Buitenlandsch Overzicht.
WEL KOM THUIS
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
BINNENLAND
eerste blad
DONDERDAG 16 ME' 1935
63ste JAARGANG
Het Italiaansch-Abessijnsch geschil een pen,bel geval voor den
Volkenbond. - Koek en ei tusschen Frankrijk en Rusland. -
Na het einde van de Balkanconferentie.
COIFFEUR POUR DAMES
SALON MANSHANDEN
De Duitsche Rijksdagzittting.
Italië en de Abessijnsche
kwestie.
Italië 8 a 9 honderdduizend man
onder de wapenen.
Na den dood van
Pilsudski.
De Ned. Omroepzender
Maatschappij.
Schietpartij aan de Duitsch-
Nederlandsche grens.
Desiderata van drie centrale
landbouworganisaties.
wy ontvangen afschriften van vier adres
sen, door de drie centrale landbouworgani
saties, t.w. den christelijken Boeren- en Tuin-
dersbond in Nederland, den katholieken Ne-
derlandschen Boeren- en Tuindersbond en het
Koninklyk Nederlandsch Landbouw-comité
aan de regeering gezonden.
De Italiaansclv
Abessijnsche
angel
Frankrijk'
Rusland.
De Balkan
conferentie.
De wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
V.
-
COURANT
JT naanden bU V00rUltbet-: Heldersche Courant t 1.50; Koegras,
12, Zu ZWld' W'eringen e" Texel f binnenland f 2.-.
landen' f 3.20. "losse" nos"4 ?ct T ma"
y hikIm ii p* p 6 ct Weekabonnementen 12 ct.
M7a f0'70, f0-70'fl- Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, fl.50,
VerachyntDinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
Redacteur; P. C. DE BOER
Uitgave N.V. Drukkerij v/h. C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16068.
ADVERTENTIE N:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meeled, (kolombreedte als redaction. tekst)
dubbele prys. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) by vooruitbetaling
10 ct. per regel, minimum 40 ct.; by niet-contante betaling 15 ct. per regel,
minimum 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder nummer;
10 ct per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct
Italië bezorgt Europa
heel wat last met z(jn
optreden in Afrika en
Mussolini heeft dezer
dagen duidelijk gezegd,
dat de mogendheden
zich niet hebben in te laten met het experi
ment van Italië. Het kan nog een onaange
name geschiedenis worden, met complicaties
voor Europa.
De Abessynsche kwestie wordt met den
dag neteliger schreef de „Nw. Rott. Crt."
Dinsdag in een hoofdartikel. Het is te hopen,
dat Europa wykt voor den zachten drang
van Londen en Parys, vóór deze drang zoo
krachtig wordt, dat het prestige van Italië
ermede gemoeid raakt. Want men weet, als
het prestige van staten, in het bizonder van
groote mogendheden, In het gedrang komt,
ia geen offer te zwaar. Daarvoor waagt men
desnoods de noodlottigste avonturen.
Engeland en Frankrijk hebben dezen keer
eens niet de Oost-Indisch dooven gespeeld,
zy kennen uit eigen, beschamende herinne
ring, maar al te goed de voorwendsels, waar
mede men een kolonialen veroveringsoorlog
te voren goed praat Uit zekere argumen
taties van Italië moeten zy hebben opge
maakt, dat Rome het ernstig ging meenen.
Als een groote mogendheid zich zoo vol
(jver toont, een taak op zich te nemen, ter
handhaving van de humaniteit dan is het
als wanneer de vos de passie predikt Dan
moet men oppassen, als men tenminste niet
te voren met die mogendheid heeft afgespro
ken, dat zy haar gang mag gaan. Dat is in
deze aangelegenheid echter niet gebeurd. Het
is zelfs omgekeerd. Er bestaat een overeen
komst tusschen Engeland, Frankryk en Italië,
die de zelfstandigheid van Abessinië waar
borgt.
Het prestige van den Volkenbond komt
nu langzamerhand heel ernstig in het
geding. Begon Italië een oorlog tegen
Abessinië, dan zou Genève een zeer zware
- verantwoordelijkheid daarvoor dragen.
