Stadsnieuws koch iaot Jtocn sd. H et Amstelmeer derde blad heldersche courant van donderdag 3 october 1935 Oorlog in Bergland, Struikgewas en woestijn. Mr. Collins aan 't woord. Voorloopig geen personeel meer naar Nederland. Visscherij. Uit de Natuur Licht op voor alle voertuigen. Qe marjne jn Indië. Donderdag 3 Oct. Vrijdag 4 29.03 uur. '19.10 uur. door Colonel A. T. Brunshatton. Uit het Engelsch vertaald door H. S. Musttoiini's houding geelt geen hoop, dat een oorlog in Oost-AfriUa vermeden ital kunen worden. Naar verluidt zou de Duce, tegen het advies van zijn ervaren koloniale officieren in dezen veroverings oorlog doordrijven. Welke ontzaglijke moeilijkheden de fascistische soldaten te overwinnen zullen hebben, wordt wel zeer scherp belicht door een artikelen serie, getiteld „Oorlog In bergland, struikgewas eii woestijn," die wij heden beginnen op pag. 1 van dit nummer en waaruit, aan de hand van de ervaringen van Colonel Brunshatton, opgedaan bij de veldtochten in Marokko, Zuid-Abri ka; Duitsch Oost-Afrika en Abessinië, uiterst belangrijke gevolgtrekkingen te maken zijn. - Walter Collins, Reuter's „Chiel Correspondent" in Abessinië, be gint jn dit nummer zijn artikelen reeks. Hij zal den strijd aan het Abessijnsehe front persoonlijk .mee maken. Ongeveer een week geleden maakten wij er reeds melding van, dat de bekende Béu ter-correspondent, Walter Collins, voor de Heldersche Courant zjjn bevin- T dingen uit hetbrandpunt der wereld zou beschrijven. Heden plaatsen wjjj het eerste artikel van de 'reeks, dat hoewel de feiten hoogstwaarschijnlijk reeds de verwachtin gen achterhaalden, niets van zijn actua liteit Inboet. Mr. Collins heeft zijn kwartier op het oogenblik waarschijnlijk nog in Addis Abeba opgeslagen, doch zal, zoodra het tot een treffen komt, aan de zijde van Abessinië den strijd meemaken. Zjj naam is waarborg voor een authen tieke berichtgeving. De heer J. Mondeel, oud-leerling van den politie-cursus alhier, die de vorige maand op het examen te Amsterdam het diploma behaalde, is thans met ingang van 8 Oetober te Nieuwersluis benoemd; ESPERANTO-DAG. Zondag 6 Oetober vergadert de distriete- vereeniging voor Noord-Holland ,.La Norda Stelo" in het Militair Tehuis, Spoorstraat. Deze vergadering zal een feestelijk karakter dragen, daar zij samenvalt met het 15-jarig bestaan van de Heldersch club „Nova Sento". Als bijzonderheid zij nog vermeld, dat het gelukt is den hekenden Pastoor Cseh naar DUen Helder te krijgen. Deze zal 's middags een redevoering houden. Om half twaalf maken de deelnemers aan de vergadering een wandeling naar het Red dingmonument, waar een extra bespeling plaats vindt van het carillon door den stads- beiaardier, den heer Tj. Dito. De Java-Bode weet te melden, dat het personeel van de marine in Indië, dat aan de beurt is voor terugzending naar Nederland, in verband met den gespan nen internationalen toestand in Europa, voorloopig in Indië wordt gehouden. Zoo is een transport schepelingen van de marine, dat met de Baloeran naar Neder land zou vertrekken, weer ontscheept. Door de bezuiniging is het personeel van de marine zóó beperkt, dat de ge ringste verzwaring van haar taak dade lijk een voelbaar gebrek aan personeel zou doen ontstaan. Reeds opgenomen in het Adv.-bl. van gisteren UITSLAG VERLOTING ALGEM. MILITAIRE PEN SIOEN BOND. Ie prijs No. 2484 gouden horloge. 2e 3270 zilver couvert. 3e 4639 schilderij. 4e 3969 tafelkleed. 5e 4048 album. INSCHRIJVINGEN HANDELSREGISTER 24 September1 Oetober 1935. Opheffingen: Den Helder: H. Meper, Kanaalweg 108, grossierdérij in wól en elastiek artikelen. FEDERATIE VAN ARBEIDERS- ESPERANTISTEN. In een advertentie in bet Advertentieblad van gisteren heeft'men kunnen lezen, dat de eerste les van deh cursus der Federatie van Arbeiders-esperantisten Donderdag 10 Oct. a.s. aanvangt. Teneinde velen in staat te stellen het espe- ranto te leeren, zijn voor werklooze cursisten gemakkelijke betalingsvoorwaarden in het leven geroepen. Het secretariaat is gevestigd Asterstraat 19, alwaar gelegenheid is zich als lid aan te geven. Men zie voor een en ander de betreffende advertentie. BLOEMPJESDAG VOOR HET PLAATSELIJK CRISIS-COMITÉ. Op Zaterdag 6 