r Amsterdamsche Brieven. T JUTTERTJE ATERDAG 14 SEPTEMBER 1935 PAG. 5 La Lumanta Stelo Van bitse woorden hebben wij dikwijls berouw; van zwijgen zeer zelden; van zachte woorden nooit. Dit keer dan nog een en ander over de propagandistische waarde van Wereld-E3- peranto-congressen in het algemeen en van het j.1. congres in Italië in het bijzonder. Voor al dergelijke congressen in .iun hoe danigheid als massa-. ïanifestaiie geldt na tuurlijk dit: dat zij, meer dan wat anders ook, in staat zijn de oogen van buiten staanders te openen voor de practische en economische waard< van één, gemeenschap pelijke hulptaal, i.c. Esperanto. Worden de congressen daarenooven dan nog onder steund door de plaatselijke autoriteiten, dan is de indruk fn aaarmee anzelfspre kend de uitwerking, nog aanmerkelijk groo- ter. In dit opzicht bleef Italië stellig niet achter. In nage- oeg alle steden, die het reizende congres a-mdeed, werd de deel nemers officieel door de gemeentebesturen ontvangen. En niet alleen met woorden, maar ook mei den i.d. vorm van smake lijke ververschingen. Een enkelen keer was zelfs een famarexjips aanwezig, om aan ie ontvangst nog meer luister bij te zetten. Hét belangrijkste is eenter, dat „Musso- lini hims°lf", zouden de Engelschen zeg gen, zijn persoonlijke sanctie aan het Es- perantocongres verleende. En dat, terwijl zijn geest tegenwo< rcug toch klaarblijkelijk door ganseh anaere, dan nu juist gedach ten tot bevordering van broederschap en vrede in beslag genomen wordt! „Dit groo- te succes", schrijft de „Heroldo", „wérd nog geaccentueerd door het feit, dat de vice- minister Dümidei, in eigen persoon het congres officieel opende, in naam van den Koning van Itailë en den Duce." Dit alles is des te merkwaardiger, omdat de Itaii- aansche autoriteiten langen tijd een onver schillige houding ten opzichte van Esperan to aannamen. Ook op de_p_ers was een invloed ten goe de merkbaar. Zoo verscheen in het blad ,11 Lavoro" te Genua volgens de „Heroldo" een hartelijk welkomstartikel in het Ita- liaansch en Esperanto. Het eindigde al3 volgt: „De door U hooggehouden Esperanto- standaard kent stilstand noch nederlagen. Fier en snel schrijdt hij steeds voorwaarts Niemand durft zijn voortgang te weer staan, voornamelijk daarom, dat haar geest onsterfelijk is; het is de geest, waarmee de taal bezield werd door haar schepper: Lu- doviko, Lazaro Zamenhof. En het is die geest, die u, Esperantisten uit alle landen, vëreenigt; het zijn die geest en het practische nut van de taal, die u zullen helpen het einddoel te bereiken. Voorwaarts". Met deze woorden van het buitenland- sche blad in de gedachten, valt het niet moeilijk, weer een nieuw Esperanto-werk- seizoen te beginnen. Maar ook de Neder- landsche bladen geven steeds krachtiger steun. De „Haagsche Post" o.v. verraste ons plotseling met een wekelijksche Espe- ranto-rubriek, die nog wel verzorgd wordt doorneen, ik mag het misschien niet zeggen! Want de naam staat er niet onder. Maar voor ingewijden (in dubbele beteekenis, want de artikelen zijn in het Esperanto geschreven) is het niet moei lijk te raden, dat we hier te doen hebben met een ster van de allereerste grootte aan den Esperanto-hemel. Ik hoop voor de le zers van de „Haagsche Post", dat ze spoe dig allen de altijd geestige en rake pen- nevruchten van dezen buitenlander kun nen ontcijferen! Verder is er de „Vacature", het beken de onderwijsblad, met geregelde inlichtin gen over Esperanto en aankondigingen voor schriftelijke cursussen met en zonder radio. Dan is er het orgaan van de Coöpera tieve Winkelvereeniging „Eigen Hulp" met een oplaag van 8000 ex., dat al sinds een paar maanden een Esperanto-rubriek-cur- sus bevat. Ik zal u niet vervelen met een verdere opsomming. Voor dit artikel-in-statistiek- m08t lk toch al een beroep doen op dL °egTndheid! En ik wil keer ein- held ten8 8611 beroeP °P uw nieuwsgierlg- grooirnd°riChte Van ^<^0! Want hoe °s dat u LW°rdt' hoe ^ooter ook de kans uit°-aa*Och28" winter eens °P onderzoek weU 8n dan V°^ de rest vanzelf MOLLY KEISER 2e Schuytstraat 155, Den Haag. Gemeentezaken. Langzamerhand komt