T IHIOIBCJi ©üPERS Millioenen op den bodem der zee. AUTUERSRECHTEN VOORBEHOUDEN VOOR DE Het leven van eert parelvisscher. ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1935 Hoe wordt naar parels gedoken? door K. KAMPEN. Pas zestig jaren een korte tijd op de eeuwigheid zijn verloopen sedert de eerste parelvisscher aan de Australische kust in zee dook en zijn gevaarrjk beroep begon uit te oefenen. In de zeventiger jaren was dit beroep gehuld in een zeer romantisch waas. De eilanden in de buurt van de Torres- straat aan de Noordpunt van Australië* waar de parelvisscherij een aanvang nam, behoorden toentertijd niet aan Queensland eh daarom werd er nog hèélemaal geen controle uitgeoefend. De schelpen worden alleen door duikers verzameld. Wanner ze in ondiep water ge vonden worden, zijn de duikers meestal geheel naakt, maar bij een diepte van meer dan 18 meter moeten zij een duikerspak dragen. De naakte duikers hoeven maar weinig mee te nemen op hun tochtje naar den bo dem der zee. Ze vetten hun lichaam in, steken vette watten in de ooren en klem men hun neus dicht met een gespleten stuk hout of een klem. van schildpad. Aan een touw om de heupen hangt een mand, waar in zij de schelpen bewaren. De duiker ver zamelt de schelpen net zoolang als hij adem heeft. Het is ook geen wonder, dat de in boorlingen van de Zuidzeé-eilanden de Parelvisschers met aicht-geklemde neuzen* Tegenwoordig strekt de parelvisscherij zich uit van de Torres-straat en de Noord kant van het Great Barrier-rif naar het Westen tot de kust van West-Australië en het Zuid-Westelijk deel van' Nieuw-Guinea. In deze streken wordt jaarlijks 2,6 millioen galden opgebracht. Ce parelvisschers gebruiken geen sleep netten, waarschijnlijk omdat de schelpen niet dicht genoeg op elkaar zitten, zoodat het niet de moeite waard is, om een sleep net te gebruiken. zee, waar hij vlug schelpen bjj elkaar gaat zoeken. Slechts weinig duikers kunnen langer dan 1% minuut onder water blijven. Er zijn echter sommigen, die 160 seconden kun nen duiken. Reeds in 1894 waren de ondiepe plaatsen geheel afgezocht, en moest de parelvis scherij naar diepere plaatsen overgebracht worden. Toen moest men er ook toe over gaan, om een duikerpak aan te trekken, en sedertdien zijn naakte duikers een zeld zaamheid geworden. Duikerspakkèn maken het niet alleen mogelijk om dieper te .dui ken, doch ook kan de duiker zijn werk een paar uur achter elkaar voortzetten. Ge woonlijk duikt men 1,5 vademen of 27.5 meter. De duiker werkt den geheelen dag, en komt alleen boven water om te eten. Toen er nog plekken gevonden werden, waar de schelpen dicht op elkaar lagen, wierpen de booten hun anker uit, en daalden de duikers af in de diepte om te werken, zoo ver, als de luchtbuis hun dat veroorloofde. Tegenwoordig is dat anders. De schelpen liggen ver van elkaar, en daarom varen de booten langzaam boven de plekken, waar de duikers aan het zoeken zijn. Eerst zit de duiker dan schrijlings op het anker, dat men zoo ver laat zakken, tot het enkele meters boven den bodem dei- zee hangt. De duiker zoekt den bodem, terwijl hij er langzaam over heep vaart, af. Wanneer hij schelpen ziet, trekt nq twee maal heel hard aan het „seintouw''. Dat beteekent: „Laat de luchtbuis en het touw zakken, en laat het anker vallen!" Het is een eigenaardigheid van schelpen, dat zij alleen daar in groote hoeveelheden gevonden worden, waar de zeestroom heel krachtig is. De schelpen 2ijn dan ook dik en zuiver, terwijl zij wanneer de