Oetober. Laat niemand verzuimen een bloempje te komen. De zomer is voorbij. De'zomer met zijn mild heid en overvloed van weelde en heerlijkheid. Reeds fel heeft de storm over ons land ge raasd en aangekondigd, dat koning Winter zijn heerschappij gaat hernemen. Maar met de komst van den Winter is ont waakt hét leven in vereenigingen, werkge meenschappen, comité's, cursussen enz. Het parool heeft geklonken: Aan den arbeid. Plan nen worden gemaakt, programma's opgesteld, de wintercampagne is ingezet.' Dit geldt ook voor het werk van het crisis comité. Ook daar heeft het parool geklonken. Dinsdagavond is gansch het radioprogramma in dienst geweest voor den inzet van de Winteractie, de laatste. Wij allen hebben ge luisterd naar hetgeen èn Prinses Juliana èn Jhr, Citters ter aanbeveling hebben gespro ken. Nog één winter wil het crisiscomité zijn werk verrichten. Nog eenmaal wordt een be roep gedaan op menschlievendheid en mild dadigheid. Nog eenmaal gaat over heel ons land de roep om steun voor uw medemensch. Nog eenmaal, voor de laatste keer gaat het parool: Geeft allen! Het spreekt, dat het plaatselijk comité in deze niet achterblijft en met volle kracht aan deze laatste actie wenscht deel te nemen. Ook hier voor de laatste maal. Het is in het leven zoo, dat als iets lang aanhoudt, de aandacht dreigt te verslappen. Dit geldt ook voor het werk van het crisiscomité. De giften zijn kleiner geworden, de lust tot geven is ver slapt. Men is zoo licht geneigd om te oor- deelen. dat het nu „welletjes" is. Hoe gaarne zou ook het crisiseomité willen zeggen, dat het genoeg is, dat de nood voorbij is, dat de behoefte aan kleeding, dekking, geldelijke^ steun niet meer bestaat. Maar wel verre is het daar vandaan. En nu dan toch na dezen winter een eind aan het werk gesteld moet worden, nu roept het plaatselijk crisiscomité met des te meer klem, en ook met des te meer recht voor deze, laatste maal de geheele Heldersche bevolking op om de laatste actie ook in onze stad te doen slagen. Op Zaterdag a.s. 5 Oetober wordt ®en bloempjesdag gehouden. Die collecte kan de grootste, die ooit nog hier gehouden is. Dit kan, als ieder medewerkt en luistert naar het paroolm GEEFT ALLEN! Buitengewone tijden eischen buitengewone maatregelen. De winter staat reeds met ?ijn voet binnen de deur. Voor menigeen beteekent dit bittere nood. Deze nood te lenigen en te bloempjesdag gehouden. Die collecte kan zijn de grootste, die ooit nog hier gehouden is. Dit kan als ieder medewerkt en luistert, n^ar het parool De Reedersvereeniging voor de Ned. Hariijig- visscherij hield te Den Haag haar 20 ste alge- meene jaarlijksche vergadering, waarin be langrijke mededeelingen werden gedaan' cjm- trent de groote prijsdaling der haring sedert 1930. Toch werd een lichtpunt gezien, ook voor de visscherij in de te Genève aangenomen resoluties der economische commissie tot het volgen eener vrijere handelspolitiek. De be lemmerende handelsbepalingen van ondjer- scheiden landen toch heeft ons vischbedrijf zoo zwaar getroffen. Aangespoord werd ook dat de Regeering zooveel mogelijk den afzet, zoowel in het binnen- als in het buitenland zal trachten te bevorderen. - i Ruime credietverstrekking blijft, ook vpor hartngbedrijf, gewenscht. (Wij zouden meenen voor het geheele vischbedrijf). Meer deskundigheid in de leiding der Vis scherij Centrale acht men noodzakelijk. Gepleit werd voor stevige samenwerking tusschen reeders en handelaren. Ten slotte hield Dr. Tesch een rede over het vermoedelijke verloop van de haringvisscherij, waarover onlangs te dezer plaatse al het een en ander is meegedeeld. Vermoedelijk verloop der teelt 193536: 6-jarige haring zeer talrijk; deze komt pas van half November af rijkelijk. Toch zijnj er goede aanwijzingen dat de jaagang 1931 ook goed is geweest, zoodat de jeelt met bevre digende vangst van 4-jarige visch kan be ginnen. Groote haring (6 jaar oud) zal daarna domineeren. De Minister van Landbouw en Visscherij J werd door den Voorzitter verwelkomd en spr. hoopte, dat onder 's Ministers leiding het vischbedrijf weer tot bloei zou mogen komen. Herhaaldelijk wordt van velerlei kanten, hetzij rchtstreeks, hetzij in bedekten vorm. aangedrongen