POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
'T HOESCJ
©ypi^s
AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN
Gedachten voor
Pinksteren-
Door
Het „Singsangh u is"
komt weer in eere.
VOOR DE
ZATERDAG 8 JUNI 1935
Pinkstergeest'Heiligengeest.
R. Bruin- de Vos.
door
R. BRUIN—DE VOS.
Er is een heel, heel oud spreekwoord, dat
luidt: ,,De ware tijdgeest is de heilige
geest". Als we dit spreekwoord als motto
nemen voor dit artikel, zijn we reeds direct
in de juiste sfeer van het Pinksterfeest ge
dompeld. Welk een zelfkennis, welk een ge
voel van verantwoording, welk een kennis
van wetenschap en relegie stralen ons uit
dit gevleugelde woord teegmoet.
Doch ook een ander woord, even schoon
als het eerstgenoemde oude spreekwoord, is
bij uitstek geschikt om d- Pinksterstem
ming volmaakt te typeeren: „Van boven
moet komen, wat het hart moet treffen,
anders zijn het slechts muziekteekens zon
der geest en is het slechts modder of aarde.
De geest moet zich verheffen uit die aarde
en gelijk de akker, waaraan de landman
zijn kostelijk zaad toevertrouwt, moet hij
opbloeien en vele vruchten dragen en op
deze wijze in menigvuldige vormen omhoog
streven naar de bron, waar het vandaan
gekomen is." Het is een woord van Beet
hoven.
Het verlangen van onzen tijd, geopen
baard in duizenden documenten, in duizen
den woorden en daden, is dat, hetwelk be
oogt, het hart wederom te doen treffen,
treffen door de stralen van Gods wijsheid
en goedheid, stralen uit de hoogere schep-
pingsfeeren. Een volk, dat zichzelf her
vonden heeft, lijkt in dat opzicht op een
geweldige magneet, die de wereld der
hoogere krachten zoo weet aan te trekken,
dat zij boven dé volksgemeenschap blijft
zweven, onzichtbaar, doch met een duide
lijk waarneembare werkzaamheid.
Daarom begint, al naar gelang de zui
verheid en de kracht van het algemeene,
eendrachtige Willen, het groote, stille, on
vermoeibare werk der verbinding met
boven, het „aanknoopen van de banden
met het bovennatuurlijke". Dan is het ge
schied: werking en uitwerking van de
geest, houding en instandhouding van dien
geest! Dit is de „geest van de Christus-
ridderschap", zooals de wereldberoemde
dichter Arndt die noemt.
Trouw aan en vertrouwen op het God
delijk „boven" is een pand voor het werk
der menschen, het daadkrachtige „bene
den". Vervuld van de eeuwigheid heerscht
de ware geest van onZen tijd over ons
en dat is goed. Het veroveren van dien
tijdgeest is niet denkbaar, zonder dat toch
onze Nedeflandsche Alledag en onze gees
telijke, plechtige uren doorstroomd wor
den door den gloed van het Pinksterge
bet ren; de uitstorting van den Heiligen
Geest. Wij kennen die ziel, dat echt-Hol-
iandsche verlangen: een vrij, sterk, sle:hts
het edele nastrevend volk! Slechts dan zul
len wt; dat kunnen bereiken, wanneer wij
trachten, dat Pinkstergebeuren in ons
leven mee te.nemen, het de kern te doen
zijn van ons geheele stille, innerlijke leven.
De Heilige Gèest daalt slechts neer op
hen, die dat begrepen hebben.
Zij, die dit begrepen hebben, zullen we
ten wat liefde is, want liefde is het won
derbaarlijkste van dien Heiligen Geest.
Geestelijk genot op lang
crediet enz.
(door een bijzonderen medewerker.)
Tsientsin, Mei 1935.
(U.P.) De moraliteitscampagne, welke
de Noord-Chineesche autoriteiten op aan
dringen van Nanking doorvoeren, heeft nu
plotseling een einde gemaakt aan de
nachtlokalen naar Eunropeesch model, die
in de laatste jaren alom waren verrezen.
