik later:
„Onbeschaamd, om ons zoo onafgebroken op
te zitten nemen zullen we maar gaan?"
„O nee, nog niet. Het is hier juist zoo
gezellig en ik amuseer me uitstekend."
Gerda leunde dieper in haar stoel.
Een andere man kwam door het restau
rant rechtop Gerda af. Brandt kreeg een
wonderlijk zwak gevoel in zijn beenen; hij
kon niet opstaan. De man was polltie-
inspecteur Vermeer. Had iemand hem ver
raden?
„Goeden avond, Juffrouw Reymer," ze'
Vermeer. „Dat was niet erg verstandig /an
u, om vandaag uw meisje uit te laten gaan,
zoodat er niemand in huls was. Er is inge
broken in uw étage".
„Is er iets gestolen?" vroeg Brandt.
„Nee, we hadden ons verstopt, omdat ve
de twee inbrekers verwachtten. Ze hebben
heel leelijke dingen over u verteld, mijn
heer Brandt. Maar ut heb ze gauw gerust
gesteld, dat ik u vanavond wel zou weten
te vinden."
De beide mannen van het tafeltje ernaast
stonden op en kwamen naar hen toe. „Kom
maar mee, Brandt, Je had niet de dochter
van onzen ouden hoofdcommissaris als
slachtoffer moeten uitkiezen!"
EINDE.
„„n tran 't was een dooje dood
gewone stoel. Maar ja, ik Kel°®'- .5**^
fn 't leven toch altijd iemand moet «n. die
op z'n kop krijgt en daarom ben ik het
'"zoo en nou ziet m'n brieffie d'r een
beetje' anders uit, als de vorigs keer hè,
toen was 't ere kort en nou 1. t heel
'Tc daarom hou ik nou dan maar weer
eens op, nou nog drie of vier keer
brieffie voor de krant schrijven en dan is
•t Paschen. Net zoo as ik de vorige keer
schreef, ik hou die kip van ons in de ga
ten anders komt le weer met kuikens aan
inplaats van eieren. Nou en ik vind eieren
veel lekkerder als kuikens
Daaag
't Is geen aangename titel,
die hier boven 't versje staat;
nochtans hoop ik, dat gij deze
regeltjes niet overslaat.
Schoonmaak! 't eene woordje opent
perspectieven, ver en wijd,
roept herinneringen wakker,
vol van droeve narigheid.
Herman Jansen (van Den Helder!)
had een lieve vrouw getrouwd,
maar, dat zij twee maanden schoonmaakt,
vindt hjj toch haar grootste fout.
Toen hij dezen morgen wegging,
zei ze, met haar gulle lach:
„Mannle, 'k moet wat fijns vertellen:
't is de laatste schoonmaakdag.
Herman was erg in zijn nopjes,
werkte lustig op 't karwei,
en des avonds huiswaarts keerend,
was hjj Jongensachtlg-bljJ.
Doch als h<j de voordeur inkomt,
ziet z'n oog in het vertrek:
op den vloer een heele rommel
,en een groote zeepsop-plek.
Maar daar Jansen dit gewend was,
schikte hy zich in 't idee:
„Wat er hier tekort komt, vrouwtje,
wordt vergoed door het diner!"
Haastig loopt hy naar de keuken,
en springt byna uit z'n vel:
„Wat," (zoo buldert hy) „geen eten,
dan ga ik naar een hdtel!"
„Wacht nog even!" zegt z'n vrouwtje,
(„Zal het dan op tafel staan?!")
„Neen, na vyf minuten wachten,
ben ik klaar om... mee fe gaan!"
HENDRIK HAKKELAAR.
„Ik heb gezien, dat u mij een oplichter
noemt in uw krant van gisteren!"
„Onmogeiyk, mynheer! Wy publiceeren
alleen het recente nieuws."
„Collega, bent u gek geworden?"
Er is een leeuwengeschiedenis uit Hel-
singfors of Tallln (Estland) of, om het heel
precies te zeggen van de Baitische Zee
mee te deelen.
De leeuw, waar het hier om gaat, is een
fiksche knaap In Helsingfors doodde hy
een temmer. Hy moest toen naar Tallln
vervoerd worden, voor een daar te houden
dierententoonstelling Onderweg op de
zee kwam een dikke mist opzetten, zoo
dat er waarschuwingsaignalen gegeven
moesten worden. Het schip met den leeuw
gaf aan een ander schip de twee korte slg
nalen, die beteekenen: „Bakboord varen
Maar nauwelyks wilde het.andere schip dat
doen, of daar werd een derde signaal gege-
GEESTKRACHT EN OPTDUgj^
Teleurstelling is de schadUw
levenslandschap.
