zrziz.'
zizi zr,; "t1- 2-
De opening van de Remavi door Minister Deckers»
oetbal
ie
fde
Bezoek
van Prinses Juliana
gaat niet door.
w. Santen Wesfsts*. ia
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
No. 7601
EERSTE BLAD
JUNI 1935
63ste JAARGANG
Sobei heid, tucht en liefde, karakteriseerend visscherij, marine, reddmpwezen
Uiteen loopend is hun werk Maar de zee is het, die ze verbindt.
De Heldersche Tiendaagsche begonnen.
Feuilleton.
bij aankoop van onze MACVIS WASGHMACH1NES,
WRINGERS, STOFZUIGERS, enz. Vraagt onze
gemakkelijke betalingsvoorwaarden
Ged. Werktuigkundige. Den Helder.
COURANT
landen f 3.20. Losse nos 4 rt per mal1 en overi&e
Zondagsblad resp. f0.50. f0 70 f0 70 M WeekabormemenleQ ct"
fl.70 fo '0. fl.—Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, fl.50,
VerschyntDinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
Redacteur: P. C. DE BOER
Uitgave N.V. Drukkerij v/h. C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIE N:
20 ct per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst)
dubbele prg3. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling
10 ct per regel, minimum 40 ct.; bij niet-contante betaling 15 ct per regel,
minimum 60 ct (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder nummer:
10 ct per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct
De officiëele opening
van de Remavi
Een speciaal nummer van de
Heldersche Courant.
Waarom een extra Maandagnummer van
de Heldersche Courant? Het zou van weinig
vriendelijkheid jegens de lezers getuigen als
er geen extra nummer uitkwam, als wij kalm
Dinsdag verschenen, te vroeg om de histori
sche dingen van dien dag weer te geven, te
laat om een indruk te geven van de belang
rijke gebeurtenissen van Zaterdag. Daarom
dezen Maandag reeds een speciale uitgave
over de gebeurtenissen van Zaterdag, ho
pen wij, dat onze lezers deze geste zullen
weten te waardeeren.
„Re-ma-vi" zijn drie geheimzinnige letter
grepen, die voor dezen Zaterdag, den len
Juni, kenschetsend waren: „re-ma-vi", niets
zeggend voor wie niet de symboliek ervan
weet te ontdekken, maar van wydere strek
king nog dan wellicht de uitdenkers van den
naam zich voorstelden, voor wie dat wel kan.
Re-ma-vi, ze vormen de beginletters van
de woorden „Reddingwezen", „Marine", „Vis
scherij", en ze willen slechts aangeven een
populaire, gemakkelijk te onthouden bena
ming voor de tiendaagsche tentoonstelling,
die hans geopend is. Maar kolonel Ferwerda,
die deze tentoonstelling opende, puurde uit de
combinatie dezer drie woordfragmenten een
gansche symboliek, en minister Deckers, haar
overnemend, omspon ze met de poëzie zijner
rhetoriek.
Reddingwezen en visscherij, zich groepee-
rend rondom de marine: het menschlievende
werk onzer reddingmaatschappijen, de be
langrijke dienst der kustverlichting, ons
prachtige Roode Kruis, onze luchtbescher
mingsdienst, dat is de eene helft. Onze
visscherijeen van de belangrijkste takken
van ons volksbestaan, speciaal voor deze
plaats, thans helaas in verval geraakt. Dat
is de tweede. En beide gesteund en geholpen
door de marine, die op deze tentoonstelling
in het bijzonder een en ander laat zien van
haar interne reddingwezen en haar luchtbe
scherming.
Minister Deckers, dit aldus gevormde beeld
in zijn rede overnemend, spon de vergelijking
en het symbool uit „De visscherij zou ik
voorop willen plaatsen", zoo zeide Zyne Ex
cellentie, „zij vormt van oudsher een zeer be
langrijken tak van volkswelvaart". Maar ook
de Minister plaatste de Marine in het midden.