op een pufverbod, hetwelk dan heet te geschieden om de jonge visch te sparen. Men denkt schijnbaar dat, door steeds op dit aambeeld te kloppen, ten slotte de mee- ning vastgehamerd wordt, dat er nu toch éin delijk zoo'n pufverbod moet komen. Meer malen hebben we aangehoord, dat zoo'n puf verbod niét de oplossing is, om het trjeil- visschen voor welke schepen dan ook uit gevoerd leidt tot vernietiging van jonge visch. Dat men dus met een pufverbod niets bereikt, doch het eenige middel, om te komen tot het sparen van jonge visch, is: het af zetten van bepaalde gebieden in de Noord zee. Waarom wij dit telkens herhalen, is, om! te trachten den vischstand te doen opvieren j en den kustvisscher niet noodeloos alleen het ge lag te laten betalen door een maatregel, die niet bijdraagt tot sparen van jonge visch. Nog steeds blijven de trawlers goede be sommingen maken, hetgeen aanspoort tot net weer in bedrijf brengen van meerdere schepën. Men vermoedt, dat de vischprrjzen ijog wel een flinke hoogte zullen houden zoolang het ongestadige stormweer een poos blijft duren, waardoor de kleine kustvisscherij zoo goed als stilgelegd is en de aanvoer van déze vaartuigen dus niet de prijsstelling kunïien beïnvloeden. De belangrijke makreelvangsten der laatste dagen zijn echter voor een niet gering deel van invloed op de besommingen. Deze visch- soort vindt voor de rookerijen steeds grooten aftrek, die voornamelijk in het binnenland wordt geplaatst. Maar deze makreelvisscherij mag nog een paar weken aanhouden, doch dan trekt deze visch weer buiten het te bestrijken vischge- bied der trawlers. Ook zijn van invloed op de besomming de vangsten van versche haring, die thans ook goeden prijs maken. Hoe moeilijk het is gunstig werkende maat regelen te treffen in het belang van de vis- schers en den handel, bewijst weer een artikel in de „N. Visscherij Crt." van den Bondssecr., van Kleinhandelaren, die de aandacht vestigt op het leuren van garnalen in de Zeeuwsche plaatsen tegen prijzen beneden den vastge- stelden minimumprijs van den afslag. Door eigenaardige manipulaties wordt schijnbaar deze goed bedoelde maatregel ont doken. Aangedrongen wordt op het uitreiken van erkenningskaarten aan bona-fide venters, waardoor dit euvel de kop kan worden in gedrukt. DE ABONNEMENTS- TOOISEELVOORSTELLINGEN. Een opwekking om lid te worden. Wij moeten het nog eens over de tooneel- avonaen hebben, die dezen winter wederom in „Casino" zullen worden gegeven. Verscheiden oude getrouwen hebben zich, nadat wij op de gelegenheid om zich wederom aan te melden, hadden gewezen, opgegeven, maar er zijn er ook, die dit tot nu toe, door welke oorzaken dan ook, nalieten, en speciaal tot hén willen wij ons nogmaals wenden. Wij begrijpen vol komen, dat ér dikwijls overwegende bezwaren zijn om zich nu reeds voor den geheelen win ter te binden, en dat deze dikwijls de oorzaak zijn, dat men eerst nog eens wil afwachten, maar men vergeet, dat men daardoor een zeldzame gelegenheid laat voorbijgaan om tegen uiterst lagen prijs een aantal absoluut eerste rangs stukken te zien. Indien men zelf al eens een enkele maal verhinderd is, is er toch nimmer bezwaar om voor dien avond zijn kaart aan een familielid of kennis over te doen. Want men bedenke, dat men nergens voor dezen prijs dergelijke voorstellingen krijgt. Juist indien zich velen voor de gansche serie opgeven, is het mogelijk zooiets aan te bieden; zouden ze per avond afzonderlijk moeten worden gegeven, dan is er geen sprake van, dat we dergelijke gezelschappen hier zouden krijgen zonder dat een veel hooger entréeprijs zou moeten worden vastgesteld. Nu is het wel jammer, dat omtrent de eer ste voorstelling, die nog in deze maand zal plaats hebben, nog niets kan worden vermeld. De „Casino"-directie is hierover nog aan 't onderhandelen, zoodat noch een tooneelge- zelschap, noch ook een stuk kan worden op gegeven. Maar de getrouwe bezoekers weten, dat het in ieder geval een eerste klas-gezel schap wordt met een eerste rangs-stuk. Als tweede voorstelling krijgen we dan in Novem ber de tooneelgroep „Het Masker" (met Else Mauhs), met het mooie stuk „Toekomst" van Henri Bernstein een van de allerbeste Fransche