Een middag naar buiten De kostbare parel. PAG. 6 ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1935T JUTTERTJE Binnen tien minuten hadden ze het bos bereikt. Waarom was er ook geen wachtpost?" vroeg Her, en rekte zich nog eens lui uit. „Twee uur slapen jullie, en laten je in- tusschen uitplunderen!" lachte Vic. „Daar zou ik dan maar niet om lachen!" zei Pittie kwaad. O, wat had hij een hon ger „In een kamp moet altijd een wachtpost zijn!" zei Her nadrukkelijk en knipoogde tegen Vic. Beiden keken ze in de lucht en grinnikten luid. „Helpen jullie liever mee zoeken!" zei Pittie nog kwader. Hij wilde weglopen. Maar opeens schoot hem wat te binnen. „Wat zochten Her en Vic toch in de lucht? Waarom keken ze aldoor naar het gebladerte van het bosje, in welks schadu w ze lagen En ook Pittie keek nu naar boven. Zag hij wel goed daar? Hij wreef zijn ogen eens uit. Weer keek hij. Nee, hij droomde niet, en vergissen deed hg zich ook niet. Daar hingen de rugzakken tussen het groen. Het was geen eikenhakhout, nee, het was een rugzakstruik. Het leek warempel wel lui lekkerland! De rugzakken hoefden alleen maar van de takken geplukt te worden, en ze konden eten! Grappig was dat. Pit tie moest er hard om lachen. Hij had een schel stemmetje, en ieder hoorde hem. Als Pittie lachte, dan zag hij zeker eten. Dus waren de rugzakken gevonden. Hoera!! Allemaal kwamen ze aanlopen, en in een ommezientje was de „rugzakstruik" leeg geplukt. Maar net toen Jan, die helemaal naar boven was geklommen, nadat hij de laatste rugzak losgemaakt had, nog eens even om zich heen keek, uitte hij opeens een schreeuw van schrik, en werd hij heel bleek. De jongens, die beneden stonden en meneer Vikkers, keken verbaasd naar bo ven. „Wat heb je, Jan?" vroeg meneer Vik kers. „Ben je duizelig?" riepen de anderen. Jan antwoordde niet, maar kwam vlug naar beneden. ,,'t Brandt daar meneer!" zei hij haastig. „Daar de kant van het bos uit. Daar staan immers 'n heleboelvan die vacantiehuisjes Eén daarvan brandt! We moeten er gauw raar toe!" En nu renden ze allemaal in de richting van 't bos, zelfs Pittie, oie node zijn rugzax achterliet. Binnen tien minuten hadden ze het bos bereikt. Bij het brandende huisje waren een peai huilende vrouwen bezig met emmers water in het vuur te gooien. Op een geringe afstand stonden Kinderen wat beteuterd te kg ken. De jongens namen alle voorwerper, waar maar eenigszins water in kon, vulden ze onder een pomp en gooiden voortdurend water op het vuur. Een paar jongens, on der leiding van meneer Vikkers, gingen het brandende huis binnen en sleepten ale meu bels in de tuin. De anderen hadden scheppen gevonden en .aakten zandbergen, zoodat het vuur niet naar het bos en de andere va. cantiehuisjes over kon gaan. Maar hoewel de jongens deden wat ze konden, het vuur kon niet geblust worden. Pas een half uur later kwam de brandweer uit de naDurige grote stad, waar ook de jongens thuishoorden. Omdat de wegen zo slecht waren had de brandweer uet vlug ger vooruit kunnen komen. De brandspuit werd opgesteld en een dik ke waterstraal werd op het huisje gericht. De jongens herademden. Al gauw was het vuur geblust. Een paar dagen later kwam 32 jongens helpen een brand blusschen De „Rugzakstruik door Elsa van der Echt. In het plat-gelopen gras lagen twee-en dertig hijgende, rood-verbrande jongens met hun onderwijzer. Ze waren de hele middag buiten geweest, hadden gespeeld en ge- gewandeld en wedstrijden gedaan, en nu lagen ze heerlijk uit te rusten. De jongens lagen lui in het gras. Jan was de eerste geweest, die zich op den grond had laten vallen en zijn armen en benen eens flink uitschudde. Direct daar op vieien ook de anderen in het gras neer, en een kwartier lang was het stil op het grote veld. Af en toe floot een vogeltje in de struiken en liet een krekel zich horen. „Eten we haast?" vroeg eindelijk een der jongens een klein dik kereltje, wiens maag altijd het eerst van alle magen om eten vroeg! Niemand antwoordde het hongerige ke reltje, dat Pittie heette. Pittie richtte zich op, keek naar de om hem heen verspreide jongens en vervolgens naar de berg rug zakken, die in de schaduw van het dichtst bijzijnde struikgewas opgehoopt was. Maar wat was dat?... „Meneer, meneer!" riep Pittie, stond zo vlug als hij maar kon op, en rende naar den onderwijzer, die met de hoed op zijn gezicht en de handen op de borst gevou wen, een dutje deed. Maar nu hij geroepen werd, ging hij vlug overeind zitten en keek een beetje slaperig in het rond. .Meneer!!" riep Pittie nog eens. „Onze rugzakken zijn weg. Alles is gestolen! Hoe moeten we nou eten?" Nu zaten ook de anderen overeind. Wat zei Pittie daar? Waren de rugzakken weg? Meneer Vikkers was de eerste, die op de been was. Hij liep om het bosje heen, maar werkelijk de berg rugzakken was ver dwenen. „Gaan jullie alle bosjes doorzoeken, jon gens", zei meneer Vikkers. Allemaal, be halve Vic en Her, stonden ze op, en fol- deden aan het bevel van den onderwijzer, die zelf ook door ging met zoeken. een briefje op school, waarvan de jongens leerlingen waren. De commissaris