Stadsnieuws
koch iaot
Jtocn sd.
H et Amstelmeer
derde blad
heldersche courant van donderdag 3 october 1935
Oorlog in Bergland,
Struikgewas en woestijn.
Mr. Collins aan 't woord.
Voorloopig geen personeel
meer naar Nederland.
Visscherij.
Uit de Natuur
Licht op voor alle voertuigen. Qe marjne jn Indië.
Donderdag 3 Oct.
Vrijdag 4
29.03 uur.
'19.10 uur.
door
Colonel A. T. Brunshatton.
Uit het Engelsch vertaald door H. S.
Musttoiini's houding geelt geen hoop,
dat een oorlog in Oost-AfriUa vermeden
ital kunen worden. Naar verluidt zou de
Duce, tegen het advies van zijn ervaren
koloniale officieren in dezen veroverings
oorlog doordrijven. Welke ontzaglijke
moeilijkheden de fascistische soldaten te
overwinnen zullen hebben, wordt wel
zeer scherp belicht door een artikelen
serie, getiteld „Oorlog In bergland,
struikgewas eii woestijn," die wij heden
beginnen op pag. 1 van dit nummer en
waaruit, aan de hand van de ervaringen
van Colonel Brunshatton, opgedaan bij
de veldtochten in Marokko, Zuid-Abri ka;
Duitsch Oost-Afrika en Abessinië,
uiterst belangrijke gevolgtrekkingen te
maken zijn.
-
Walter Collins, Reuter's „Chiel
Correspondent" in Abessinië, be
gint jn dit nummer zijn artikelen
reeks. Hij zal den strijd aan het
Abessijnsehe front persoonlijk .mee
maken.
Ongeveer een week geleden maakten
wij er reeds melding van, dat de bekende
Béu ter-correspondent, Walter Collins,
voor de Heldersche Courant zjjn bevin-
T dingen uit hetbrandpunt der wereld zou
beschrijven.
Heden plaatsen wjjj het eerste artikel
van de 'reeks, dat hoewel de feiten
hoogstwaarschijnlijk reeds de verwachtin
gen achterhaalden, niets van zijn actua
liteit Inboet.
Mr. Collins heeft zijn kwartier op het
oogenblik waarschijnlijk nog in Addis
Abeba opgeslagen, doch zal, zoodra het
tot een treffen komt, aan de zijde van
Abessinië den strijd meemaken.
Zjj naam is waarborg voor een authen
tieke berichtgeving.
De heer J. Mondeel, oud-leerling van
den politie-cursus alhier, die de vorige
maand op het examen te Amsterdam het
diploma behaalde, is thans met ingang van
8 Oetober te Nieuwersluis benoemd;
ESPERANTO-DAG.
Zondag 6 Oetober vergadert de distriete-
vereeniging voor Noord-Holland ,.La Norda
Stelo" in het Militair Tehuis, Spoorstraat.
Deze vergadering zal een feestelijk karakter
dragen, daar zij samenvalt met het 15-jarig
bestaan van de Heldersch club „Nova Sento".
Als bijzonderheid zij nog vermeld, dat het
gelukt is den hekenden Pastoor Cseh naar
DUen Helder te krijgen. Deze zal 's middags
een redevoering houden.
Om half twaalf maken de deelnemers aan
de vergadering een wandeling naar het Red
dingmonument, waar een extra bespeling
plaats vindt van het carillon door den stads-
beiaardier, den heer Tj. Dito.
De Java-Bode weet te melden, dat het
personeel van de marine in Indië, dat
aan de beurt is voor terugzending naar
Nederland, in verband met den gespan
nen internationalen toestand in Europa,
voorloopig in Indië wordt gehouden. Zoo
is een transport schepelingen van de
marine, dat met de Baloeran naar Neder
land zou vertrekken, weer ontscheept.
Door de bezuiniging is het personeel
van de marine zóó beperkt, dat de ge
ringste verzwaring van haar taak dade
lijk een voelbaar gebrek aan personeel
zou doen ontstaan.
Reeds opgenomen in het Adv.-bl. van gisteren
UITSLAG VERLOTING
ALGEM. MILITAIRE PEN SIOEN BOND.
Ie prijs No. 2484 gouden horloge.
2e 3270 zilver couvert.
3e 4639 schilderij.
4e 3969 tafelkleed.
5e 4048 album.
INSCHRIJVINGEN HANDELSREGISTER
24 September1 Oetober 1935.
Opheffingen:
Den Helder: H. Meper, Kanaalweg 108,
grossierdérij in wól en elastiek artikelen.
FEDERATIE VAN ARBEIDERS-
ESPERANTISTEN.
In een advertentie in bet Advertentieblad
van gisteren heeft'men kunnen lezen, dat de
eerste les van deh cursus der Federatie van
Arbeiders-esperantisten Donderdag 10 Oct.
a.s. aanvangt.
Teneinde velen in staat te stellen het espe-
ranto te leeren, zijn voor werklooze cursisten
gemakkelijke betalingsvoorwaarden in het
leven geroepen.