strooming minder dan 3 knoopen bedraagt, vuil en wormstekig zijn. De duiker kan echter op plaatsen, waar de strooming sterk is, in gevaar komen, want hier le/ft de „reuzen- viseh", ook klippen-kabeljauw (rock-cod!) genoemd. Hij is de ergste vijand van den Een vrouwelijke parelvisscher stijgt van den zeebodem op. De blanke eigenaars van een parelvis- schersboot waren zeer gewetenloos in hun drang naar rijkdom, en het kwam niet zelden voor, dat zoo'n eigenaar de inboor lingen met een revolver dreigde en hen zoodoende dwong om te duiken. Strijd met inboorlingen, die wapens had den weten te bemachtigen, was aan de orde van den dag. Doch reeds in het jaar-1872 wérd - een Australische wet uitgevaardigd, met het doel, een einde te maken aan de uitbuiting der inboorlingen. beste duikers zijn! Wanneer hij geen adem meer heeft, stijgt hij weer op, -en met de eene hand aan den rand van de boot zoekt hij met een kijker, die hij in de andere hand onder het wateroppervlak houdt, den bodem van de zee af, of er ook schelpen zijn. Zoodra hij er een paar ziet, legt hij zijn kijker in de boot, ademt' een paar maal diep, en stoot - de-lucht- dan -weer uit. Dan ademt hij nog eens diep in, laat zich een paar meter (Ader Water zinken, draait zich Vlug om en zwemt naar den bodem der BEVORDERING VAN CONCENTRATIE VERMOGEN VERGEMAKKELIJKT HET MAKEN VAN HUISWERK. De meeste kinderen en volwassenen evenzeer nemen de dingen onvolledig waar. Ik bedoel dit: Wat men ze voorlegt bezien ze maar half. Ter verduidelijking wil ik hier een oefe ning geven. Neem een willekeurige plaat uit dit blad of anders een foto of iets der gelijks. Laat deze afbeelding gedurende eenige minuten aan uw kind zien en vraag vervolgens naar hetgeen er op afgebeeld De afbeelding hebt u' natuurlijk weer teruggenomen. Bij het nemen van deze proef zult u tot de ontdekking komen, dat kinderen in het algemeen niet scherp en vlug waarnemen. Mogelijk is uw kind niet visueel aange legd, d.w.z. neemt het gezichtsbeelden slecht op. Indien dit zoo is, zal het steeds hardop leeren. Het onthoudt dan wellicht beter hetgeen het hoort. Het behoort tot het auditief type. Gij begrijpt wel, dat deze kinderen bij het studeeren een apart ver trek noodig hebben, waarin ze naar harte lust hardop kunnen leeren. Ik heb er wel gekend, die alles zingende moesten memo- riseeren. Doch ik moet er bij opmerken, dat dit meestal niet de studiekoppen zijn. In de meeste gevallen behooren de kin deren tot het visueele type. Onnoodig te zeggen, dat een goed waarnemen bjj het studeeren onmisbaar is. Hiervoor is aller eerst noodig een goed ontwikkeld waar nemingsvermogen. Dit is door veel oefe ning te versterken. Leer daarom uw kind scherp de dingen om zich heen waar te nemen. Leer het zijn gedachten op hetgeen het bekijkt te concentreeren. Het zal steeds gemakkelijker gaan studeeren. Gij kunt deze oefeningen op allerlei wij zen met uw kind maken. Thuis, tijdens een wandeling, op reis, enz. Wijs het op bij zonderheden, vraag terloops naar wat ge beiden gezien hebt, laat het in het kort telkens vertellen, wat het waargenomen heeft en verbeter, waar noodig de waar- nemingsbeelden. En nu nog iets over het huiswerk. In den grond van de zaak ben ik tegen het huiswerk voor kinderen, die de lagere school nog bezoeken. Het komt mq voor, dat deze jonge kinderen op school genoeg kunnen leeren. Ze zitten daar vijf uren per dag en in deze uren kan heel wat geleerd worden. Ik geef er de voorkeur aan, de kinderen na schooltijd