Raadsels
B VAN KABOUTER FLIP EN ZIJN VRIENDJE WIP 1
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1935
De arme muzikant.
PAG. 7
Nieuwe Raadsels.
zee. Je begrijpt wel, dat zij heel gevaar
lijk voor de scheepvaart zyn, en de ver
schrikkelijke ramp, die het zee-kasteel de
Titanic getroffen heeft, zal zeker niet
licht vergeten worden. Ijsbergen van 7
mijl en langer zijn in de geschiedenis be
kend, want we moeten niet vergeten, dat
het Ij's daar jaar na jaar opgehoopt wordt.
Vreselijke sneeuwstormen.
Bij de Noordpool valt nog regen, by de
Zuidpool alleen maar sneeuw. De sneeuw
stormen daar zijn verschrikkelijk. De
stilte, die op die stormen volgt is haast
niet te dragen. Dieren worden er niet ge
hoord. Omdat het klimaat ondragelijk is,
kunnen landdieren het er niet uithouden,
maar het krioelt er van zeedieren.
Vroeger warmer klimaat.
Versteende overblijfselen, fossielen met
een deftig woord, werden echter door ont
dekkers gevonden. Een bewijs dus, dat het
klimaat eeuwen geleden warmer moet zijn
geweest.
Wat planten betreft je zou er alleen
maar mos vinden.
Rivieren zijn er niet, alleen gletschers
of ijs-rivieren. Die zie je soms, wanneer in
de zomer de sneeuw een beetje smelt, dan
zijn er veel kleine stroompjes. Gletschers
zijn er, die meer dan 3 mijlen breed zijn!
Zó'n sneeuwveld, verlaten en stil, met
uitzondering van kwetterende pinguins
misschien, zal wel een indrukwekkend
schouwspel zijn!
De pinguins.
De zeedieren, die er zijn, bestaan uit
pinguins (vijf soorten), robben, walvissen,
zeevogels en heel wat vissoorten, waarvan
de meeste eetbaar zijn. Vooral de pin
guins leven er in grote getallen; ze ma
ken soms een verschrikkelijk spektakel, en
gewoonlijk loopt het op ruzie uit. Hun
bewegingen en houding hebben iets men
selijks en ze zijn ook net zo bemoeiziek!
Als er twee ruzie krijgen, kun je er zeker
van zijn, dat de anderen zich ermee be
moeien, en al gauw is de hele kolonie aan
het vechten. Ze kunnen heel goed duiken
en zwemmen, maar op 't land zijn ze lomp
en onnatuurlijk. Ze moeten hun stompe
vlerken gebruiken om het evenwicht te be
waren en om te klimmen.
DE KLEINE TOVENAAR.
Mooie kleurstoffen maken,
door
F. S.
Wanneer je drie delen salpeter en een
deel bruinsteen fijn wrijft en vermengt,
en dan de massa een beetje verwarmt,
ziet deze na het smelten er droog en aard
achtig uit. Dit mengseltje maak je fijn,
en bewaar het in een fles, die je goed
kunt afsluiten. Voor de tovervoorstelling
gooi je een beetje poeder in een glas met
water, dat eerst groen en dan rood wordt.
Tenslotte wordt het weer kleurloos, wan
neer de poeder op de bodem gezonken is.
Wanneer je op rozenbladen een beetje
wijngeest giet, en het aftreksel een paar
dagen laat staan, kun je 't donkerrood ma
ken door er wat sterk water bij te gooien.
Groen wordt het, wanneer je er wijnkruid-
olie bij doet.
Aftreksel van galappeltje doe je bij wa
ter en ijzervitriool, en krijgt een paarse
vloeistof. Als je er nog meer bijdoet,
wordt het zwart. Wanneer je er dan weer
sterk water bijgooit, wordt het weer kleur
loos! Je kunt die geleerde namen, die je
misschien nog nooit gehoord hebt, aan den
drogist vertellen, die je dan de nodige din
gen geeft. Maar je moet eerst toestem
ming hebben van thuis hoor! Misschien
heb je wel een oudere broer of zus, die
je bij je tovenarijen helpt. Alléén moet je
het liever niet doen.
Een arme muzikant had eens een pracn-
tig wijsje gemaakt, maar hij had geen
trompet om het op te blazen. Hij ging
naar verschillende mensen toe, die veel
van muziek hielden en vroeg hun, of ze
hem niet een trompet konden bezorgen.
„Een trompet?" zeiden ze. ,,'k Zou je
wat graag een trompet geven, maar ia
heb ook geen geld om er een te kopen,
't Spijt me wel, «vant je bent een heel
goede muzikant en ik ben dol op muziek,
maar tja..." En ze haalden hun schouders
op-
Zo zeiden alle mensen. Ze hadden
geld genoeg en hielden geweldig veel van
muziek, maar alleen als het niets kostte.