de gemeentelijke machine weer op gang, nadat, om deze schoone mechanische beeldspraak nog maar even vol te houden, enkele spa ken in het vliegwiel vernieuwd werden en de cylinders van binnen gedeeltelijk op nieuw bekleed werden, wat dan wil zeggen, dat de drie nieuwe wethouders in deze tweede bijeenkomst van het nieuwe stadsbestuur, die deze week op het Prin senhof plaats had, thans goed en wel naast den burgemeester troonden en de nieuwe leden van den Raad door welwil lende collega's en boden reeds in de zaal wegwijs waren gemaakt... Bij dat eerste op gang komen heeft ook steeds het be noemen van de leden der diverse com missies van bijstand plaats, een routine werkje, dat anders vrijwel onopgemerkt aan de aandacht van de burgerij voorbij gaat, maar dat ditmaal toch wel even ge memoreerd mag worden, omdat het de eerste keer was dat de communisten zich voor het werk in die commissies beschik baar stelden. Dit „meedoen" aan den ge meentelijken bestuursarbeid, zooals men die onder de geldende maatschappelijke ordening bedrijft, is waarschijnlijk een di rect gevolg van een nieuwen Moskouschen koers, die immers o.m. het voorloopig zooveel mogelijk steunen van de „burger lijke" democratie inhoudt. Het zal nu ver der in die commissies moeten blijken of dit meedoen van de communisten ook be grepen wordt als het „meewerken aan het belang van de gemeente in haar geheel" of slechts als een min of meer bedektelijke obstructie, die alleen maar het vlotte ver loop der komende commissie-vergaderin gen zou belemmeren... Uit deze tweede Raadsvergadering in de nieuwe periode valt verder alleen nog maar aan te stippen, dat er een oppositio- neele stem uit den Raad opging, die zeide niet te begrijpen waarom de nieuwe wet houder Van Meurs niet de „arbeidszaken" onder zijn beheer heeft gekregen, een ma terie, waarin hij toch, gezien zijn antece denten als voorzitter van den Bond van Overheidspersoneel, zeker deskundig mag heeten. De burgemeester, die eerst de afgetreden wethouders Boissevain, dr. Vos en ter Haar, een dank-pluim op den hoed had meegegeven .voor hetgeen zij in de af- geloopen periode gepresteerd hebben, sneedt deze kritiek op de wethouderlijke functie-verdeeling dadelijk zeer terecht en volkomen correct af, door te wijzen op het feit, dat die verdeeling door het college van B. en W. „in onderling overleg" werd vastgesteld, er verder dus niet over te praten viel er geen reden was voor „cri- tiek". Politie-brandweer. Een van de eerste zaken, die de nieuwe Raad te behandelen zal krijgen, is de kwestie „al dan niet samenvoeging van politie en brandweer', een kwestie waar men in de hoofdstad al jaren over „doen de" is. De commissie, die destijds werd ingesteld om dit vraagstuk te bestudeeren is thans zoover met haar werk gevorderd, dat binnenkort haar rapport zal worden uitgebaeht. Naar verluidt zal de conclusie inderdaad „pro" samenvoeging zijn. De bedoeling is dan een tiental brandweer- politiebureaux te vestigen in de verschil lende stadsdeelen en ook en vooral in de nieuwe wijken en in verband daarmede het aantal politie-posthuizer, te verminderen. Een zekere „kruising' politieman-brand weer dito heeft de commissie daarbij ook op het oog: eenige agenten zouden dan op de brandweer-voertuigen moeten uitruk ken om dienst te doen als brandweerman nen... Wel zou daarbij de kern van het huidige beroeps-brandweer corps volledig gehandhaafd worden; slechts een aantal niet vast-aangestelden bij de brandweer zouden dan overgaan in politiedienst. Het preventieve werk van de brandweer wil men dan overbrengen naar bouw- en woningtoezicht. Brandweer-commandant Gordijn zou echter bij een en ander zijn „commandeerende" positie verliezen, om dat de hoofdcomimssaris van politie de opperleiding zou krijgen van de „politie- brandweer"; de heer Gordijn zou dan slechts als „adviseur" aan het corps ver bonden blijven. Vuilnis-rhapsodie. Een van de gemeentelijke zaken waar mede het hoofdstedelijk publiek den laat- sten tijd zeer direct in (huishoudelijke) aanraking is gekomen, is de asch-emmer distributie van' vege den gemeentelijken reinigingsdienst. Een