Het secretariaat is gevestigd Asterstraat 19,
alwaar gelegenheid is zich als lid aan te geven.
Men zie voor een en ander de betreffende
advertentie.
BLOEMPJESDAG VOOR HET
PLAATSELIJK CRISIS-COMITÉ.
Op Zaterdag 6 Oetober. Laat
niemand verzuimen een bloempje te
komen.
De zomer is voorbij. De'zomer met zijn mild
heid en overvloed van weelde en heerlijkheid.
Reeds fel heeft de storm over ons land ge
raasd en aangekondigd, dat koning Winter
zijn heerschappij gaat hernemen.
Maar met de komst van den Winter is ont
waakt hét leven in vereenigingen, werkge
meenschappen, comité's, cursussen enz. Het
parool heeft geklonken: Aan den arbeid. Plan
nen worden gemaakt, programma's opgesteld,
de wintercampagne is ingezet.'
Dit geldt ook voor het werk van het crisis
comité. Ook daar heeft het parool geklonken.
Dinsdagavond is gansch het radioprogramma
in dienst geweest voor den inzet van de
Winteractie, de laatste. Wij allen hebben ge
luisterd naar hetgeen èn Prinses Juliana èn
Jhr, Citters ter aanbeveling hebben gespro
ken. Nog één winter wil het crisiscomité zijn
werk verrichten. Nog eenmaal wordt een be
roep gedaan op menschlievendheid en mild
dadigheid. Nog eenmaal gaat over heel ons
land de roep om steun voor uw medemensch.
Nog eenmaal, voor de laatste keer gaat het
parool: Geeft allen!
Het spreekt, dat het plaatselijk comité in
deze niet achterblijft en met volle kracht aan
deze laatste actie wenscht deel te nemen. Ook
hier voor de laatste maal. Het is in het leven
zoo, dat als iets lang aanhoudt, de aandacht
dreigt te verslappen. Dit geldt ook voor het
werk van het crisiscomité. De giften zijn
kleiner geworden, de lust tot geven is ver
slapt. Men is zoo licht geneigd om te oor-
deelen. dat het nu „welletjes" is. Hoe gaarne
zou ook het crisiseomité willen zeggen, dat
het genoeg is, dat de nood voorbij is, dat de
behoefte aan kleeding, dekking, geldelijke^
steun niet meer bestaat.
Maar wel verre is het daar vandaan. En
nu dan toch na dezen winter een eind aan het
werk gesteld moet worden, nu roept het
plaatselijk crisiscomité met des te meer klem,
en ook met des te meer recht voor deze,
laatste maal de geheele Heldersche bevolking
op om de laatste actie ook in onze stad te
doen slagen.
Op Zaterdag a.s. 5 Oetober wordt ®en
bloempjesdag gehouden. Die collecte kan de
grootste, die ooit nog hier gehouden is. Dit
kan, als ieder medewerkt en luistert naar het
paroolm
GEEFT ALLEN!
Buitengewone tijden eischen buitengewone
maatregelen. De winter staat reeds met ?ijn
voet binnen de deur. Voor menigeen beteekent
dit bittere nood. Deze nood te lenigen en te
bloempjesdag gehouden. Die collecte kan zijn
de grootste, die ooit nog hier gehouden is.
Dit kan als ieder medewerkt en luistert, n^ar
het parool
De Reedersvereeniging voor de Ned. Hariijig-
visscherij hield te Den Haag haar 20 ste alge-
meene jaarlijksche vergadering, waarin be
langrijke mededeelingen werden gedaan' cjm-
trent de groote prijsdaling der haring sedert
1930. Toch werd een lichtpunt gezien, ook voor
de visscherij in de te Genève aangenomen
resoluties der economische commissie tot het
volgen eener vrijere handelspolitiek. De be
lemmerende handelsbepalingen van ondjer-
scheiden landen toch heeft ons vischbedrijf
zoo zwaar getroffen.
Aangespoord werd ook dat de Regeering
zooveel mogelijk den afzet, zoowel in het
binnen- als in het buitenland zal trachten
te bevorderen. - i
Ruime credietverstrekking blijft, ook vpor
hartngbedrijf, gewenscht. (Wij zouden meenen
voor het geheele vischbedrijf).
Meer deskundigheid in de leiding der Vis
scherij Centrale acht men noodzakelijk.
Gepleit werd voor stevige samenwerking
tusschen reeders en handelaren.
Ten slotte hield Dr. Tesch een rede over het
vermoedelijke verloop van de haringvisscherij,
waarover onlangs te dezer plaatse al het een
en ander is meegedeeld.
Vermoedelijk verloop der teelt 193536:
6-jarige haring zeer talrijk; deze komt pas
van half November af rijkelijk. Toch zijnj er
goede aanwijzingen dat de jaagang 1931 ook
goed is geweest, zoodat de jeelt met bevre
digende vangst van 4-jarige visch kan be
ginnen. Groote haring (6 jaar oud) zal daarna
domineeren.
De Minister van Landbouw en Visscherij
J
werd door den Voorzitter verwelkomd en spr.
hoopte, dat onder 's Ministers leiding het
vischbedrijf weer tot bloei zou mogen komen.