Toen de muzikant by tien mensen had
aangeklopt en door niemand was gehol
pen, werd hij moedeloos. Wat gaf het hem.
of hij mooie wijsjes maakte?
Daar kwam hij bij de winkel van een
lorren- en benenkoopman. En tussen
allerlei oude rommel zag hij een prachtige
blinkende trompet liggen.
Nog éénmaal besloot hij een kansje te
wagen. Hij ging naar binnen en vroeg of
hij de trompet mocht hebben. „Ik heb een
mooi wijsje gemaakt," zei hij tot den
ouden man, van wien ue winkel was, „hoor
maar!" En hy floot het wijsje voor. Het
was ook het mooiste wijsje, dat je je den
ken kunt.
„Nee," zei de man, „je krijgt hem niet.
Kopen kun je hem wei. Hy kost dertig
daalders."
„Ik heb niet eens één daalder," zei de
muzikant bedroefd. „Maar zodra 'k ze
met de trompet verdiend heb, kom ik ze
brengen."
De man dacht na. Toen zei hij: „Deze
kryg je niet, maar 'k heb nog een oude,
die een nog veel mooier geluid heeft, die
kun je krijgen. Maar onder één voor
waarde!"
„Alsjeblieft!" zei de muzikant dankbaar.
„Die voorwaarde is, dat ik je kleren
krijg, dan zal ik ik jou daarvoor in de
plaats een oud pak geven, dat ik toch nog
heb liggen."
De muzikant zei nog eens: „Alsjeblieft."
Eerst kreeg hij een oud vies pak, en toen
hij dat had aangetrokken en zyn eigen
kleren aan den uitdrager gegeven had,
kreeg hij ook de trompet. Toen zei hij:
„Dank je wel." „Alsjeblieft" en „dank je
wei' zyn de woorden, die een arme muzi
kant het vaakst moet zeggen.
Maar weet je, wat dat voor een trompet
was? Een tovertrompet. 't Wijsje dat je er
erdoor blies, blies je weg en je kon het
nooit meer terugkrijgen. Dat wist de uit
drager, en hij dacht: „De muzikant zal de
trompet wel gauw terugbrengen, want hij
heetf er niets aan. En ik houd de kleren."
Verheugd ging de muzikant weg. Zodra
hij buiten kwam blies hij het wijsje. Wat
klonk dat prachtig! Hij wou het dadelijk
nog eens spelen. Maar wat was dat? Hij
kende het wijsje niet meer. Hoe hij ook
nadacht, hij kon het zich niet herinneren.
Erg vreemd vond de muzikant dat. Nu
moest hij een ander wijsje verzinnen. Toen
hij 't had, blies hij het op de trompet,
maar nu was ook dit wijsje verdwenen.
Nog eens maakte hij er een, maar toen
hij dit derde wijsje had weggeblazen, en
het nergens in zijn gedachten meer kon
terugvinden, begreep hij, dat het een be
toverde trompet was en dat de uitdrager
hem had beetgenomen.
Hij zag er zo bespottelijk uit in zijn
vieze kleeren, dat iedereen hem nakeek en
de jongens en meisjes hem uitlachten. Toen
IETS OVER DE POSTERIJEN
De postzegel van de Wereldtentoonstelling
1935.
Ter gelegenheid van belangrijke gebeur
tenissen worden dikwijls extra postzegels
uitgegeven.
Ter gelegenheid van de Wereldtentoon
stelling in Brussel hebben de Belgische
Posterijen een herdenkingspostzegel uitge
geven, die je hier ziet afgebeeld.
Alle bezoekers van de tentoonstelling
kunnen die onder hun ogen zien maken.
Er bestaan drie verschillende waarden
van. Je ziet wel, dat het een oude post
koets is, zo eentje, waar onze overgroot
ouders nog in hebben gereisd, die er op
staat afgebeeld.
Nu ik toch over postzegels spreek, wil
ik jullie nog wat vertellen over de poste
rijen.
Pas in 1803 kwam er in ons land een
geregelde dienst, die er voor zorgde, dat
de brieven en paketten op de plaats van
bestemming kwamen.
Vóórdat de postzegel werd ingevoerd
(in 1839 in Engeland en in 1852 pas in
Nederland) moest de port betaald worden
door degeen, die de brieven of paketten
ontving. Net zooals trouwens nu nog met
de strafport gebeurt. Héél onvoordeelig
was dat, wanneer je met Sint Nicolaas
pakjes uit andere steden kreeg!!