stukken, waaromtrent de kritiek eenstemmig is in lof. Het is een beetje praematuur om hierover nu al veel te vertel len, Else Mauhs speelt er in, Ank van der Moer, Ko Arnoldi, Dick van Veen, Georgétte Reyewski, en wij komen u later wel eens meer hierover vertellen. Dan krijgen we in Januari van Dalsum, en in Februari waarschijnlijk Cees Laseur. Ook Louis Davids en Jan Musch staan op het programma. Zooals we zeiden, nergens biedt zich een gelegenheid als deze aan. De kaarten zijn niet persoonlijk; de abonnementsprijs voor de zes voorstellingen bedraagt slechts 5.75 (plus rechten), dat is dus voor elke voorstelling nog niet voluit 1.Als niet-abonné betaalt men het dubbele. De abortné's hebben bovendien de voorkeur bij plaatsbespreking. Wij hebben gemeend nog eens even de aan dacht op deze unieke gelegenheid te moeten vestigen, nu dezer dagen de abonnements kaarten zullen worden aangeboden. Dat men zich haaste met zich op te geven; men weet, het gemoderniseerde „Casino" met de gemak kelijke klapstoelen biedt een aangenaam en gerieflijk zitje, en vele tooneelliefhebbèrs zou den er later spijt van hebben, dat zij een der gelijke gelegenheid hebben laten voorbijgaan. WERELD-DIERENDAG: 4 OCTOBER. De afd. van de .Nedei landsche Vereeni- ging tot Bescherming van dieren" alhier schrijft ons: j In een wereld van veel liefdelooze verhou dingen komt de Wereld-dierendag de mensch- heid herinneren aan haar roeping tot een universeele barmhartigheid. Eeuwen lang heeft de Westersche beschaving zich bezig gehouden met de toewijding van mensch aan mensch, maar te weinig werd en wordt be seft, dat deze toewijidng te eng is, dat. zij universeel moet worden en zich moet richten op - het gansche schepsel. Prof. dr. Alb. Schweitzer zegt daarvan in zijn „Cultuur en Ethiek": „Zooals de huisvrouw, die de ka mer geveegd heeft, ervoor zorgt; dat de deur dicht blijft om den hond niet binnen te laten komen om het gedaan werk door zijn sporen te laten bederven, zóó zorgvuldig verhoeden de Europeesche denkers, dat er geen dieren in hun ethiek rondloopen. Het grenst aan het ongeloofelijke, wat voor dwaasheden ze vertoonen om de overgeleverde bekrom penheid te handhaven en tot een principe te maken. Ze laten óf het medegevoel voor dieren geheel weg, óf ze zorgen ervoor, dat het tot een nietsbeceekenende rest ver schrompelt." Schweitzer noemt dan eenige voorbeelden uit de geschiedenis van het denken, hoe b.v. de wijsgeer Kant onderstreept, dat de zede- leer slechts te maken heeft met plichten van menschen tegenover menschen. Barmhartig heid tegenoer dieren wordt slechts gerecht vaardigd als een oefening in ontvankelijk heid om de deelnemende houding tégenover menschen te bevorderen. Bjj Darwin in zijn „Afstamming van den mensch" komt eerst de stelling, dat onze sympathie, die tot het maatschappelijk instinct behoort, ten laatste zóó sterk wordt, dat zij zich tot alle mèn- schen, ja zelfs tot de dieren uitstrekt, pet Indische en Chineesche denken daarentegen kende reeds vroeg de milde verhouding tot alle schepselen, door bespiegeling over de saamhoorigheid van alle wezens en door een onmiddellijk-Ievendig-ethisch gevoel, dat het vanzelfsprekend vindt de liefde tot alle schepsels in zijn levensleer op te nemen. In de 11e eeuw na Chr. gaf een Chineesche wijze in een populair boek reeds vérstrek kende geboden van eerbied voor dieren, als: „handel menschelrjk met de dieren, want het moet voor onrecht gehouden worden men sehen en dieren af te beulen en vogelnesten te verstoren." Zoo hebben ook wij te leeren de idee hoog te houden, dat tóewijding zich niet alleen op menschen, maar ook op de schepselen, op alle leven, waarmee de mensch in aanraking komt, heeft te richten. Het nadenken hier voor en de oproep tot barmhartigheid, welke de werelddierendag beoogt, moge ons ethisch besef uitbreiden, veredelen en ver diepen. NIEUWE GROENTENHAL. De bekende firma Koning, uit den ouden Helder, heeft gisteren in het perceel Piet Heinstraat 34 (achter het filiaal van Albert Heyn) een nieuwe groentenhal geopend, welke opvalt door haar moderne inrichting. In deze aanwinst kan de firma aan de huis moeders de eerste kwaliteit groenten en fruit leveren, tegen de