Herhaaldelijk wordt van velerlei kanten,
hetzij rchtstreeks, hetzij in bedekten vorm.
aangedrongen op een pufverbod, hetwelk dan
heet te geschieden om de jonge visch te
sparen.
Men denkt schijnbaar dat, door steeds op
dit aambeeld te kloppen, ten slotte de mee-
ning vastgehamerd wordt, dat er nu toch éin
delijk zoo'n pufverbod moet komen. Meer
malen hebben we aangehoord, dat zoo'n puf
verbod niét de oplossing is, om het trjeil-
visschen voor welke schepen dan ook uit
gevoerd leidt tot vernietiging van jonge
visch. Dat men dus met een pufverbod niets
bereikt, doch het eenige middel, om te komen
tot het sparen van jonge visch, is: het af
zetten van bepaalde gebieden in de Noord
zee.
Waarom wij dit telkens herhalen, is, om! te
trachten den vischstand te doen opvieren j en
den kustvisscher niet noodeloos alleen het ge
lag te laten betalen door een maatregel, die
niet bijdraagt tot sparen van jonge visch.
Nog steeds blijven de trawlers goede be
sommingen maken, hetgeen aanspoort tot net
weer in bedrijf brengen van meerdere schepën.
Men vermoedt, dat de vischprrjzen ijog
wel een flinke hoogte zullen houden zoolang
het ongestadige stormweer een poos blijft
duren, waardoor de kleine kustvisscherij zoo
goed als stilgelegd is en de aanvoer van déze
vaartuigen dus niet de prijsstelling kunïien
beïnvloeden.
De belangrijke makreelvangsten der laatste
dagen zijn echter voor een niet gering deel
van invloed op de besommingen. Deze visch-
soort vindt voor de rookerijen steeds grooten
aftrek, die voornamelijk in het binnenland
wordt geplaatst.
Maar deze makreelvisscherij mag nog een
paar weken aanhouden, doch dan trekt deze
visch weer buiten het te bestrijken vischge-
bied der trawlers.
Ook zijn van invloed op de besomming de
vangsten van versche haring, die thans ook
goeden prijs maken.
Hoe moeilijk het is gunstig werkende maat
regelen te treffen in het belang van de vis-
schers en den handel, bewijst weer een artikel
in de „N. Visscherij Crt." van den Bondssecr.,
van Kleinhandelaren, die de aandacht vestigt
op het leuren van garnalen in de Zeeuwsche
plaatsen tegen prijzen beneden den vastge-
stelden minimumprijs van den afslag.
Door eigenaardige manipulaties wordt
schijnbaar deze goed bedoelde maatregel ont
doken.
Aangedrongen wordt op het uitreiken van
erkenningskaarten aan bona-fide venters,
waardoor dit euvel de kop kan worden in
gedrukt.
DE ABONNEMENTS-
TOOISEELVOORSTELLINGEN.
Een opwekking om lid te worden.
Wij moeten het nog eens over de tooneel-
avonaen hebben, die dezen winter wederom in
„Casino" zullen worden gegeven. Verscheiden
oude getrouwen hebben zich, nadat wij op de
gelegenheid om zich wederom aan te melden,
hadden gewezen, opgegeven, maar er zijn er
ook, die dit tot nu toe, door welke oorzaken
dan ook, nalieten, en speciaal tot hén willen
wij ons nogmaals wenden. Wij begrijpen vol
komen, dat ér dikwijls overwegende bezwaren
zijn om zich nu reeds voor den geheelen win
ter te binden, en dat deze dikwijls de oorzaak
zijn, dat men eerst nog eens wil afwachten,
maar men vergeet, dat men daardoor een
zeldzame gelegenheid laat voorbijgaan om
tegen uiterst lagen prijs een aantal absoluut
eerste rangs stukken te zien. Indien men zelf
al eens een enkele maal verhinderd is, is er
toch nimmer bezwaar om voor dien avond zijn
kaart aan een familielid of kennis over te
doen. Want men bedenke, dat men nergens
voor dezen prijs dergelijke voorstellingen
krijgt. Juist indien zich velen voor de gansche
serie opgeven, is het mogelijk zooiets aan te
bieden; zouden ze per avond afzonderlijk
moeten worden gegeven, dan is er geen sprake
van, dat we dergelijke gezelschappen hier
zouden krijgen zonder dat een veel hooger
entréeprijs zou moeten worden vastgesteld.
Nu is het wel jammer, dat omtrent de eer
ste voorstelling, die nog in deze maand zal
plaats hebben, nog niets kan worden vermeld.
