ftkkwa aan düt ió ikke Populaire Rubriek Kees verovert Anneke. PAG. 2 ZATERDAG fO AUGUSTUS 1935 T JUTTERT.it: EEN REKENMEESTERSSTREEK. Dase, een beroemd rekenmeester, bracht een zijner vereerders een bezoek. Mijnheer was uit, doch Kon ieder oogenblik terug komen. Dase werd door mevrouw ver zocht binnen te komen, waar zij met haar dochter aan een handwerk bezig was. Toen hij binnenkwam stond de jongedame op, maar Dase beantwoordde haar c -oet niet, Zonder zijn mond te openen en zoo recht als een kaars bleef hij als een slaapwan delaar met half gesloten oogen aan tafel staan. Mevrouw noodigde hem plaats te nemen, doch Dase gat geen antwoord. Met zijn logge handen, door katoenen hand schoenen bedekt, bleef hij in dezelfde hou ding staan, liet af en toe slechts een on verstoorbaar gebrom hooren. De beide da mes waren niet op haar gemak met zoo'n zonderling wezen en mevrouw, om haar verlegenheid te verbergen, vroeg of mijn heer soms een kop thee wilde... „2036!" klonk onmlduellijk het korte rntwoord. Angstig kijken de dames elkaar aan, Dase licht langzaam zijn nog gehandschoende hand van de tafel op en steekt zijn wijs vinger naar den gehaakten Macassar, waaraan de dochter werkt en herhaalt knikkend „2036 gaten!"Hij had de oogjes van het haakwerk met bewonde renswaardige snelheid berekend. Nee, nou zeg ik nooit meer wat van 't weer., 'k Heb net m'n zwembroekkie in de motballetjes gelegd om het goed te houwen voor het volgend jaar, of daar begint me de zon weer ineenen ongenadig te schijnen, zoodat we nou weer lekker In 't water kunne gaan liggen en toen ik m'n zwembroekkie weer aan had getrokken stonk dat ding wel tot aan paal drie toe vanwege de motballetjes en as ik daarom alle menschen die in mijn lezen een goede raad mag geven, dan zeg ik: nooit je zwembroek in de motballetjes. Nou alle menschen die in m\j lezen die hebben de vorige week ook in die Dirk ge lezen die wat aan mijn geschreven heb over de speeltuinvereeniging en nou wil ik aan die Dirk antwoorden, want dat hoort toch zoo as je fatsoenlijk bent, dus daar gaat ie. Beste Dirk van de speeltuinvereeniging. Uw mooie brief heb lk ontvangen en ik heb aan die meneer van de krant gevraag of die d'r ook in mog. Nou heb ik altyd ge- zeg, dat dat daar bij de Heldersche Crt. allemaal goeie meneeren zijn. D'r zijn nou ook wel juffrouwen, maar dat zijn nou weer van die dingen die Wimpie een beet je uit de weg blijft, want ze hebben alle maal wat te zeggen. Van de een moet je je neus afvegen en van de ander mot je saggies loopen en een ander heb weer wat anders. Ne dan k - je beter b:j d» menee ren terech en u ziet dat u d'r nou instaat. Dat ik dat niet goed in de krant gezet heb van dat ze bij de gemeente niet meer poffen, dat was dus fout. Nou ik vind 't fijn dat u me dat gezeg heb want dan weet ik dat ook al weer en ik zal 't goed ont houwen. U moet maar denken zooas m'n vader doet, want die zeg altijd dat ik nog zoo'n aap ben en u nou zellef, word u nou wel alfld wijs uit wat ze daar zeggen! Nou ik niet hoor, want as ik dat allemaal zoo af en toe lees dan krijg Ut af en toe zoo'n raar gevoel. Maar dat heb d'r nou niks mee te maken hè? Dat m'n niggie geen Jutterin is, dat is waar. De vorige week schreef ik nog, dat ze uit de Brabantsche binnenlanden ls en daar kennen ze beter krentenmikkies eten dan scharretjes en ze was heel erg trotsch toen u in de krant gezet had dat ze zoo'n bij de handje is. Ze vindt u nou een heel lieve meneer (maar mog ik eigenlijk niet in de krant zetten ziet u) en omdat ze u nou zoo lief vindt zeg ze tegen mij: „Wimmetje (zeken nog geen fatsoenlijk Wimpie zéggen), ik heb nog een mooi plannetje en dat moet Je nou in de krant zetten. As nou die speel tuinvereeniging in iedere aparte wijk eens een fansie-fair houd met een loterijtje, zoo in enveloppies die een dubbeltje kossen, een draaiend rad ook al weer met lotjes voor een dubbeltje en as u dan bij alle menschen en winkeliers zoo vraagt of ze d'r af altijd nog wat geven willen, dan heb u met de kosten d'r af altijd nóg wel 7 ct. van een duppie over. Das het eerste plan netje. 