groot aantal wijken is thans reeds voorzien van de groote, stevige, van een deksel voorziene asch- emmers, die de gemeente gracielijk om niet aan onze huisvrouwen heeft aange boden: het voordeel van genoemden dienst is, dat zij den ophaaldienst door toedoen van deze uniforme emmers veel meer kan mechaniseeren en efficiënt maken (de vuilniskarren nemen den inhoud met deze emmers automatisch op). Het voordeel voor de particuliere gebruikers is daaren tegen betrekkelijk: een groot bezwaar voor de „zooveel hoog" bewoonsters, die in Amsterdam net overgroote meerendeel der bevolking uitmaken, is de... zwaarte; zonder ongelukken met zoo'n gevulde nieuwe gemeentelijke asch-emmër de trappen afloopen is een soort athleti- sche prestatie, waartoe velen niet Dij machte zijn. Het „particulier initiatief" kan hier evenwel uitkomst brengen: we kennen al sinds eenigen tijd (bloeiende) „kattenbak-centrales", nu echter óok „aschbakken-centrales", die tegen enkele luttele centen per week het op de trappen jongleeren der zwoegende huismoeders door middel van een legertje, voor de asch- kar uitloopende stoere jongens, overneemt. Aangemoedigd door het succes van de aan den gemeentelijken reinigings-dienst vastgekoppelde particuliere onderneming, heeft onlangs nog een ander „particulier" zulk een „vastkoppel"-idee pogen te ver werkelijken. Deze laatste tracht het pu bliek door middel van circulaires enz. wijs te maken, dat de nieuwe „standaard-vuil nis-emmers" onmogelijk kunnen buiten papieren „inleg-zakken", waardoor het metaal dier emmers schoon blijft! Natuur lijk is het 't goed recht van dezen nieu wen ondernemer ook zijn „nieuwe" idee, dat overigens wel wat ver gezocht is!, productief te maken. Maar hij is daar bij tenslotte in zijn „handigheid" te vér gegaan: op zijn circulaires en „proefzak- ken" prijkt op indrukwekkende wijze het officieele Amsterdamsche stads-wapen, waardoor den schijn gewekt wordt, dat een en ander van de gemeente zou uit gaan. De Stadsreiniging als zoodanig heeft echter met de zaak niet te maken en de betreffende directeur zint dan ook reeds op middelen om aan dit „onrecht matige gebruik van het stadswapen" een einde te maken. Hij verheugt zich even zeer als vele anderen, vooral in dezen tijd in ieder nieuw particulier initiatief, dat weer wat werkgelegenheid vermag te ver schaffen en inderdaad een zeker nut voor de burgerij kan hebben (al is dit dan irr dit geval niet bijster groot en kan men moeilijk van „het voorzien in een be staande dringende behoefte" gewagen!), maar de stedelijke „drie kruisjes met den keizerskroon" als (misleidend) propagan- da-middel „spannen" voor een particulier wagentje, dat gaat te ver! Kleine oorzaken, groote gevolgen. Maar laat ons tot „smakelijker", meer aesthetischer onderwerpen overgaan, dan deze vuilnis-feiten... Het is bekend, dat groote oorlogen ontketend zijn uit de glinstering van een kraal. Dat zat zoo: een blanke kwam ergens in Afrika of Indië, het wat kralen aan de mboorlingen zien, kreeg trek in het land en de poppen waren aan het dansen. Zoo-iets, maar niet zoo bloedig, beleeft op het oogenblik Amsterdam. Zoo in de verveeldheid van z'n vacantie zag een kleine jongen een aardig gekleurd papiertje op straat lig gen, met goud opdruk, een portretje met mooie krullen. Hij raapte het op en het leek een sigarenbandje te zijn. Hij was zoo getroffen door de verblindende schoon heid van zijn vondst, dat hij op zoek ging naar meer en al spoedig had hij een ver zameling waarmede hij z'n vriendjes jaloersch maakte. Die, op hun beurt, gin gen aan het zoeken. De meest onderne mende knapen gingen vragen, geen man lijk persoon in Amsterdam met een sigaar in het hoofd, bleef voor hen veilig. „Me- heer, hep u een sigarenbandje?" werd het gevleugelde woord van de straatjeugd. Terrassen van café's werden en worden bestormd, onder tafeltjes wordt gesnuf feld en den heelen dag drenst jeugdig Am sterdam „Meheer, hep u een sigaren bandje?" Bij de tramhalten staan drom men jongens en ook meisjes, die iederen uitstappenden passagier aanklampen om het begeerde artikel. Sigarenwinkels wor den bestormd en inplaats van een wel kome klant steekt een brutaal jog z'n neus naar binnen en drenst zijn deun. Er zijn alweer direct handige winkeliers geweest, die, op de hemei mag weten welke manier, groote voorraden bandjes hebben ingesla gen en ze te koop aanbieden a raison van zooveel per zakje van -0 stuks gesorteerd. Er zijn goedkoope en dure soorten. 