De „Casino"-directie is hierover nog aan
't onderhandelen, zoodat noch een tooneelge-
zelschap, noch ook een stuk kan worden op
gegeven. Maar de getrouwe bezoekers weten,
dat het in ieder geval een eerste klas-gezel
schap wordt met een eerste rangs-stuk. Als
tweede voorstelling krijgen we dan in Novem
ber de tooneelgroep „Het Masker" (met Else
Mauhs), met het mooie stuk „Toekomst" van
Henri Bernstein een van de allerbeste
Fransche stukken, waaromtrent de kritiek
eenstemmig is in lof. Het is een beetje
praematuur om hierover nu al veel te vertel
len, Else Mauhs speelt er in, Ank van der
Moer, Ko Arnoldi, Dick van Veen, Georgétte
Reyewski, en wij komen u later wel eens meer
hierover vertellen. Dan krijgen we in Januari
van Dalsum, en in Februari waarschijnlijk
Cees Laseur. Ook Louis Davids en Jan
Musch staan op het programma.
Zooals we zeiden, nergens biedt zich een
gelegenheid als deze aan. De kaarten zijn niet
persoonlijk; de abonnementsprijs voor de zes
voorstellingen bedraagt slechts 5.75 (plus
rechten), dat is dus voor elke voorstelling nog
niet voluit 1.Als niet-abonné betaalt men
het dubbele. De abortné's hebben bovendien
de voorkeur bij plaatsbespreking.
Wij hebben gemeend nog eens even de aan
dacht op deze unieke gelegenheid te moeten
vestigen, nu dezer dagen de abonnements
kaarten zullen worden aangeboden. Dat men
zich haaste met zich op te geven; men weet,
het gemoderniseerde „Casino" met de gemak
kelijke klapstoelen biedt een aangenaam en
gerieflijk zitje, en vele tooneelliefhebbèrs zou
den er later spijt van hebben, dat zij een der
gelijke gelegenheid hebben laten voorbijgaan.
WERELD-DIERENDAG: 4 OCTOBER.
De afd. van de .Nedei landsche Vereeni-
ging tot Bescherming van dieren" alhier
schrijft ons: j
In een wereld van veel liefdelooze verhou
dingen komt de Wereld-dierendag de mensch-
heid herinneren aan haar roeping tot een
universeele barmhartigheid. Eeuwen lang
heeft de Westersche beschaving zich bezig
gehouden met de toewijding van mensch aan
mensch, maar te weinig werd en wordt be
seft, dat deze toewijidng te eng is, dat. zij
universeel moet worden en zich moet richten
op - het gansche schepsel. Prof. dr. Alb.
Schweitzer zegt daarvan in zijn „Cultuur en
Ethiek": „Zooals de huisvrouw, die de ka
mer geveegd heeft, ervoor zorgt; dat de deur
dicht blijft om den hond niet binnen te laten
komen om het gedaan werk door zijn sporen
te laten bederven, zóó zorgvuldig verhoeden
de Europeesche denkers, dat er geen dieren
in hun ethiek rondloopen. Het grenst aan
het ongeloofelijke, wat voor dwaasheden
ze vertoonen om de overgeleverde bekrom
penheid te handhaven en tot een principe te
maken. Ze laten óf het medegevoel voor
dieren geheel weg, óf ze zorgen ervoor, dat
het tot een nietsbeceekenende rest ver
schrompelt."
Schweitzer noemt dan eenige voorbeelden
uit de geschiedenis van het denken, hoe b.v.
de wijsgeer Kant onderstreept, dat de zede-
leer slechts te maken heeft met plichten van
menschen tegenover menschen. Barmhartig
heid tegenoer dieren wordt slechts gerecht
vaardigd als een oefening in ontvankelijk
heid om de deelnemende houding tégenover
menschen te bevorderen. Bjj Darwin in zijn
„Afstamming van den mensch" komt eerst
de stelling, dat onze sympathie, die tot het
maatschappelijk instinct behoort, ten laatste
zóó sterk wordt, dat zij zich tot alle mèn-
schen, ja zelfs tot de dieren uitstrekt, pet
Indische en Chineesche denken daarentegen
kende reeds vroeg de milde verhouding tot
alle schepselen, door bespiegeling over de
saamhoorigheid van alle wezens en door
een onmiddellijk-Ievendig-ethisch gevoel, dat
het vanzelfsprekend vindt de liefde tot alle
schepsels in zijn levensleer op te nemen. In
de 11e eeuw na Chr. gaf een Chineesche
wijze in een populair boek reeds vérstrek
kende geboden van eerbied voor dieren, als:
„handel menschelrjk met de dieren, want het
moet voor onrecht gehouden worden men
sehen en dieren af te beulen en vogelnesten
te verstoren."
Zoo hebben ook wij te leeren de idee hoog
te houden, dat tóewijding zich niet alleen
op menschen, maar ook op de schepselen, op
alle leven, waarmee de mensch in aanraking
komt, heeft te richten. Het nadenken hier
voor en de oproep tot barmhartigheid,
welke de werelddierendag beoogt, moge ons
ethisch besef uitbreiden, veredelen en ver
diepen.
NIEUWE GROENTENHAL.
De bekende firma Koning, uit den ouden
Helder, heeft gisteren in het perceel Piet
Heinstraat 34 (achter het filiaal van Albert
Heyn) een nieuwe groentenhal geopend,
welke opvalt door haar moderne inrichting.