„Kijk", zoo ging de Minister voort, „hier zijn
drie geheel uiteenloopende groepen: visscherij,
marine en reddingwezen, zij hebben ieder hun
eigen taak. Maar één factor is er, die hen
tezamen bindt: de zee". En de bewindsman
werkte dit beeld in zijn rede verder uit, toen
hij tenslotte deze drie concrete begrippen
symboliseerde in de abstracties „soberheid,
tucht en liefde", en die als eerste en voor
naamste plichten den mensch voorhield. So
berheid van den visscherman, die zich dage
lijks met uiterst schaarsche middelen in het
leven tracht te houden, tucht», die de kracht
is der marine, het machtsinstrument voor den
staat, dat den burger zijn vrijheden moet
waarborgen en ze voor hen zal verdedigen.
En liefde tenslotte, die het kenmerk is van
den redder, die niet vraagt naar een hooge
belooning, doch wiens eenige gedachte is den
in nood verkeerenden mensch te helpen en te
verlossen. Soberheid, tucht en liefde, die drie
zullen ons helpen in den strijd.
Dat was het beeid, dat onze Minister van
Defensie boetseerde uit de samenvoeging van
de drie woordfragmenten, die thans aan den
ingang van het groote gebouw aan de Bui
tenhaven den voorbijganger kond doen van
de groote tentoonstelling, die daar georgani
seerd is.
Een rondwandeling van de jour
nalisten, en een tochtje per Fokker
boven de stad.
Aan ons thans de taak van de tentoonstel
ling ea wat daaraan annex is, een en ander
te vertellen. In het bovenstaande zijn wij
eenigszins vooruitgeloopen op de chronologie
der gebeurtenissen en wy zullen dan ook we
der op onze schreden terug moeten keeren.
Wij hebben zoo in den loop der dagen al
een en ander verteld over de wording en
groeiing dezer tentoonstelling. Wie Vrijdag
avond in de groote exercitieloods een kijkje
kwam nemen, vond daar weliswaar reeds een
ordelijk ingedeeld geheel, dat het begrip
„leege loods", zooals wij het nog slechts en
kele dagen tevoren moesten karakteriseeren,
geheel ophief, maar van een afgewerkt
geheel was toch nog geen sprake. En de leek
vroeg zich dan ook in verbijstering af: hoe
moet dat alles binnen vierentwintig uur ge
reedkomen
Maar het kw&m gereed, het hóe is het
geheim van de vele nijvere werkers, die aan
schier iederen stand nog bezig waren laatste
handen of zelfs nog maar vóórlaatste te leg
gen. En Zaterdag om twee uur zagen wy het
resultaat en stond daar een keurig geheel,
dat den bezoeker straks wachtte en dat over
weinige minuten door onzen Minister van
Defensie zou worden geopend.
Maar eerst nog wat anders. Want het is
nog lang geen twee uur, de allerlaatste han
den worden gelegd en de allerlaatste korrel
tjes stof opgeveegd. Een stralende zomersche
dag heeft zich des morgens aangekondigd en
doet het best» verwachten. En in gansche
menigte worden des morgens te elf uur de
journalisten ontvangen en over de tentoon
stelling rondgeleid, waarna ze de gasten zijn
van de K.L.M., die hen met een Fokker-toe
stel wacht, dat hun de sensaties van het
vliegen zal geven, maar dat dan tevens als
gangmaakster dient om u, waarde lezer, tot
vliegen over te halen. En als 't van my af
hangt, vliegt u allemaal. Want zooiets!.
Ja, en daar komt nu de moeilijkheid Gan
sche bibliotheken bestaan over de geneugten
en de sensaties van het vliegen, enthousiaste
lingen hebben er heele litanieën over gedicht,
en wat moet nu een enkel onnoozel provin
ciaal journalistje, die tien minuten de sen
satie onderging, nog voor nieuws vertellen?
