Een tragedie in de prairies. Raadsels VAN KABOUTER FLIP EN ZIJN VRIENDJE WIPB 'T JUTTERTJF Matto-Tapé, een nobel Indianen Opperhoofd, ZATERDAG 18 MEI 1935 PAG. 1 Nieuwe Raadsels. Kant. Toen zagen we de groene kraai al „iet eens meer. jö, daar gaat je vaders slachttrog!" riep Vic. En je vaders roeispanen!" zei Tom. "biij, dat ik jou niet ben!" vond Peter. Ik keek wel wat sip, want erg leuk vond ik mijn positie niet. Veel kans om de groene kraai terug te krijgen, was er ook niet. Die dreef de Ryn af, en vast en zeker kwam hij morgen of overmorgen in de Noordzee terecht. Ik zag vaders woedende blik al. Wat moest ik doen? jk had niet de moed om het vader te vertellen. Vertellen zou ik het, in ieder ge val- Dat was ik vast van plan, maar Maan- jag of Dinsdag. Haast was er niet bij. Maandag zaten we net thee te drinken toen Lucas, onze knecht, thuis kwam van de molenaar. De wagen was zwaar bela den met zakken meel; Bles had zwaar trekken! Maar... wat lag daar boven op die zakken? Als een reuzenschUdpad De „Groene Kraai" „Hé, wat brengt Lucas nou mee?" zei \ader stom verbaasd. Lucas kwam binnen, en achter hem aan trok hij ons oorlogsschip. Duidelijk kon je de letters lezen, „Groene kraai". „Baas", zei Lucas, „Muller (dat was de molenaar) laat zeggen, dat hij dit in het riet heeft gevonden. Het is onze slacht trog, zie je wel." Vader keek, nog steeds zeer verbaasd, naar mijn zondaarsgezicht. De volgende ogenblikken beschrijf ik liever niet...; ze waren „pijnlijk" en ik denk er niet graag aan terug...! EINi. E. door G. J. FERNANDEZ. Matto-Tapé „vier beren" was een !itandan-lnu,aan. Lijn stam, waarvan hij 't hoofd was, woonde in twee vaste neder zettingen aan de bovenloop van de Mis- souri-rivier. De mannen gingen dagelijks op de buffeljacht, en de vrouwen zaaiden en oogstten het Indiaanse ko-en (maïs). En iedereen was heel tevreden. Zo verliepen de eerste dertig jaren van de vorige eeuw. In Oost-Amerika wist men nog maar heel weinig van het „Wilde Westen.. De dagen van de revolver-zwaaiende cowboys waren nog niet aangebroken. Alleen de trappers, pels-jagers en de -uil-handelaars kwamen aan de andere kant van de „Va der der rivieren", de Mississippi, om in de pralrie's hun geluk te zoeken. Matto- Tapé was die nieuwelingen niet onvriende lijk gezind. In 1804 had hij de eerste bleekgezichten gezien, n.1. de Amerikaanse onderzoekings-expeditie onder Lewis, die de Stille Oceaan zocht. Men gaf hen vriendelijk koren en buffelvlees. Al gauw daarna kwanten de trappers en de hande laars; Men hielp waar zij maar konden, be schermden hen tegen onbezonnen stamge noten en liet hen onbezorgd slapen in de ronde hutten. Ruil-handelaren-forten ont stonden naast de dorpen. „...hij is de nobelste en fjjnste Indiaan, die we zagen, mannelijk dapper en edel", zeiden zjj later. In het jaar 1838 reisde er een met ruil- artikelen volgeladen stoomschip de Mis- souri op. Men bracht nieuwe voorraden whisky en waardeloze rommel naar de Indianen om te ruilen tegen kostbare buffelhuiden. Het was niet de eerste maal, dat een stoomschip de Missouri opvoer. Reeds in 183„ maakte men dezelfde moeilijke reis. Een met ruilartikelen volgeladen stoomschip voer de Missourie stroom afwaarts. Het schip was toen ook met dezelfde waar volgeladen en men had evenveel succes. Maar nU bracht men behalve whisky, blik ken messen en verroeste lansen ook nog wat anders mee. Twee man werden reeds aan het begin van de reis door de ver schrikkelijke pokken aangetast. Men wist algemeen hoe gevoelig roodhuiden op zoo'n epidemie reageeren. Duizenden en nog eens duizenden zouden aangestoken wor den. Ondanks dat, voer men toch verder. „Het zijn immers maar Indianen!" lach ten de ruilhandelaars. „Wat kan het ons schelen, wanneer