Beste jongens en meisjes. Kindervriend. Stan Bolevan en zijn honderd kinderen. Hij kon uit steen karnemelk persen. Een oud sprookje. Op dit oogenblik, nu ik aan jullie begin te schijven. gaan net de schooldeuren open voor de Paasvacantie en Jullie stor men juichend naar buiten, de vrjjheid te gemoet. Hè, wat een heerlijkheid, de zon schijnt er zelfs feestelijk door. Ja, m'n wens zal nog uitkomen dat jullie een fijne vacantle zult krijgen, met heerlijk zonnig weer. Ik hoop het, want ik verlang ook naar zonnige Paasdagen, zon van binnen en zon daar buiten je huiskamer op de straat en op het water, over de duinen en over de bossen. Jongens en meisjes, ik wens jullie tien lange dagen zon. Deze week was de gelukkige winnares van het boek: Fransje van Engel, Kanaalweg 70. Jtj bent bepaald voor het geluk geboren, Fransje, want het is ongeveer vier maan den geleden dat je ook een boek won. Wat begint jouw Paaachvacantie dus fijn. Waat niet alleen is je fiets weer voor de dag ge komen, maar als het regent kan je je nu in je eigen, eerlijk gewonnen boek verdie pen, en dan schijnt de zon weer. -totale Meuwenhuizen, Zeist, Na tuurlijk. dat zou ook wat moois zijn Bet- sie, als je liever in Zeist was dan b(j je moeder, maar ik ben er zeker van dat als je er twee. drie weken bent, dat Je het zó fijn vindt, dat je er tegenop ziet dat de ï.id ueer begint te komen dat je naar huis moet. En dat je zes boterhammen moet eten dat is nu juist wat je nodig hebt Ik doe natuurlok graag de groeten aan alle vriendjes en vriendinnetjes van je. Als Je straks in Den Helder terugkomt herken nen ze je vaat niet meer. zo dik ben Je geworden. A'oUJe Boot, De Waal (T.).— Dat was nu juist een fijne fiets voor Jullie. Nellle, dat oude karretje waar Cisca van de week mee aankwam. Je trapte en trapte, maar kwam niet vooruit en rolde natuurlijk om van het lachen, want dat kunnen Jullie daar op Texel, de d(jk davert er hier soms van. Prettige feestdagen, hoor! Harrv du Porto, De Waal (T.) Zo kleine dierenvriend, jij bent natuurlijk blij J"?1 Z°'n Jon*e konijntje» ver- nkt bent, wat fijn dat dat moederkonijn zo goed voor haar kleintjes zorgt, hè, en haar eigen haren plukt om een warm holletje te maken voor haar kindertjes. Ja. zo houdt nu een moeder van haar kinderen, 't is wat I"k ^*urt' 'tat «n arme moeder haar eigen boterham aan haar kleintjes gaf. Je moe^ me volgende week maar eens vertel- len hoeveel konijntjes je er nu btjgekregen v/Jr? d" - Dat wa« aardige «-P,. Ciaca, toen je brief openge- scheurd werd, viel de foto met twee lachen de meisjesgezichten op tafel. Ik moest eens w J! brief köken wle het meisj« naaa. Nanie was, want Nanie kende ik al en nu ken ik jou du» ook. Een meisje met polka haar en lachende ogen: als ik door De Uaal kom. dan zal ik je wel eens op je schouder kloppen en dan kom ik eens bij jullie binnenwippen, hoor. Marta du Porto. De Waal (T.) Ja, dat is een wondermooi gezicht, Martha, zo'n kunstmoeder, met z'n massa levende, pie pende en krioelende kuikentjes. Je kon er niet lang genoeg naar kijken, denk ik. Wat Jammer dat je kleine naamgenootje in het ziekenhuis ligt, 't is maar te hopen dat ze weer gauw thuis is dan mag Jt haar wel een klein beetje verwennen. Wat leuk dat die fotograaf jou ook vereeuwigd heeft en Jij lacht ook al en hebt ook al polka-haar. Zonnige feestdagen, hoor. Dina Wismeycr. Dinsdagmiddag om kwart vóór zes ben ik thuis. Dina. dus als je dan even komt om afscheid te nemen, da:, kan Je meteen de kinderen nog even zien voor je vertrek naar Indië. Als je terugkomt, by gezondheid, dan ben jij groot en doet natuurlijk niet meer aan de raadsels mee, en mijn drietal is dan al op school. Dus tot Dinsdag. Fletje Kreyger. Voo.