Zal hij, waar heele bibliotheken het niet kon
den, er als eenling in slagen u te overtuigen
van het wonderbare, heerlijke, het ongekende,
het verrukkelijke, dat vliegen heet?.
Luister!
Vrooiijk schijnt de zon, en vroolyk is de
haven met al enkele gepavoiseerde vaartui
gen, die wij passeeren op weg naar het vlieg
kamp De Kooy. En zoo groot is de belang
stelling reeds bij de door de K.L.M, genoo-
digden, dat de gereedstaande Fokker, die 12
personen kan bevatten, in een oogwend vol is,
en wij, nadat wij ons toegangsbewijs in ont
vangst hebben genomen, wachten moeten,
I walked, with other souls in pain,
Within another ring x)
Maar angstig, neen. Integendeel, min of
meer brani waren we of deden althans. En
spoediger dan wij verwachten, kwam de beurt
aan ons: daar taxiet reeds de Fokker weer
over den grond, de deur gaat open en onze
voorgangers komen er uit. Hoe komen zij er
uit? Volkomen fit, gaaf en gezond, er is een
dame bij, maar ook aan haar ziet men niets
bizonders. En reeds worden wij gedrongen
plaats te nemen, want na ons komen nog
weer anderen dus gaan we zitten.
Die entrée was een beetje ontnuchterend:
't Was er namelijk smoorheet daar binnen en
bij iedere zitplaats waren van die gezellige
dingen, u weet wel. zoo'n pakje papieren zak
doekjes, waarin jeenfin, dat laten we
blanco. Maar wel werkt zooiets suggestief op
„souls in pain".
Veel tijd om er over te piekeren is er niet:
we taxiën reeds over het veld, en eerlijk ge
zegd, rij ik liever over asfalt. We draaien,
taxiën nog een eind verder en langzaam, on
gemerkt, gaan we dan van den grond,
De sensatie van het vliegen.
En hier weigert mijn pen u de sensatie te
beschrijven, als je, los van de aarde, in den
vrijen aether zweeft als een vogel, met onder
l) Versregels uit Oscar Wilde's beroemde
Tuchthuis-ballade. Vertaald, luiden zy: „Ik
liep met andere angstige zielen in een tweede
groep" (n.1. preventief gevangenen, die hun
vonnis nog afwachten).
en
2)
„Wij hebben een paar goede speiers gehad,
maar zoolang zy voor Kensington uitkwa
men, schenen zy nooit hun beste werk te kun
nen laten zien. Het mag u vreemd toesche
nen, Mr. Carstairs, maa: ik ben in het voet
bal doorkneed geraakt, en ik kon nagaan dat
de voorhoede van ue ploeg minder doelpunten
zou scoren, nadat vader uitgevallen was. Va
der is zooveel malen voor Engeland als spil
uitgekomen, omdat hy /oor den besten „op-
fokker" van voorhoedespelers in Engeland
doorging...
„Ho, ho, meisjelief," kwam de voormalige
International, rood van verlegenheid, tus-
schenbeide, „wat je Mr. Carstairs te vertellen
hebt, betreft hemzelf, niet my."
„Daar kom ik straks op", antwoordde het
meisje zonder bedenken, „maar ik moet de
zaak behoorlijk inleiden, niet waar?"
„Goed dan volg je eigen zin; ik hoop al
leen, dat je Mr. Carstairs niet verveelt".
„O, maak u daar niet ongerust over; ik
luister met de grootste belangstelling," zei de
Hon. John. Hij zou alles wat Maisie hem te
vertellen gehad had, belangwekkend gevon
den hebben, maar nu het over voetbal ging,
en hy er zelfs direct by betrokken was
zooals bljjkbaar scheen hing hij aan haar
lippen.
