Een geluksdag. De jonge koning van Joego-Slavië. mn dei ié ihhe Populaire Rubriek einde. j JUTTERTJE PAG. 2 VIBR VAN ZIJN NEGEN VOORGANGERS VERMOORD. Een zware verantwoordelijkheid voor een zoo jeugdige koning. door Stewart Brown. Correspondent van de United Press Belgrado (Yoego-Slavië), Juni 1935. (U.P.) Koning Peter II van Joego-Sla vië heeft de zwaarste, ondankbaarste taak voor zich, die een jongen van 11 jaar ooit zal hebben! Koning Peter n van Joegoslavië. In nog geen zes jaar tijds zal hij ge reed moeten zijn om de lasten van het ko ningschap, voorheen op waardige wijze door wijlen zijn vader overgedragen, over te nemen! En dat die last geen lichte was, blijkt overduidelijk over de levens- en stervensgeschiedenis van zijn vader Koning Alexander, die door Macedonische terroristen in Marseille werd vermoord. Op 6 September 1941 zal koning Peter, dïë dan 18 wordt, de actieve verantwoor delijkheid op zich nemen voor een volk van 14.000.000 zielen en voor een land van 96.000 vierkante mijlen. Voor een bevol king overigens, die is samengesteld uit de meest uiteenloopende rassen, religies en waar meer dan eens scherpe politieke conflicten tot uitbarsting zijn gekomen! Vier van de negen voorgangers vgn ko ning Peter zijn vermoord! Van de over blijvende vijf stierven er drie gedurende hun regeeringsperiode; de twee anderen deden voor dien tijd afstand! Ondanks de onveiligheid van zijn posi tie en de daaraan verbonden gevaren werkt de kleine koning Peter hard om tegen zijn zware taak opgewassen te zijn. In den tijd, dat de meeste jongens naar een H.B.S. gaan, van het Lager op het Hooger onderwijs overstappen, moest ko ning Peter zijn studie laten varen en de troon bestijgen, die totdat hij meerder jarig (18 jaar) zal zijn geworden wordt waargenomen door een regentschapsraad, onder voorzitterschap van een neef van zijn vader, Prins Paul. Om de noodzakelijke kennis te vergaren die hij noodig heeft voor het besturen van zijn koninkrijk, heeft men voor Peter een uitgebreid leerprogramma ontworpen. Een staf van gouverneurs en leeraren houden hem aan het werk en onderwijzen hem in de vreemde talen, in de geschiednis, de aardrijkskunde en de andere vakken. Van al die verschillende vakken, houdt hij het meest van de wetenschappelijke lessen. Hij heeft een natuurlijke aanleg voor de mechanica, deelde een van zijn gouver neurs aan de United Press mede. Hij rijdt met zijn eigen miniatuur-automobiel, die 25 mijl per uur kan halen, haalt het ding heelemaal uit elkaar en repareert het hij heeft een eigen motorboot en verscheidene sportvliegtuigjes. Zijn eerste zorg was... geld! Zijn moe der, de koningin-weduwe Marie, heeft hem op rantsoen gesteld en de jeugdige koning vond dat te weinig voor zijn behoeften! Hij verzocht daarom zijn moeder hem meer geld te geven; maar zij weigerde, daar zij vond, dat hij moest leeren zuinig te zijn. Toen antwoordde Peter: „Goed, dan zal ik een vak leeren en mezelf zoo meer geld verschaffen!" En dat deed hij. Van zijn spaargeld richtte hij een timmermanswinkel in. Daar maakte hij allerlei snuisterijen van hout, die hij van de koningin aan particu lieren mocht verkoopen! De vraag naar zijn artikelen is grooter, dan de tijd, die Peter ervoor beschikbaar heeft. Maar... nu heeft hij meer geld! Peter's werkdag begint 's morgens om 7 uur; na zijn morgengebed begint het ontbijt in de familiekring. Na het ontbijt volgt een wandeling in het park met zijn moeder en zijn twee jongere broers, Tom my en Adré. Om 9 uur 's morgens moet de jeugdige koning zijn monarchale autoriteit afleg gen en aan zijn schoolwerk gaan. Hij is altijd precies op tijd eraan bezig, maar als het weer goed is, staat hij erop, buiten zijn lessen te ontvangen. Hij heeft 