Tweemaal reeds hebben de Abessiniërs hun
geschil met Italië daar voor behandeling aan
gemeld; tweemaal heeft men hen af gepoeierd
onder voorgeven, dat het geval heel goed
zonder den Volkenbond kon worden geschikt.
Formeel was dit juist.
Als het nu misloopt, is Genève in verzuim,
en ks tevens de Engelsche regeering tegen
over de gevoelige openbare meening in het
eigen land in een weinig benijdenswaardige
positie. Immers, leder weet daar, dat Sir
John Simon, toen hy zoo afwyzend optrad,
dit voornamelijk deed uit vrees, een geschil
onder oogen te zien, waarin Downlng Street
beschikt over een rapport van Engelsche
ambtenaren, die ooggetuigen zyn geweest by
het gebeurde te Walwal, en die dit geheel
ten laste van de Italianen leggen.
Zal werkelijk biyken, dat de Volkenbond
niet schroomt voor een poging om zelfs een
Afrikaanschen staat aan zijn recht te helpen?
Stokman Bossestr. 05-Tel. 514
PERMANENT-WAVE 2.50 en 3.50
Ten opzichte van China tegenover Japan
heeft men het ten minste geprobeerd. Meer
kon Genève niet doen. Het beeft er het lid
maatschap van een groote mogendheid voor
opgeofferd. Rukt Italië Abessinië binnen,
dan is dat voor den Volkenbond oneindig
veel erger. Dan is het handvest geschonden
door den Volkenbondsraad zelf, die uit vrees
voor onaangenaamheden een kwestie te licht
heeft willen opvatten. Dit moet voorkomen
worden.
Laat ons hopen, zoo besluit het blad zijn
artikel, dat Frankrijk en Engeland erin sla
gen, de vreedzame oplossing tot stand te
brengen, die zy aan den Volkenbond ver
schuldigd zijn. Ook voor Italië zelf.
Wy kunnen niet inzien met welk zedelijk
recht en met welke politieke kansen dit land
de Donau-conferentie bijeen zou kunnen roe
pen, als het tegelgkertijd de zelfstandigheid
van Abessinië aantast. Het zou in leder ge
val een slechts moment daarvoor gekozen
hebben.
Het is op het oogen-
blik, tusschen Frankryk
en Rusland, koek en ei,
Waarschynlyk zou de
verhouding nooit zoo in
tiem geworden zyn als Frankrijk in Rusland
niet een machtige deelgenoot zag voor het
Duitsche gevaar en Rusland in Frankryk niet
een krachtige steun meende te vinden in de
dreiging uit het Westen. Zy hebben elkaar
dus gevonden in de vrees voor eenzelfde
gevaar. Het gemeenschappelijk gesloten ver
drag houdt in gemeenschappelyken steun.
Laval is, zooais wy Dinsdag reeds meedeel
den, naar Moskou gegaan, tot onderteeke-
nlng van het verdrag. Natuurlijk is de Fran-
sche minister van buitenlandsche zaken met
de noodige strijkages door de heeren in Mos
kou ontvangen en zyn by de diverse diners,
die nu eenmaal aan de plechtigheid vooraf
gaan en er op volgen, tal van speechen ge
houden. Van een daarvan geven we hieronder
een uittreksel;
Litwinof heeft in een tafelrede gezegd:
„Wy kunnen met de krachtigste overtui
ging verklaren, dat het verdrag, dat wy ge
sloten hebben een instrument des vredes is.
Het byzondere karakter van dit verdrag
wordt bepaald door het feit, dat de deel
nemers bezield zyn door het oprechte en
vurige verlangen, dat de noodzakelykheid om
het in toepassing te brengen zich nimmer zal
voordoen.
De verwezenlijking van dit doel zal moge-
lijk gemaakt worden, doordat het verdrag
getuigenis zal afleggen van den krachtigen
wil van twee machtige Europeesche staten
om vrede actief en materieel te handhaven.
Een andere eigenaardige trek van het ver
drag bestaat in het feit, dat het niet alleen
niet gericht is tegen welken staat ook, maar
dat het ook de toetreding niet uitsluit van
diegenen, die belang zouden hebben bij de ver-
wezenlyking van hetzelfde doel.