„De leiders besloten om dit jaar den besten
middenvoor te engageeren, die voor geld te
krijgen was. Zijn naam is Shee, en hij is een
Schot, die verleden jaar voor de beroemde
Celtic Club uit Glasgow speelde. Hij wenschte
wat ervaring van Engelsch voetbal op te
doen, en had er bepaaldelijk zijn zinnen op ge
zet om naar Londen te komen. Zoodoende
werd het slechts een kwestie van loven en
bieden, en hoewel Kensington het geld eigen
lek niet kon opbrengen, betaaide het de over
nemingssom van over de 3000 en verbeeldde
zich een goeden koop gesloten te hebben.
„En dat had het tot Shee een dag of
wat geleden het ongeluk had om by een mo
torfiets-ongeval zijn enkel te breken! De man
heeft zulk een zwaar letsel bekomen, dat het
volgens den club-arts hoogst twijfelachtig is
of h(j gedurende het geheele aanstaande sei
zoen in staat zal zijn den bal over het veld te
trappen. Het was een onoverkomelijke slag.
Wij waren ten einde raad... tot ik dacht aan
u..." Het meisje zweeg, terwijl een lichte blos
haar wangen kleurde.
„Ik ben erg blij dat u my een gedachte
gunde", antwoordde Carstairs.
„Ais ik iets voor u kan doen, heeft u het
maar voor het vragen dat schreef ik u al
in myn brief". Zyn toon klonk ernstig.
„Dat ik u schreef zooala ik deed, geschiedde
omdat u mij verleden week zei dat wanneer
u ooit een kans kreeg om in de Eerste Divisie
van de League te spelen, u die zou aangrij
pen," ging het meisje vlug voort, „dus, zoodra
ik van het ongeval van Shee hoorde, dacht ik
aan u. En u antwoordde onmiddellijk... dat
vond ik zoo prachtig van u niet waai,
vader?"
„Ja, prachtig was het," antwoordde de
voormalige prol', „omdat ik toevallig weet,
dat meer dan één club, van een hooger speel-
peii dan de Kensington, u ook een dergelijk
aanbod gedaan heeft om haar voorhoede dit
seizoen te trainen; is het niet te vrijpostig
om u te vragen of dat niet waar is, Mr. Car
stairs?"
„Och, het is zoo," mompelde de amateur
verlegen, „maar, zooais van zelf spreekt, ging
Kensington bij mij voor; de andere kwamen
eerst daarna. Want," ging hy voort, Maisie
Willen aankijkende, „ik beschouw het inder
daad als een groote eer om uitgenoodigd te
worden te spelen voor een club, die u zoo na
aan het hart ligt".
Het was onmogelijk om de beteekenis van
de woorden te miskennen, en Bob Willen, al-
tyd een sportsman, stond grinnekend uit zijn
stoel op.
„Ik kom over een minuut terug," zei hy. en
verliet de kamer.
„Dus andere clubs hebben u ook gevraagd
om voor hen te spelen," zei het meisje zacht
jes. „Dat wist ik niet... daar had vader mij
niets van gezegd".
„Kensington zal altijd mijn club zijn", ant
woordde Carstairs. „Zoolang ik er voor deug,
zal ik er met trots voor spelen, en deug ik er
niet meer voor, dan zal ik er het grootste
belang in blijven stellen". De beteekenis van
zijn woorden schemerde er voor de tweede
maal slechts al te duidelijk in door. maar hij
was een te welopgevoed man om een poging
te doen de positie waarin hij zich bevond te
misbruiken.
„Kunt u een geheim bewaren. Miss Willen?"
ging hy voort, en toen het meisje met haar
hoofd geknikt had, terwijl haar oogen in zalige
afwachting schitterden, zei hij op voorgewend
ernstigen toon: „Er zijn vele redenen waarom
Kensington voortaan mijn club zal zijn. Een
van deze is, dat ik er een zware weddenschap
op aangegaan heb".