Dansgelegenheden, cabarets en dergelijke
inrichtingen vindt men thans alleen nog
in de buitenlandsche nederzettingen; over
al elders is het oud-Chineesche „nacht
leven" weder ingevoerd en de „Singsong-
huizen", die geheel op den achtergrond
waren geraakt, verheugen zich weder in
een grooten toeloop te meer, wijl hon
derden vrouwelijke danspartners weder
daarheen terugkeeren om haar oude be-
loep van „Singsong-meisje" opnieuw op te
nemen. Voor velen harer is dit een vroo-
lijke terugkeer doch voor vele anderen
het begin van hernieuwde slavernij en
prostitutie. Dit hangt af van 't genre van
het betreffende huis.
Wat is nu eigenlijk het Singsong-huis
waarvan in de romans, welk in het Verre
Oo3ten spelen, zoo vaak sprake isHet
vertoont een zekere overeenkomst met de
Japansche theehuizen en vormt het eenige
werkeljjk Chineesche ontspanningslokaal.
M enonderscheidt de singsonghuizen In
tal van klassen, van de elegante, voor
name etablissementen, welker bewoon
sters den eeretitel van „uitverkorenen
dragen, tot de heel goedkoope inrichtingen
met haar „bloedroode hennetjes", die niets
meer of minder zjjn dan prostituées. Het
eerste klasse Singsong-huis is echter in
geenendeele een bordeel, staat zelfs niet
in een kwaden reuk. Ontelbare Chineezen,
zeer intelligente mannen, die een uitste
kende opvoeding hebben genoten en in
hooge mate beschaafd zijn, doch in hun
jeugd door hun ouders uitgehuwelijkt zijn
aan onwetende, luie en domme vrouwen,
die zij niet te zien hebben gekregen vóór
den dag, waarop het huwelijk werd vol
trokken, vinden troost en verstrooiing in
de conversatie met de geestige, zeer be
schaafde, schoone Sing-song-meisjes van
het beste slag; en daarbij gaat het in den
regel hoffelijk toe. terwijl ook de moraal
niet in het gedrang komt. In Tsientsin
kost een bezöek van een half uur bij de
-singsongmeisjes- van-deze-klasse; met in
begrip van aangename conversatie, enkele
met gevoel voorgedragen gedichten, eer
of twee met begeleiding van een uit drie
musici bestaand strijkje, gezongen liede
ren, geparfumeerde thëe, pitten van wa
termeloenen, betelnoten en andere verfris-
schingen, de kleinigheid van tien Chinee
sche dollars (drie Amerikaansche dollars);
en dit bedrag behoeft niet onmiddellijk
neergeteld te worden, doch wordt eerst,
volgens Chineesch gebruik, in het volgend
jaar vereffend, hetzij op den dag van het
drakenbootfeest, het herfstfeest of op
Nieuwsjaarsdag, wanneer alle schulden
betaald moeten worden. Deze singsong-
dames van de beste klasse stammen uit
goede families, welke op een of andere
wijze haar vermogen hebben verloren;
dank zij haar goede opvoeding verstaan
zij het, zich te hullen in een sfeer van
exclusiviteit, welke den bezoeker achting
en eerbied inboezemt. Ofschoon zij onop
houdelijk aan de verleiding blootstaan en
voortdurend omgeven zijn door rijke man
nen, die van het leven willen genieten, be-
hooren zij geenszins tot de demi-monde.
Het komt zeerveel voor. dat, zij met een
vermogenden man trouwen, of een huwe
lijk uit liefde aangaan. Weder anderen
waren later „I ai tai's", d.w.z. concubi
nes, wat in China nu niet bepaald schande
is. Vele hooggeplaatste ambtenaren en In
vloedrijke zakenlieden zijn gehuwd met
singsongmeisjes.
Van de mindere soort singsonghuizen
treft men een twintig- tot dertigtal aan
in de onmiddellijke nabijheid van die-wij
ken in de groote steden, waar zich de in
richtingen van vermaak bevinden; in deze
huizen bedraagt de prijs van een bezoek
slechts één Chineeschen dollar doch dit
bedrag moet dadelijk betaald worden. Al
leen die Singsong-meisjes, die het inheem-
sche dialect spreken, krijgen hét dubbele.
Dit minderwaardige soort lokalen ver
dient echter den naam singsong niet meer,
het zijn geen plaatsen, waar men geestige
conversatie voert, doch niets meer dan be
ruchte huizen, waarin een „platonisch be
zoek even zeldzaam is als een sneeuwbui
in Juni en die zich ternauwernood onder
scheiden van de inrichtingen van dien
aard in andere landen.
