TT IHIOEBCJ De onbekende gever AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN Aan het graf van Buffalo Bllls. FEUILLETON. Populaire Rubriek door VERA CRAMER - TER INLEIDING. In deze nieuwe rubriek, geachte lezers (es- gen) zuller wij voortaan gezamenlijk ons bezig houden met de belangen onzer kin deren. Men heeft deze eeuw wel eens spot tend „de eeuw van het kind" genoemd, maar zij heeft het kind zeer veel sombere dingen gebracht. Er valt in de wereldhis torie nauwelijks een tijd aan te wijzen, wel ke zoo chaotisch was op allerlei levens terrein, als de onze is. Overal verwarring en chaos, in het economische en geestelijk leven van den enkeling en de massa. Jaar in, jaar uit, hopen wij op verbetering, op kentering, op het aanbreken van betere tij den en het doorbreken van het licht, doch nog altijd gaat een geheele wereld gebukt onder een allesomvattende crisis. Duizenden kinderen hebben nooit hun ouders zien werkei. en groeien op met de rampzalige idee, dat ook zij straks aan het stempelbureau zullen moeten wachten op het afroepen van hun nummer... De verwarring in het denken en handelen der volwassenen oefent een noodlottigen in vloed uit op onze jeugd. Het niet slagen in de wereld, het lot van duizenden op het oogenblik, ontneemt de jeugd alle energie en arbeidslust. Zij ziet hoe menschen met een zak vol diploma's of krachtige armen aan het lichaam tot nietsdoen gedoemd zijn en verliest mèt de volwassenen de over tuiging, dat de wereld hen ooit noodig zal hebben. Onverschilligheid, slapheid in denken, willen en handelen zijn de duidelijk op te merken gevolgen. De onderwijzers klagen over de geringe belangstelling der school gaande jeugd voor het onderwijs. De bal dadigheid en verwildering der niet-meer leerplichtige jeugd neemt onrustbarend toe. Straatschenderij, kleine en groote verduis teringen, zedendelicten enz. zijn aan de orde van den dag. Vooral onder de jongens van 1417 jaar neemt dit verschijnsel een bedenkelijken omvang aan Bij de meisjes treden deze verschij selen in belangrijk mindere mate op. Zij toch vinden meestal direct na het verlaten der school een werk kring op atelier, kantoor, fabriek of in de hulshouding. De moeilijkheden, tengevolge der veran deringen in lichaam en geest tijdens de pu berteitsjaren. vereischen in normale tijds omstandigheden alle aandacht der ouders. Door het stellen van een doel, het ver schaffen van een werkkring, het voorhou den van een ideaal worden in die jaren de jongens over deze moeilijkheden heen ge holpen. Maar wat heeft men thans om de jeugd aan te bieden...? Zoo staan wij dan voor het ontzaglijk moeilijke jeugdprobleem in onzen tijd. Hier bij komt dan nog de overtuiging, dat er straks nog meer van de jeugd geëischt zal worden, dan eens van ons geëischt werd. Geen verbazing behoeft het dan ook te wekken, dat talrijke ouders met angst en droefheid de toekomst hunner kinderen tegemoet zien. Begrijpelijk is het tevens, dat de belangstelling door den nood der tij den, voor het probleem rond de jeugd zeer toeneemt. En er is een groeiend verlangen naar ordening en gezag, naar bevrijding Van den ontstanen chaos in het economi sche en geestelijke leven. Hierbij is leiding noodig. Want we hebben nog te veel, elkaar tegenwerkende krachten. Tegengestelde krachten leveren in de techniek onmisbare draaiende beweging, in de opvoedkunde kunnen wij dit „draaien" echter niet gebruiken. Hier heboen wij en kel en alleen gelijk gerichte krachten noodig. Wij stellen ons voor in deze wekelijksche bijdrage gezamenlijk te zoe ken naar deze" gelijkgerichte krachten en de beproefde wegen, welke tot het doel leiden, door ieder ouderpaar zoo vurig gewenscht, n.1. voor het kind een zoo groot mogelijke kans van slagen in het leven. Wij zullen daarbij onze oogen niet sluiten voor de fou ten, welke bij ons, ouders en opvoeders, volwassenen liggen. We willen openhartig de dingen bekijken, wetende te werken aan de toekomst van het kind, eenmaal het volk. Zooals in het voorjaar de hovenier het doode hout en de wilde takken uit de hoo rnen verwijdert, willen ook wij, waar noo dig, het snoeimes er in zetten. Wij houden ons aanbevolen voor op- en aanmerkingen, welke ten goede zullen ko