Vredesinstrument op zichzelf, draagt het
verdrag er te zelfder tyd toe by, om een
ander reeds bestaand vredesinstrument te
versterken en te verscherpen. Ik spreek van
het pact van den Volkenbond, waarvan ons
verdrag een noodzakelijke aanvulling vormt.
Wy zijn gelukkig de goedkeuring, sympathie
en hooge waardeering te kunnen constatee-
ren, waarmede het verdrag begroet is door
alle staten op enkele uitzonderingen na en
door alle oprechte vrienden van den vrede".
Litwinof eindigde met de hoop uit te spre
ken, dat de onderteekening van het verdrag
niet de voltooiing, maar het begin zou zijn
van een samenwerking tusschen de Sowjet-
unie en de Fransche republiek, om alle naties
een rustige ontwikkeling te verzekeren onder
de voorwaarde van een onschendbaren vrede.
Laval antwoordde: ,,De termen, waarin gy
de politiek van de Sowjetunie omschreven
hebt, bewijzen het diepe verlangen van de
volkeren der Sowjetunie om van hun kant
deel te nemen en de verantwoordelykheid te
aanvaarden voor de organisatie van de veilig
heid in Europa. In gelijkheid hebben wij
onderhandeld, in gelijkheid hebben wij het
verdrag gesloten, verantwoordelijkheid en
voordeel, hebben wij gemeen. Ik uit den
vurigen wensch, dat andere landen hun hulp
zullen verleenen aan den vreedzamen opbouw,
die noodzakelijk blijkt".
De Balkanconferentie
behoort tot het verle
den. Het officieele com
muniqué meldt o.m.:
De raad van de Balkan Entente heeft van
10 tot 13 Mei onder voorzitterschap van den
Roemeenschen minister van buitenlandsche
zaken Titulescu 7 vergaderingen 'gehouden.
Hij onderzocht in de eerste plaats grondig
den algemeenen toestand in Europa en
kwam tot de bevredigende conclusie, dat de
toestand op den Balkan geenerlei aanleiding
tot ongerustheid geeft. Geheel in tegendeel is
de raad tot de overtuiging gekomen, dat het
oogenblik voor een versterking en uitbrei
ding van de werkzaamheden van de Balkan
Entente op den Balkan voor de deur staat.
Men kwam algemeen tot het inzicht, dat
de aigemeene en byzondere belangen van de
Baikanlanden slechts door samenwerking
van alle landen zonder uitzondering en in
het byzonder met de Kleine Entente met het
oog op de verzekering van den vrede in
Europa, gewaarborgd kunnen worden.
De raad begroette met vreugde het slui
ten van het Fransch—Russische verdrag van
bijstand, waarin hij den grondslag ziet voor
de toekomstige vormgeving van de veilig
heid in Oost-Europa.
Ten aanzien van de overeenkomst van
Rome is de Balkan Entente bereid, indien
met haar gerechtvaardigde belangen reke
ning gehouden wordt, haar steun te verlee
nen aan de uitvoering hiervan in samenwer
king met alle in het protocol van 7 Januari
genoemde landen. Deze belangen zijn aan
een diepgaand onderzoek onderworpen, dat
niet slechts volledige overeenstemming in
alle kwesties opleverde, maar ook een on
deelbare solidariteit van de vier staten van
de Balkan Entente.
De raad stelde verder vast, dat de nood-
zakelyke voorwaarden voor een gunstige
ontwikkeling van de valuta en dienovereen
komstig een verbetering van de oeconomi-
sche betrekkingen aanwezig waren.
Verder werd het plan van een luchtvaart
overeenkomst goedgekeurd, waardoor gere
gelde luchtverkeerslynen worden ingesteld,
het reizigersverkeer in de lucht wordt ont
wikkeld en samenwerking tusschen de
koopvaardijluchtvloten tot stand wordt ge
bracht.
DER STURMER NAAR BERLIJN?
Voor een nieuwe anti-Jood»che cam
pagne.
Onder het opschrift „anti-semitische con
junctuur" meldt de Berlynsche correspondent
van de Neue Zürcher Ztg., dat „Der Stürmer",
het berucht weekblad van dr. Julius Streicher
binnenkort naar Berlijn zal worden verplaatst
om vandaar uit een groot-scheepsche anti-
Joodsche actie in Noord-Duitschland te begin
nen. Het plan is de oplaag, thans 200.000, tot
500.000 op te voeren.
