VAN KABOUTER FLIP EN ZIJN VRIENDJE WIP
T JUTTERTJE
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1935
PAG. 7
Over de Kastanjeboom.
Wat er van gemaakt wordt.
De Pluvier.
De gewone kastanjeboom groeit van zelf
in de bossen en vooral in de bergachtige
streken. De boom wordt in vele streken
van de Vereenigde Staten van Noord-Ame
rika gevonden. Men kent van de kastanje
boom twee voornaamste soorten, de ene
is de wilde boom, en de andere de tamme.
Van de tamme worden de vruchten ge
bruikt om als voedsel te eten. Van de
tamme kastanjeboom zijn er niet zoveel
als van de wilde. Zij worden meest aange
kweekt.
De kastanjeboom is heel statig en be
reikt dikwijls een onmetelijke hoogt. Op de
Ktna groeit een reusachtige kastanjeboom,
waarvan het verhaal gaat, dat op zekere
dag Johanna van Arragon, toen zij uit het
land moest vluchten, zich onder de boom
schuil hield en al haar bedienden zich even
eens onder de boom schuil konden houden,
waarmee natuurlijk wordt aangeduid hoe
groot en breed deze boom moet zijn geweest
Het eigenaardige van deze boom was ech
ter wel, dat hij van binnen heelemaal hol
was, zodat hij 'n prachtige schuilplaats bood
voor de vluchtelingen. Het komt In de Zui
delijke landen vaak voor, dat men de kas
tanjebomen, tenminste de oude, als huis
gebruikt. Men kan er gemakkelijk in sla
pen en wonen. Wanneer de kastanjeboom
oud wordt, dan begint hij de inwendige
sappen en het boomvlees te verliezen en
wordt het inwendige hol.
Het is heel moeilijk de ouderdom van
een kastanjeboom te bepalen. Wanneer
men aanneemt, dat de boom elk jaar in
dikte een streep heeft gewonnen (hetgeen
misschien te veel is, want men weet, dat
alle bomen eens tot zekere dikte gekomen
zijnde, heel langzaam groeit), dan moet
deze kastanjeboom thans van 3600 tot 4000
jaar oud zijn.
Ook in Frankrijk staan veel heel oude
kastanjebomen. Van één dezer bomen ge
looft men, dat hij duizend jaar oud is, zijn
stam is volkomen gaaf, en elk jaar brengt
de boom een ontelbare hoeveelheid vruch
ten voort. Het hout van de kastanjeboom
schijnt tot brandhout niet geschikt te zijn,
maar her is fraai timmerhout en bij het
bouwen van huizen wordt het vaak in
plaats van eikenhout gebruikt. Wanneer
het kastanjehout groen in het water wordt
gelegd, dan kan het maandenlang goed
blijven. Dit kunnen wij merken, wanneer
wij een bloeiende tak van een kastanje
boom in een vaas met water zetten. De
knoppen zullen langzaam uitkomen en het
groen ervan wordt zoo mooi als van de
boom zelf.
In het Zuiden van Europa maakt men
wel waterbuizen van kastanjehout, omdat
het hout zo lang goed kan blijven. Er wor
den in Zuid-Italië zelfs wijnvaten van ge
maakt en de wijnkenners zeggen, dat uit
deze houtvaten de wijn bijzonder smake
lijk is.
De kastanjeoogst geschiedt op net eind
van October en aan het begin van Novem
ber. In sommige streken van Frankrijk
hebben de bergbewoners en de armen bijna
geen ander voedsel dan kastanjes. Het
brood van kastanjemeel heeft een goede
smaak en is licht verteerbaar. Daarbij
komt nog, dat het dagenlang goed kan
blijven.
Op ons prentje zie je de tak van een
kastanjeboom. De bloesems zitten onder
aan het blad. Je ziet, dat de takken heel
dicht bebladerd zijn. Hoe dichter deze bla
deren zijn, des te meer vruchten draagt de
boom.
VOOR ONZE NATUURLIEFHEBBERS.
De reuze waterjuffer.
Ieder insect, familie van dit insect, noemt
men ten onrechte waterjuffer, maar de
waterjuffer is door haar grootte steeds
goed te herkennen. Men noemt dit insect
ook wel „reinigingsjuffer" en zij is familie
van de insecten: Hydrophilidee. Zij lijken
veel op de landjuffers van de Carabisgroep.