prijzen, die het publiek zoo zoetjes aan wel zal kennen uit de adver tenties, die de fa. Koning regelmatig in ohze courant plaatst. Onnoodig te zeggen, dat in de hal alle mogelijke groenten, versche en „geblikte", te verkrijgen zijn, maar wel mag speciaal de aandacht gevestigd worden op de praktische „Hofo", een schilmachine van het Technisch Bureau Nierstrasz Co., waardoor de huis moeders zich de handen niet meer vuil be hoeven te .maken en de aardappelen en wor tels geschrapt kunnen koopen. Hun koop waar wordt tevens gewogen op de nieuwste z.g. klokschalen, eveneens van de genoemde fa. Nierstrasz. Trouwens, de geheele outillage is zoodanig, dat, mét de vlotte bediening, de dames in deze hal gaarne hare inkoopen zullen doen. De hal is ontstaan uit een woonhuis, dat verbouwd werd door den aannemer J. Stee man, v. Galenstraat. Het vroolijke schilder werk is van den heer G. Ridder, Breestraat, en de verlichting werd op de bekende wijze, aangebracht door den heer W. J. Annijas, Jan in 't Veltstraat, alhier. Summa summarum, wij verwachten een succes, hetwelk wij „Cor" gaarne toewén- schen. I 3 Oetober. Ongemerkt is het herfst geworden. De dahlia vult weer de bloemwinkels, en de vraag wie men voor morgen moet uitnoo- digen, veler conversatie. Want we zijn nu allemaal terug van de vacantie, geestelijk en lichamelijk gerepareerd en opgeperst, en be reid om in den winter zulke lange avonden te maken, dat we volgenden zomer smach ten naar vacantierust. Met andere woordenl het seizoen der gezelligheid is aangebroken. De aantrekkelijkheid van een uitgebreide visite, bestaat hierin, dat ons een zichtzen- ding menschen van uiteenloopenden aard wordt voorgezet, waar men zich de geschik- ste uit kan. pikken. De andere kan men, zon der dat iemand het merkt, koelbloedig negee- ren. Als men het handig aanpakt, kan men zelfs verdwijnen zonder ze goeden dag te zeggen; een prestatie, die ontzaglijke zelf voldoening schenkt. Met angst en béven zie ik daarentegen elk jaar de uitnoodigingen tegemoet, om „onge- neerd" te komen dineeren. Het ongeneerde ia meestal aan de zijde van de gastvrouw die zich niet schaamt, ons in één avond het voed sel voor een week toe te dienen) zoowel als aan die der iViannelijke 'gasten, die van het diner éeh hrndërnidwédlóop bm de Havana maken. Dit laatste is overigens gêen wonder, omdat het blindë noodlot uitmaakt, aan wiens gezelschap' en geest men voor den lahgen duur 'van tweë uren gekoppeld wordt. Bij een goed diner hooren slechts tafel- speeches. Het is meesta» onderhoudender er naar te kijken dan te luisteren. Ik héb nooit een tafelredenaar gézien, 'dié zoo origineel was, niet zijri ,id j '(ffi zak te steken. Blijkbaar bestaat bjj speechen het gevaar, dat die hand losraakt en onder tafel rolt. De andere is. noodig om het glas heen en weer te schuiven. Speeches brengen meestal den spreker in de war; maar vooral de toehoo- rende slachtoffers. Zij beven en worden bleek als de spreker begint te stotteren, verstop pen zich achter de bloemen en zijn diep onge lukkig, omdat zij hem niet kunnen redden. Het is mij nooit duidelijk geweest, waarom zulke hakkelaars niet kant en klaar een gra- mofoonplaat koopen, waar een rede op staat, en hem dan afdraaien, zonder angstzweet en broekzak-manipulaties. Nog erger is echter de conversatie, die men, kortademig geworden door het vele eten, daarna nog moet voeren. De menschen. heb ben er altijd 'behoefte aan, té controleeren, of anderen dezelfde boeken gelezen hebben, dezelfde films gezien dezelfde lezingen bij gewoond, dezelfde sterren ontmoet, als zij. Waarom zij daar zoo'n belang in stellen, is onduidelijk. Als men nooit leest, is de onder vraging bovendien nogal pijnlijk. Soms is er ook iemand in het gezelschap, die vijfhonderd moppen kent en de conversatie in koelen bloede vermoordt. Aan zoo'n geval is niets te doen. De doodstraf is in ons land zelfs voor erger misdaden afgeschaft. Geven we zoo'n avondje bij ons thuis, dan is het nog een probleem op zichzelf, er een einde aan te maken. Want ofschoon aan alles een eind hoort te komen, -doen sommige gas ten net of ze daar nog nooit van gehoord hebben. Men kan moeilijk als een kroegbaas het licht uitdraaien. Mén