Uitgesteld tot 21 dezer.
Naar Reuter uit Berlijn verneemt, is de
zitting van den Rijksdag, die op Vrijdag 17
dezer was bepaald, tot 21 dezer (Dinsdag)
uitgesteld wegens de noodzakelijkheid dat
aanzienlijke leden der regeering naar Polen
gaan om als vertegenwoordigers van het rijk
de begrafenis van Pilsudski bij te wonen.
RUSLAND EN DE GEESTELIJKHEID
Het interconfessioneele en internationale
hulpcomité dat onder leiding staat van kar
dinaal Innitzer, deelt mee dat in de Oekraïne
de predikanten Seib uit Dnieppropetrowsk en
Deutschmann uit Hochstedt ter dood veroor
deeld zyn. 27 predikanten bevinden zich in de
gevangenis. De bekende Evangelische geeste
lijke Blrth uit Charkow en de predikant Bau-
raann zyn tot tien jaar dwangarbeid veroor
deeld.
In het geheele gebied der Sowjet Unie zyn
thans nog slechts 20 Evangelische predikan
ten in hun functie.
o
Mussolini heeft gisteren in den Senaat
medegedeeld, dat de rest van de jaarklasse
1912 weer in reserve zal worden opgeroepen.
Met het motorschip Romolo zijn weer 1500
arbeiders, hoofdzakelijk metselaars, uit Ge
nua naar Oost-Afrika vertrokken. Van Sar
dinië zullen 300 vrijwilligers naar Oost-
Afrika worden overgebracht.
Het Stockholmsche blad Svenska Dagbladet
bericht, dat de Zweedsche generaal Virgin,
militair raadsman van den keizer van Abes
sinië, Addis Abeba om gezondheidsredenen
zal verlaten. De overige Zweedsche instructie
officieren zullen hun werk voortzetten.
Op grond van art. 5 van het Italiaansch-
Abessynsche verdrag van vriendschap van
1928 heeft de Italiaansche regeering den
Italiaanschen gezant Aldrovandi Marescotti
en staatsraad Monttagna benoemd tot
scheidsrechters inzake het conflict van Wal-
Wal.
Mussolini heeft Dinsdag voorts in den
Senaat verklaard, dat het voor de vei
ligheid van Italië en zijn koloniën nood
zakelijk is, dat het 8 9 honderdduizend
man onder de wapenen heeft.
Verwachting omtrent de buiten
landsche politiek.
Er is geen enkele reden, om te veronder
stellen, dat de dood van maarschalk Pilsudski
op eenigerlei wijze verandering zal brengen
in Polens buitenlanlsche politiek, zegt de
correspondent van de Times te Warschau.
Zoo luidt het aigemeene oordeel der Engel
sche bladen. De News Chronicle is van mee
ning, dat een verkoeling in de Duitsch-Pool-
sche entente thans mogelijk is, maar een
verbreking is nauwelyks te verwachten. De
Daily Telegraph zinspeelt op het wantrouwen
tusschen Polen en de Sowjet-unie betreffende
den invloed in de Oostzeelanden, vooral in
Lithauen en Pilsudski's antipathie ten aanzien
van Rusland. Het blad zegt, dat de opvolgers
van Pilsudski het vraagstuk misschien met
oen openhartiger en welgezinder geest zullen
behandelen.
De Huizer zender op 1 Juli buiten
bedryf; de zender Bloemendaal biyft
bestaan.
Op grond van eenstemmig advies van de
commissie voor het zendervraagstuk is be
sloten, den zender te Huizen met ingang van
1 Juli definitief buiten gebruik te stellen.
De kerkzender te Bloemendaal blijft met het
oog op het historisch gewordene als uitzonde
ring naast de zenders der Nozema bestaan.
Het ligt in de bedoeling het definitieve zen
dercomplex voor groot vermogen in te rich
ten (max. 150 K.W.), terwyi ook reeds gedu
rende den overganstoestand met den Kootwijk
zender met groote energie zal kunnen worden
uitgezonden.