we hun buffelhuiden maar goedkoop krijgen. Men legde aan bij de Mandan-dorpen. Binnen een paar dagen werd de gehele vierhonderdkoppige bevolking ziek. De roodhuiden stierven als ratten. Ook Matto-Tapé werd door de ziekte aangetast. Hij verdroeg het waardig, en trachtte door Indiaanse zweetbaden er af te komen. In een luchtdicht afgesloten tent goot hij kokend water op gloeiend ge maakte stenen, zodat hij omringd was door dichte stoom. Toen hij de warmte niet meer kon uithouden, sprong hij in de ijs koude Missouri. Maar het hielp niet Op een dag was Matto-Tapé dood. En haast al zijn stam genoten stierven. Van de ongeveer tweeduizend zielen ble ven er nog maar een twaalftal over. Matto-Tapé had een zoon, genaamd Mahslch, hetgeen „Oorlogs-adelaar" bete kent. Hij bleef voor de ziekte gespaard, omdat hij zich juist op jacht bevond, en maandenlang wegbleef. Hij moest het aan zien, dat de overgeblevenen van zijn stam door de Rickarie's, hun doodsvijanden, ge knecht en als slaven meegenomen werden. Mahsich sloot zich aan bij een bende Assiniboines, die hem al gauw in hun stam opnamen. Hij werd een buitengewoon goed krijgsman, en gaf dikwijls wijze raad gevingen, die graag opgevolgd werden, omdat goede raad steeds duurder werd. De bleekgezichten kwamen in hoe langer hoe groter aantallen naar het Indianen- land. Uit de weinige trappers en zwervers ontstonden gezinnen, die zich vestigden, de grond bewerkten en tot bouwgrond maak ten, en de roodhuiden steeds meer naar het Westen drongen. De prairie's waren niet meer zo onaf zienbaar wijd. De stammen, die eerst vijandig tegenover elkaar stonden, sloten zich meer en meer aaneen. Men streed verbitterd om de overgebleven jacht-gebie- den, zonder welke de roodhuiden niet kun nen leven. De Amerikaanse regering stuurde afge zanten naar de roodhuiden om verdragen met hen te sluiten en afstand te doen van hun gronden, en daarvoor zouden zij dan „voor eeuwig" zekere gebieden aangewe zen krijgen, waar z\j in rust en vrede zouden kunnen leven en sterven. Maar de kolonisten dachten er anders over. „Alleen een dode Indiaan is een goede Indiaan!" zeiden zij, en schoten de rood huiden als honden neer, wanneer ze er de kans toe kregen. Ze roofden het land, dat de Indianen „voor eeuwig" toegewezen gekregen had den. Mdhsich kreeg tranen in de ogen van .voede, wanneer hij dat zag, maar hij kon er weinig tegen doen, omdat de Indianen Zo in de minderheid waren. Hij predikte dood en verderf, leidde duizenden over vallen op de bleekgezichten, en spaarde noch vrouwen, noch kinderen. Hij stal en moordde uit, daarmee het voorbeeld volgende van de bleekgezichten. Hij kende de betekenis van het woord „vriendschap" niet meer. Hij en zijn stam genoten maakten het „Wilde westen", zo als hij dertig jaar leefde van overval, dief stal, moord en doodslag. In het jaar 1883 schoot een Buffalo Bill met zijn mannen de laatste in het wild levende buffels neer. Waar nog geen men senleeftijd geleden ongeveer twintig mil- lioen buffels over de prairie's zwierven, waren er nu nauwelijks duizend overgeble ven, die het gelukt was om in de onher bergzame gebergten en Canadeesche bos sen te vluchten. Het „wilde" Westen met zijn over vallen, zijn moorden en diefstallen, zoals Mahsich en de zijnen het gemaakt hebben. Daarmee had men de laatste levens mogelijkheid voor de Inaianaen ontnomen. Zij moesten op de dorre, onvruchtbare „Reservations" wonen, waar de regerings ambtenaren hen telkens op het juiste moment van de hongersnood redden. In de winter van het jaar 18891890 sloot Mahsisch zich aan bij Ie opstandige Sioux-Indianen, die hun gevreesde gees- tendans hielden. Buffalo Bill's mannen schoten den hoofdman echter neer, met nog enige van zijn getrouwen, en