In speciaal daarvoor gemaakte zijden co
cons worden de eieren gelegd. Deze cocons
worden bevestigd aan een stuk hout, sten
gels van waterriet en ook wel aan het
lichaaam van de waterjuffer zelf. In zoo'n
cocon liggen van 80 tot 100 eieren. Na
enige dagen komen de larven uit, die
ware roofdieren zijn. Zij eten allerlei
kleinere dieren op, soms zelfs dieren, die
net zo groot zijn als zij zelf. De volwassen
waterjuffer leeft in -loofdzaak van plan
tendelen, meest rottende en gebruikt ook
wel eens een enkele maal een dier, dat ge
storven is. Vandaar, dat zij de naam van
„reinigings juffer" heeft gekregen. Na
enige tijd tijd spint de larf zich in, bevestigt
de onderkant van de cocon aan de bodem
van het water en zet deze verder met
scheerlijnen vast. Daarna komt het vol
wassen waterjuffertje te voorschijn, die
evenwel geen kieuwen heeft, maar longen.
Deze eindigen in een soort spiraalvor
mige koker, welke tussen hoofd en borst
kas in zit. Deze koker steekt boven het
water uit, het insect zuigt zijn longen vol
en door een paar haartjes wordt de ope
ning afgesloten, zodat slechts heel wei
nig lucht tegelijk kan ontsnappen. Verder
heeft zij twee voelsprieten aan de kop,
waaraan de ogen zitten.
ONVERSCHROKKEN.
De Maarschalk Pelissier had in zijn be
trekking als gouverneur-generaal van Al-
gerië eens een ernstig onderhoud met
een Spadi, d.i. een Inlandsch soldaat over
een door hem gepleegd misdrijf. De sol
daat antwoordde den generaal op een vnj
brutale toon en de generaal werd hierop
zo nijdig, dat hij den soldaat een draai om
de oren gaf met zijn rijzweep. Hierop trok
de soldaat zijn pistool, legde het op Pelis
sier aan en haalde de haan over. Maar het
pistool weigerde... waarop Pelissier zei:
„Drie dagen arrest, omdat uw wapen niet
in orde is!" Hij keerde zich om en wandel
de verder...
De kleine Mies aan het strand: „Mam-
my, wat gek is dat! Uw haar is heelemaal
maal golf en dat van pappie heelemaal
strand."
De kleine luidruchtige pluvier wordt
ook wel eens „kildeer" genoemd, naar het
geluid, dat hij voortbrengt en dat veel ge
lijkt op het woord „kildeer". De vogel is
buitengewoon kwiek en snel, lopende zo
wel op het weiland als wanneer hij zich
hoog in de lucht bevindt. Als het land pas
is geploegd, is de pluvier het meest In
zijn elment. Met zijn taankleurige, ranke
poten stapt hij door de voren en knipoogt
om zich heen of hij geen insecten ziet, die
hij voor zijn middagmaal kan verschalken.
Beide, het mannetje zowel als het vrouw
tje, zijn gelijk getekend en gemakkelijk
te herkennen aan de brede zwarte strepen,
welke over hun borst lopen, en verder is
het Verenhuidje helder wit. De vogels zijn
stevig en toch slank gebouwd en hebben
bruingrijze vleugels. Deze pluvieren bou
wen het liefst hun nest vlak bij de lande
rijen en tuinen.
Zij leggen vier grijs met bruin gespik
kelde eitjes. Zodra de jongen uit het ei
komen kunnen zij al lopen. De moeder
brengt de kleintjes nu op de weide en leert
hen insecten Voor zichzelf zoeken. Zijn de
kleinen wat groter, dan gaan zij vaak
langs de slootkant en bij stilstaande wate
ren naar waterinsecten zoeken en verdel
gen er heel wat. Over het algemeen zijn
de pluvieren trekvogels. Alleen trekken
zij niet allemaal naar verre, warme stre
ken; een deel van de zwerm gaat zeer ver
Zuidwaarts, doch een ander deel gaat niet
verder dan de Middellandsche Zee.
Deze vogels blijven ook niet zoo lang
weg en met het vroege voorjaar zijn zij
het, die in groten getale naar hun oude
woonsteden terugkeren.
HOE EEN JOURNALIST ZIJN
COLLEGA'S TE SLIM AF WAS.
Bennet, de eigenaar en uitgever van het
Amerikaanse wcreldblad, de „New York
Herald", we'ke jaarlijk.- duizenden cou
ranten uitgeeft en millioenen dolars voor
het grote leger personeel, is een slim man.
