PAG. 6
ZATERDAG 30 MAART 1935
'T JUTTERT.IP
Beste jongens en meisjes.
Kom, laat ons vanmiddag maar weer
eens gezellig bij elkaar gaan zitten, om
wat te babbelen. Eigenlijk had ik wel op
een bankje op de dijk willen zitten of nog
liever op een stil plekje aan het strand,
of op een hoge duintop. En dat niet alleen
omdat ik zoveel van de zee houd, maar
ook omdat het zulk wondermooi weer is.
Wat geeft de lente toch iedere dag een
vreugde. Ik kan cr soms niet over uit dat
alles zo mooi wordt, de ribes, de seringen
boom, de kamperfoelie, 't staat alles zo
prachtig in knop in onze tuin, 't is ieder
voorjaar weer zo'n wonder dat uit die
dode takken, het nieuwe leven spruit. Je
zou er in Januari niks voor geven, 't is
geen dubbeltje waard en in Maart dan is
dit alles met geen geld te betalen, zoo
mooi is het. Ach, wat is het leven toch fijn
ln deze tijd, als je je ogen open hebt.
Nog drie weken, dan hebben we Pasen,
en jullie hebben vacaritie. Tien dagen lang!
Ik geloof dat ik er niet van zou kunnen
slapen als ik het ook kreeg. Stel je voor
zo maar tien dagen vrij in het voorjaar,
zo maar tien dagen niets anders doen dan
maar frisse lucht happen en spelen en ge
nieten, naar duin en naar strand, stekel
tjes vissen en touwtje springen en voet
ballen. Tien dagen waarin je kan doen
wat er in je hoofd op komt, behalve de
theepot thuis stuk gooien of de boterham
bordjes laten vallen. Ik geloof als ik tien
dagen vrij had, dat ik de eerste dag, om
zes uur 's morgens m'n fiets nam en dan
de wijde wereld intrapte, dwars door de
duinen en door de bossen en over de hei.
Ik weet niet waar heen, maar ver weg van
de stad en van kantoor. Tien lange da
gen,.. hè, ik droom er van weg.
Maar ik heb geen vrij en ik krijg het
ook niet over drie weken, dus blijf ik maar
met jullie babbelen.
Het boek is deze week gewonnen door:
LOES BEYER,
Oranjestraat 2.
Die gelukkige Loes komt het vanmiddag
op kantoor halen, ik hoop dat ze op weg
naar kantoor bruinbakt door de zon, want
dan kan ik er vanmiddag ook van genie
ten.
Clalry Polak, Amsterdam. Goeiemorgen,
Clairy, jij mag nu misschien al een hele
jongedame zfjn, omdat je op de H.B.S.
bent, maar wat een kriebel-krabbel pootje
heb jij. Je hebt vast veel plezier in je le
ven, want je letters dansen zo lollig op
het papier. Nu, een vrolik vriendinnetje,
kan ik er best bij gebruiken en ik zie dus
graag iedere week je briefje tegemoet, en
natuurlijk krijg je van mij ook trouw een
epistel. Afgesproken?
Tony Sinnige. Julianadorp. Hoe kan je
nu ook aan de bakker vragen of hij je
raadsels wegbrengt, Tony, die denkt na
tuurlijk alleen aan z'n krentenbolletjes.
Zo'n oliebol, om het te vergeten, anders
had jij misschien weer een mooi boek in
je kast gehad, want de kans was vorige
week wel heel groot, omdat er maar zo'n
paar goede oplossingen waren ontvangen.
Als ik in de buurt kom, dan wip ik nog
eens aan, hoor.
L. v. d. Berg, Breezand. Ja, woon jij
nou eigenlijk wel in Breezand, L., of woon
je misschien op een el afstand van kan
toor? Er stond niets op je briefje en ook
niet of je nu Leen of Loes heet, of je dus
een jongen of een meisje bent. Dat mag
je niet meer vergeten, hoor. Een aardig
verhaaltje heb je gemaakt. Dat laat ik
hier volgen.
VAN EEN EMMER, EEN POMP EN
Ach, ach, wat hebben Roos en Paul het
druk.
Paul is al vier jaar en Roos al vijf. Ze
hebben samen een tuin gemaakt. Met een
vijver. Nu moet er water in de vijver. Vra
gen ze nu aan Moe om haar te heipen
Neen hoor! „We kunnen het best zelf!"
zegt Roos. Ze gaan naar de pomp. Daar
staat een emmer. Samen hangen ze de em
mer aan de haak van de pomp.