HET AFTREDEN VAN MINISTER
MARCHANT.
Naar de „Nw. Rott. Crt." verneemt, zal
na terugkomst van H. M. de Koningin uit
het buitenland prof. dr. Slotemaker de
Bruine, minister van sociale zaken, ad inte
rim belast worden met de portefeuille van
onderwys, kunsten en wetenschappen.
DE SPELLING-MARCHANT.
„Vooruit" heeft aan den directeur-generaal
van het onderwys, prof. dr. G. A. van Poelje,
de vraag voorgelegd, of naar zyn oordeel de
besluiten, die minister Marchant ten op
zichte van zyn persoon en zyn functie heeft
genomen, van eenigen invloed zouden blijken
te zijn op de verdere doorwerking van de
nieuwe spelling.
Prof. Van Poelje beantwoordde deze vraag
als volgt;
„Het lykt mij volkomen uitgesloten, dat
de beslissingen van den heer Marchant op
den verderen gang van zaken met de nieuwe
spelling van invloed zouden zyn. Deze aan
gelegenheid is geheel in staat van wyzen
gegaan. Het uitgeversbedrijf en alie verdere
betrokkenen hebben zich op de invoering van
de gewyzigde spelling ingesteld. Zelfs als de
heer Taverne hier zou komen te zitten, zou
hij, naar myn meening, niet te niet kunnen
doen, wat is tot stand gekomen!"
OPENING WERKKAMP ,,'T WIJDE VELD".
Maandagmiddag is het eerste werkkamp
voor jeugdige werkloozen ,,'t Wyde Veld",
welk kamp gelegen is 4 km ten oosten van
Ede en georganiseerd werd door de Centrale
voor Werkioozenzorg gesticht op initiatief
van den raad van Nederlandsche kerken voor
practisch Christendom, door minister Slote
maker de Bruine, geopend.
Veie autoriteiten woonden de opening by.
UITVOER VAN BLOEMBOLLEN EN
BLOEMEN.
De uitvoer van bloembollen, knolsierge
wassen en vaste planten (wortelstokken,
knollen en wortels heeft volgens de maand-
statistiek van den in-, uit- en doorvoer, be
werkt door het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek, in April gedragen 594 ton, (waarvan
265 ton naar Groot-Britannië, 115 ton naar
Duitschland en 76 ton naar Frankryk) ter
waarde van 257.000, tegen 428 ton ter
waarde van 200.000 in April van het vorige
jaar.
Aan afgesneden bloemen, bladeren, groen,
takken, enz. van siergewassen heeft ons land
in April uitgevoerd 269 ton (waarvan 149 ton
naar Duitschland, 64 ton naar Groot-Britan
nië en 28 naar Zwitserland) ter waarde van
308.000, tegen 294 ton ter waarde van
415.000 in April 1934.
Vragen van het Kamerlid Vliegen.
Het Tweede Kamerlid Vliegen heeft aan da
ministers van justitie en van buitenlandsche
zaken de volgende vragen gesteld:
1. Hebben de heeren ministers kennis ge
nomen van het feit, dat op 6 Mei j.L in den
vroegen morgen, by de gemeente Vlagtwedde,
door Duitsche politie op ontvluchte gevange
nen is geschoten, derwyze dat vele kogels op
Nederlandsch gebied terecht kwamen en dat
verder Duitsche politiemannen eenige der
vluchtelingen over de grens zyn gevolgd en
een van hen op Nederlandsch gebied hebben
gepakt en vastgehouden?
2. Zoo ja, hebben de ministers naar aanlei
ding van deze feiten de noodige stappen ge
daan die er toe kunnen lelden, dat van Duit
sche zijde in het vervolg de Nederlandsche
grens strikt wordt geëerbiedigd en vooral dat
in de nabyheid van die grens met vuurwape
nen zóó wordt omgegaan, dat de uitwerking
beperkt büjft tot het eigen grondgebied en
dat politioneele handelingen van niet-Neder-
landsch politie-personeel op Nederlandsch ge
bied achterwege blijven?
3. Indien dit nog niet is geschied, zyn de
heeren ministers dan bereid alsnog zulke
stappen te doen?
Adressen aan de regeering.