16 uren les per week, waarbij nog 6 uur lichaams oefening komen. De koningin-weduwe zorgt nadrukkelijk ervoor, dat haar eenigszins zwakke zoon in de eerste plaats een goede gezondheid zal genieten, voor dat hij de lasten van het koningsschap zal moeten dragen! Om zijn lichaam te sterken, doet hij iederen dag de gymnastische oefeningen van de Soltols (een soort militaire, Joego slavische padvinders), rijdt, zwemt en loopt ski! En naar zijn leeraren zeg gen alles doet hij even goed! Ingewijden zeggen dat de jonge koning alles even nauwgezet en met zorg doet, wat tot zijn plichten behoort. En... hij wil overal precies het fijne van weten. Zoo vroeg hij op zekeren dag eens aan een van zijn leeraren, waarom boomen blade ren hebben. „Om te ademen, Hoogheid!" antwoordde deze. „Maar waarom..." vroeg Peter wanho pigverliezen zij dan in den winter hun bladeren? Ploe moeten ze dan ademen?" Er zijn legio van die verhalen over Peter in omloop te Belgrado. De jonge koning is buitengewoon populair en ieder een houdt van hem en heeft medelijden met hem, omdat hij zoo'n moeilijke toe komst tegemoet gaat! Zijn foto's zijn in haast iedere winkel te koop, ieder kan toor, iedere woning heeft een of meer van zijn beeltenissen aan den muur hangen in Servië. Maar niet in Croatiëwant de Croaten voelen niets voor den zoon van den koning, die hen dwong om zich tegen hun wil bij de Serven hun aarts vijanden aan te sluiten! Iedereen morgen brengt Peter trouw een ruiker bloemen uit den paleistuin in de vaas, die daarvoor gereed staat. Nie mand mag deze taak voor hem vervullen. Hij realiseert volkomen de rol, die hij la ter te spelen zal hebben en zijn houding is waardig en vorstelijk. Zelden lacht hij of stoeit hij met zijn broertjes, zooals hij vóór de tragedie te Marseille zoo vaak deed En zoo zitten we dan weer eens te ker missen. Draaien in de molentjes met al de groote menschen mee die er ook in gaan zitten en in alle zalen is nou van alles en nog wat te joen waar ik nog niet komen mag zoolang ik nog een doie doodgewone aap ben en daarom kan ik daar natuurlijk niks van zeggen maar dat geeft niks, want dat hebben die groote meneeren alle maal al zoo mooi in de krant geschreven, dat er voor Wimpie niks meer overblijft. Maar dat geeft ook niks, hè, Wimpie heb zoo z'n eigen afdeeling waar ie heelemaal alleen iets zeggen mag, alleen als die groote meneer van de krant z'n hoofd be gint te schudden over iets dat ik geschre ven heb en dat er niet in mag, dan weet ikke alweer hoe laat het Is en dan krijg ik meestal zoo'n klein preekkie over de op voedende taak van de journalist zooals ze dat allemaal met groote mooie woorden noemen en dan zit ik natuurlijk ijverig te luisteren, want ik wil later graag nog eens een heel groote journalist worden, zoo iemand die op leeuwen en ijgers jagen mag en zoo van alles met de Zoeloekaffers mag meemaken en daar dan over in de krant schrijven, maar dat zal allemaal nog wel effe duren, hè, voor dat het zoover is. En dan ga ik later ook vast eens bij die pe- terolieumbronnen kijken waar van de week een film van gespeeld heb in het militair tehuis en dat was allemaal mooi en as de meester daar nou allemaal over vertelde op school dan zou het heel wat aardiger zijn hè, inplaats van al die ver velende sommetjes, maar het duurt nou nog maar een paar weken en dan begint de vacantie weer en dan krijgen we ook weer een andere meester. Nou we hebben anders wel mooi weer gehad met de kerremes en ik heb nou allemaal leelijke blaren op m'n rug en m n buik van de zon en ze hebben gezeg dat ik dit allemaal met boter moes insmeeren, om d'r weer van af te komen en toen heb ik m'n moeders botervlooitje maar gepak en wat d'r inzat maar allemaal op die rooie