Mahsich hing men op. Mahsich liet een zoon na, die Kaka heette, hetgeen „Antilope" betekent. Door het vele ontzettende dat hij mee maakte, raakte hij aan de drank. Alles wat hij bezat, verloor hij zodoende. Op het laatst was hij een bedelaar. Wanneer hij soms 's nachts wilde slapen in de stallen van de bleekgezichten, trapte men hem, wanneer men hem vond, eruit. Hij vergat, dat hij de kleinzoon van een hoofd was. Hij wist nauwelijks de naam van eigen stam. Wanneer een kolonist 1 voor de grap vroeg: „W't ben je voor Indiaan?", antwoordde hij: „Een India: bok!" Hij hoopte op die manier de blanke een goed humeur te krijgen, en zode wat geld te krijgen om whisky te drir. Soms had hjj geluk maar dikwijls ook spotte men hem. Kaka leeft nog. Hij is intussen een o' man geworden. Maar uiterlijk gaat hem verrassehd goed. Een film-m schappij heeft hem in Dakota of Mon' „ontdekt", en hij speelt als figurant Wild-West-Films, omdat hg er karaktc tiek Indiaans uitziet. Hij zit hoog paard, als eens zijn grootvader deed. M de veren die hij draagt betekenen r meer een grootse daad. Het wil niet z gen dat Kaka dapper is geweest en n: dig. En de veren zijn niet meer afkomr van adelaars het zijn slechts gever.' ganzepennen. Oplossing raadsels vorige week: I. Gustaaf Adolf. groen u i v e r storm taart appel akker flets aarde d o n a u oever laren fakir Goede oplossingen ontvangen van: Douwe I., Johannes van E., Wim G Dirk Th., Loes Sch., Geertje de V., Jannie de V., Rie L., Nelly B., Cisca du P., Mar- tha du P., Harry du P., Nelly H., Lena II., Bertha H., Piet H., Zus W., Johan en Cor- nelis L., Toon T., Ria W., Fietje K„ Tineke W„ Annie V., Jac. N., Sientje N., Arie de Gr., Nelly K„ Marle B., Lena van Z., Betsie N„ Nelly N., Stientje B., M. Sch., Riena Sch., Harm. L Lieny v. L Maartje S„ Stoffel K„ Jolianna K„ Fia van B. IJsbrand S. Lena M., Tiny D„ Jantje L., Aster, T. R., Kees D., Nelly K. i. X X X X Al deze woorden bestaan uit X X X X vier letters, de beginletters va X X X X boven naar beneden gelezen, vo. X X X X men naam van ecn P'nats i X X X X Hoord-Holland. Het le woord is X X X X n'e' za-cht. Het 2e woord is ec betrekking. Het 3e woord is een meisjesnaam. Het vierde woord een kleui. Het 5e woord is traag. Het 6e woord is een meisjesnaam. Het 7e woord is een vogel. II. XXXXXXX Ik besta uit zeven letters: XXXXXX de beginletters van boven naar -XXX beneden gelezen, vormen de xxx naam van een plaats in Noord- xx Holland. X Het eerste is het gevraagde woord. Het tweede is een Franse meisjesnaam. Het derde is een lek kernij. Het vierde 3 "en meisjesnaam. Het vijfde is een voorzetsel. Het zesde is een soort slee. He. zevende is een medeklinker. 41. „Dat heb je lekker mis, verwaande timmerman," zei Wip. „De kabouter Filp is mijn vriend, kijk, daar komt hij juist san." De specht keek eens opzij en ja, daar kwam Flip aanwandelen, terwijl hij Wip gedag zwaaide. Nijdig vloog de plaaggeest weg. Wip durfde hjj nooit meer te plagen. 42. 't Was op een prachtige zonnige morgen, dat beide vrienden besloten had den een lange wandeling te maken. Ze hadden van de vogels zoo dikwijls van de wonderlijke dingen buiten het bos gehoord, dat ze ook wel eens buiten hun domein een kijkje wilden nemen. 43. Ze waren erg nieuwsgierig naar het wereldje buiten het bos en hadden daarom besloten eens een kijkje te nemen, zelfs al zouden ze een paar dagen weg moet enblijven. Flip had vcor voldoende mondvoorraad gezorgd, dat nij onder zijn mutsje bewaarde. 44. Het was een heerlijke dag. Beiden waren erg vrolijk en uitgelaten. Ze speel den verstoppertje tussen het hoge gras cn als Flip ecn eindje was doorgelope:- haalde Wip hem met grote sprongn weer in.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 19