„Een weddenschap er op?" herhaalde het
je de ruimte. Het is niet te beschryven, het is
alleen te ondergaan. Dieper en dieper zinkt de
aarde weg, we zien de meest grootache per
spectieven onder ons. Dat de aarde zóó schoon
kón zijn, hadden we in onze verbeelding nooit
kunnen denken! Ongelooflijk pittoresk en be
koorlijk liggen daar de, toch maar eenvoudige
en weinig pretentieuze, boerenplaatsen van
Koegras; de duinen vormen een panorama,
dat van bovenaardsche schoonheid is. Geheel
Den Helder ligt nu onder ons; in de verte zien
we de huizen van Huisduinen. Ineens zijn we
dan boven het Marsdiep. Althans, het moet
wel het Marsdiep zyn, want wat we daar
vóór ons zien, is Texel met zyn Prins Hen
drikpolder. Maar dat Marsdiep, ach! is slechts
een stroompje. Wij kunnen door het water
heen den bodem ervan zien. Is dat nu die
plas, die zoo geweldig te keer kan gaan bij
stormweer? Niet te gelooven is het!
Een niet zeer prettige sensatie is voor den
nieuweling het plotselinge dalen en het keeren
der machine. Maar dat zal na eenige malen
wel wennen en het behoeft niemand af te
schrikken. We komen nu weer boven Den
Helder en wei boven den haveningang. Klein
staat daar het monument „Voor hen die
vielen", klein ook is fort Harssens, klein en
lilliputterig is al dat aardsche, dat wy voor
bijvliegen. Om van de menschen, die je amper
ziet, maar niet te spreken.
Dan even een nieuwe sensatie: de wielen
raken den grond. Maar dat is het einde van
het korte vliegtochtje, dat ongekende sensa
ties bood.
Vraagt men mij nu wat het merkwaardig
ste was op dezen tocht? dan antwoord ik:
Het gevoel van de aarde los te zyn en te zwe
ven. De lezer moet goed begrijpen: van dui
zeligheid of ruimtevrees of iets van dien aard
wis geen sprake, het was de wetenschap, dat
men zich niet meer op, r- ar boven de aarde
bevond, dat diezelfde aarde, die naast veel
liefst haar bewoners ook veel narigheden be
rokkent, los was van ons ego, dat wij vrij
ztveefden in de ruimte. Dat is een gewaar
wording die zich niet beschrijven laat, die
slechts te ondergaan is en die men dan ook
nooit weer vergeet.
Te kort, ach! duurde dit tochtje, en te spoe
dig stonden wij weer op den beganen grond.
Maar nog steeds wachtten nieuwe groepen
genoodigden, vóór ons waren verschillende
burgemeesters de lucht in geweest en ook
oyd-burgemeester Houwing was van de partij.
Hetgeen ongetwijfeld een heele prestatie is.
„De Telegraaf' vermeldde in haar
Zondagochtendblad, dat. in ver-
band, met de ongesteldheid van
H.K.H. Prinses Juliana, het hoogst'
waarschijnlijk is, dat H.K.H, niet
naar Den Helder zal komen.
Naar aanleiding van dit bericht hebben
wij ons hedenmorgen in verbinding
gesteld met het Koninklijk Paleis te'tLoo,
waar wij bevestiging ervan kregen.
Hare Koninklijke Hoogheid komt
dus niet naar Den Helder,
De inwijding van het monument
zal nu ook door Hare Majesteit
geschieden.
Te 2 uur op het Rcmavi-terras.
Velen waren tegen 2 uur bijeengekomen in
het tentoonstellingsgebouw, ten einde tegen
woordig te zijn bij de openingsplechtigheden.
Daar waren in de eerste plaats vele burger
lijke en militaire autoriteiten, hun namen als
Comité-leden kan men vinden in het officieele
programma. Daar waren de burgemeesters
van onze naburige gemeenten: burgemeester
Oort van Texel, Kolff van Wieringen, Bree-
baart van Zype. Van het Heldersche Ge
meentebestuur waren aanwezig Burgemeester
Driessen, wethouder Smits en mr. dr. van
Bolhuijs, Wethouder De Boer, die nog wei
voorzitter is van het Dagelijksch Comité, was
helaas door ziekte verhinderd aanwezig te
zijn; zijn taak werd welwillend overgenomen
door kolonel H. Ferwerda. De Commissaris
der Koningin, jhr. mr. Dr. A, Roëli, voorzitter
van het eere-comité, was verhinderd door
ambts-bezigheden elders.