kan wel zijn vrouw vragen: „Is het meisje al thuis?" Of zeggen, dat men wel wat minder luidruchtig mag zijn, met het oog op de buren. Of quasi ver stolen achter zijn hand gapen. Als dat alles niet helpt, moet men in 's hemelsnaam maar brutaal worden en zeggen: „Lui, weest niet boos op me, ik moet morgen op 6 uur op, maar blijven jullie gezellig nog wat, jullie weten waar allés staat". Dan gaat men naar bed, en als men om 10 uur beneden komt, is het te hopen dat het bezoek vértrokken ïs. Rectificatie: Zaterdag werd hier geschre ven over een ijzerslikker. Ais Zondagsche tractatie had de schrijver hem gepaneer- d e ankerkettingen toegebracht, niet gesa neerde, zooals de zetter meende. CORRESPONDENTIE. G. de G. Het is ons bekend dat er door den storm meer dan twee gezinnen gedu peerd werden, doch die twee gezinnen ver loren hun broodwinning, vandaar de oproep. Red. Held. Crt. De vogelwereld door J. K. S. illillllliilliimiiiilimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiMiiiiiiliiliiiiiiilli NI1lllfllllllllllllllllllllllllllllllllHIII||t|||ltllllHllllllltlllllimilll UiiiiiiitiiiliiiiiiitllliHiiiiimiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiintiijiiiiiiiii Den ganschen nacht had de heerschappij van den storm geduurd, hij had in schoor- steenen geroepen en gefloten en tegen deu ren geschopt, hij had gerammeld aan luiken en krijgertje gespeeld met de dorre, gevallen bladeren, hij had gegierd over de landen, stéeds weer zwol zijn nijdige stem aan van een onbestemd-vaag rumoer in de boomen van het nabije park tot een vervaarlijk ge bulder in den schoorsteen, maar toen in het Oosten een smalle, roode lichtstreep hoven den horizon stond, toen de eerste spreeuw zijn zotte verzinsel begon te stamelen op een nokvorst, toen blies de wildeman den aftocht, eerst draaide hij nog even woedend de halve kompasroos rond, toen verdween hij bijna ge- hee]Maar nóg jagen grauwe wolkenflar den voort boven de wuivende rietkragen, nog is het Amstelmeer grauw en ontstuimig. Slechts nu en dan komt even een flets zon netje te voorschijn. Het is herfst geworden. In de tuinen gloeien late zonnebloemen, de felle kleuren van dah lia's en asters, sinnla's en St. Theunisbloe- men, de kwetterende zwaluwen op telefoon draden, de omlaag-dwarrelende, gele blade ren, die blijven hangen in een dauw-bepareld spinneweb-wieltje, of terecht komen op het goud-geel van wat late tormentil-vierkan- tjes, de kokmeeuwtjes in winterkleed op de landen, de diepe stilte in de zonnige duinen, de stekende vliegen: het spreekt alles zijn taal. Het is onaangenaam om het reeds te bekennen en toch is het met weemoed, dat we constateeren: het naderend verval. Toen het voorjaar kwam begroetten we met vreugde de eerste blonde lentevluchten, die overdreven, de eerste sneeuwklokjes, ,de eerste katjes, de eerste gele sterren van dotterbloem of speenkruid, de eerste nestjes. En daarna zagen we eiken dag weer wat nieuws: een nieuw-ontbloeide plant, een kleurtje of een geluid, ontdekten we een nieuw toontje hier, een ander tintje elders. Nu gaan we weer aftellen; neen, we zijn daarmee al lang begonnen. De koekoek is al weer weg, het aantal van de luidruchtige gierzwaluwen boven de stad 's avonds minderde reeds in Augustus, dé" zomer is weer uitgeluid door de uitge brande klokjes van de dophei en eiken avond al langer dan een maand, hooren we gelui den van trekkende vogels, meer en vaker dan eerst. Het bibberend „trritrri" van regenwul pen, roepen van tureluur en kievit, geluiden van oeverlooper en witgatje en het ,,kèk— -kèk" van grutto's, allemaal geluiden, die in jezelf ook zoo'n verlangen om te trekken kunnen wakker roepen. Ja, de herfst is reeds daar. Maar de hei bloeit nog, ondanks alles. Het is als een laatste glimlach. VJlTCAUE (noor 1_ JINBESCCM), We zijn weer aan het Amstelmeer, we worstelen door een manshooge rietwildemis, nu en dan sopt het onder onze voeten, maar daar letten we niet op. We hebben alleen oog voor allerlei vogels die, geheel onverwachts, telkens opvliegen en ook komen er allerlei vogels aldoor over. De vloed begint nu op de wadden te loopen en alle vogels, die daar voedsel gezocht hebben komen nu in groote troepen over den