10 12 ordinaire bandjes gaan grif tegen een echten buitenlandschen havanna-band. De grooten onder de verzamelaars, de fijn proevers, verzamelen alleen maar dure buitenlandsche merken. En de sigarenwin keliers zuchten, zuchten zoo, dat sommi gen al een bordje op hun deur hebben be vestigd: „Hier worden geen Dandjes ver strekt." Nog een paar weken, misschien maanden, en deze rage zaï weer gevoegd worden bij de vele rages, die zijn voorge gaan in de vergetelheid. Steunt de Kunst 1 Om bij het „kunstzinnige" te blijven: de bekende artist op den Dam, de man met het houten been, die in een halve mi nuut een landschap toovert op den achter kant van een stuk behangselpapier en dan met de hoed rondgaat, terwijl het kunst werk zelf tegen een dubbeltje, verpakt in een krant en wel, te koop is, heeft een collega gekregen, met wien hij de dagen om beurten moet deelen. De nieuwe artist verricht soortgelijk kunstwerk, heeft ech ter een baardje en een echte schildersezel en zijn werk is ook van een ietwat beter gehalte dan dat van zijn collega. Wat wel aan het baardje zal toe te schrijven zijn! Deze laatste artist nu, voert op zijn ezel het motto: „Steunt de Kunst!" wat een officieuze aanmaning aan het publiek is. Een meer officieele toon heeft de Burger vader aangeslagen bij de opening van de S.O.S.-Tentoonstelling in het Stedelijk Museum ten bate van noodlijdende kun stenaars. Hier is bijeen al wat in Amster dam door jonge kunstenaars, en ook oudere is vervaardigd. Hier is ieder toege laten. De expositie draagt een gemengd ka rakter. Zij verfrischt den geest en doet een beroep op het publiek. „Deze tentoon stelling", zoo zeide de Burgemeester in zijn openingswoord, „staat in het teeken van het S.O.S.-sein van den nood, waarin zoovele kunstenaars in deze moeiijke tijden verkeeren." Het is te hopen, dat het publiek van deze gelegenheid een dank baar gebruik zal maken om de Kunst te steunen. Als men do geheele tentoonstel ling leegkoopt, besteedt men nog niet het bedrag, noodig voor één Rembrandt of één Vermeer. De maximum prijs van elk werk is vastgesteld op 200,Een ieder kan dus nu zijn gang gaan, al naar zijn beurs het toelaat. De Kunst kan op den Dam gesteund worden met een paar centen en in het Stedelijk Museum met bedragen tot twee honderd gulden. Alle waar is naar zijn geld! „Je horloge moet ik hebben." „Dat kan, maar ik geloof dat het kapot is." „Dan moet ik tien pop schadevergoeding hebben." DE ZONDERLINGE PASSAGIER In October 1785 was een aantal reizi gers 's nachts in een postkoets op weg van Coventry naar Londen. Spoedig kwa men alle passagiers met elkaar in ge sprek, alleen een heer, die in een hoek in elkaar gedoken zat, nam in het geheel geen deel aan de conversatie. Hij bekom merde zich overigens ook nergens om. Men meende, dat hij sliep en liet hem maar stilletjes met rust. Tegen dat de morgen aanbrak, werd er in een klein gehuchtje halt gemaakt en alles stapte uit, om te ontbijten. „Hallo!", riep een vriendelijk reiziger, terwijl hij zijn zwijgenden tochtgenoot ka meraadschappelijk op den schouder tikte, „we zijn bij de herberg aangekomen. Zoudt u ook niet eens een stukje gaan eten?" Doch de toegesprokene verroerde zich niet. „Nou, die mijnheer daar in den hoek schijnt er ook rare manieren op na te houden," zei de gemoedelijke passagier buiten tegen den postillon. „Ik krijg niet eens antwoord van hem!" „Dat zal wel waar zijn," antwoordde de postillon, doodkalm. „Hij is gisteren we gens diefstal van een paard opgehangen en nu moet ik hem naar Londen naar een professor brengen, die hem gekocht heeft. Ik denk niet, dat de heeren daar wat op tegen hebben". Veel wat bespottelijk wordt genoemd, zou juister heeten „onbegrepen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 17