plekken gesmeerd. Nou het was wel lekker maar het was niks niet lekker om d'r op te slapen en de volgende morgen had m'n moeder ineenen geen boter meer en toen moest ikke gauw weer een pakkie halen en zoo help ik ook al weer zoo n beetje de crisis oplossen want van ieder pakje dat er gekocht wordt moeten de boeren al weer langer melken en moeten de koeien harder werken om meer melk te kenne geven en moeten ze harden wer ken in de fabrieken en dan verdient de winkelier doordat ie verkoopen moet ook veel meer en zoo als ze dan allemaal veel meer te doen hebben dan wordt de crisis netjes opgeruimd. As ze daar nou allemaal zooveel voor moeten laten drukken om dat allemaal te vertellen hoe ze dat bij de mi nisters denken te doen nou dan zeg ik dat dat allemaal flauwe kwats is. Dan kenne ze veel beter alle werrekeloozen van Ne derland naar het strand sturen om daar zonnebaden te laten nemen en als ze dan allemaal goed verbrand zijn dan moeten ze vanwege de varkenskrisiscentrale maar allemaal pakjes boter beschikbaar stellen en dan verdienen de boeren ook weer goed om dat die er de melk van moeten ver koopen, en as die dan weer een hoop cen ten verdienen dan koopen ze ook weer een hoop in de winkels en zoo wordt de crisis dan weer opgelost. Dus dat is allemaal heel eenvoudig, hè, en as minister Colijn nou van mijn ideetje gebruik wil maken dan mag ie dat en het kost niets want ik doe het uit zuivere vaderlandsliefde, want as je dat doet dan moet je ook voor niks je gedachten geven aan al die meneeren die d'r zoowat over te vertellen hebben hè. Op het strand was het nou lekker met die warmte en heb ik ook fijn gezwommen en ik heb een heele ruzie gehad met een heele dikke meneer. Dat kwam zoo, ik was net aan 't zwemmen en toen had ik zoo effetjes onder water gezwommen en toen kom ik weer boven en toen deed ik m'n mond weer wijd open om eens flink azem te halen en toen voelde ik ineenen iets heel geks in m'n mond en toen dee ik 'm van schrik weer dicht en toen begint er een meneer die vlak bij me was ineenen heel hart te schreeuwen en dat deed ie nou omdat ik z'n dikke teen in m'n mond had die d'r in gekomen was toen ik 'm wijd open deec' om azem te halen. Nou die was kwaad hoor, maar wat ken ik d'r nou aan doen, ik mag toch wel azem halen hè, dat die meneer dan effe gewacht had met vlak bij onder water te duiken totdat ik fat soenlijk m'n mond dicht had, hè. En nou hou ik maar weer eens op, want m'n brieffie is al weer vol en dan zeg ik maar weer als steeds een stevige vijf van Postbeambte: Juffertje, die brief is te zwaar, daar moet nog een postzegel op geplakt worden! Kleine Rietje: Maar dan wordt hij toch nog zwaarder. John Daly vindt een betrekking door MATT TAYLOR. Vader en roon begroetten elkaar hartelijk „Ik breng de lente mee, vader", begon John Daly het gesprek. „Ik moet namelijk iemand in de stad gaan opzoeken," voegde hij er veelbeteekenend aan toe. Het stond nu voor hem vast, dat zijn vader nog vóór Jenny het groote nieuws te hooren zou krijgen. De vader knikte vluchtig. Blijkbaar had hij aan de woorden van zijn zoon niets Bij zonders gehord. „Dan kunnen we samen m de stad lunchen", zei hij nerveus. „Ik heb wat op het oog, ik moet dadelijk naar de stad". Hij bracht zijn hand nogmaals onderzoe kend naar zijn dasknoop en overtuigde er zich in den piegel van, dat zijn jas n de schouder goed viel. „Den riend vin me heeft me namelijk opgebeld en me een rip gegeven. Ik heb besloten, de zaak te onderzoeken Maar..."' hjj hield op, de vonk in zijn oogen doofde 't zal wel weer het zelfde liedje zijn als „altijd". „Dat kun je nooit weten", zei hij zacht. Nooit tevoren was het met zoo schrikwek kende helderheid tot zijn bewustzijn door gedrongen, "oe