In doodsgevaar
MEI!
Hoe „Suikert ieule
ontstond.
PAG. 2
•'UTTp
Rt,,
TOB NOOIT HOEKJE
ZATERDAG
MATEK1EELE ZORGEN?
Staart U niet blind op één punt.
Maakt U zich financieele zorgen? Wan
neer U zich deze smaakt, terwijl de bodem
van uw beurs nog niet te zien is, doet u
al uw best om die beurs inderdaad leeg
te kragen. Want hetgene, dat u zich steeds
als een angstig toekomstbeeld voor oogen
houdt, trekt u daardoor aan.
Iedere gedachte is als het ware het
zaadje van uw plant, wat u door uw
gedachten in uw leven plant, zal groeien.
Tobben is, in dezen zin gesproken, abso
luut onkruid. Ziet de toekomst, inplaats
van met angst, met moed onder de oogen.
Denkt: „wat er ook kome, ik zal 't beste er
van maken". Tobben is tijdverlies en ener
gie-verspilling, terwijl elke krachtige, hoop
volle en opbouwende gedachte uw inzicht
verheldert en uw lichamelijke en geestelijke
werkkracht daadwerl eljjk vergroot. Pro
beert ook in moeilijke omstandigheden uw
evenwicht intact en uw hoofd bij elkaar te
houden.
In ieder le-'en komen moeilijke oogen-
blikken: meer dan 80% van de menschen
heeft op het oogenblik te kampen met fi
nancieele moeilijkheden.
Vermoeit uzelf niet noodeloos door
krampachtige pogingen om den schijn op
te houden. Leeft binnen de grenzen van uw
tegenwoordig inkomen. Degenen, wier
vriendschap u zoudt verliezen tengevolge
van vereenvoudiging van uw levensstan
daard zijn uW ware vrienden nooit geweest.
En toch zijn er velen, die niet zoozeer ter-
wille van zichzelf betreuren, dat zij deze
of gene strict-noodige uitgave moeten af
schaffen, maar die zich onbehaaglijk ge
voelen bij het idee, wat Mijnheer A. of Me
vrouw B. daarvan wel zal zeggen.
V&lsche schaamte, en uat voor iets dat
de moeite niet waard is. Het ware doel van
het leven ia niet het verzamelen van zoo
veel mogelijk eigendommen en rijkdom
men; het rijpen van de ziel, het bereiken
van een hoogere trap in het geestelijk op
zicht. Geld en goed zijn en blijven verganke
lijk en het ware innerlijke levensdoel is het
streven naar dingen, die onvergankelijk
2ijn.
De werkelijke mensch in u wordt er niets
minder om of u in een kleiner huls of des
noods op één kamer moet wonen, of u goed-
koopere kleeren moet dragen en eenvoudi
ger voedsel gebruiken. Integendeel, die
werkelijke minsch kan beter worden, Indien
u deze omstandigheden openhartig en blij
moedig draagt, in het besef dat het mate-
rieele niet het hoogst is in het leven, en
indien u van het weinige dat u is overge
bleven, nog meedeelt aan hem die matereel
nog minder hebben dan u.
Zoekt een verdedigende houding tegen
over elke hinderpaal, die op uw weg komt.
Vermijdt paniek, maar denkt steeds in deze
richting: „Hoe moet ik mij hiertegenover
stellen?"
Zorgt, dat in uw gedachten de zorgen
nooit de overhand krijgen. Al het water van
de zee kan een schip nooit doen zinken,
zoolang het niet in het schip kan komen.
Zoo kunt u de grootste moeilijkheden het
hoofd bieden, zoolang u maar zorgt dat uw
wil uw gedachte beheerscht, zoodat de zorg
daarin nooit de eerste plaats kan gaan in
nemen.
Houdt uzelf voor: „Ik wil, kon en zal mij
erdoor slaan". Dan moogt u al moeilijke tij
den beleven, maar u zult er bovenop komen.
Dr. JOS DE COCK.
Ter herinnering aan de eerste
voorjaarsche Mei-dagen.
Zoo is dus eindelijk voor kort
De Meimaand weer begonnen,
En één uur daglicht is er nu
Weer lekker bij-gewonnen!
De klok gaat weer een uur vooruit,
We slapen weer wat korter
We schrijven verzen op de Mei.
En voelen ons eenGorter.
De rekening van het lichtbedrijf
Gaat stukken naar beneden,
En 's avonds wordt weer, na het werk
Een straatje omgereden.
Al mag in Maart de lente dan
Ook officieel beginnen,
In Mei dan waait de voorjaarswind
Pas écht Je ramen binnen!