Het singssong-huis echter, dat thans
weder in eere is hersteld, is nu over het
algemeen een nette inrichting, waartegen
zelfs de strenge zedenrechters in Nanking
geen bezwaar kunnen hebben en dat meer
bijdraagt tot de geestelijke ontspanning
der bezoekers, dan dit in het beste cafe
in Europa het geval is.
Gedachten van Abbes, Perzisch geleerde.
„Wie geen vermogen heeft, heeft geen
aanzien; die geen gehoorzame vrouw heeft,
heeft geen rust; wie geen kinderen heeft,
heeft geen sterkte; wie geen bloedverwan
ten heeft, heeft geen steun, maar wie niets
van dat alles heeft, heeft geen zorgen!"
„Smids moet twee jaar zijn zaak slui
ten."
„O, dat heeft hij wel eens meer beweerd."
„Ja, tutter nu zei de rechter het hem."
Verder gaande kom ik tot de volgende
m.i. noodige voorwaarden. Naast weder
zij dsch vertrouwen acht ik ook noodig psy
chologisch inzicht en kinderkennis, wil een
dergelijk onderhoud het grootste resultaat
hebben. Deze moeten allereerst gevraagd
worden van den onderwijzer, 't Is in dit ver
band wel eens goed er op te wijzen, dat deze
kennis in de laatste jaren vooral sterk naar
voren komt bij de opleiding, eh dat men
haar geregeld bij kan houden, door de hier
over handelende vakbladen te lezen. Ook
voor de ouders zou zulks "aan te bevelen zijn
Het is maar al te waar, dat iedereen oUder
kan worden en voor een onderwijzersdipl'o-
ma, jaren studie geëischt wordt.- Enwie
oefent nu den meesten invloed op het kind
uit? Er worden den-laatsten tijd zeer goe
de werkjes uitgegeven, waarin op bevatte
lijke wijze veel belangrijks verteld wordt.
Wie zijn kind in het leven wil zien slagen
zal er toch ook wel wat voor over hebben,
niet waar? Het heeft mij persoonlijk tel
kens verbaasd, wanneer ik ouders, naar
hun kind vroeg, hoe bitter weinig zij ervan
wisten te vertellen.
Ik kreeg mededeelingen, waaraan ik in
het geheel geen houvast had. Mijn ervaring
heeft me ook geleerd, dat moeders uit ge
wone burgergezinnen met meer dan een
kind, nog het meeste wisten te vertellen.'
En ik geef hier dan ook dadelijk mijn
tweede raadgeving: Tracht uw kind te leë-
ren kennen. Daarvoor is noodig, dat ge het
nauwkeurig gadeslaat in al zijn dóén' en
laten. Ge moet u met uw kinderen oe-
moeien en u telkens maar weer de vraag
stellen: „Waarom doet het nu dit en hoe
verklaar ik nu dat?" als ge dit «enigen t(jd
volhoudt, zal veel u duidelijker worden en
zult ge voor veel moois oog beginnen te
krijgen, terwijl de mogelijkheid om bij op
voed- en onderwijskundige moeilijkheden
tot een oplossing te komen, er door verge
makkelijkt wordt.
In het geval van Henk bleek, dat de
knaap aan het rooken geslagen was. Zijn
vader wist er wel iets van, doch was zich
niet bewust, dat de gevolgen zoo ernstig
waren. Och, de jongen was flink .gebouwd
en wat zou een enkel cigaretje hinderen?
Maar het bleek bij onderzoek, dat het heel
wat ernstige» was. De jongen vertoonde
de gewone verschijnselen van nicotine-ver-
giftiging: bruine vingers, korte pols. hoofd
pijn, enz. De gevolgen waren-niet "üitge-
bleven. De jongen leed aan sufferigheid,
slapheid van wil, lichamelijke en geeste
lijke vermoeidheid. De diagnose was nu
gesteld. De genezing was echter moeilijker.
Men leert iemand het rooken niet vlug af.