't Tweede is dit. U schreef in uw brief - fie dat niet alle menschen gelezen hebben wat u in de speeltuinkrant schreef, 't ja dat ken, want nou met de zomer nemen de menschen alle kranten mee naar 't strand en de duinen en daar doen ze dan boter hammen in of ze gaan d'r op zitten. Zoo zag ik eens een heele dikke meneer boven op mjjn portret in de krant gaan zitten. Nou u. Ik heb 'm dan ook lekker wat jeukpoeder in z'n nek gedouwd. Gooie wat zat ie te krabbelen!!... Maar as u nou alle menschen ineens te pakken wilt krijgen, dan moet u eens aan die meneer van de radio-centrale vragen als dat ding heele- maal klaar is is, of u daar dan eens zoo'n uurtje allemaal van die dingen doen mag met muziek en zoo en as u dan iemand noodig heb om zoo van alles heel lollig te zeggen, dan moet u beslist die meneer Yvel Dlawnurg eens vragen of ie dat doen wil. Die ken nou van alles, tot Sary Ma reis zingen toe, maar niet zeggen dat ik dat gezeg heb anders krijg ik weer op m'n kop. Ik geloof niet, dat ie mijn nou leest, want ie heb vakansie geloof ik, want ik heb 'm in een paar dagen al niet meer ge zien. 6 Ja, ik vind ook, dat er nog een hoop meer menschen lid kenne worden van die speeltuinvereeniging. Ik hoop nou maar, dat alle menschen goed mee zalle helpen want de jongens en meissies kenne d'r toch maar fyn spelen hè en as ik u dan zoo erregens een pleizier mee ken doen dan vast hoor. En nou moet ik ophouwen want anders zeg die meneer van de krant dat er niet veel plaats meer is en dan hoop ik maar Dirk, dat de speel tuinvereeniging niet op de flesch hoe. Daag een stevige jutterspoot en gooie van trekt men op een kop warm water (just koken!). Als bloedreinigingsmiddel en tegea scrofulose gebruikt men het sap van groene planten, vermengd met melk. „Ja, en in het pension waar wij logeer den, werd ons werkelijk iedere lepel, die wij gebruikten, in rekening gebracht." „Dat is nog niet erg. In het onze moes ten wij elke lepelvol betalen." DE HEILZAME WERKING VAN HOEF BLAD BIJ HOESTEN EN ANDERE ZIEKTEGEVALLEN Evenals zooveel andere kruiden, wordt ook hoefblad reeds door de eeuwen heen als geneesmiddel gebruikt en reeds vóór de Christelijke jaartelling wist men de heil zame werking bij ontsteking van de slijm vliezen te waardeeren. De Litijnsche naam is: Tussilago, hetgeen beteekent: hoestver- drijver en geeft de beteekenis dezer krui den dus duidelijk aan. De naam van klein hoefblad duidt hier niet op, doch deze heeft dan ook alleen betrekking op den vorm, die min of meer aan een hoefijzer doet denken. Een feit is echter, dat deze kruiden ook thans nog als hoestverdrijvend middel worden benut en zelfs aan de spits staan van alle middelen, die voor dit doel ge bezigd worden, als: viool tj escort el, anijs, zoethout, thijm, woudklaver, heemst e.a. Bij alle ontstekingsverschijnselen, hoes ten, ademnood, heeschheid, brengt het hoesten een groote verlichting, hoewel in bijzondere gevallen het volksgeloof wel eens te ver gaat, n.1. daar, waar men er bij beginnende tuberculose eveneens ge neeskracht aan toeschrijft. De oorzaak dezer ziekte mag niet met de verschijnselen verwisseld worden. Het hoefblad heeft echter wel invloed bij scrofuleuse kinderen, daar scrofulose een gevolg is van een slechte stofwisseling en genoemde kruiden hierop gunstig inwerken. De plattelands-bevolking kent echter ook de goede werking van uitwendig gebruik van hoefblad, daar zrj de fijn gesneden bladeren b.v. gebruiken om op stukge- loopen voeten te leggen. Over het algemeen wordt het echter meer