oud zijn vader eigenlijk ge worden was. „Voorloopig is er nu in elk ge val weer een sprankje hoop" Daly Sr. knikte. „Ik wora al gauw vijftig." „Men beweert, dat da>. oud is. Wonderlijk is het, op hoeveel manieën de menschen je dat aan je verstand kunnen b -engen, zon der het kind precies bij zijn naam te noe men. Maar ik wil het toch nog een keer probeeren." Hij strekte zijn rug en kneep de lippen op en. „Totnogtoe verbeeldde ik mij altijd," ging Daly voort, „dat een man van mijn leeftijd niet meer van voren af aan kon beginnen. Dat is nu voorbij, ik heb weer hoop, en het verlangen laat me niet meer los, om het nog eens zoo ver te brengen als toen, voor ue catastrophe, je weet wel." Hij streek met de hand over het voorhoofd. „Het gaat om een post, waarvoor een jenge kracht verlangd wordt, maar vijftig is toch nog jong." Zijn blik werd onzeker. „Als ik de menschen maar zoover krijgen kan, dat ze dat in zien!" „Dat kun je zeker," viel zijn zoon hem vlug bij. Instinctief voelde hij, dat hem hier het laaste restje moed in zijn vader getoond werd, dat John Daly Sr. zijn laat- se reserves in het veld bracht. Daarachter stond het niets. „Je kunt .het, Vader," her haalde John hartstochtelijk. Daly Sr. staarde naar den grond. Zijn stem klonk onvast, had alle klank ver loren. „Als ik 't niet kan jongen, als ik 't niet kan..." Zijn zoon legde vast de hand op zijn vaders schouder. „Misschien is het wel een geluksdag voor je, Vader, voor mij ook misschien, voor ons allebei, Vader. Weet je, ik wil namelijk..." „Het gaat om de Atlas Maatschappij," viel zijn vader her, in de rede. „Ze hebben in Springfield een nieuw filiaal geopend". De druk van zijn zoo s hand verslapte, vragend keek Daly Sr. op. De arm van den jongen man viel slap neer. langzaam liep John naar het venster toe. „Om de Atlas Maatschappij?" herhaalde hij werktuige lijk met heesche stem. „Een ongeloofelijke tip. Personeel heb ben ze genoeg, en toch kunnen ze nog iemand gebruiken. Voor verkooper zal ik toch nog wel deugen, geloof je ook niet, Johnny?" „Ik ben overtuigd, Vader, dat je ze nog allemaal in de schaduw stelt," ant woordde de jonge John met afgewend ge zicht. Bij de deur keek de vader nog eens om. „In elk geval weer een straaltje hoop." John trad van het raam terug. Op de kantoren van de Atlas Maatschappij wachtten arbeid en een positie op een ze keren John Daly. Dat was alles. Vragen zou niemand stellen. John keek zijn vader met stralende oogen aan. Zijn eigen hart was vol moed en hoop. Hjj wist, dat eens het uur voor hem zou komen, al was nu deze kans verloren. De jeugd krijgt altijd haar kans. Alleen is de tweede aanloop wat moeilijker. „God z(j met je, Vader!" John stak Daly Sr. de hand toe en keek hem met klaren blik vast in de oogen. „Ik wil wedden, dat je 't zaakje voor elkaar brengt." John wachtte, tot zijn vaders stappen in het trappenhuis waren weggestorven. Toen snelde hij hem achterna. Bij het tuinhek haalde hij hem in. „Zeg, Vader, een oogen- blik, hij hield hem bij den arn terug. „Daar viel het me zoo juist ir„ il: heb een paar dagen geleden ergens ik kan het me niet meer nerinneren, waar het ge weest is hooren ertellen, dat bij de Maatschappij een zekere Griffith de rechte man voor personeelsaangelegenhe den is. Er moet r.og een ande- zijn, die even veel te zeggen leeft, maar met Grif- moet er bei-er te praten vallen. Als ik jou was, zou ik me maar bij Griffith laten aandienen." te Johnny, 't kan z$n, dat je ge lijk hebt. Op naar Griffith dus. Tot straks, jongen!" "^n' vader John liep nog eenmaal achter hem aan „vertrouw nu maar op mijn voorgevoel, hoor! Ik voel 't, vandaag is het een geluksdag John Daly's ge luksdag!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 6