In deze aanwinst kan de firma aan de huis
moeders de eerste kwaliteit groenten en fruit
leveren, tegen de prijzen, die het publiek
zoo zoetjes aan wel zal kennen uit de adver
tenties, die de fa. Koning regelmatig in ohze
courant plaatst.
Onnoodig te zeggen, dat in de hal alle
mogelijke groenten, versche en „geblikte", te
verkrijgen zijn, maar wel mag speciaal de
aandacht gevestigd worden op de praktische
„Hofo", een schilmachine van het Technisch
Bureau Nierstrasz Co., waardoor de huis
moeders zich de handen niet meer vuil be
hoeven te .maken en de aardappelen en wor
tels geschrapt kunnen koopen. Hun koop
waar wordt tevens gewogen op de nieuwste
z.g. klokschalen, eveneens van de genoemde
fa. Nierstrasz. Trouwens, de geheele outillage
is zoodanig, dat, mét de vlotte bediening, de
dames in deze hal gaarne hare inkoopen
zullen doen.
De hal is ontstaan uit een woonhuis, dat
verbouwd werd door den aannemer J. Stee
man, v. Galenstraat. Het vroolijke schilder
werk is van den heer G. Ridder, Breestraat,
en de verlichting werd op de bekende wijze,
aangebracht door den heer W. J. Annijas, Jan
in 't Veltstraat, alhier.
Summa summarum, wij verwachten een
succes, hetwelk wij „Cor" gaarne toewén-
schen.
I
3 Oetober.
Ongemerkt is het herfst geworden. De
dahlia vult weer de bloemwinkels, en de
vraag wie men voor morgen moet uitnoo-
digen, veler conversatie. Want we zijn nu
allemaal terug van de vacantie, geestelijk en
lichamelijk gerepareerd en opgeperst, en be
reid om in den winter zulke lange avonden
te maken, dat we volgenden zomer smach
ten naar vacantierust. Met andere woordenl
het seizoen der gezelligheid is aangebroken.
De aantrekkelijkheid van een uitgebreide
visite, bestaat hierin, dat ons een zichtzen-
ding menschen van uiteenloopenden aard
wordt voorgezet, waar men zich de geschik-
ste uit kan. pikken. De andere kan men, zon
der dat iemand het merkt, koelbloedig negee-
ren. Als men het handig aanpakt, kan men
zelfs verdwijnen zonder ze goeden dag te
zeggen; een prestatie, die ontzaglijke zelf
voldoening schenkt.
Met angst en béven zie ik daarentegen elk
jaar de uitnoodigingen tegemoet, om „onge-
neerd" te komen dineeren. Het ongeneerde ia
meestal aan de zijde van de gastvrouw die
zich niet schaamt, ons in één avond het voed
sel voor een week toe te dienen) zoowel als
aan die der iViannelijke 'gasten, die van het
diner éeh hrndërnidwédlóop bm de Havana
maken. Dit laatste is overigens gêen wonder,
omdat het blindë noodlot uitmaakt, aan
wiens gezelschap' en geest men voor den
lahgen duur 'van tweë uren gekoppeld wordt.
Bij een goed diner hooren slechts tafel-
speeches. Het is meesta» onderhoudender er
naar te kijken dan te luisteren. Ik héb nooit
een tafelredenaar gézien, 'dié zoo origineel
was, niet zijri ,id j '(ffi zak te steken.
Blijkbaar bestaat bjj speechen het gevaar, dat
die hand losraakt en onder tafel rolt. De
andere is. noodig om het glas heen en weer
te schuiven. Speeches brengen meestal den
spreker in de war; maar vooral de toehoo-
rende slachtoffers. Zij beven en worden bleek
als de spreker begint te stotteren, verstop
pen zich achter de bloemen en zijn diep onge
lukkig, omdat zij hem niet kunnen redden.
Het is mij nooit duidelijk geweest, waarom
zulke hakkelaars niet kant en klaar een gra-
mofoonplaat koopen, waar een rede op staat,
en hem dan afdraaien, zonder angstzweet en
broekzak-manipulaties.
Nog erger is echter de conversatie, die men,
kortademig geworden door het vele eten,
daarna nog moet voeren. De menschen. heb
ben er altijd 'behoefte aan, té controleeren,
of anderen dezelfde boeken gelezen hebben,
dezelfde films gezien dezelfde lezingen bij
gewoond, dezelfde sterren ontmoet, als zij.
Waarom zij daar zoo'n belang in stellen, is
onduidelijk. Als men nooit leest, is de onder
vraging bovendien nogal pijnlijk. Soms is er
ook iemand in het gezelschap, die vijfhonderd
moppen kent en de conversatie in koelen
bloede vermoordt. Aan zoo'n geval is niets
te doen. De doodstraf is in ons land zelfs
voor erger misdaden afgeschaft.