„Nu moet jij de emmer vasthouden!" zegt
Paul.
„Dan zal ik pompen!"
O, wat gaat dat mooi! Nu is de emmer
vol. Ze willen hem van de haak tillen. Maar
dat gaat niet. De volle emmer is veel te
zwaar. Hij schommelt heen en weer. Het
water schommelt ook enPlons! Plons.
Het water gaat over de rand. Het water
gaat over Roosje en Paul. Daar komt Moe
der. Ze wil eens zien, wat de kinderen döen.
En daar ziet ze...
Een emmer, een pomp en twee druip
natte kinders.
L. v. d. BERG.
Oud tien jaar.
Tine Dros, Den Burg (T.). Ik had al
lang weer eens een briefje van je ver
wacht en heb maar gedacht dat de inkt in
je inktpot opgedroogd was, Tine, want an
ders zijn m'n Tesselaartjes zo trouw. Hoe
is het met je nichtje Krekeltje, is ze al
uitgekird. Wat zal jij die Zaterdag slape
rig geweest zijn op school, toen je om
over twaalven pas naar bed ging, omdat
je die uitvoering van Volksonderwijs had
meegemaakt.
Marie v. d. Berg, Breezand. Je moet
me eens vertellen, Marie, staan er veel
crocusjes in Breezand in bloei? Ik zag bij
't bollenbedrijf van Mesker, al zulke prach
tige bedden, twee weken geleden; dat je
er bijna niet vandaan kon komen. Je moet
me eens. wat vertëlien, hoor, van de bloe
men bij jullie, want als het erg mooi is
kom ik eens kijken.
Rika Sinnige, Julianadorp. Groeit je
broertje als kool, Rika? Wordt het net
zo'n gezonde batter als jullie? Als hij wat
grooter wordt, dan mag hij wel aan een
touw vastgelegd worden, anders loopt hij
nog de sloot in. Maar nee, dat kan ook
bijna niet, want er zijn dertig ogen die
hem volgen en jullie houden natuurlijk
allemaal evenveel van hem.
Toon Troost. Dan is de verrassing dub
bel, Toon, als je niet op een boek gere
kend hebt en je ziet je naam in 't Jutter-
tje staan, maar jij was ook vorige week
een van de weinigen die de raadsels goed
hadden. Jij hebt zeker een puzzle-hoofd.
Annie Eelman, de Waal (T.). Wat een
wandeling, Annie, dertien kilometer op
een middag. Je had 's avonds vast een ge
voel of ze met duizend spelden in je voe
ten prikten, maar toen je 's nachts sliep,
toen konden ze je met geen zes wekkers
wakker krijgen, want wandelen is gezond,
je gaat er door eten en je slaapt er op
als een marmot. Dat natuurverschijnsel
heb ik tot mijn spijt niet gezien, wel heb
ik er van gehoord.
Martha du Porto, De Waal (T.). Natuur
lijk, het feest van een jarig vriendinnetje
gaat voor een briefje aan mij, Martha, en
ik was dus best tevreden met dat kleine
briefje en volgende week vertel je me, hoe
fijn het wa s
Rie Leys, Rotterdam. Ik heb niet te
vragen waar jij van droomt, 's nachts,
Rie, en dat is ook geen wonder na die
fijne tocht die je eens gemaakt hebt en
die je nooit meer zal vergeten. Ik zal je
verhaal hier laten Volgen.
KEES PELS EN ZIJN le VLIEGTOCHT.
Kees Pels woonde met z'n Vader, Moeder
en zusje op de hei. Hij ging in de stad op
school. Het was Zaterdag en daar hij dan
vrij had, was hij al vroeg op weg gegaan.
Hjj zou een heel eind gaan fietsen. Het was
mooi weer en erg stil op de hei. Hè, dacht
hij, wat een mooie blauwe lucht. Kijk die
vogels eens fijn door de lucht scheren.
Achter hem kwam met ratelend geluid een
kar aangereden. Op de bok zat een boertje.
„Goeie morgen," riep Kees vrolijk.
De boer prevelde wat en tikte aan zijn
pet.
„Wat een zuurpruim!" dacht hij, terwijl
de wagen uit 't zicht verdween.