dijk heen en vallen in op de wateren van het Amstelmeer. We kunnen ons hier oefenen orn vogels aan het vlieg- beeld te leeren herkennenhet mislukt ech ter vaak, tot onze woede en ergernis mis schien. Toch kan ik u raden, om te zorgen, dat zijn jonge vogels, dit jaar in het Zwanen- water of de Muy geboren. De ouden zijn ge heel wit met een mooie kuif aan het achter- wanneer ge voor vogels naar het Amstelmeer gaat, dat de vloed begint te loopen. We ja gen nu al verschillende zaadetertjes óp: kneutjes, een pieper danst op uit de zulte- planten, een paar witte kwikstaartjes schók- fladderen voor ons uit, langsnavelige, rate lende watersnipjes gaan op de sikkelvormige wieken. Dan bereiken we het water. Maar we loopen niet heelemaal door, we bewaren nog wat dekking, omdat we tusschen het riet blijven staan. Voor ons dobbert een klohip van honderden en nog eens honderden eenden. De soorten kunnen we niet vaststellen, we werken iets tegen zon in en dat is altijd lastig. Er zijn natuurlijk veel groenhalzige, wilde eenden, goudgebrilde talingen met witte bor sten en roodbruingekleurde buiken, misschien ook wel zwarte zee-eenden. Wat verderop, op een sliklandje, merken we een rijtje paaltjes op. Paaltjes? Ach nee, natuurlijk zijn het aalscholvers, die zich „zonnen". Enkele vogels zitten met één vleugel uitgespreid, andere met twee, waardoor ze wel wat lijken op den Duitschen adelaar. Ze hebben geen vetklier, worden hij het duiken dus nat en laten, na het bad, hun veerenpakje drogen op die wijze, door zon en wind. Het is een merk waardig gezicht zoo'n rijtje, zich zonnende schollevaars. Net een rijtje paaltjes. Ze zijn zwart, met groene, blauwe en bruine me- taalglanzen, de forsche bovensnavel, heeft een flinken haak. Het zijn uitstekende vis- schers. Dat visschen is ook al zoo'n merk waardig gezicht. De vogel vliegt, traag met de vleugels slaand, voort boven het water, opeens trekt hij de groote vleugels in en schiet met een boog, na een sierlijken zwenk, het water in, dat het hoog opspat. Na een paar seconden, soms tot bijna een minuut toe, verschijnt een heel eind verder een kop: de kop van onzen aalscholver. Heeft hij op zijn onderzeeschen tocht buit gemaakt, dan wordt deze eerst opgepeuzeld. Daarna komt hij verder boven water en gaat door met de visscherij. De aalscholver broedt in dichtbe volkte kolonies aan zoet water en is dan mooi geteekend met witte veeren aan nek, kop en dijen. De jonge vogels zijn van onder lichtgrijs gekleurd. En al maakt de vlucht den indruk van zeer vermoeiend te zijn, toch kunnen ze soms groote snelheden ontwikke len, ook onder water. Ze zijn in lucht en water veel beter thuis dan op land: ze loopen zeer gebrekkig. De aalscholvers zijn arme drommels: te vuur en te zwaard vervolgd, omdat ze visch eten. Er zijn gelukkig in ons land verschillende plaatsen waar deze merk waardige volgels rustig broeden kunnen, zoo dat ze niet telkens hun domicilie hoeven ver leggen. Bekend zijn de Lekkerkerksche kolo nie bij Krimpen aan de Lek en de kolonie in het Rijsterbosch in Gaasterland. De vogels daar voor ons zullen wel van laatstgenoemde kolonie zijn. Voor de scholvers zitten een paar schol eksters in het ondiepe water, sommigen staan op één poot te dutten. Nog meer naar voren dobberen witte eenden, hals en kop zijn diep groen, op borst en rug ligt een breede, don kerbruine band, de buik is zwart: het zijn bergeenden. Ook komen er nog steeds over met suizenden wiekslag, die onder „korr- korr" geluiden invallen bij de andere een den. Onder het overvliegen zien we mooi, dat de onderzij nog een donkere overlangsche streep heeft. Deze merkwaardige vogels, die, wat bouw betreft, tusschen de eenden en gan zen instaan, broeden in eenzame gebieden in oude konijnenholen (zoo ook in ons duinge bied), maar indien woningnood hen dringt, leggen ze ook graag in door menschen ge graven holen hun 12 bijna witte eieren in het witte dons. Schuin achter de bergeenden een heele rits groote, witte meeuwen; sommige met lei- Zwarte vleugels: mantelmeeuwen, de rèst maakt een blonder Indruk: zilvermeeuwen. Daarop een colonne spierwitte vogels, hoog op de pooten, samen wel een dertig. Aan vankelijk kan ik ze niet