Geven we zoo'n avondje bij ons thuis, dan
is het nog een probleem op zichzelf, er een
einde aan te maken. Want ofschoon aan alles
een eind hoort te komen, -doen sommige gas
ten net of ze daar nog nooit van gehoord
hebben. Men kan moeilijk als een kroegbaas
het licht uitdraaien. Mén kan wel zijn vrouw
vragen: „Is het meisje al thuis?" Of zeggen,
dat men wel wat minder luidruchtig mag
zijn, met het oog op de buren. Of quasi ver
stolen achter zijn hand gapen. Als dat alles
niet helpt, moet men in 's hemelsnaam maar
brutaal worden en zeggen: „Lui, weest niet
boos op me, ik moet morgen op 6 uur op,
maar blijven jullie gezellig nog wat, jullie
weten waar allés staat".
Dan gaat men naar bed, en als men om
10 uur beneden komt, is het te hopen dat het
bezoek vértrokken ïs.
Rectificatie: Zaterdag werd hier geschre
ven over een ijzerslikker. Ais Zondagsche
tractatie had de schrijver hem gepaneer-
d e ankerkettingen toegebracht, niet gesa
neerde, zooals de zetter meende.
CORRESPONDENTIE.
G. de G. Het is ons bekend dat er door
den storm meer dan twee gezinnen gedu
peerd werden, doch die twee gezinnen ver
loren hun broodwinning, vandaar de oproep.
Red. Held. Crt.
De vogelwereld
door J. K. S.
illillllliilliimiiiilimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiMiiiiiiliiliiiiiiilli
NI1lllfllllllllllllllllllllllllllllllllHIII||t|||ltllllHllllllltlllllimilll
UiiiiiiitiiiliiiiiiitllliHiiiiimiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiintiijiiiiiiiii
Den ganschen nacht had de heerschappij
van den storm geduurd, hij had in schoor-
steenen geroepen en gefloten en tegen deu
ren geschopt, hij had gerammeld aan luiken
en krijgertje gespeeld met de dorre, gevallen
bladeren, hij had gegierd over de landen,
stéeds weer zwol zijn nijdige stem aan van
een onbestemd-vaag rumoer in de boomen
van het nabije park tot een vervaarlijk ge
bulder in den schoorsteen, maar toen in het
Oosten een smalle, roode lichtstreep hoven
den horizon stond, toen de eerste spreeuw
zijn zotte verzinsel begon te stamelen op een
nokvorst, toen blies de wildeman den aftocht,
eerst draaide hij nog even woedend de halve
kompasroos rond, toen verdween hij bijna ge-
hee]Maar nóg jagen grauwe wolkenflar
den voort boven de wuivende rietkragen, nog
is het Amstelmeer grauw en ontstuimig.
Slechts nu en dan komt even een flets zon
netje te voorschijn.
Het is herfst geworden. In de tuinen gloeien
late zonnebloemen, de felle kleuren van dah
lia's en asters, sinnla's en St. Theunisbloe-
men, de kwetterende zwaluwen op telefoon
draden, de omlaag-dwarrelende, gele blade
ren, die blijven hangen in een dauw-bepareld
spinneweb-wieltje, of terecht komen op het
goud-geel van wat late tormentil-vierkan-
tjes, de kokmeeuwtjes in winterkleed op de
landen, de diepe stilte in de zonnige duinen,
de stekende vliegen: het spreekt alles zijn
taal. Het is onaangenaam om het reeds te
bekennen en toch is het met weemoed, dat
we constateeren: het naderend verval. Toen
het voorjaar kwam begroetten we met
vreugde de eerste blonde lentevluchten, die
overdreven, de eerste sneeuwklokjes, ,de
eerste katjes, de eerste gele sterren van
dotterbloem of speenkruid, de eerste nestjes.
En daarna zagen we eiken dag weer wat
nieuws: een nieuw-ontbloeide plant, een
kleurtje of een geluid, ontdekten we een
nieuw toontje hier, een ander tintje elders.
Nu gaan we weer aftellen; neen, we zijn
daarmee al lang begonnen.
De koekoek is al weer weg, het aantal
van de luidruchtige gierzwaluwen boven de
stad 's avonds minderde reeds in Augustus,
dé" zomer is weer uitgeluid door de uitge
brande klokjes van de dophei en eiken avond
al langer dan een maand, hooren we gelui
den van trekkende vogels, meer en vaker dan
eerst.
Het bibberend „trritrri" van regenwul
pen, roepen van tureluur en kievit, geluiden
van oeverlooper en witgatje en het ,,kèk—
-kèk" van grutto's, allemaal geluiden, die in
jezelf ook zoo'n verlangen om te trekken
kunnen wakker roepen. Ja, de herfst is reeds
daar. Maar de hei bloeit nog, ondanks alles.
Het is als een laatste glimlach.