* fijne verrassin gen hebben ze voor jou gezorgd, Fietje, op Je verjaardag, 't Is toch jammer dat het maar eens per jaar is zo'n dag, zulke ver rassingen moest Je minstens driemaal per jaar hebben, dan kon je het hele jaar door bonbons snoepen, tot je er pijn in je buik van kreeg. Lleny v. Loplk, Rotterdam. Ja, na tuurlijk, dit briefje gaat naar Rotterdam, dat lees je in de huiskamer bij Mary Leys, Lieny. Samen zitten jullie misschien over 't Juttertje gebogen en jouw hoofd is nog vol van al wat je gezien en genoten hebt, maar nu gaan even Je gedachten naar Den Helder en je denkt aan je nieuwe broertje, waarmee je deze week verblijd werd. Je kan je bijna niet indenken dat dat nog maar vier dagen geleden is, zooveel heb je ge zien,'t lijkt of je al twee weken in Rotter dam bent. Nu ik moet stoppen, hoor, de hartelijke groeten aan wie en haar fami lie en nog heel veel plezier, daar in die grote stad. Antie Keiman. Hé, ik word gewoon een beetje jaloers op die fijne wandelin gen die jij met je vader maakt, Antie. Ik wilde dat er maar een fietaweg naar Texel was. dan kwam ik er ook vast veel in m'n vrije tijd wandelen, want ik vind het er fijn en m'n kindertjes zouden met jullie op de bomendijk kunnen spelen en „land kunnen veroveren" en nu ga jij fijn met je vriendinnetjes Dij o.-na logeeren, da» is zeker wel een heel vriendeltjke oma. dat ze zo maar drie meisjes tegelijk kan hebben. Veel plezier in „Rozenlust", jam mer dat de rozen nog niet bloeien. larie Leys en Lleny v. Loplk, Rotter dam. Dit is een briefje voor jullie twee tjes, want vanmorgen vond ik Jullie ge meenschappelijke brief en dus haast ik me jullie nog een paar regeltjes te schrijven. De envelop, met het adres van a*zender waar je .iets blzonders" van gemaakt had, heb ik tot m'n spijt met gezien. Ik wens jullie heel. heel veel plezier, hoor. Jongens en meisjes, nu zou ik graag nog wat met jullie doorbabbelen, maar de tijd, waarvan jullie je deze tien dagen niets aantrekken, vraagt m- ander werk te doen. Ik zet hier dus een punt Tot volgende week, dan schrijven alleen m'n vriendjes en vriendinnetjes van buiten de stad, tenzij er in de stad ajn die me iets hebben mee te deelen dat geen week kan wachten. Nu, tot volgende week, en nogmaals, een fijne vacantle, ook als het weer min der mooi mocht worden. „Wat geef je me, wanneer ik de draak verjaag?" Toen antwoordden de herders: „Dan krijg j« een derde van onze kudde". De boer zei: „Top!" Hij wachtte tot middernacht, en toen kwam de draak. Hij zag er verschrikkelijk uit, en het aller-allerliefste was de boer weggelopen. Maar toen dacht hij aan zijn kinderen, die honger hadden en hij bleef. En toen de draak naar de kudde toe ging, riep de boer dreigend: „Pas op. Ik waarschuw Je! Blijf van die kudde af, zeg ik je!" De draak stond stil en vroeg: „Nou, wat nou?" vro«g de Naverteld door. GERDA HELDRINK. Daar was ereiseen boer met zijn vrouw, die honderd kinderen hadden. En ze waren gelukkig. Maar natuurlijk kwa men er zorgen. Want al die kinderen wil den eten, en al gauw was cr geen eten meer. Toen zei de boer tegen zijn vrouw: „Ik wil alle kinderen houden. Het zijn er heus niet te veel!" en de vrouw zei: ,„Er is voedsel genoeg. Ga dat maar zoeken!" Toen ging de boer de wereld in. Aan het eind van de wereld gekomen, zag hit een groot veld. Op dat veld weidden veel schapen, die gehoed werden door herders. De boer ging naar hen toe en de herders vertelden hem treurig, dat er elke dag een draak kwam. en een schaap stal. Toen werd opk de boer treurig. Maar ten slotte vroeg hij: De boer werd toen moedig en zei: „Ik I ben Stan Bolevan, de Sterke, die 's nachts rotsen eet. Kom niet aan de kudde, want dan zul je nog niet gelukkig zijn!" Zo had nog nooit iemand tegen de draak gesproken. Hij werd een beetje bang, en hij zei niet heel hard: „Vecht met me!" „Dat zul Je wel laten!" riep de boer. Dat zou je erg slecht bekomen, meneer tje!" en hij nam uit zijn zak een witte kaas en sprak: „Zie je deze steen? Kun Je soms kar nemelk uit een steen maken?" De draak nam een steen in de handen en drukte hem samen. Toen werd de steen tot stof. Maar er kwam geen druppeltje karnemelk uit. „Het gaat niet," zei de draak geërgerd. „O. zo." zei de boer, „dat dacht ik wel. En nou ik" en hij drukte de kaas sa men. En daar stroomde de karnemelk. „Zie je, zó gaat dat!" riep de boer. Nu werd de draak nog banger. Het liefste was hj) er vandoor gegaan. Dat merkte de boer en hij zei: „Hier blijven, zeg ik Je! Ik moet nog een woordje met Je spreken". Toen werd de draak als het, kon nog banger en zei zachtjes: „Zeg, luister eens. Ik moet je wat zeg gen. Mijn moeder zoekt iemand, die haar in de huishouding kan helpen. Iemand