In een adres aan den minister van oecono-
mische zaken verzoeken zy te bevorderen,
dat aan den Nederlandschen export van vee-
houdery- en tuinbouwproducten naar Duitsch
land een grooter betalingscontingent worde
toegewezen, dan thans het geval is.
In een adres aan den raad van ministers
dringen de organisaties ten sterkste aan op
onverwyide indiening van het wetsontwerp ter
verlichting van den druk der vaste lasten.
En in een adres aan den minister van
oeconomische zaken over steun aan de melk-
veehoudery schryven zy o.m.:
Wy zouden het zeer toejuichen, als de re-
geeringsorganen, welke daartoe kunnen mee
werken. de verwerking tot en het gebruik
van ondermelk als veevoer zouden willen be
vorderen, daar het thans als een levensbelang
voor de melkveehouderij moet worden gezien,
dat het ondermelkvraagstuk langs dezen weg
tot oplossing wordt gebracht. Hierby is te
vens het vraagstuk van verlaging van de
productiekosten betrokken en dat van een
betere betrekking tusschen de melkproductie
in den winter en in den zomer. Zonder het
beschikbaar komen van een goedkoop eiwit
rijk voeder zal deze betrekking ongetwijfeld
in nog ongunstiger zin worden gewyzigd,
Feuilleton.
81)
Achmed meende uit Kaiserlien'a houding te
mogen opmaken, dat deze hem niet begrepen
had. Derhalve herhaalde hij zich boodschap,
doch ditmaal wat uitvoeriger. „Ik moet u de
groeten doen van professor Cinon; hy kwam
Plotseling tot het besluit om vandaag nog te
vertrekken."
Oh zoo, professor Cinon bedoelde de jon
gen. Een merkwaardig misverstand. Hij had
batuurlyk in de eerste plaats aan den profes-
Sor in het oplichterssyndicaat gedacht Zoo
dus de professor was plotseling vertrok-
ken nog vlugger dan hij aanvankelijk van
was!
Wat die er wel van zou zeggen, als hy
hoorde met welke obscure zaakjes zyn nicht
zich bezig hield?
op dat oogenblik deed dr. Kaiserlien
Plotseling een nieuwe ontdekking, waarvan li ij
zelf vond, dat zy vry laat kwam. Het had
zijn eerste gedachte behooren te zyn en niet
Z'jn laatste, dat er met dien professor Cinon
Wel eens iets niet in den haak kon zijn. Die
man was er door zijn handig optreden inder
daad in geslaagd hem om den tuin te leiden.
nceas doorzag Kaiserlien de geheele situatie.
Peze man, die zyn weg zoo opvallend tot
'weemaal toe gekruist had, die zelf beweerde,
"at hy in familiebetrekking stond tot Nora
Tilden, deze man, die zich ook in het parti
culiere leven van den professor-Utel bediende
en die nu zoo overhaast vertrokken was
vormde hy niet de derde schakel in den ket
ting?
Het werd hem nu ook duidelijk, waarom
Cinon eensklaps verdwenen was. Hy kende
natuuriyk het handschrift van Nora Tilden
en had vanmiddag ontdekt, dat hy, Kaiser
lien, Nora Tilden's brief in handen had ge
kregen. Daarop had hij er de voorkeur aan
gegeven zoo spoedig mogelijk te verdwijnen,
teneinde zichzelf en de overige leden van het
syndicaat in veiligheid te brengen.
„Overmorgen keer ik naar Duitschland
terug," besloot Kaiserlien, „Hammer mag
seinen, wat hy wil!"
IV.
Hammer brak zich niet al te zeer het hoofd
over het antwoord-telegram, dat van hem
verlangd werd. Kaiserlien had geseind:
„Commissiebezoek dient uitgesteld. Mijn aan
wezigheid elders vereischt". Nu, hèm was
het goed: als Kaiserlien zich op kosten van
het Sulfide-syndicaat niet een paar zorgelooze
weken gunde, moest hij dat zelf weten. Der
halve telegrafeerde hy terug: „Commissie-
bezoek voorloopig uitgesteld. Syndicaat laat
je geheel vry."
Twee dagen later zat Kaiserlien op de
boot, welke hem na een mooie reis van vyf
dagen in Triëst aan land zette.