Toen Kees een poosje gereden had, hoor
de hij een geronk boven zijn hoofd. Het was
een sportvliegtuig.
„Hè, dacht hij, daar zou ik graag in zit
ten. Het vliegtuig vloog heel laag en cir
kelde boven Kees z'n hoofd. Wat ronkte
die motor. Er zat alleen maai een piloot in.
Opeens hoorde Kees niets meer. De propel
ler deed nog een paar slagen en toen...
schoot het vliegtuig naar beneden. Hortend
en stotend reed het vliegtuig een eind over
de hei en bleef toen stilstaan. Kees sprong
verschrikt van z'n fiets. Hij kwam pas tot
bezinning toen de piloot uitstapte, die om
zich heen keek en wenkte, toen hjj Kees
zag. Deze sprong op z'n fiets en reed naar
de plek des onheils.
„Hebt u een noodlanding gemaakt?"
vroeg Kees toen hij dichter bijkwam.
„Ja, het is nog goed afgeloopen. Er is
iets aan de stuurinrichting kapot."
„Komt u van Soesterberg?"
„Ja, ik was een proefvlucht aan het ma
ken, maar de motor haperde ineens. Maar
het is geloof ik niet zo erg, weet je iiiei
ergens een mecanicien te wonen?"
„Ja, een kennis van ons. Zal ik hem even
gaan halen Hij woont hier vlakbij."
„Ja. als je dat wilt doen graag. Tk zal
onderhand eens onderzoeken of er nog meer
beschadigd is."
Kees sprong weer op zijn fiets. En na een
kwartier zag de piloot hem komen aan
fietsen met een man. Hij had gelukkig
niets meer aan de machine kapot gevon
den. „Gelukkig, dat u daar bent. Het is ge
loof ik niet zo erg."
„We zullen kijken, 't is te hopen, zei de
mecanicien, terwijl hij de motor nakeek.
„.Kees heeft heel het verhaal gedaan. U
bent er nog goed afgekomen."
„Ja," zei de piloot, „ik kon,'hier goed lan
den".
Na een half uurtje was het vliegtuig weer
in orde. „Nu kunt u gelukkig opstijgen."
„Ja," zei de piloot. Kees stond met een
verrukt gezicht bij het vliegtuig te kijken.
Dat was de piloot niet ontgaan.
„Ik word later ook vast piloot." zei Kees
beslist.
„Heb je daar zo'n zin in?"
„Nou en of".
„Zeg," wendde de piloot zich tot de mecani
cien, „Ik heb een plannetje; als - Kees in
't vliegtuig mee naar Soesteiberg nam en
dan me' een auto weer naar huis bracht."
„Zou Kees uaar wel zin in hebben", zei
de mecanicien schertsend, terwijl hij de pi
loot een knipoogje gaf.
„Natuurlijk", riep Kees. „Mijnheer, meer.t
u dat?"
„Zeker, menu ik dat.
„Maar dan mogen jullie wel gauw instap
pen, anders wordt het te laat," zei de me
canicien.
„Ja, vooruit Kees stap in. Maar doe eerst
deze leren jas aan, en vliegkap op. Want
het ral hard waaien boven.
„Dus vanmiddag ben je weer terug," riep
de mecanicien. „Ik zal even naar je huis rij
den en die meevaller vertellen."
„Dag", riep Kees.
De piloot zette de motor aan en daar ging
het vliegtuig, al hoger en hoger. Alles werd
hoe langer hoe kleiner. Nu waren ze al een
heel eind de lucht in. Dat net hard waaide
kon Kees nu voelen want het was een open
sportvliegtuig.
„Zit je fijn", klonk de stem van de piloot
boven het geraas uit. Word maar niet lucht-
ziek!"
„Nee hoor," antwooidde Kees. „Het is
hier veel te fijn."
Zo vloog Kees naar Soesterberg. En toen de
piloot hem met een auto wegbracht, be
dankte Kees hem wel 10 maal. Dat was
Kees Pels z'n eerste vliegtocht.
RIE LEYS,
Rotterdam.
Piet v. Horik. Hè, wat zit je hoofd al
vol zomergeneugten, Piet. Je had me bijna
verleid m'n zwempak voor den dag te ha
len, maar toen ik m'n neus buiten de deur
stak merkte ik toch dat we nog in de
lentemaand waren. Wat een pret heb je
's zomers met zwemmen, hè? Ik houd er
ook van, hoor. Liefst duik ik iedere dag
te water en als ik tijd heb, tweemaal, ten
minste als het warm is. Kan je onder
water zwemmen met je ogen open?