Briefkaarten kwamen er pas in 1869 in
Nederland.
werd hy woedend en ging naar alle men
sen toe die zoveel van muziek hielde:
als het geen cent kostte. Hy dacht: „H
kan me niet schelen wat er met die tro;
pet gebeurt," en blies de afschuwelijk.'
en jammeriykste klanxen. Zijn oren ded
er pyn van, maar hij speelde door en a
mensen zeiden: „Wat prachtig!" „Vc
rukkelyk!" „Zeldzaam!" „Je ku
wel horen, aat het een groot muzika
is!" Ze vergaten zelfs naar de vieze kiert
te kyken. Hoe lelijker hij blies, hoe mooi
vonden ze het. Dat was vreemd voor me
sen die veel van muziek hielden, want a
hij vroeger de mooiste wijsjes blies haddc
ze altijd gezegd: „Wel aardig" „Ni
kwaad" „De man heeft tocht talent.
Nu schreven ze grote artikelen in t
kranten over hem, en binnenkort was 1
zo rijk, dat hij wel honderd nieuwe tro:
petten had kunnen kopen. Maar hij koe'
er maar één. Daarop blies hij in zyn een'
de mooiste wijsjes. Maar voor de menr
blies hij zo leelijk als hij kon op de oud
en hij werd een beroemd kunstenaar.
OPLOSSINGEN VORIGE WEEK.
I.
Korfballen, kaas, opoe, rood, Ford, boe
auto, lamp, laag, even, neef.
II.
Veter, kiektoestel, boterham, Waa'
haven, morgen.
Goede oplossingen ontvangen van:
Annie L., Lena M., Henk K., Jopie K
Corrie de H., Fransje v. E., Viooltj
Olifant, Marie K., J. B., Rieka S., Ann.
en Pietje S., Annie K., Nelly N., Jacobu
N., C. de L., Marie v. d. B., N. K., Bets.
N., Jeane G., Betsie W., Lena v. Z., Ari
de G„ Toon T., Riena S., Nelly B., Gretk
M„ Marie B., Bertha H„ Rietje W., Pir
H., Stientje B., F. H., Freddy v. d. C
IJsbrand S., Maartje S., Johanna I
Tineke W., Johan en Cornelis L., Nelly I"
Harmen L., M. O., Nettie H., Martha cl'
P., Cisca du P., Lena H., Jan de W.
i.
Met een B ben ik een zak.
Met een V ben ik niet bepaald kleurig.
Met een K ben ik helemaal zonder ha
Met STR ben in een lichtflits.
Met een Z ben ik een grote kamer.
II.
Wie heeft een voet zonder tenen?
En welke ziekte komt in geen en"
land voor?
III.
Lettergrepenraadsel.
Van de lettergrepen, uie hier onder v
gen, moeten jullie woorden maken, wac
de betekennissen óók hieronder staan.
vis zee -co Haar der V.
hoorn Wa ne Zui lem
Maan IJs Mist ter ba dag
den zon vai.
1 is een dier, dat je in de Noordelij
zeeën vindt.
2 is een zee, waarvan grote stukk
drooggemaakt worden.
3 is een lekkerny, die vooral lekker
op warme dagen!
4 is de hoofdstad van een der Hollar
provincies.
5 is een dag van de week.
6 is neervallend water.
7 hoor je, waaneer het mist.
8 doe je, om lekker "bruin te branden
pen heb. Wat zal ik er van mijn ba:
langs krijgen!"
192. Wip begon weer iets van z'
schrik te bekomen en dacht direct: ,,L
moet ik gauw aan Flip f "felle
En weg was hij, nagekel^a iddag
ontdekte wonder Flip Van der Duyn van M&
geduldig gewacht op ceva, gebeurdj dat wonder]
oopen.
Sen vrachtwagen van de fi
e auto en een fietser kwa
•tyd op dit punt en naar
1de door een fout van de:
onder den vrachtauto t
echter niet noemensw
189. Nu was Wip in zijn element. Uit
gelaten sprong hij van de ene boom op de
andere en genoot van het heerlijke om
hem heen. Nu eens zat hij boven in het
topje van een boom, dan weer schoot hij
plotseling naar beneden en holde verrukt
over de grond.
190. Ineens zag hij lussen de struiken
iets eigenaardigs. Onbeweeglijk stil en
stijf lag er iets donkers tussen het groen.
Wip sloop naderbij... maar bleef op het
zelfde oogenblik van schrik stokstijf staan.
Het vreemde wezen op de grond begon
zich te bewegen.
191. Het was een jongen, die overeind
kwam, zich z'n ogen uitwreef en toen heel
verwonderd om zich heen keek. Plotseling
hoorde Wip zeggen: „Dank je wel, kleine
eekhoorn, dat je me wakker gemaakt
hebt. Je pluimstaart kriebelde me zó in
m'n gezicht, dat m'n slaap meteen weg
was. Ik geloof dat ik een hele tijd gesla