„Ik ben graaf von XI F' Voor knutselaars. PAG. 6 ZATERDAG re OCTOBER 19?5 Beste jongens en meisjes. Met de week krijg ik meer briefjes, dat vind ik leuk, minder aangenaam voor mij en voor jullie is echter, dat ik met de week minder tijd krijg. De Winkelweek en de voorbereiding voor de Kindermid dagen en de kranten vol met Abessijnsch nieuws, vragen zoveel van m'n tijd, dat ik ternauwernood aan jullie kan denken. Dat is niet aardig, hè? Maar het wordt beter, hoop ik, nog één of twee weken, dan rolt de zaak waarschijnlijk weer nor maler en kan ik weer wat meer tijd aan jullie besteden. Als dus vandaag niet alle briefjes beantwoord worden, kijk dan niet boos. Ik beloof beterschap. Laat ik eerst de naam van de geluk kige winnares van het boek hier neer schrijven, dat is: MAARTJE STAALMAN. Binnenhaven 5. Netty Lap, Den Hoorn (X.)Dat is voor jou niet zoo erg, Netty, dat je uit de kinderwagen tuimelt, want jij komt wel weer op je pootjes terecht, maar ik heb m'n oudste jongen eens met wagen en al om laten tuimelen, toen hij drie maanden was, en die bleek ook nog on beschadigd, maar ik zag zo wit als een meelzak, en m'n hart klopte als een voorhamer. Leuk, dat jullie komen, Woens dag over een week. Jan*je Lap, Den Hoorn (T.) Natuur lek, wil ik graag eens met jou kennis maken, op zo'n leuke rijmelaarster onder m'n vriendinnetjes ben ik wel een beetje trots. Er zijn in Den Helder ook nog een paar goede, maar ze zijn schaars hoor. Dus tot Woensdag over een week. bij ge zondheid. Rie Leys, Rotterdam. Van de week kwam ik op kantoor en wie botste ik daar tegen het lijf, denk je, Rie? Artnie Jansen. „Meneer", zegt ze, „u moet de groeten hebben van Rie Leys." En toen vertelde ze me, dat ze bij jou geweest was en het erg leuk had gehad en dat jullie samen me een brief hadden géschreven, maar die brief heb ik niet ontvangen, hoor. 't Spijt me, want ik heb je daardoor ook niet te rug kunnen schrijven en je weet, m'n Rotterdamse vriendinnetje laat is niet gauw in de steek. Nelly Boot, De Waal (T.). Zie je wel, dacht ik het niet, weer een feest in De Waal geweest. II? overdrijf beslist niet als ik De Waal „het feestdorp van Texel" noem en jullie genieten er maar van. Heb je ook genoten van die toespraak van die zendeling? Inderdaad, geestelijke arbeid is de mooiste arbeid die er is, al is ze ook moeilijk. Antie Eelman, De Waal (T.). Heb je pret gehad met het gymnastiekfeest. Grappige nummertjes hadden jullie erbij. Ik heb vroeger ook iieel wat gelachen om zaklopers en hardlopers met hindernis sen. Wanneer krijgen jullie herfst-vacan- tie? Fijn is dat, hè, zoo een weekje vrij om weer eens door te waaien. Jopie Koopman, De Waal (T.) De kin-der-mid-dagen, Jo-pie zijn be-legd, voor de kin-de-ren van de a-bon-né's. maar we wil-len toch de kin-de-ren van de niet a-bon-né's ook mee la-ten ge-nie-ten, al moe-ten zij meer be-ta-len, dan de kin- de-ren van de a-bon-né's. Voor Te-xel zal de toe-gangs-prijs, e-ven-als vorig jaar, 0.10 voor de kin-de-ren van de a-bonn-né's zijn en 0.15 voo de an-de-ren. Cisca du Porto, De Waal (T.). Of tachtig jaar oud is, Cisca, die buurman van jou, die het van de week geworden is, zal wel grijze haren hebben en rimpe lige handen en z'n beenen zullen wel niet zo vlug meer willen gaan en z'n ogen niet zo scherp meer kijken en hij zal wel geen honderd pond meer van den grond kunnen tillen. Toch is het ook wel fijn als je het wordt, wat zal je veel kunnen en wat zal je een mensenkennis hebben. Komt hij op onze feestmiddag? 't Is fijn als je oud kent en je kan nog eens het feest van de Hoe een verwaande student op z n nunv mer werd gezet. Naverteld door Mevr. M. Jansen-v. Deventer. kinderen meemaken. Oom Piet zal na tuurlijk ook wel weer komen met z'n vrouw. Als ze tenminste beiden gezond zijn. Rika Sinnige, -Julianadorp. Ik kan het me wel begrijpen, Rika, dat Tony het niet prettig vindt, dat ze weer van huis moest, want het is thuis toch altijd het meest aangenaam, ook al heb je het goed, ergens anders. En dan mist ze natuurlijk haar vader en moeder en broertje en zus jes, waar je dubbel veel van houdt ajs je ze niet bij je hebt. Gelukkig dat Bergen niet ver is en ze dus af en toe nog wel eens over kan wippen. Doe haar de groe ten maar als je haar schrijft. Beste jongens en meisjes, er ligt nog een dikke stapel briefjes, maar m'n tijd is om, de volgende week schrijven jullie me dus niet, dan zal ik probeeren ze te beantwoorden. Elke Dinsdag ging klein Keesje Naar zijn tante op bezoek. Altijd kreeg hij er wat lekkers: Een groote appel of stuk koek. Maar het doel van die bezoekjes Was toch al dat lekkers niet. Hij kwam horen naar de radio. Van zijn oude tante Griet. Doodstil zat hij dan te luisteren. Op een stoel zat hij er voor. En hij volgde dan met aandacht Jacob Hamels kinderkoor. Prachtig zei het kleine baasje. Vindt u dat nou zellef niet. Ik kan nu ook van 't dansend haasje. Zingt u mee, toe tante Griet? Op een keer, de lucht was broeiïg. 