VJlTCAUE
(noor 1_ JINBESCCM),
We zijn weer aan het Amstelmeer, we
worstelen door een manshooge rietwildemis,
nu en dan sopt het onder onze voeten, maar
daar letten we niet op. We hebben alleen oog
voor allerlei vogels die, geheel onverwachts,
telkens opvliegen en ook komen er allerlei
vogels aldoor over. De vloed begint nu op
de wadden te loopen en alle vogels, die daar
voedsel gezocht hebben komen nu in groote
troepen over den dijk heen en vallen in op de
wateren van het Amstelmeer. We kunnen
ons hier oefenen orn vogels aan het vlieg-
beeld te leeren herkennenhet mislukt ech
ter vaak, tot onze woede en ergernis mis
schien. Toch kan ik u raden, om te zorgen,
dat zijn jonge vogels, dit jaar in het Zwanen-
water of de Muy geboren. De ouden zijn ge
heel wit met een mooie kuif aan het achter-
wanneer ge voor vogels naar het Amstelmeer
gaat, dat de vloed begint te loopen. We ja
gen nu al verschillende zaadetertjes óp:
kneutjes, een pieper danst op uit de zulte-
planten, een paar witte kwikstaartjes schók-
fladderen voor ons uit, langsnavelige, rate
lende watersnipjes gaan op de sikkelvormige
wieken. Dan bereiken we het water. Maar we
loopen niet heelemaal door, we bewaren nog
wat dekking, omdat we tusschen het riet
blijven staan. Voor ons dobbert een klohip
van honderden en nog eens honderden eenden.
De soorten kunnen we niet vaststellen, we
werken iets tegen zon in en dat is altijd lastig.
Er zijn natuurlijk veel groenhalzige, wilde
eenden, goudgebrilde talingen met witte bor
sten en roodbruingekleurde buiken, misschien
ook wel zwarte zee-eenden. Wat verderop, op
een sliklandje, merken we een rijtje paaltjes
op. Paaltjes? Ach nee, natuurlijk zijn het
aalscholvers, die zich „zonnen". Enkele vogels
zitten met één vleugel uitgespreid, andere
met twee, waardoor ze wel wat lijken op den
Duitschen adelaar. Ze hebben geen vetklier,
worden hij het duiken dus nat en laten, na
het bad, hun veerenpakje drogen op die
wijze, door zon en wind. Het is een merk
waardig gezicht zoo'n rijtje, zich zonnende
schollevaars. Net een rijtje paaltjes. Ze zijn
zwart, met groene, blauwe en bruine me-
taalglanzen, de forsche bovensnavel, heeft
een flinken haak. Het zijn uitstekende vis-
schers. Dat visschen is ook al zoo'n merk
waardig gezicht. De vogel vliegt, traag met
de vleugels slaand, voort boven het water,
opeens trekt hij de groote vleugels in en
schiet met een boog, na een sierlijken zwenk,
het water in, dat het hoog opspat. Na een
paar seconden, soms tot bijna een minuut
toe, verschijnt een heel eind verder een kop:
de kop van onzen aalscholver. Heeft hij op
zijn onderzeeschen tocht buit gemaakt, dan
wordt deze eerst opgepeuzeld. Daarna komt
hij verder boven water en gaat door met de
visscherij. De aalscholver broedt in dichtbe
volkte kolonies aan zoet water en is dan
mooi geteekend met witte veeren aan nek,
kop en dijen. De jonge vogels zijn van onder
lichtgrijs gekleurd. En al maakt de vlucht
den indruk van zeer vermoeiend te zijn, toch
kunnen ze soms groote snelheden ontwikke
len, ook onder water. Ze zijn in lucht en
water veel beter thuis dan op land: ze loopen
zeer gebrekkig. De aalscholvers zijn arme
drommels: te vuur en te zwaard vervolgd,
omdat ze visch eten. Er zijn gelukkig in ons
land verschillende plaatsen waar deze merk
waardige volgels rustig broeden kunnen, zoo
dat ze niet telkens hun domicilie hoeven ver
leggen. Bekend zijn de Lekkerkerksche kolo
nie bij Krimpen aan de Lek en de kolonie in
het Rijsterbosch in Gaasterland. De vogels
daar voor ons zullen wel van laatstgenoemde
kolonie zijn.
Voor de scholvers zitten een paar schol
eksters in het ondiepe water, sommigen staan
op één poot te dutten. Nog meer naar voren
dobberen witte eenden, hals en kop zijn diep
groen, op borst en rug ligt een breede, don
kerbruine band, de buik is zwart: het zijn
bergeenden. Ook komen er nog steeds over
met suizenden wiekslag, die onder „korr-
korr" geluiden invallen bij de andere een
den. Onder het overvliegen zien we mooi, dat
de onderzij nog een donkere overlangsche
streep heeft. Deze merkwaardige vogels, die,
wat bouw betreft, tusschen de eenden en gan
zen instaan, broeden in eenzame gebieden in
oude konijnenholen (zoo ook in ons duinge
bied), maar indien woningnood hen dringt,
leggen ze ook graag in door menschen ge
graven holen hun 12 bijna witte eieren in het
witte dons.
Schuin achter de bergeenden een heele rits
groote, witte meeuwen; sommige met lei-
Zwarte vleugels: mantelmeeuwen, de rèst
maakt een blonder Indruk: zilvermeeuwen.