Het gelukte Henks ouders met de hulp van
den schoolarts hem van het rooken af te
krijgen. En toen de oorzaak was weggenó
men trad de verbetering weer in. De aan
leg was er bij den jongen. Hij kón leeren
maar was geremd geworden. En nu be
weer ik niet, dat dit altijd de oorzaak is
van verstandelijke achteruitgang, ik kan
er nog verschillende opnoemen, doch hier
over later meer. Maar dit wil ik vast op
merken, als antwoord op mijn vraag, of de
ouders de kinderen bij het leeren kufinen
helpen.
Als zij al deze en dergelijke oorza
ken mee helpen opzoeken en wegne
men, helpen zij hun kinderen meer
dan met bijlessen.
In mijn eerste schetsje tipte ik reeds
aan, dat een der bewijzen van domheid bij
het kind getrokken wordt uit zijn slechte
rapport. De dag van het „rapporten krij
gen", zooals de jeugd dit noemt, wordt
door talrijke kinderen met angst en vree-
zen tegemoet gezien en brengt in vele ge
zinnen teleurstelling, droefheid, huiselijke
scènes en weet ik al. Op dezen dag treedt
bij de ouders deze vraag sterk naar voren:
„Hoe krijgen we.hierin verbetering?"
.Jk heb reeds aangetoond, hoe moeilijk
het is een kind d o m te heeten. Doch ik
wil thans de bewijzen, welke men aanvoert
tot het aantoonen dezer onderstelde dom
heid, wat nauwkeuriger bezien. Het be
langrijkste bewijs vinden ouders, leer
krachten en buitenstaanders in de rapport
cijfers. „Een kind met een slecht rapport
is dom (soms ook lui)" wordt er dan ge
zegd. Dit is echter absoluut niet altijd het
geval. En het zal ieder duidelijk worden,
wanneer hij slechts even met ons wil na
gaan, op welke wijze de rapportcijfers ge
vonden worden en welke betrekkelijke
waarde zij hebben in verband met allerlei
omstandigheden.
Uw kind komt dan met zijn rapport
thuis. Het allereerst treft u op dit rapport
de lange lijst van vakken: lezen, rekenen,
schrijven, Nederlandsch, aardrijkskunde,
geschiedenis, natuurlijke historie, natuur
kunde, zang, teekenen, slöjd, wiskunde,
Fransch, Duitsch, Engelsch, handelsken
nis, gymnastiek. Wanneer gij u nu even
kunt bezinnen, zult ge u afvragen: „Moet
mijn kind nu in al deze vakken thuis zijn?"
Dat is onmogelijk. Gi; hebt gelijk. Maar...
uw kind wordt eerst dan begaafd ge
noemd, als het voor al deze vakken het
cijfer 6 of daarboven heeft. (Ik onderstel,
dat het systeem 110 gebezigd wordt.) De
leerlingen weten dit zelf ook, want zij zeg
gen met onverholen trots: „Ik heb geen
één onvoldoende" of: „mijn laagste cijfer
is 6". En een rapport, waarop voor be
paalde vakken cijfers voorkomen als 8, 9
of 10, verliest zijn glans, wanneer het ont
sierd wordt door een 4 of een 3.
Deze opvatting nu keur ik ten zeerste
af. Ik ben er van overtuigd, dat een leer
ling met één onvoldoende desnoods
twee of drie onvoldoenden absoluut nog
niet onbegaafd behoeft te wezen. Ik acht
het in het geheel niet abnormaal, dat som
mige begaafde leerlingen voor een bepaald
vak geen aanleg hebben. Het is dwaasheid
te meenen, dat een kind voor alle vakken
voldoende moet hebben. Duizenden kinde
ren kunnen niet zingen en zullen dit ook
nooit leeren, maar wat doet dit nu aan
hun verstand af? Evenvelen hebben geen
aanleg voor teekenen. Maar zijn ze hierom
minder begaafd, dom? hoeveel menschen
kunnen nu eenmaal geen vat krijgen op
vakken als rekenen en wiskunde. En ik
zou toch niet gaarne beweren, dat zij dom
zijn. Op deze wijze kan men te werk gaan
met elk leervak. Gebrek aan teekenen
wordt nog vergeven, maar wee, als een
kind niet goed rekenen kan! Dan luidt het
onverbiddelijk: „Zitten blijven!" Wonder
lijk, hoe bij bijna iedereen dit vak als het
bewijs van verstand wondt gedacht.