men aan deze rubriek, terwijl eventueele vragen van lezers hier of zoo r.oodig per brief, door ons beantwoord zullen worden. Men adresseere de correspondentie aan V EEK ATTëtracttewairaitblad— j 'v OVEEKA. EEN CONTRACT UIT 1728. In het jaar 1728 vroeg de markgraaf von Ausbach de hand van de Pruisische koningsdochter Frederika Louise. Nadat er een tijd lang onderhandeld was en de prinses den koning haar verlangen ken baar had gemaakt, om met den mark graaf in het huwelijk te treden, zei deze haar: „Nu, God schenke u geluk en ze gen! Maar luister eens Louise, we zullen tevoren een contract met elkaar sluiten. Jij hebt in Ausbach goed meel, maar niet die beste ham en worsten en evenmin in zoo'n overvloed als hier in het land. Ik eet graag goede pasteien. Je moet me dus van tijd tot tijd meel sturen en dan zal ik je heerlijke ham en worsten zenden!" Dit contract werd door de dochter met genoegen aangenomen en nagekomen. Waar zijn de tijden gebleven, dat de vor sten nog maar alleen aan hun maag dachten New York, April 1935. Na een zesdaagsche autoreis hadden wij den bijna 2000 mijl langen afstand tusschen New-York en Denver afgelegd. Voordat wij tegen den avond de hoofdstad van Colorado binnenreden, zagen wij in het blauwe licht van de beginnende sche mering de geweldige keten der Rocky Mountains, wier toppen, hoewel ze zoo hoog zijn, als de Alpen, volkomen zonder sneeuw waren. Aangezien Denver bijna 6000 voet boven den zeespiegel ligt, stak de Augustuszon, die in de staten Missouri en Kansas bijna ondraaglijk was geweest, niet meer zoo onverbiddellijk. Het moei lijkste gedeelte van de reis scheen achter ons te liggen, wij verheugden ons erop, door de Rocky Mountains met hun top pen en rivieren met hun Canyons en bos- schen te kunnen rijden, in welke de figu ren van Karl May zooals Winneton en Old Shatterhand gewoond hadden. Toen ik 's avonds in het hotel op de kaart keek, ontdekte ik ook een weg, die naar den 14.260 voet hoogen Mont Eva-ns leidde. Het eerste gedeelte van de straat, van Denver tot Bergen Park was als „uitstekend", het gedeelte tot aan Echo Lake, dat aan den voet van den berg lag, als „goed", de eigenlijke weg naar den top als „minder goed" vermeld. Aangezien in het Oosten van de Ver- eenigde Staten op bijna alle straten, die op een kaart aangegeven' staan, zonder moei lijkheden gereden kan worden, besloot ik met mijn reisgenoote het beklimmen den volgenden dag te wagen, zonder dat ik bij de inwoners van het' plaatsje naar de hoedanigheid van de wegen in de bergen nauwkeuriger informeerde. Toen wij in de vroegte wilden vertrek ken brak een veer van den auto. De nood zakelijke reparatie duurde tot bijna 12 uur 's middags. Volgens onze berekening moesten wij tot den top van den Mount. Evans ongeveer 50 mijl afleggen. Bij vol komen helderen hemel begonnen wij daar om, ondanks het oponthoud, toch nog onze reis. Na een korten rit, lag het voorgebergte voor ons. De weg werd slechter, toen wij den ongeveer 8000 voet hoogen Lookout Mountain beklommen. Op den top zagen wij tusschen een prachtig bosch met hoog- stammige boomen een groot houten huis, dat in de stijl van de blokhuizen van het Westen gebouwd was. Niet ver ervan ver wijderd, woei op een kleinen heuvel naast een met rasterwerk omgeven plek de Amerikaansche vlag. Aangezien het half twee in den middag was geworden, rust ten wij een poosje en gingen naar de met rasterwerk omgeven plek. Tot onze ver bazing bemerkten wij, dat wij aan het graf van Buffalo stonden. In het blokhuis was een klein museum. De laatste padvinder had volgens zijn wensch boven den Lookout Mountain met zijn echtgenoote en zijn stiefzoon, de laat ste rustplaats gevonden. Buffalo Bill kon zich geen mooiere plaats wenschen. In het Oosten keek men door een grootsche poort, die door de in bruine en roode kleu ren schitterende Canjon wanden ontstond op de door de Augustus-zon beschenen hoogvlakte van Colorado, die een der laatste jachtterreinen der Indianen ge weest was. In het Westen echter lagen Het gesprek kwam op onbekends gevers en hoeveel gepuzzel en hoofdbrekens zij menigmaal hun gunstelingen veroorzaken. „Ja, daar heb ik ook eens een staaltje van ondervonden", merkte mevrouw Van