die sterk is, zie je. Een jaar is bij ons drie dagen, en voor iederen dag krijg j« zeven zakken vol ducaten. Wil Je dat wel?" De boer rekende: drie maal zeven zak ken, eenentwintig zakken met ducaten. Die kon hfl goed voor zijn kinderen ge bruiken. Daarom antwoordde h(j: „Goed, dat wil lk wel!" Toen ging hij met de draak mee naar de drakenmoeder. De draak zei tegen zijn moeder: „Ik heb een sterke man gevonden, die rotsen eet." De drakenmoeder antwoordde: „Ik zal wel met hem klaar komen!" Zo werd de boer knecht bfj de draken- moeder. De eerste dag zei deze: „werpt knotsen." De draak gooide zijn knots drie mijlen ver. De knotsen waren zó zwaar, dat de boer met zijn honderd kinderen er één niet zou hebben kunnen opheffen. De boer stond daar en keek naar de vaan. „Waarom kijk Je toch zo naar de maan?" vroeg de draak. „Ik wacht tot de maan voorbij is. An ders komt mijn knots op de maan neer!" Toen werd de draak bang. „Ik zal de knots wel gooien", zei hij. „Nee." zei de boer. „ik wil mijn werk zelf doen." 1 „Laat m|j het nu maar doen.' Ik zal je zeven zakken met ducaten geven" te de draak. „Nou vooruit dan maar," «afwoei boer. ra<« ij, De volgende dag zei de drak.n tegen hen beiden: „Ga water halen". Aan elk twaalf reuze groote waterzakken ter in te halen. De draak nam de°m *a' en vulde ze bij de put gekomen ter. Voor Stan waren de lege zakt *1" al te zwaar. Hij was bang. dat d merken zou, dat hy de zakken n-et^ kunnen dragen en daarom begon h i zijn mes by de put in de grond te ren. „Wat doe je daar toch?", draak „Huh! Wou je dat lk die twaalf zakken droeg? Ik draag toch lievermT een de hele put mee, dat is toch v«, makkeiykerü" 1 De draak trok zyn wenkbrauwen oo was zeer verbaasd. Maar de put stond al vele jaren! (t „Zeg", zei hy. „Laat ik nu maar vw zakken dragen en laat de put dan staat* De boer zei, dat hy daar niet veel vM. voelde. Maar eindelijk vond hy het gJ toen de draak hem weer beloofde onn zakken ducaten te geven. Bj En dus droeg de draak al het wat» alleen. Op de derde dag moesten ze hout uif het bos halen. De draak ging er al met een met hele bomen van door. Maar Stan klom in een boom en bond twee toppe aan elkaar. „Wat doe je nu weer?" vroeg «j« druk verbaasd. „Ik neem meteen het hele bos mee. Het Is toch geen doen, één voor één." Toen schrok de draak en hy liep hart weg. In de verte bleef hy staan en hy smeekte zyn knecht toch alsjeblieft het bos te laten staan. Bevend van angst zei de draak: „Ik geef je zeven maal zeven nicv»n ducaten. maar laat lk toch de bomen mo gen meeslepen". Stan lachte in zyn vuistje: hy vond het best! Na die drie dagen was dus een mensen jaar om. Maar de drakenmoeder was gie rig. Ze zei tegen haar zoon: „Ga vannacht naar de kamer van die man. en sla hem zyn hoofd kapot, adat hy niet meer wakker wordt". Gelukkig hoorde de boer deze woorden, en voordat hy ging slapen 's nachts legde hy een varkenstrog op het hoofdeinden: zyn bed, en ging toen eronder liggen - onder het bed bedoel lk. 'e Nachts kwam de draak aangeslopen en sloeg zó hard op de varkenstrog, da! het kraakte. De volgende morgen kwam Stan In de kamer waar de draak en zyn moeder ten en zei: „Goede morgen". Toen vroeg de draak: „Hoe heb je ga- slapen, Stan?" en de boer anwoordde: „Heel goed, slechts éénmaal, terwijl droomde, leek het me alsof een vloo ln het voorhoofd beet". Toen kreeg drakenmoeder óók angst voor de boer Gauw vulde ze de zakken met ducaten De draak vroeg aan Stan: „Waar denk Je aan?" „Ik dacht of het niet beter zou zyn. neer lk nog een jaar by jullie bleef. An ders zeggen ze thuis: „wat is Stan zw»« geworden, dat hy maar zoo weinig r®* meegebracht heeft. Hy is zo zwak al» «- draak". Toen schrokken de draak en zyn der. Ze wilden hem zeven maal zeven ken goud extra geven, als hy maar gin?- „Ik zie wel, dat Jullie me niet hier houden. Dan zal lk ook maar ga*" de boer. „Maar de draak moet myn ken dragen, want anders schaam il( te veel!" Gauw pakte de draak alle zakken °P en vloog met Stan door de lucht. Toen ze by Stan's huis aankwamen, ze met de eerste zak op de grond n zetten, kwamen de kinderen uit hm' vorken in hun W» hold, met messen en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 14