Daarop een colonne spierwitte vogels, hoog
op de pooten, samen wel een dertig. Aan
vankelijk kan ik ze niet thuisbrengen, dan
schiet het me opeens te binnen: lepelaars
natuurlijk! Door de een of andere oorzaak
ontstaat onrust, eerst gaan er een paar op,
dan nog wat en tenslotte de rest. Ze komen
pal over onze hoofden, zoodat we mooi ge
legenheid hebben het kenmerkende vliegbeeld
in ons op te nemen: de lange, gestrekte hals,
■de uitstekende pooten en de lepelvormige bek
(op de teekening is die niet te zien, we be
zien daarop den vogel van opzij). Sommige
'lepelaars hebben zwart aan de slagpennen:
hoofd, alleen pooten en snavel zijn zwart. Ze
vliegen het liefst in een schuine lijn achter
elkaar. Over een paar maanden visschen ze
weer garnaaltjes op Sardinië, of ergensin
Griekenland of Italië, misschien ook wel
dichterbij: in Bretagne of Spanje.
Links van de plek, waar de lepelaars zaten,
een paar visschende, blauwe reigers, hoog in
de schouders. Ook wel eens betiteld met het
onverbiddelijke: „Schadelijke." Ik wil daar
over geen woorden meer neerschrijven, alleen
wil ik vertellen dat ze, naast wat visch, ook
eten: kikkers, muizen, wantsen en vischkuit-
verdelgers als: libellenlarven en kokerjuffers.
Daar komt weer een wolk kleine vogels
over, strandloopers, het omzwaaien, keeren
(Y'OO r Sj'.kepï*-.JS
en zwenken gaat keurig gelijk, gonzend be
wegen de rappe wiekjes, de wolk strijkt neer,
even staan r* vogels onbewegelijk stil, doch
beginnen dan onmiddellijk onder 't uiten van
allerlei zachte geluidjes in het slik te pikken.
Vlak bij de reigers een paar „maaiende"
kluten, verderop nog een paar, samen een
vijfentwintig. Erg benieuwd ben ik er naar
om te weten of kluten op dit gebied zullen
overwinteren, tot nu toe hebben ze dat nog
maar op één plaats gedaan in geheel Europa,
n.1. aan het Sloe. Ik vermoed echter, dat ze
ons wel spoedig in den steek zullen laten.
Dichter bij ons een paar bruingrijze türelaars,
in de vlucht gemakkelijk he-' nbaar aan| dé
breede, witte vleugelstreep, roode pootjes,
witte stuit en zwarte punt aan deiv staart.'
TuSschen de tureluurtjes een paar kemp
haantjes: heel smalle, witte vleugelstreep,
grijzige pootjes en donkere stuit.
Hoor, een voortdurend, krachtig en nadruk
kelijk, drie maai herhaald en welluidend
„tioe-tióe-tioe!" Waar zit de voortbrenger van
dat geluid? Daar,- zie, een slanke, groote
vogel, met een witte stuit en donkergrijze
vleugels en witten staart, Joopt heen en weer.
Als het licht even gunstig valt zien we ook
een kenmerk waaraan deze wceste vlieger
zijn naam te danken heeft: groene póoten,
het is de groenpootruiter. De onderzijde is
wit met zwarte plekken op borst en keel.
Die groenpootruiters staan over een maand
of wat weer ergens in Griekenland of N.«
Afrika, misschien ook wel in Z.-Australië,
Tasmanië of Z.-Afrika; ze komen nu eenmaal
overal. „Tsjioe!" zegt hij driemaal (op z'n
Hollandsch gezegd „Santjes!") en stopt dan
opeens zijn kop onder water. Schrik echter
niet van dié struisvogelachtige manieren. Hij
blijft zoo een poosje rondloopen en vangt veel
insecten, larven schaaldieren en kleine visch-
jes. Doch dat er niet alleen voedsel binnen
komt op die wijze blijkt uit de kleine braak-
balletjes van onverteerbare restjes, die hij
vaak uitspuwt, met wijd open snavel. Hij
broedt in Zweden en Noorwegen, maar meer
nog in Noordelijker landen.
Op zwaluwachtige manier komen weer
wat vogels over, ze strijken vlakbij en staan
bij het neerkomen heel even te wippen met
hun staart, dan gaan ze voedsel zoeken onder
een voortdurend „di-di-wiet." Dan weten we
ook al dat het overloopertjes zijn. Vliegen als
een zwaluw en loopen als een kwikstaart,
zegt dr. Jac. P. Thijsse zeer terecht in zijn
„Het Vogeljaar." Hun igèluid hoor je i ook
vaak in den herfst boVen de stad op stille
avonden. Nu kunnen Wé mooi de witte'krul
zien, die net voor den vleugelboeg langs loopt.
Ook de overloóper is een slank vogeltje, olijf
groen bóvenop, een lange, rechte, rlónkere
snavel en een witte wenkbrauw, de onderzij
is wit.: De overlooper bróédt zelden in ona
land,l^pgs dé gropt? ijyieren, jpaar.^rekt in
zeer, groote,; aantallenidpcw. e
Ophet.slikbankje ypor.j opa.f
Maar .peeik dpt,,Sftj.«ejgrnnöejf/.vta'ljgiM
Tötééh -veTgéhid Ih38ï"(lus! i
sUiua