Ontvangst ten Stadteuize,
Reeds des morgens waren Zyne Excellentie
Minister Deckers en de leden van het eere-
motié ten Stadhuize ontvangen door het
gemeentebestuur. Hierbij was de pers niet
aanwezig, doch volledigheidshalve vermeiden
we er het volgende van:
De Burgemeester sprak een kort welkomst
woord.
Excellentie. Mijne heeren,
Het is mij een voorrecht Uwe Excellentie,
Beschermheer van de tentoonstelling „Re
mavi", alsmede de leden van het eere-comité
en van het Dagelijksch Bestuur der tentoon
stelling hier namens het stadsbestuur een
hartelijk welkom toe te roepen.
Toen het tijdstip naderde, dat vaststelling
van de datum van inwijding van het Monu
ment voor het Nederlandsch Reddingwezen
kwam vast te staan, rees het denkbeeld den
zelfden tijd een tentoonstelling te houden, die
een beeid geeft van datgene wat Den Helder
oplevert, en dat is allereerst gezien de
samenhang met het Monument het Red
dingwezen. Maar daarnaast staat de Kon.
Marine, waarmede het lot van Den Helder
nauw verbonden is, en tenslotte de Visscherij,
die zich wetenschappelijk belichaamd ziet in
hare instellingen: het Zoölogisch Station en
het Instituut voor Visscheryonderzoek, terwijl
de vischafslag alhier in een vrijhaven centrum
kan zijn van heel de waddenzee.
De gedachte van deze tentoonstelling heeft
in hooge mate de sympathie van het gemeen
tebestuur weten te wekken, omdat wij hierin
een middel zien grootere bekendheid te geven
aan datgene wat Den Hei der oplevert. Excen
trisch gelegen als wij zijn, hebben wij dubbel
behoefte om onze belangen uit te dragen.
Het stemt ons dan ook tot groote voldoe
ning en tot groote dankbaarheid, dat zoo-
velen, die door hunne positie de belangen van
Den Helder mede in handen hebben, bereid
zijn bevonden onder het voorzitterschap van
den Commissaris der Koningin in het eere
comité zitting te nemen, maar bovenal, dat de
Minister van Defensie het Beschermheerschap
heeft willen aanvaarden en met het aanvaar
den van die functie zyn volle medewerking
heeft gegeven en daardoor de tentoonstelling
heeft doen groeien tot dat wat het nu gewor
den is.
Voor deze medewerking past een hartelijk
woord van oprechten dank.
Ik wensch U dan ook enkele aangename
uren te Den Helder toe.
De minister beantwoordde deze rede, waar
na het woord ook nog gevoerd werd door
baron Krayhoff, voorzitter van de A.N.V.V.
te Wassenaar, lid van het eere-comité. Daar
na werd in het badhotel te Huisduinen de
lunch gebruikt.
Hier op het terras van het tentoonstellings
restaurant, waar thans de vele genoodigden
met hun dames de komst van de hooge gas
ten afwachten, was het een gezellig zitje. Er
woei een frissche wind, die niet frfsch genoeg
was om het verblijf onaangenaam te maken,
en groote zonneschermen, alleiwege rondom
de tafeltjes opgesteld, zorgden ervoor, dat de
zonnebrand niet hinderlijk werd. De Staf-
muziek was present onder leiding van haar
kapelmeester, en toen de minister, vergezeld
door zijn adjudant en diverse autoriteiten,
weldra verscheen, werd Zijn. Excellentie
staande begroet, terwijl de muziek de eerste
maten speelde van ons Volkslied.