Al mogen we in Maart dan ook
De lente welkom heeten,
U hebt toch nóóit nog in die maand
Met... open raam ontbeten?
Er is geen maand, zooals de Mei,
Door dichter zóó bezongen,
Er is geen maand zooals de Mei
Zóó'n weldaad voor Je longen!
We planten in het heele land
Weer Mei-boomen bij hoopen,
We knappen onze fiets weer op...
De trams, die zijn weer „open".
De winterjas gaat in de kast,
Wordt van z'n taak ontheven...
De Mel-maand is weer in het land,
De mensch gaat weer... herleven!
Tótdat opeens... de wind weer draait,
Ons huiverig doet rillen.
De zon niet meer zoo stralend schjjnt,
Hoe graag we 't zouden willen.
Tótdat de hemelsblauwe lucht
Weer dagen is geweken...
En 't sprookje van de Meimaand écht
Eensprookje is gebleken!!
GUUS BETLEM Jr.
ALLERLEI.
Men heeft in het Verre Oosten proeven
genomen, om opiumschuivers en morphl-
nisten te ontwennen aan deze fatale ge
woonte. Gedurende de eerste dagen van
hun kuur laat men de slachtoffers hun
vergif rustig gebruiken, daarna legt men
op de een of andere plek van de huid een
Kantharidepleister (z.g. Spaansche vlieg).
Door de sterke prikkeling van de huid
ontstaat op deze plaats een blaar, waar
uit de vloeistof gebruikt wordt by de be
reiding van serum, waarvan de patiënten
Injecties krijgen. Het gevolg is, dat zjj
een tegenzin krijgen in vergiften, waar
door het mogelijk wordt, dat zij van hun
kwaal genezen.
Binnenkort rullen I»
den schrijver van de bekend
Suikerfreule", gevraagd, hoe h\j ert g
komen is. dit boek te schreven en h\j
te
danken^ aan een bezoek dat ik heel
vallig bracht aan een suikerfabriek in den
Oosthoek van Java.
Men had mij gevraagd: „Als Je
naar Soerabaja rijdt, zou je dan dit P J
even af willen geven b\j1
naam van den eersten machinist van een
suikerfabriek). Zoo zat ik dan vlei- uur
later, juist tegen theetijd, in de mime
voorgalerij van zijn mooie woning.
De thee was goed, ook de suiker erin
en de melk. Maar de stemming was min
der goed. ,1.0.-
Duldelijk gegeneerd, stelde de gasthee
mij zijn vrouw voor, die eenige dagen ge
leden, onverwacht, uit Holland was ge
komen. en mij met bazige blijde, welge
meende hartelijkheid, de hand schudde,
met de woorden:
„He, dat had je och wel effe kunnen
zeggen, man, dat er bezoek zou komen.
We zitten midden in de schoonmaak, ziet
U meneer, och en dan is de boel nooit aan
kant!"
Dat er schoonmaak was zag ik. Dat de
boel niet aan kant was nog meer. Want er
stonden alleen maar eenige stoelen en een
tafel in de voorgalerij. Dat de man zich
geneerde zag ik ook, want groote schoon
maak behoort nu niet direct tot de alge-
meene bezigheden van zich deftig voelende
dames in Indië. Daarvoor zijn baboe's en
huisjongens.
Maar meer dan de schoonmaak zag ik
de oogen van deze vrouw, die pas eenige
dagen in Indië, in deze voorgalerij en in
de Tropen stond als een kat in een vreemd
pakhuis. De bazige hartelijkheid was echt
Hollandsch en nog niet verdrongen door
het Indische cachet, van toch vooral niet
té Hollandsche te willen zijn. De drang
om schoon te maken en haar goeden man
niet te laten in die zoogenaamde Indische
slordigheid van vroeger Jonggezellenhuls-
houden, was ontroerend-lnnig.
Maar het diepst trof mij die wisselende
uitdrukking in haar oogen.
Die drukten een wereld uit van angst
en goedheid, van onwennigheid en goeden
wil, van schuwheid en groote liefde, van
verdriet en innige blijdschap.