Hier bleek, dat het geluk mèt hem was,
want na eenige moeite slaagde hy er in vast
te stellen, dat Cinon twee dagen geleden in
het Grand Hotel had overnacht en daarna
zyn bagage voor Berlijn had laten opgeven.
Op dus naar Berlijn!
Hammer was stom verbaasd, toen hij zijn
vriend plotseling voor zich zag. Maar Kaiser
lien lette minder op zyn vriend dan wel op de
donkere stenotypiste, die in het aangrenzen
de vertrek zat. Was zij wat ontdaan geweest,
toen hij zoo onverwachts binnentrad? Was
de onrustige geaffaireerdheid, waarmee zij
elke twee minuten de kamer van haar chef
binnentrad om dan tot dezen een of andere
onbelangrijke vraag te richten, een gevolg
van haar nieuwsgierigheid om iets meer te
weten te komen omtrent de reden van zijn
onverwachten terugkeer?
Kaiserlien praatte aan een stuk door, maar
bleef daarbij niet altijd by de waarheid.
„Niets, maar dan ook totaal niets ben ik te
weten gekomen!" verzekerde hij op veel lui-
deren toon dan anders zijn gewoonte was. Dat
wicht in de kamer ernaast mocht er gerust
hog een paar dagen plezier van hebben. „Het
eenige wat ik heb kunnen vaststellen is, dat
Edith Wismuth mede ln het spel is. Dat is
alles!"
„Dat is niet veel, beste jongen!" antwoordde
Hammer, meevoelend. Hij begreep nog steeds
niet, waarom Kaiserlien van de hem door het
syndicaat geboden kans om nog eenige maan
den in Palestina te biyven, geen gebruik had
gemaakt.
„Ben je overigens nogal tevreden over Ina
Heldt?" informeerde Kaiserlien.
„Zy werkt niet op mijn afdeeling. zy zit op
„Erts", maar haar chef vertelde my dezer da
gen, dat zij een uitstekende kracht is, van 's
morgens vroeg tot 's avonds laat in touw voor
de zaak".
„Ik ben je zeer erkentelijk, dat je haar een
baantje hebt bezorgd", prees Kaiserlien.
„Wil je haar nog spreken?"
„Als het kan, zou ik haar wel graag even de
hand drukken".
Dat was een kolfje naar Hammer's hand.
Hij liet zich met de centrale verbinden, de cen
trale moest hem de afdeeling „Erts" geven,
daar verzocht hy verbinding met den chef en
dezen zette hy tenslotte uiteen, dat hij Ina
Heldt een uur aan hem moest afstaan.
Toen Ina Heldt haar vroegeren werkgever
zoo plotseling voor zich zag, gleed er even iets
van blijde verrassing ovei haar gelaat. Kai
serlien vond, dat zy er slecht uitzag.
„Hoe maakt u het, mevrouw Heldt?" vroeg
hij, haar de hand toestekend.
„Dank u, met mij gaat het goed. Ik heb
tenminste werk. En hoe staat het met uw
nasporingen?"
„Ik ben nog niet veel verder gekomen".
Zij werd plotseling ernstig. Als Hammer er
nii:t bij was geweest, zou zij haar oude ver-
wyt, dat Kaiserlien de hulp van de politie had
moeten inroepen, zeker hebben herhaald.
„Kunt u zich nogal schikken ln uw nieuwe
werkzaamheden
Ina Heldt haalde haar schouders op. Het
was duideiyk, dat zij in Hammer's tegenwoor
digheid niet wilde klagen.
„Wat zal ik u zeggen? Het is hier een groot
bedryf. Een mensch is hier niet veel meer dan
een klein radertje aan een geweldige ma
chine", antwoordde zy, ietwat terneergeslagen.
„Misschien komt de tyd nog wel eens, dat ik
u verzoeken kan om mij weer in mijn labora
torium te assisteeren", zei hij met een wat
wrang glimlachje.
Zy hield deze opmerking voor een welge
meende troost, waarop zij nu maar niet ver
der moest ingaan.
Het gesprek wilde, ook al tengevolge van
Hammer's aanwezigheid, niet vlotten en nadat
hy haar beloofd had haar een der volgende
avonden ten huize van haar ouders te zullen
bezoeken, nam hij afscheid.