Rede van Kolonel Ferwerda
Wy zeiden boven reeds, dat Wethouder de
Boer helaas niet aanwezig kon zyn wegens
ziekte. Zyn functie werd overgenomen door
Kolonel H. Ferwerda als onder-voorzitter,
welke de volgende rede hield:
Tot mijn grooten spijt is onze Voorzitter, de
heer W, de Boer, Wethouder van Onderwijs en
Vi3scherij, wegens ongesteldheid verhinderd
hier aanwezig te zijn en rust op mij de aan
gename taak hier een kort inleidingswoord
te spreken. Ik begin dan met U allen harte
lijk welkom te heeten, namens het bestuur
van de tentoonstelling „Remavi". Een speciaal
woord van welkom mag ik wel tot U richten
Excellentie, Minister van Defensie, die het
beschermheerschap van onze tentoonstelling
heeft willen aanvaarden en die ons de eer
heeft willen aandoen straks de tentoonstelling
voor geopend te verktaren. Tot onzen spijt
kon de Voorzitter van het Eere-Comité niet
aanwezig zyn, De heer Roëli, de Commissaris
der Koningin van Noord-Holland was buitens
lands.
Een enkel woord mag ik ook wel richten
tot U, oud-burgemeester Houwing. Het ver
heugt het Comité buitengewoon, dat U op
dezen dag aanwezig bent.
Dames en heeren, het bestuur van de
„Remavi" is U zeer erkentelijk, dat U in zoo
grooten getale bent opgekomen en gevolg
hebt willen geven aan onze ultnoodiging.
U zult mij wel willen toestaan hier verder
geen namen te noemen, overtuigd als U wei
zult zijn, dat het bestuur bijzonder veel prys
stelt op aller aanwezigheid.
Het zy my vergund een oogenblik Uw aan
dacht te verzoeken voor een kort woord, be
trekking hebbende op het ontstaan en het
karakter van de tentoonstelling, die wij heden
gaan openen. Eigenlijk kan ik niet beter doen
U verwijzen naar het voorwoord, dat onze
Voorzitter, de heer de Boer, heeft geschreven
als inleiding van het programma.
Het spreekt wel vanzelf, dat de onthulling
van het „Monument Nederlandsch Redding
wezen" de aanleiding is geweest tot deze ten
toonstelling.
Het gemeentebestuur en de burgerij hebben
meisje vol verbazing.
„Ik zat de vorige week in mijn club, en
werd door een kennis van me aan een beken
den bookmaker voorgesteld. Deze noodigde me
uit om een paar weddenschappen op de
beste professionai-clubs te sluiten; hij wilde
om vijftien tegen één met my wedden, dat ik
niet de club zou kunnen noemen, die met
Kerstmis aan den kop van de Eerste Divisie-
ranglijst zou staan. Voor de grap ging ik er
op in. en wedde op Kensington natuurlijk,
immers"!
„Maar, waarom „natuurlijk"? Het moet
zelfs u bekend geweest zyn dat Kensington
niet veel presteert en de noodige capaciteiten
mist sedert vader opgehouden heeft er
voor te spelen."
„Maar is Kensington dan u w ploeg niet
En dat was voor my voldoende! Ik ging een
voudig op de weddenschap in welnu, uit
piëteit, als u het wilt. Ik hoop niet, dat u er
boos om is."
„Boos? Hoe zou ik dat kunnen! Het is
evenwel goed dat u geen beroepsspeler is;
het wedden op voetbal is streng verboden,
weet u!"
„Is dat het geval? Nu, dat zal wel. In
ieder geval, ik zal nu niet „beunhazen". Die
brave Dan Webster, de bookmaker, weet geen
raad met zijn geld, dus zal ik de zaak blauw
blauw laten."
„U schijnt den laatsten tijd heel wat aan
mij gedacht te hebben, Mr. Carstairs." En zy
keek hem met verleidelijke schalksheid aan.
„Ik... ik..." stamelde hij. Hij hield op,
toen hij een licht gerucht achter zich hoorde,
en keerde zich om.