Toen ik wilde heengaan bleek, dat zij
zich het allereerst de bekende Indische
gastvrijheid had eigen gemaakt Ik moest
persé blijven eten, een écht-Hollandsche
pot, blijven logeeren:
„Zoo midden in den nacht langs den
weg en met al die nare wild,
beesten, nee nooit hoor!" ^<11m
Bij het ontbijt vroeg 2y m„
„Vertel U me nou is eeriyk, lne ""H
ik nu heusch zoo'n malle Holk
druk? Dat zegt me man, ziet ncJache
schoonmaak. Die is al zooveel
en ik pas drie dagen. Hy Zcn k
disch worden moet Toe zegt U at "t fc'
de suikerfabriek zoo terloops ee8trsS
hem, dat u vindt dat ik werW V
dische dame word. Hy i3 20o.„ «1
N
beste man. weet u, en ik bov<"
om Indisch te worden en di
meer voor mij geneert. Want j'af^
wil allo
om Indisch te worden en dat fc S
zoo en ik zou er bijna om kunnen' 1I
Nog eens zag ik dien schuwen
en tegelijk algoeden blik in haar
warm heb ik haar de hand gedru^"1 e-
Zij werd mijn „Suikerfreule»;
het lot en lijden van vele ho1,
vrouwen, die plotseling in de tron^aa<'*llf
worden overgeplaast. Vier
weken
hield ik te Batavia mijn stuk ten
Meer dan vijfhonderd maal
late;
Indië gespeeld, wat wel bewijst
het duizenden daar uit het hart
schreven. Meer dan duizendmaal
hoej.
feet
het
in Holland.
By de dulzenste opvoering in
kwam opeens een dame naar
zei zacht: „Ja, Ja, zóó was het" 61
Ik herkende haar Het wa»
Suikerfreule.
Dan kwamen de verzoeken om het
te verfilmen.
stuk
Een film is iets heel anders dan een
neelstuk. Dit moest knap opgelost
om den sterken Indruk, dien het t'i
nu eenmaal bewezen heeft op den hÜ
schouwer te maken, ook voor de fik
behouden. Zou. door te grover humor
het teere sentiment van de lieve vin»
en van den goeden ouden Schuit verdrn!
gen worden Ik aarzelde, weigerde eenk
aanvragen. Eerst als ik de absolute «J'
held had. dat het een goede film u,"
worden, zou ik mijn toestemming
Toen kwam een Jaar geleden, na leL
van den roman, het verzoek van des k
kenden producer en regisseur Ham
Peski, iemand die met tal van fiinu
Internationale reputatie zijn aporea w
verdiend.
Toen heb ik ln vol vertrouwen ajjnits
in de handen van dezen begaafden
varen kunstenaar en zyn MajeiUc geisp
POPULAIRE RUBRIEK
Anita Cleve, een dapper meisje
Een spannende luchtvaart-novelle
door
JAN MOLTEN
Dof donderde de roffel van den pro-
•peller door de lucht. Ondanks het 180
km vaartje hadden ze niet het gevoel van
snelheid; het vliegtuig scheen stil te
staan, de aarde langzaam te glijden. De
hoogtemeter wees 2000 m aan.
Aan het stuur zat Hest, een oud-oor-
logsvlleger, die zich na het stuiten van
den vrede als vliegtuigfabrikant bad ge
vestigd en als zoodanig naam gemaakt
had. Hij vloog, zooals anderen uit wande
len gaan. Af en toe wierp hj) door de
hoekige glazen van zijn vliegbril een blik
op het meisje, dat naast hem zat. Dan
glimlachte hij haar toe.
Anita Cleve kende geen angst ,als ze
met hem vloog. Zijn gezicht gaf haar een
oneindig gevoel van veiligheid. Thomas
Hest was zeker een zonderling mensch
met eigenaardige grillen; doch als hy
eenmaal achter het stuurrad van zijn
vliegtuig zat, dan werd hy één met zijn
machine.
Ze keek in een vlakte van wolken, die
zich eindeloos scheen uit te strekken, hier
en daar stapelden de wolken zich toren
hoog op en daartusschen lag, als een
bouwsel uit een blokkendoos, ln kubus
sen en kegels de aarde.
Opgeschrikt door een heftige beweging,
keek Anita plotseling opzij. Ze wist niet»
wét er gebeurd was, doch begreep onmid
dellijk. dat er iets gebeurd was. Hest zat
even rustig als tevoren, doch zijn gezicht
was volslagen veranderd. De trekken wa
ren als van was geworden, de oogen
staarden, de mond was vertrokken. Hij
bewoog zich niet
Een oogenblik was ze als verlamd. Ont
zet staarde ze naar den man. die zijn be
wustzijn verloren had. Wat was er met
hem gebeurd? Ze pakte hem by de schou
ders en schudde hem. om hem weer tot
zichzelf te brengen, ze wreef zijn gezicht
met haar handen en riep hem voortdurend
zlnlooze woorden toe.
De man aan het stuur ontwaakte niet
uit zijn verdoovlng. Midden ln de vlucht
scheen de dood hem overvallen te hebben.