van poli tie van de stad bedankte de jongens harte lijk, die zo moedig geholpen hadden bij het blussen van de Drand. En de jongens had den het gevoel, alsof de hele stad hun de hand drukte. Hoe het prinsesje nederig werd. Er waren eens een koning en een ko ningin, die een dochterje hadden, Adal- mina geheten. Toen het prinsesje werd gedoopt, wer den er twee goede feeën als petemoeders op het feest genodigd, de een was in het rood gekleed, de ander in het blauw. De rode fee gaf het petekind een grote parel van onvergelijkelijke schoonheid en pracht en nog drie ancrre zeer bijzondere gaven. was, wandelde zij in de koninklijke tuinen en wilde het hek doorgaan. Toen de hof houding haar dit wilde verbieden, werd zij boos, werkte zich door het reeds half ge opende hek en snelde weg. Nadat zjj on geveer een half uur door kleine bosjes had gelopen, ging zjj aan een bron zitten om uit te rusten. Daar zag zij haar spiegel beeld, boog zich voorover, om zichzelf nog beter te kunnen bewonderen, toen het kroontje van haar hoofd, waarin de parel zat, afviel, en in het water verdween. En wat gebeurde er nu? Ineens zag zij zich geheel anders. Zij verloor haar geleerd heid en haar geheugen, zoodat zjj totaal niet meer wist wie zjj was en zich zo ang stig gevoelde, dat zjj onmiddellijk afging op een lichtje, dat in een armoedig hutje brandde, waar een oude vrouw woonde. Het oudje deed haar vele vragen: wie zjj was en waar zjj woonde, en vond het vreemd, dat het meisje niets wist. Maar toch had zjj medelijden met haar en bood haar een plaats als ganzenhoedster. Adal- mina was blij, dat de vrouw haar wilde houden en was al dadelijk goede maatjes met haar. De blauwe fee had woord ge houden: zij was in het bezit gekomen van een nederig hart. Het verdriet van de ko- kinklijke ouders was onbeschrijfelijk. Zij gaven alle onderdanen bevel in rouw te loopen en bekend te maken, dat Prinses Adalmina niet meer aan het hof was. Wie haar vond. zou de helft van 's Ko- nings bezittingen krijgen. Menige vorsten zoon ging daarop af en Prins Sigmund kwam op zijn zwerftochten bij de hut der oude vrouw. „Over wie rouwt gij?" vroeg hij vriendelijk. „Over de verdwenen prin ses," antwoordde de vrouw, „maar het volk heeft anders niet veel aan haar verloren; zij had een trots hart". Op dat oogenblik kwam Adalmina van haar ganzenwande- ling terug en groette den prins beleefd. De vorstenzoon keek haar aan en be greep niet hoe het kwam, dat hij dat lieve gezichtje van dat blonde kind zo sympathiek vond. „Het is wonderlijk", riep hij, „drie jaar lang heb ik aan niets anders gedacht dan aan het prinsesje, maar nu zoek ik haar niet langer". Hij liep in gedachten naar huis en kwam de bron tegen, waarin het parel- lag. Daar het warm weer was en zeer eenvoudig, knielde hg neer dorst te lesschen. ,Wat schittert daar rSte?" vroeg zichzelf. Hij stak zijn een gouden kroon op, met Hij nam de kroon mee naar nauwelijks hadden de koning gin die gezien, of zij riepen: nu ons geliefd dochtertje?" liet door het geheele land dat alle meisjes van 18 jaar in bijeen moesten komen en wie paste, zou als prinses worden Sigmund zou met haar in het treden. Tot des avonds ging van hoofd tot hoofd, maar zij 1 enkel meisje. Tegen zonsondergang hij viste uit en parel et koni"? maker, paleis kroon et „Luister, mijn koninginne", riep de fee, „zolang Adalmine deze parel draagt, zal zij met de dag liever .verstandiger en mooier worden; maar wanneer zij deze parel verliest, verliest zij ook onmiddel lijk deze eigenschap, die zij nimmer meer kan terugkrijgen, wanneer de parel zoek blijft", daarop verdween de fee Toen kwam de blauwe fee naar voren, die sprak: „Adalmina heeft nu al drie zulke schitterende gaven, dat de meeste mensen niets meer zouden verlangen. Maar als het prinsesje een parel verliest, ontvangt zij de vierde gave: een nederig hart." De koning en de koningin zouden er wel voor zorgen, dat Adalmina de kost bare parel niet verloor. Zij lieten een gou den kroontje voor haar vervaardigen dat zó gemaakt was, dat met het prinsesje groeide. Als zij maar even buiten het pa leis kwam, werd zij bewaakt door vier hofdames en vier heren. Adalmina groeide op en alles gebeurde, zoals de rode fee had voorspeld, haar ogen schitterden als sterren, overal verspreidde zij zonneschijn en zij werd zo rijk, dat zij door de groot ste schatten was omringd. De vloer van haar weelderige kamer was van zilver met parelmoer ingelegd; de wanden wa ren een groot spiegelvlak, het plafondwas met diamanten versierd. Het prinsesje sliep in een bed van het duurste hout en zij at uit gouden vaatwerk. Zij was zoo knap, dat zij in één oogenblik de moeilijk ste raadsels kon oplossen en de langste les kon onthouden. De koning en de konin gin dachten dan ook, dat Adalmina het volmaaktste schepseltje ter wereld was; en ongelukkigerwijze begon zij dit zelf ook te vinden. Zij werd langzaam an zo heerszuchtig en onverdraagzaam, dat een ieder haar vreesde en niemand van haar hield. Op een dag, toen zij 15 jaar geworden i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 22