In elk sprekend landschap zien
en schaduw, en juist deze tegen*"
maakt zoo'n landschap tot wat hen'6"
en schaduw behooren onverbrekelijk
kander, zonder het eene zouden
andere niet opmerken, er althanT"'
byzonders aan vinden. 1
Precies zoo gaat het met de symh
„zon" en „schaduw" in ons leven, q tl
wisselen elkander af.
Zoolang wy in een zonnig gedeelte v
„landschap" wandelen, voelen wy 0^"
genaam gekoesterd, en menigmaal h
wy voor die koestering niets méér ov
de zeer negatieve waardeering van
klagen. Maar zoodra wy in de achadu'^
aangeland, beginnen wy te bibberen
pruttelen: „bah, wat kil en somber'"
die zelden over het logisch verband de
gen hebben nagedacht en geen psycho^'
sche levensbeschouwing bezitten, v °f'
gen teleurstellingen meestal slechts z^'
men deze dikwyla zóó pessimistisa
alsof nu ineens alles voor goed ten u
gekeerd was. En daar ïyden zeer veel
onder dan noodig is.
Om een evenwichtige en „iym
levensbeschouwing te krygen, is het n«w
dat u zich het volgende voorhoudt:
wat er gebeurt in uw leven eeft
zóóveel vat op u, als u zelf toelaat
Pteclt,
spreken nu meer speciaal over teleurattin
gen in het dagelyksch leven en niet
een groot, intens verdriet, hoewel
dit beter en lichter te ragen is. wana^
men overtuigd is dat niemand meer te dn
gen krygt dan hy dragen kan). "S
Het ia mogeiyk om een groote teleur
stelling flink en onverschrokken te drs»
het is evenzeer mogeiyk om een feSJ
teleursteling op te blazen tot een ramp J
het eigen leven en dat van anderen ver»«ï'
niet door wat zy la, maar door wat a
er in zyn overdrijving van maakt.
In leder leven wordt een zeker evenwicht
gehandhaafd al ia het dlkwyis imoelM
om dat evenwicht ten allen tyde te 1%®
zien. Wie echter door bewust te leven
alles zoo objectief mogelyk te zien, de «de
ïykheid der kosmische wetten heeft
kennen, is van het feit dezer rerielijkhtta
overtuigd, ook op een oogenblik da: j-
omstandigheden daartegen schynen te n.
tulgen.
M.a.w. wanneer u een ernstige teleurstel
ling ondervindt, die u eeriyk als onverdiend
kunt beschouwen, weest er dan van over
tuigd dat een even groote meevaller, een
onverwacht gelukje u binnen afzienbirm
tyd te wachten staat. Zegt nu niet: „er
is niets, dat my deze teleurstelling zou
kunnen vergoeden." want zoo'n bewe
ring is ongegrond. Geen mensch weet, wat
hem mcrgen te wachten staat, misschim
iets aan de mogeiykheid waaraan u teil
nooit gedacht heeft.
En zelfs wanneer u aan de opbeurende
waarheid, dat schaduw aityd door zon ge
volgd wordt, ook in figuuriyken zin, geer
geloof kunt hechten, bedenk dan dat mes
altyd moet trachten, zyn geesteiyk over
wicht zooveel mogelyk te bewaren, en te
voorkomen dat anderen door uw nervositeit
of humeurigheid de dupe worden van een
teleurstelling die men zelf heeft.
In den winter kan de gedachte aan zon
nige zomerdagen ons ai een sensatie van
behaagiyke warmte schenken. Datzelfde
kunnen wy in dieperen zin ervaren, wan
neer wy temidden van teleurstellingen vast
houden aan een groot vertrouwen in het
goede, dat voor ons komen zal.
Valt er een zware schaduw over uw
levenspad
Klaagt niet en wanhoopt niet Tracht het
terwille van uzelf en anderen te brengen
tot een glimlach en een opgeheven hoofd
welke houding symbolisch is voor de ge-
moedsgseteldheid van iemand die blijmoe
dig leeft in de gedachte: „Ik verwacht het
geluk!"
DR. JOS. DE COCK.
ven. Dus moest men nu stoppen? Kort ea
goed. het werd een wir-war. Gelukkig voe
ren de beide schepen toch nog op een hand
breedte aan elkaar voorby.
De kapitein op het andere schip brieste
De kapitein op het leeuwenschip wilde de
verklaring geven dat het derde signaal niej
uit de sirene, doch uit de leeuwenmuil
gekomen was! Daarom brulde hy dat
naar 's leeuwen voorbeeld door de me?8'
foon naar zyn collega. Deze voer oogenblik'
keiyk naa Helsingfors, waar hy rrededee
de dat er een schip op de Baitische Ze*
rondvoer, waarvan de kapitien gek gewor
den was, want hy brulde als een dier
gaf valsche signalen Gelukkig I*
zaak toch nog goed opgelost!
uMsibicena Doven t 50U.