Ze trok zijn leeren jekker open en drukte
haar hand tegen zijn borst, doch het
lawaai van den propeller en de onafge
broken trillig van het vliegtuig beletten
haar. om vast te stellen of zijn hart nog
klopte. Steeds schuiner zakte hij weg.
Zjjn handen hielden lntusschen het
stuurrad omklemd en z)jn voeten staken
vast in de pedalen van het zijstuur, zoo
dat het vliegtuig in de koers bleef liggen.
Slechts het deinen van de draagvlakken
verried, dat de contróle over de stuur
inrichtingen had opgehouden. Kalm, riep
Anita zichzelf toe, kalm! doch ze kon
niet kalm overleggen en werd met elke
seconde opgewondener. Op eens schreeuw
de ze het uit, als had ze begrepen, dat
ze hulpeloos in de machine zat.
Ze had dikwijls met HeSt gevlogen, ze
had hem honderdmaal gadegeslagen, als
hy den mtoor afzette en in glijvlucht
overging om te landen; nu echter voelde
ze zich niet in staat, deze manoeuvre uit
te voeren. Ze wist ook, dat het vliegtuig
steeg, als men den stuurknuppel aantrok
en dat het viel als men den knuppel van
zich af drukte. Met gejaagde bewegingen
greep ze naar den knuppel, die Hest nog
omvat hield en drukte hem met rukjes
naar voren. Steil schoot de machine voor
over, felle tegenwind sloeg haar in het
gezicht, met een ruk trok ze den knuppel
weer naar zich toe. Schokkend kwamen
de draagvlakken weer omhoog.
Anita zag met wijd opengesperde oogen,
als in een gruweiyken droom. Ze zag in,
dat ze handelen moest, doch wist tege-
iykertijd, dat ze niet handelen kón. Vlagen
van angst sloegen als schuimende golven
over haar heen. Eén gedachte slechts be-
heerschte haar nog: de machine uit! Val
scherm! dacht ze en keek om zith heen;
de beide valschermen. die Hest steeds
meenam, lagen als gewoonlijk op hun
plaats. Het bewustzijn, dat er een moge
lijkheid bestond, om uit haar benarde po
sitie bevrijd te worden, gaf haar in zoo
verre kalmte, dat zy plotseling weer in
staat was logisch te denken. Heit is mis
schien niet dood, overlegde ze, hy is mis
schien alleen maar bewusteloos geworden,
ik mag hem ln geen geval in den steek
laten
Ze nam het valscherm en gespte zich
den gordel om, besloten om tot het laat
ste oogenblik by Hest te blyven. De doods
angst was van haar afgevallen, het be
sluit, den man, die op haar aangewezen
was, niet ln den «teek te laten, vervulde
haar met moed en trots. Het schoot haar
te binnen, dat ze een fleschje eau dé
cologne in haar taschje had; ze haalde
het voor den dag en wreef zyn gezicht
er mee ln. Vergeefs
Als door een geesteshand gestuurd, ver
volgde de machine rustig haar weg, alleen
de draagvlakken bogen zich somi s
weinig en richtten zich dan weer
Anita keek naar buiten. Angittnttat:
diep lag de aarde een onb«reikb»n|k
neet Opeens viel haar blik op de boe
radio. Ze rukte de koptelefoon vu i
haak en draalde aan de schakelkas
de een na den ander probeerend. Eef
fluit, dat meer en meer ln een diep)
zoem overging, drong tot haar door.
het Nleta, uit den aether meldde dde
stem:
.Radiostation vliegveld Staaker.
Koortsachtig schreeuwde Anitt - 'J
toestel: „Hier vliegtuig DAL 321* I
piloot Heat bewusteloos geworden i
schien hartverlamming, want m
doen?"
„Kunt u de machine landen?"
„Neen!"
„Hebt u parachute?"
..Parachute heb ik aan. maar i
Hest niet in den steek laten, ndH*
leeft hy nog!"
„Is de besturing vastgezet*"
„Hest houdt den knuppel
vast".
„Verander er niets aan! De machia
koers houden, zoolang er benzine fc
tróleert u den benzinestand! Hoef*,
u nog?"
„Iets meer dan dertig Mtar,"
met een blik op het instrument
„Dan hebt u nog ruim een
gen. We zullen probeeren
zal uw positie door peiling
onmlddeliyk drie vliegtuigen late»
ten. Biyf aan het toestel, we u"
aanwijzingen geven, wat verder
ïment
tn uur fl
te help*
g opin»**
laten 0
(Slot