Toen de Prins van Wales op een dag de
Niagara-watervallen zou komen bezichti
gen, was het een heel feest voor de bewo
ners van het kleine Amerikaanse dorpje,
dat er niet ver van verwijderd ligt. Dit
dorp bezit een telegraafkantoor, het enige
kantoor dat er mijlen in de omtrek te vin
den is. Toen nu de dag aanbrak, waarop
de Prins zou komen en waarbij vele auto
riteiten aanwezig zouden zijn, om den
Prins rond te leiden en een welkomst
woord toe te spreken, ging Bennet voor
het telegraafkantoor staan. De Prins liet
echter lang op zich wachten en de cor
respondenten van andere Amerikaanse
bladen belegerden reeds het kantoor om,
zodra de journalist van de „New York He
rald" klaar was met telegraferen, hun be
richten naar de kranten te zenden. Bennet
was echter heel slim; hij bleef urenlang in
het telegraafkantoor staan en liet den be
ambte, die achter het loket zat te telegra
feren, een heel lang hoofdstuk uit een
boek telegraferen, zodat de andere jour
nalisten geen tijd kregen hun berichten
door te zenden..." En zo gebeurde het. De
journalist hield de telegraaflijn die middag
geheel voor zichzelf en eerst, toen alle
bladen al ter perse waren gegaan, trad hij
het kantoortje uit en de „New York He
rald' was dien avond de enige, die een
belangrijk verslag gaf over het bezoek van
den Prins van Wales.
DE CHUNIA.
De bewoners van de Argentijnse ge
westen Catamarca en Ticuman geven de
naam van chunia aan een soort van vogel,
die de overeenkomst met de dicholophüs
heeft. Hij heeft de grootte van een haan,
maar verheft zich wegens zijn lange poten
veel hoger boven de grond, waardoor hij
wel wat op een reiger of een ooievaar
lijkt. Zijn tenen en snavel zijn licht ge
kromd, evenals bij de dicholophüs, maar
geheel zwart. Zijn veren hebben juist
dezelfde vormen, maar een donkere, meer
zwartgrauwe dan geelbruine kleur. Ook
heeft de chunia niet de oogring, die bij de
dicholophüs met veren bedekt is, bij de
chunia n.1. is deze ring helemaal kaal.
De chunia is niet mensenschuw; de
vogel is zelfs heel tam en trippelt graag
tussen andere vogels ir Hij speelt zelfs
ook graag de baas over de andere dieren.
Hij stapt, als een ooievaar, fier in het
rond, voedt zich met stukjes vlees en
groote insecten, voornamelijk sprinkhanen
en slaapt des nachts op een ton of kist,
maar nog liever op een rieten dakje. Wan
neer de chunia in het wild leeft, loopt
hij overdag zijn voedsel te zoeken en rust
des nachts uit in de hoge bomen. Zijn nest
maakt hij in het groen. De vogel heeft
de zonderlinge gewoonte beenderen weg
te slepen en ze naar het nestje te nemen.
Wat hij er mee moet aanvangen, weet hij
zelf niet. Misschien wil hij er wormen en
vliegjes in zoeken.
NIEUWE VOLKSSTAM IN AMERIKA
ONTDEKT.
Twee Zweedsche profesoren, die van een
onderzoekingsreis naar het nieuwe wereld
deel naar Zweden zijn teruggekeerd, heb
ben verklaard, dat zij aldaar een nieuwen
volksstam hebben ontdekt, welke stam bij
zonder vaardig is in het papierbereiden.
De methode, welke deze mensc.ien volgen,
gelijkt, sterk op die van de oude Egypte-
naren. Plantvezelstof is de grootste sud-
stantie bij de bereiding van het papier. De
middelen, weike deze. menschen bij de pa
pierbereiding gebruiken, zijn uiterst pri
mitief, maar toch leggen zij een groote
vaardigheid bij de papiervervaardiging aan
den dag. De boekdrukkunst en ook de
schrijfkunst is deze menschen ten eenen-
male onbekend. "Vel kan men merken, dat
er Europeanen, waarschijnlijk Russen, reeds
eerder getracht hebben de boekdrukkunst
bij deze menschen bij te brengen, doch zij
schijnen voor deze kunst weinig belang
stelling aan aen dag te hebben gelegd.
173. Ineens wees Flip met zijn vinger
naar iets en zei lachend: „Zijn dat niet de
zevenmijlslaarzen van Klein Duimpje? Ik
begrijp alleen niet hoe hij in een mensen
huis kwam, terwijl hij toch in het bos
hoorde!"
174. „Misschien is hij op een keer ver
dwaald geraakt en toen in dat houthak
kersgezin terecht gekomen. Maar je hebt
het goed gezien, Flip, het zijn de zeven
mijlslaarzen van Klein Duimpje. Jammer
alleen, dat die dingen door het lange lig
gen hun tooverkraeht verloren hebben."
175. „En zie je daar dat kleine heng
selmandje? Daarin bracht Roodkopje de
versnaperingen naar haar zieke groot
moeder. En dit is het kleine schoentje van
Assepoester, dat niemand paste dan haar
alleen."
176. „Aan haar voetje zat het als ge
goten en de koningszoon was wat blij, dat
hij haar op die manier had teruggevonden.
Jullie horen wel, dat aan al die voorwer
pen hele geschiedenissen vast zitten en
juist om al die mooie herinneringen heb
ben wij ze verzameld en passen we er heel
goed op."