als een aftreksel gedronken: 10 gram O, DIE WRATTEN!! Het is meestal een bijzonder onaange name gewaarwording, indien wij hier of daar een wrat ontdekken; meestal isiulkg het geval op de handen. Dikwijls blijft het niet bij deze enkeling, want als we gQftj kijken, zien wij nog meerdere ,,begüme, lingen" verschijnen. Men kan wratten door den huisarts electrisch laten verwijderen, doch velen zullen er willicht de voorkeur ean geven zelf eenige pogingen hiertoe aan te wenden. Zijn de wratten nog niet te hard, en te diep ingeworteld, dan kan men ze aanstippen met Helsche steen, die men bij den apotheker koopt, helpt dit niet, dan zijn nog andere middelen te probeeren, doch deze moet men aan den arts over laten. Een vaak toegepaste methode is het aanstippen met rookende salpeterzuur, hetgeen de leek echter niet mag toepassen! Altijd weer komen patiënten zich op het spreekuur van doktoren melden, die met dit middel wratten trachtten te verwijde ren en zoodoende het omliggende vleeSch ernstig wondden, waardoor het middel heel wat erger was dan de kwaal. Wjj raden dan ook ten zeerste aan om den wijsten weg te volgen en wratten deskundig te laten behandelen. MEER JONGENS DAN MEISJES? Engelsche bladen berichten, dat volgens de nieuwste statistieken meer jongens dan meisjes worden geboren en dat dit zelfs gedurende de laatste vijftig jai-en reeds het geval is geweest. Men beweert, dat na groote oorlogen de natuur evenwicht tracht te brengen in de onderlinge ver houdingen. Jongens hebben in de zuige lingenperiode minder weerstandsvermogen en het sterftecijfer is dan ook grooter; het hoogere geboortecijfer brengt hier even wicht. Sedert jaren is het geboortecijfer van jongens niet zoo hoog geweest als thans. In Engeland werden in het eerste kwartaal 1935 niet minder dan 62 jongens op iedere duizend meer dan meisjes ge boren, terwij het aantal jongens op iedere duizend in 1920 reeds 52 meer bedroeg dan meisjes. Zij: „Wij moeten bezuinigen, kun j(j het best zonder?" Hij: „Je moeder." waar De vroolijke geschiedenis van een listigen timmerman en weer kletterde er een ring kling! klang! - raakl door JAN MOLTEN. 2- Dat viel hem echter lang niet mee. Vader Kozijn wilde er niet van hooren, dat hfj zijn dochtertje aan een timmerman zou moeten geven. Neen, daar zou niets goeds uit voortkomen, zet je dat maar uit het hoofd, Jonge man! En de oude betoogde steeds maar met nadruk, dat hij een kun stenaar was, ja zeker een kunstenaar, en zijn dochter zou slechts een kunstenaar, en dan alleen nog maar een rijke mogen trou wen. Het is mij heel aangenaam geweest, jonge man, maar zooals gezegd: neen! Toen Kees het huis van den kermisgast Kozijn verliet, wachtte Anneke hem bij de voordeur. Snikkend viel ze hem om den hals, terwijl hij een ernstig gezicht zette. Maar hy' troostte haar: „Wacht maar, Anneke, wacht maar, ik zal de oude wel te pakken krijgen. Let eens op, met een paar weken trouwen we, hij zal wel bij draaien, wees maar niet bang!" Als mijn vriend bij het vertellen tot dit punt van zijn geschiedenis gekomen was, Verklaarde hij altijd: „Als een vogeltje, als een vogeltje heeft mijn Anneke gesnikt en gebeefd. Maar ik heb haar getroost en ge zegd: en wat dan volgde, vertelde hij met een leep gezicht. Na deze eerste nederlaag had hij zich eenige weken niet in de werptent laten zien. Want hij oefende thuis! In zijn kamer had hij op de tafel eenige bierflesschen omgekeerd neergezet en telkens, als hij van zijn werk kwam, wierp hij met den ring, dien hij Anneke had afgebedeld, naar de flesschen. Na verloop van vier weken, kon hij van eiken hoek van de kamer uit den ring zoo handig werpen, dat deze de flesschen zon- d r mankeeren trof en er keurig omheen i 21. Op eiken afstand, stilstaande of loo- :nde, met gesloten oogen dit probleem 1 mat voor Kees