Marie v. Horik. Hier volgt je versje,
Marie, ik heb er niet een aanmerking op,
hoor, 't is aardig en ook wat rijm en
rythme betreft goed.
DE THEEVISITE.
Lien houdt theevisite.
Oh, wat is ze bljj!
Alle poppen zitten
Netjes op 'n rij.
In het rieten stoeltje
Zit haar buurvrouw Iet,
Eet 'n lekker koekje
Kibb'len doen ze niet.
„Wilt u nog 'n kopje?"
Vraagt de gastvrouw lief.
„Nou ik heb wel trek nog.
Graag dan, alsjeblief."
Lientje schenkt de kopjes
Een voor een weer in.
Ja dat leuke spelen
Is wel raar hun zin.
Eerst Lientje en dan Itie,
Ieder op zijn beurt.
Totdat broertje binnenkomt
En om meedoen z:< crt.
Het wordt hoge ruzie,
Zo kan het niet gaan
Met 't leuke spelen
Is het nu gedaan.
MARIE VAN HORIK.
Marietje en Frans Dirkst, De Kooy.
Ik heb vorige week natuurlijk alleen
die vriendjes en vriendinnetjes een ant
woord gegeven, die me geschreven had
den, Marie en Frans, en als er dus geen
brief van jullie bij is geweest, dan heb je
vanzelf niets gehoord.
Nelly Boot, De Waal (T.)Fijn, dat
je vader thuis, in z'n gezin zijn verjaardag
kon vieren. Nelly. Er was natuurlijk thuis
dubbele vreugde, omdat hij nog weer een
jaar gespaard is. Vorig jaar was hij im
mers zo ziek. Dus ik feliciteer jullie ook
allemaal. Wat schiet jouw schooltijd op,
Nelly. Is het vandaag voor het laatst?
Harry du Porto, De Waal (T.Ja, dat
kan ik m.e begrijpen dat het je moeder be
gint te vervelen, als jij iedere dag met natte
voeten thui3 komt, dan kan je beter
's nachts in een droge schuur bij je vader
liggen, als hij op de schapen past. Maar
ik denk dat jij niet veel zou slapen 's nachts
en dat je 's morgens al heel vroeg wakker
zou zijn en dat je op school met Chineese
oogjes zou zitten van de slaap.
Cisca du Porto, De Waal (T.). Ja-
hoor, er zijn een massa lammetjes in Den
Helder Cisca. Twee weken geleden zijn we
op een Zaterdagmiddag naar de boerderij
van een oom van onze kindertjes geweesl
en daar hebben we reuze plezier gehad. In
het hooi gerold en gesprongen en de scha
pen van het land gehaald. Kleine Jaap hol
de maar achter de lammetjes aan, en tel
kens als hjj er een bijna te pakken had
sprong het leutig op zij, net of het Jaapje
voor de gek hield, maar die gaf de moed
niet op en holde er maar weer achteraan
En toen hebben we tikkieloop gespeeld,
want er was ook een neefje bjj, tot onze
tong uit onze mond hing. 't Was leuk, hoor.
Nanie Plaatsman, De Waal (T.). FÜn
hè, Nanie, dat je nu een orief aan me kan
schrijven, erwijl de zon nog aan de hemel
staat en toch schrij je .'em niet vroeger
dan een maand geleden. Dat komt omdat
de zon ons nu zoo heerlijk lang gezelschap
houdt, dat komt omdat het lente is. DM
zie je ook aan de dartele lammetjes in de
wei, aan de stekelbaarsjes in de sloot, aan
de madeliefjes op het land en je voelt hcj
aan je hart, omdat het zoo blij is nu he
fijne, fijne weer weer komt.
Beste jongens en meisjes, voor vandaa -
moet ik eindigen, niet omdat het me ver
vee tl met jullie te praten, maar omdat e
klokje van gehoorzaamheid weer geslage^
heeft en het andere werk voor de kran
wacht.
Tot volgende week dus, dan sch.ro
alleen m'n vriendjes en vriendinnetjes
buiten de stad. Mijn Heldersche vriend]
wachten tot over twee weken. Dag, ho
Kindervriend.