Hij verbeelde zich te zien, dat het schrale,
eenigszins duivelachtig gezicht van Hector
Wayne, den boemelenden leeglooper, die hem
aan Dan Webster, den rijken Bookmaker,
voorgesteld had. hem door de vensterruiten
aanstaarde. Hij stond op tamelijk intieinen
voet met den man, die, evenals hy, een ge
regeld bezoeker van De Drie Geveltoppen
was, maar zonder een bepaalde genegenheid
voor Wayne te koesteren, en hy wenschte
zeker niet door dezen op een intiem gesprek
met Maisie Willen betrapt te worden. Met al
zijn schijnbare goede kameraadschap en jovi
aliteit, was Wayne geen man, dien hij groo
ten eerbied toedroeg.
„Ik zal het u op een anderen keer zeg
gen!" zei Carstairs, en, met een blik op de
klok: „Bij Jupiter! Ik moet weg; Ik wist niet
dat het al zoo laat was!"
HOOFDSTUK II
Liefde en doelpunten.
Toen Jack Carstairs uit de kamer kwam,
vond hy Bob Willen op hem wachten.
„Hier is uw tasch," zei de vroegere Ken-
sington-spil, „ik heb ze door Wilkins uit uw
auto laten nemen, Ik zal u zelf naar het veld
brengen, en u aan de jongens voorstellen."
„Dat is wel vriendelijk van u, Mr. Willen."
„Ik heet „Bob" voor mijn vrienden en
door vanmiddag te komen opdagen, heeft u
bewezen een vriend van mij te zyn, Mr. Car
stairs. Ik wou, dat u dat onthieldt."
„Vergeten zal ik het zeker niet!" ant
woordde Carstairs. „Maar het lijkt my een
beetje familiaar om een man, die veertien
internationale wedstrijden voor Engeland ge
wonnen heeft, gewoon bij zijn voornaam te
noemen."
Willen liet een kort. droog, karakteristiek
la hje hooren.
„Misschien steek je zelf ook een dergelijke
eer in je zak, voordat het seizoen voorbij is,
„onge man," zei hij. „H'm! Er zullen vandaag
een massa toeschouwers op het veld zijn."
De dringende, zich reppende, duizendkop
pige menschenmenigte, tusschen welke zij
zich nu bewogen, was uit alle windstreken
komen opzetten. Voetbal-enthousiasten
stroomden uit taxi's, trams, weelderige auto's,
ja, uit ieder denkbaar vervoermiddel. Dui
zenden en nog eens duizenden waren op de
been. Aller oogen schitterden van opwinding.
Carstairs kneep zijn handen stijf dicht, terwijl
hij voortgestuwd werd naar het breede in
gangshek, dat toegang tot het speelterrein
verleende, en ieder sprak opgewonden met
zijn buurman, hetzij vreemde of kennis.
Dit was de openingswedstrijd van het sei
zoen, en de voetbalkoorts woedde weer eens
als een epidemie...
Onder het voortloopen hoorde Jack Car
stairs zijn naam aan alle kanten noemen. Het
bericht, dat hij voor de eerste maal in Ken
sington club zou spelen, had, hij begreep zelf
niet hoe, dien morgen zijn weg naar de Lon-
densche dagbladen gevonden. Het ging ge
paard met de tragische mededeeling, dat den
duren Schotschen middenvoor-speler, Alexan-
der Shee, die tijdens bet gesloten seizoen
tegen zulk een buitensporige som geënga
geerd was, een ernstig ongeval overkomen
was. Aldus waren twee sensatieberichten lot
één versmolten... géén wonder dat de dicht-
opeenge-alite menigce haar mv:d onder bet
loopen loerde!
„Dezen kant uit!"
Bob Willen had den jongen speler by den
arm gevat, en duwde hem door een beschei
den privé-ingang. De bewaker van dezen ge
heimen toegang grijnslachte tegen den voor-
maligen International.
„Is het waar, dat jij vanmiddag meespeelt,
Bob?" vroeg hij.
(Wordt vervolgd.)