thuisbrengen, dan schiet het me opeens te binnen: lepelaars natuurlijk! Door de een of andere oorzaak ontstaat onrust, eerst gaan er een paar op, dan nog wat en tenslotte de rest. Ze komen pal over onze hoofden, zoodat we mooi ge legenheid hebben het kenmerkende vliegbeeld in ons op te nemen: de lange, gestrekte hals, ■de uitstekende pooten en de lepelvormige bek (op de teekening is die niet te zien, we be zien daarop den vogel van opzij). Sommige 'lepelaars hebben zwart aan de slagpennen: hoofd, alleen pooten en snavel zijn zwart. Ze vliegen het liefst in een schuine lijn achter elkaar. Over een paar maanden visschen ze weer garnaaltjes op Sardinië, of ergensin Griekenland of Italië, misschien ook wel dichterbij: in Bretagne of Spanje. Links van de plek, waar de lepelaars zaten, een paar visschende, blauwe reigers, hoog in de schouders. Ook wel eens betiteld met het onverbiddelijke: „Schadelijke." Ik wil daar over geen woorden meer neerschrijven, alleen wil ik vertellen dat ze, naast wat visch, ook eten: kikkers, muizen, wantsen en vischkuit- verdelgers als: libellenlarven en kokerjuffers. Daar komt weer een wolk kleine vogels over, strandloopers, het omzwaaien, keeren (Y'OO r Sj'.kepï*-.JS en zwenken gaat keurig gelijk, gonzend be wegen de rappe wiekjes, de wolk strijkt neer, even staan r* vogels onbewegelijk stil, doch beginnen dan onmiddellijk onder 't uiten van allerlei zachte geluidjes in het slik te pikken. Vlak bij de reigers een paar „maaiende" kluten, verderop nog een paar, samen een vijfentwintig. Erg benieuwd ben ik er naar om te weten of kluten op dit gebied zullen overwinteren, tot nu toe hebben ze dat nog maar op één plaats gedaan in geheel Europa, n.1. aan het Sloe. Ik vermoed echter, dat ze ons wel spoedig in den steek zullen laten. Dichter bij ons een paar bruingrijze türelaars, in de vlucht gemakkelijk he-' nbaar aan| dé breede, witte vleugelstreep, roode pootjes, witte stuit en zwarte punt aan deiv staart.' TuSschen de tureluurtjes een paar kemp haantjes: heel smalle, witte vleugelstreep, grijzige pootjes en donkere stuit. Hoor, een voortdurend, krachtig en nadruk kelijk, drie maai herhaald en welluidend „tioe-tióe-tioe!" Waar zit de voortbrenger van dat geluid? Daar,- zie, een slanke, groote vogel, met een witte stuit en donkergrijze vleugels en witten staart, Joopt heen en weer. Als het licht even gunstig valt zien we ook een kenmerk waaraan deze wceste vlieger zijn naam te danken heeft: groene póoten, het is de groenpootruiter. De onderzijde is wit met zwarte plekken op borst en keel. Die groenpootruiters staan over een maand of wat weer ergens in Griekenland of N.« Afrika, misschien ook wel in Z.-Australië, Tasmanië of Z.-Afrika; ze komen nu eenmaal overal. „Tsjioe!" zegt hij driemaal (op z'n Hollandsch gezegd „Santjes!") en stopt dan opeens zijn kop onder water. Schrik echter niet van dié struisvogelachtige manieren. Hij blijft zoo een poosje rondloopen en vangt veel insecten, larven schaaldieren en kleine visch- jes. Doch dat er niet alleen voedsel binnen komt op die wijze blijkt uit de kleine braak- balletjes van onverteerbare restjes, die hij vaak uitspuwt, met wijd open snavel. Hij broedt in Zweden en Noorwegen, maar meer nog in Noordelijker landen. Op zwaluwachtige manier komen weer wat vogels over, ze strijken vlakbij en staan bij het neerkomen heel even te wippen met hun staart, dan gaan ze voedsel zoeken onder een voortdurend „di-di-wiet." Dan weten we ook al dat het overloopertjes zijn. Vliegen als een zwaluw en loopen als een kwikstaart, zegt dr. Jac. P. Thijsse zeer terecht in zijn „Het Vogeljaar." Hun igèluid hoor je i ook vaak in den herfst boVen de stad op stille avonden. Nu kunnen Wé mooi de witte'krul zien, die net voor den vleugelboeg langs loopt. Ook de overloóper is een slank vogeltje, olijf groen bóvenop, een lange, rechte, rlónkere snavel en een witte wenkbrauw, de onderzij is wit.: De overlooper bróédt zelden in ona land,l^pgs dé gropt? ijyieren, jpaar.^rekt in zeer, groote,; aantallenidpcw. e Ophet.slikbankje ypor.j opa.f Maar .peeik dpt,,Sftj.«ejgrnnöejf/.vta'ljgiM Tötééh -veTgéhid Ih38ï"(lus! i sUiua

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 13