geen moeilijkheden meer. „Nu is het tijd!" dacht hij vastberaden en trok den volgenden dag weer naar Rot terdam. Opnieuw verdrongen zich de toe schouwers voor de tent en hij hoorde het gekletter van glas en het vroolijke gelach. Somber drong hij zich tusschen de men schen. Toen Anneke hem herkende, werd ze bleek en keek hem met groote oogen aan. Ze merkte het dadelijk: die had wat bijzonders in den zin! Haar vader bleef norsch en deed alsof hij Kees niet had gezien. „Twee dozijn ringen!" beval Kees en l3gde twee kwartjes voor Anneke neer. Toen knikte hij het meisje toe, zonder den oude, die hem de ringen gaf, met een blik te verwaardigen. Natuurlijk viel zijn ernst op en de menschen bleven nieuwsgierig staan toekijken. Gelaten nam hij den eer sten ring en slingerde hem zoo licht en zeker, dat hij onmiddellijk kletterend om de verst verwijderde flesch viel. De schoon vader zei: „Oh!" en trok zijn hoed met een ruk recht. „U hebt de staande klok gewon nen, mijnheer!" Maar Kees antwoordde niet en wierp reeds zijn tweeden ring. Ting! Ting! Ook deze viel om een flesch. Het was de eerste prijs: een koffergramofoon, Vader Kozijn keek Kees in stomme ver bazing aan. Hij wierp hem een vragenden blik toe, alsof hij zeggen wilde: Wat moet dat? Maar Kees stond elegant en uitda gend achter de toonbank. Hij glimlachte een beetje smalend en riep Anneke toe: „Nu, meisje, wanneer zullen we trouwen?" en wierp den derden ring, die eveneens zijn doel bereikte. Winst: een wekkerklokje! Toen grinnikte hij tegen vader Kozijn en wees op de ringen: „Nog een en twintig! Hebt u eigenlijk wel prijzen genoeg?" De toeschouwers begonnen schik te krij gen in het geval. Ze lachten en joelden. Van alle kanten kwamen ze aangeloopen en omringden den gelukkigen prijswinnaar. Kees hief licht zijn arm op, de ring vloog als een bliksemschicht,' de flesschen rin kelden, weer gewonnen en nog eens! „Nu, hoe staat 't ermee, mijnheer Kozijn, krijg ik het meisje of niet?" Doch de eigenaar van de tent trok een strak gezicht. Hü schudde ontkennend het hoofd. „Dus niet?" zei Kees rustig en wierp zijn volgenden ring, die weer hoepla! zijn doel trof. De oude werd onrustig. Hij knipperde nerveus met zijn oogen en krabde zich aan een stuk door het achterhoofd. Anneke kwam ondertus- schen met de gewonnen prijzen aandragen. Kees wierp verder en zocht de meest be lovende flesschen uit. „Heb ik al een staande klok?" en hij keerde zich lachend om. „Nou, dan haal ik er nog maar een!" Kling! Klang! nog een klok, alstublieft! Voor de tent stond thans een groote, joelende menigte, die elke nieuwe worp met een luid hoera begroette. Kees nam er den tijd voor. Telkens als Anneke een vol genden prijs bij de verzameling zette, vroeg hjj baas Kozijn: „Nu, wat denk je ervan? schoonvader? Of wil je de tent eraan ge ven? Krijg Anneke niet, dan komjp hier eiken dag terug!" De oude veegde zich met een gebloemden zakdoek t zw* van het voorhoofd. Weer rinkelde er flesch! „Wét, hebt u geen staande hl0* meer? Nou, dat is ook een snert tent~_ Dat was den kermisgast en kunsten** Karei Kozijn te veeL Plotseling apronSJ® op en schreeuwde den winnaar toet JS&W 'r dan, ellendige kerel!*® Met één sprong was Kees over de van de tent en sloot het meisje in men. De toeschouwers applaudisseer^® en lachten, terwijl hfl Anneke ombew®*, alsof hij met haar alleen was. Doch gaf h(j ook den vader vriendelijk de b®®0" „U moet het me maar niet kwalijk nejgg maar ik wist er geen anderen raad op hebben moest ik 'r töchl En de geef lk u weerom, op die eene staande na, want die hoort in onze mooie ka® Wat bleef er den oude anders over» maar mee te lachen als een boer, die Pijn heeft! Toen trok Kees er me meisje tusschen uit en Anneke wer dag niet meer in de tent gezien. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 18