gelegenheid te ge ven tot spelen. Dat hebben ze op dien leeftijd absoluut noodig. Meestal gaat het met het huiswerk dan ook zoo: het worlt gemaakt, wanneer de kinderen eigenlijk reeds te bed moesten liggen. Zij missen hun slaap op die manier en het middel wordt alzoo nog erger dan de kwaal, want niet alleen net spel, maar bovenal ook de rust van den slaap is voor het kind onmis baar. Kinderen moeten tot hun veertiende jaar des avonds voor acht uur naar bed. Doch... de school eischt tegenwoordig veel, moet dit wel doen, omdat het leven zulke hooge eischen gaat stellen. En zoo is dan, als een noodzakelijk kwaad, het huiswerk in uw woning gekomen. En wat een ellende heb ik daarover al niet moeten aanhooren. Intelligente kinderen zijn vlug genoeg klaar met hun werk. De ouders merken er niet veel van. Maar o wee, wan neer een kind moeite met de studie heelt Wanneer vader of moeder er aan te pas moet komen. In het begin gaat het nog wel. Maar niet zoodra komt vader, na in spanning van al zijn krachten tot de ont dekking, dat het kind er toch nog niets van begrepen heeft, of de ellende begint. Standjes, huilbuien, een driftige vader, een bevend kind, scènes in huis, enz. enz. Het is mijn stellige overtuiging, dat door gebrek aan voldoende opmerkzaamheid tal rijke kinderen op school mislukken. Ver scheidene leerlingen bezitten wel voldoen den aanleg voor de studie, doch zij missen het vermogen hun geest te concentreeren op het werk. Ik zal in het vervolg spreken over opmerkzaamheid. Wanneer spreekt men van opmerkzaamheid? Voorbeeld A.: Als 'n leerling des avonds zijn huiswerk zit te maken, komt het her haaldelijk voor, dat hij zijn gedachten niet bij het werk «eeft. Mogelijk denkt hij onder het werk aan zijn konijntjes, of aan een feestje, dat gehouden zal worden, enz. Men kan nu niet zeggen, dat hij zijn ge dachten niet concentreert, integendeel, luj doet dit mogelijk wel heel sterk. Maar hij doet dit op iets, in dat oogenblik onge- wenscht. Velen meenen, dat men moet lee ren zijn aandacht sterk te richten op een bepaalde zaak, een bepaald iets met uitslui ting van al het overige. Deze gedachte bezit echter een zeer be trekkelijke waarheid. Stel u slechts een oogenblik voor, dat een chauffeur zijn op merkzaamheid richtte op, laat ons zeggen, zijn ruitenwisscher. Dan wil ik u wel zeg gen, dat ik niet gaarne een dergelijke auto bestuurder zou tegenkomen. Mogelijk zou de man na eenige tientallen meters reeds verongelukken. U begrijpt dat voor derge lijke beroepen een z.g. distributieve op merkzaamheid noodig is. Een chauffeur moet zijn opmerkzaamheid oogenblikkelijk kunnen vestigen op iets anders, nu eens is het een gevaarlijke hoek, dan weer een tee- ken van de verkeerspolitie, dan een on handige wandelaar op den weg, die de op merkzaamheid vereischt. Als u dit begrijpt, dan zult u ook begrijpen, dat er verschillen de kinderen zijn, die reeds zeer jong een dergelijke opmerkzaamheid bezitten. Zij let ten op alles in de klas, zij zien iedere be weging en er ontgaat hun niets. Ik noem ze wel eens de „chauffeurs in den dop". Maar als s*-udie-koppen blinken ze niet uit. Daar zijn ze te bewegelijk voor. Zij zijn als het ware voorbeschikt voor beroepen als chauf feur, winkelchef, electricien, winkeljuffrouw enz. enz. Natuurlijk wordt in deze beroe pen van hen ook een voldoende verstande lijke ontwikkeling gevraagd, maar hoofd zaak blijft toch de distributieve opmerk zaamheid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 13