Voorloopig had hy nog genoeg te doen.
Urenlang trachtte hij op het Bevolkingsbureau
te weten te komen, of daar een Edith Wis
muth was ingeschreven, of misschien een
Edith Gotron? Neen. Een zekere professor
Cinon dan? Ook niet. Nora Tilden? Eveneens
onbekend.
Ontstemd en ontmoedigd verliet hy eindelyk
het gebouw. Maar het duurde niet lang, of hy
keerde terug. Hy was op het idee gekomen, dat
hij het adres van Edith Wismuth wellicht op
een andere manier gewaar zou kunnen worden.
Zy was immers, wanneer Hasenstab's inlich
tingen altl ans juist waren, met dr. Hans
Körthe getrouwd! Dies informeerde hy op
nieuw, ditmaal naar mevrouw Edith Körthe.
En werkelyk, die bestond, zij het dan, dat zy
reeds sinds 2 jaar als „zonder vaste woon
plaats" stond genoteerd.
Of haar echtgenoot dr. Hans Körthe heet
te?
Dat was inderdaad het geval.
Of hy advocaat en procureur was?
Opnieuw bladerde de ambtenaar in het
kaartsysteem. Ja, dat kol wel uitkomen. Er
stond dr. Hans Körthe, advocaat, maar dat
„advocaat" was later doorgehaald en daar
boven was geschreven „zaakwaarnemer". Hy
woonde in de Passauerstroat no. 7.
Daarmee was hy tenminste een stap ver
der. Hy zou nu moeten probeeren in kennis te
komen met den conciërge van het perceel Pas-
sauerstraat 7, die hem zeker wel nader zou
kunnen inlichten ovar het huwelijk van Körthe.
Maar daarmee was hy de bende en Nora
Tilden nog niet op het spoor. Hij zou verder
moeten zoeken.
Dienzelfden middag staat dr. Kaiserlien voor
het huis in de Passauerstraat. De conciërge
van het gebouw schijnt een origineel type.
Kaiserlien vraagt hem zoo onschuldig mogeiyk
of hy juist is ingelicht, dat hier een zekere dr.
Körthe woont.
Het is een zeer gewone vraag, die men met
„ja" of met „neen" kan beantwoorden.
De conciërge geeft hem echter een veelbe-
teekenend knipoogje, vertrekt zyn gezicht tot
een grimas en vraagt: „Hoeveel meneer?"
Kaiserlien meent den man te begrijpen en
grabbelt al in zijn vestzakje.
„Zoo was het niet bedoeld, meneer!" verze
kert de conciërge, maar eerst nadat hy het
geldstuk in zijn eigen zak heeft laten giyden,
vervolgt hy: „Ik wou u vragen, hoeveel hy
u schuldig is?"
Nu gaat Kaiserlien een licht op. Hy
schijnt niet de eerste te zyn, die zich voor dr.
Körthe Interesseert. Vermoedeiyk hebben er al
heel wat menschen vóór hem naar dr. Körthe
geïnformeerd, en dat zyn zeker even zoovele
schuldeischers geweest.
„Het dunkt my het beste, dat ik my ook
maar als schuldeischer voordoe," denkt Kai
serlien en de daad by dit plan voegend, vraagt
hy den conciërge: „Denkt u, dat er kans be
staat iets van hem los te krygen?"
De man tegenover hem haait de schouders
op. „Ik kan het u waariyk niet zeggen meneer.
Voor zoover mij bekend is, zit hy diep in de
schuld, maar dat is niet van vandaag of gis
teren Dat gaat al een paar Jaar zoo, maat ten
slotte schijnen de menschen hun geld toch wel
te krijgen. U begrypt wel als de huishuur
niet op tyd betaald werd, zou ue eigenaar hem
hier zeker niet zoo lang laten zitten".
„Is hy te spreken?"
„Op het oogenblik niet!" antwoordt de con
ciërge. „Hij is niet thuis. Ongeveer tien maan
den van het jaar is hy op reis."
„Heeft hij dan zyn kantoor niet hier?"
„Neen!" luidt het antwoord.
(Wordt vervolgd.)