Heusden op en draaide glimlachend aan de prachtige, gouden ring, die zij aan haar linkerhand droeg. „Toe, vertelt u dat eens", verzochten wij en kwamen nieuwsgierig dichter om haar heen zitten. Wij zaten op de veranda van een klein landelijk villaatje. Beneden aan het strand sloegen de golven van het kleine meertje tegen den witten aanlegsteiger. Een vrien delijke maan keek glimlachend op ons neer, ergens verweg in het dorp zong een luid spreker zijn lied. *Het gebeurde", zoo begon mevrouw van Heusden naar verhaal, „nu al heel wat ja ren geleden, maar ik kan mij alles nog als den dag van gisteren herinneren". Ik woonde destijds in München, in een klein pension niet ver van den Engelsehen Tuin. De eigenares, een lieve, oude dame, die in haar jeeugd zelf ook geschilderd had, en voor de kunst en haar volgelingen een warm hart had, had mij op zeer bescheiden condities in haar huis opgenomen en ik had 't ook uitstekend naar mijn zin. Over dag ging ik in het atelier van Professor W. schilderen en 's avor.ds wijdde ik mij over het algemeen aan mijn vrienden. Van de overige pensiongasten kreeg ik dus weinig te zien, alleen met de oude dame Biber heette „e, Angèlica Biber was ik de beste vrienden geworden. Ze legde voor mijn werk het grootst mogelijke begrijpen en medeleven aan den dag en wij hadden menig prettig gesprek met elkaar. Op zekeren avond ze zat juist weer bij me en we hadden vol vuur over de nieuwe tentoonsteling in de Kunstzaal gediscus sieerd, hoorde ik in de aangrenzende kamer die reeds geruiipen tijd leeg stond, leven en beweging, alsof iemand daar heen en weer liep en bezig was het een of ander te doen. Ik keek mevrouw Biber vragend aan. Ze knikte, een weinig verlegen naar het mij toescheen en er gleed een haast onmerkbare glimlach over haar gelaat. „We hebben er een huisgenoote bij gekre gen," zei ze en keek peinzend langs mij heen het raam uit, „een klein schilderesje, dat hier vreemd is in de stad en hier eerst een beetje uit komt rusten. Ik hoop, dat je goede buur voor haar zult zijn, zul je?" Ik knikte. Natuurlijk zou ia een goede buur zijn voor het arme wurm. Want dat het een arm wurm was, daaraan twijfelde ik geen oogenblik. Pension Biber had reeds menige verdwaalde vogel onderdak ver schaft en dit geval zou zeker geen uitzon dering op den regel zijn. Voorloopig kreeg ik nog geen gelegen heid om mijn buurvrouw mijn vriendschap pelijke gevoelens te bewijzen, want in de eerste dagen hoorde of zag ik niets van onze nieuwe gast. Als ik thuiskwam, was ze blijkbaar al naar bed en alleen een paar nederige scnoentjes voor de deur verrieden haar aanwezigheid. Ik had zoodoende nog heelemaal geen voorstelling van haar en toen ik op zeke ren dag op de trap een groot, slank meisje tegenkwam, meende ik al, dat zij het was. Doch heel spoedig daarna, toen wij aan elkaar voorgesteld werden, bleek, dat ze een klein sierlijk ding met heldere bruine oogen was, die eenigszins aan die van een ree deden denken. Mevrouw Biber noemde haar daarom ook nooit anders dan het „reetje"; maar in wer kelijkheid heette ze Scholtz, Hannelore Scholtz, en ze kwam ergens uit het Olden- burgsche vandaan. Dat was alles, wat ik van haar afwist en ik ben ook nooit meer iets over haar te weten gekomen. Ik hield mij, zooals gezegd, over het al gemeen zeer weinig in het pension op en hoorejg altijd alleen maar van mevrouw Bi ber, hoe schuw het reetje was en hoe ze heelemaal geen contact met de overige gas ten kon vinden. Ze had haar aan tafel al speciaal naast de jonge Andreas gezet en het was altijd met een vooropgezette be doeling, als mevrouw Biber twee menschen naast elkaar zette maar ook hij had haar tot dusverre nog niet aan het praten kunnen krijgen. Ze was eenzelvig en geslo ten en ging blijkbaar gebukt onder een hei melijk verdriet. In die dagen gebeurde het, dat ik door een verkoudheid gedwongen was mijn ka mer te houden en daar kreeg ik toen einde lijk de gelegenheid, iets meer var het reetje te hooren. Rusteloos liep ze in haar ka mertje op en neer, van de deur naar het raam en van het raam naar de deur, en meermalen meende ik zooiets als een onder drukt snikken te hooren. (Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 5