't Toestel knettert keer op keer. 't Was haast niet meer aan te horen. Tante drukte 't knopje neer. Laat 't nu nog even spelen. Toe, zei Kees, nog even maar. Nee, zei tante, als 't zoo doorgaat, Springt het toestel uit elkaar. Wat! juicht Kees, is dat niet heerlijk! Tante Griet, dan bent u rijk. 't Hele koor en die muziekjes. Dan heeft u alles tegelijk. Jansje. Henk Koopman. Hé, Henk, ik zit nog te zuchten over dat briefje aan Jopie. ik moest telkens denken, moet er nu weer een streepje komen? Voor jou gaat het vlugger, maar jij bent ook weer een paar jaar ouder dan Jopie. Tot ziens, hoor. Kindervriend. De volgende dag verscheen de jonge graaf weer, zoals gewoonlijk, in het restaurant. Hij had net paard gereden, en was dus gekleed in zijn rijpak. Hij liet zich in een stoel vallen, strekte zijn benen wijd uit. en zette met veel bombarie zijn monocle in zijn oog. Hij sloeg met zijn rijzweepje tegen zijn hoge laarzen, en riep bevend: „Garsonü" De kellner kwam oogenblikkelijk met het menu. „Voorlezen." Gehoorzaam begon de kellner: „Koude kip." „Anders niet?" „Zalm." „Anders niet?" „Sandwiches." „Anders niet?" En zo ging het een tijdje door. Boos zei eindelijk von X.: „In dit nest kun je ook niets behoorlijks krijgen! Nu, geef me dan maar koude kip!" Hij praatte zo luid, dat iedereen hem kon hooren. en iedereen ergerde zich. Toen sprong opeens met een driftig Na een poosje kwam hij terug. Gekleed in zijn rijpak, en met een kolossaal monocle in zijn oog! We maken een windmolen. Een cadeautje voor kleine kinderen door F S. Dit keer gaan we een windmolen maken. Zo eentje, als je op het strand kunt ko pen 's zomers; en omdat het een leuk werkje is, en helemaa. niet moeilijk, dacht ik: dat gaan we nu eens doen! We hebben er niet veel voor nodig: een vierkant stuk papier (tekenpapier of dun karton) waarvan de kanten ongeveer 15 cm. lang moeter zijn. De hoeken knip je :n, net zov-r als het op de afbeelding staat aangegeven met stippellijntjes. Zien julli het? Mooi zo!! Dan neem je de vier rechter of de vier linkerhoeken in het midden samen, zonder het papier te vouwen! Je bevestigt de hoeken in het midden met een naald of zo. Als het maar goed stevig zit, dat is de hoofdzaak. En dan moet je het geheel nog aan een stokje vastmaken. Een rechte stok, die glad is, zodat je geen splinters in je han den kunt krijgen. Wanneer je een windmolen met veren wilt maken, zo een, die je niet zo dikwijls ziet, dan heb je een nogal grote, en niet Onverschillig-weg slenterde hfj lokaal, en viel in een stoel naast von neer. Hij strekte zijn benen, trok hoo moedig zjjn mondhoeken naar beneden sloeg met zijn rijzweepje tegen wt laarzen. De kellner verscheen, met het menu, „Voorlezen!" 'I „Koude kip!" „Anders niet?" „Zalm!" „Anders niet?" „Sandwiches!" „Anders niet?" Toen sprong opeens met een driftj»e gebaar von X op, ging vóór von Liebj* staan en brulde: „Meneeerrrrü Wat veroorlooft U zichv Ik ben graaf von X.!" Julius bracht zijn hand bij de monode keek de ander een beetje geringschatte aan. trok zijn mondhoeken nog verder neer, en zei neuzig: „Anders niet?" Het hele lokaal weergalmde van de lach. Iedereen proestte het uit, en von X. kon niets beters doen, dan weg gaan, om nooit meer terug te komen. te brede kui<c nodig. Die kurk moet je in het midden doorboren. Je hebt mis schien wel eens veren pennen gezien, is het niet? Zo'n veer met aan net eind een pen, die er gewoon aangenseden is. Geen ijzeren... nee, een gewone veren pen. Ach, maar ik verga' dat je het natuur lijk al eens gezien nebt, en dat je verlan- gend wordt on. te weten te !,omen hoe het nu verder gaat! Dus je steekt zo'n veren pen in het gat dat je geboo.d nebt in de kurk. De pen moet er stevig in zitten, en hfj moet aan weerszijden ongeveer 1 centimeter uit- steken. In d ra d van de kurk boor je met een gloeiende breinaald gaten, waarin je gekleurde ganzen- of kippenveren steekt. Alle veren moeten naar één ichting een beetje dwars staan, dan draait de wind molen beter. Door de veren pen in het midden van de kurk steek je ee' spijker met een flinke dikke kop, en van achteren schuif je er een glazen kraaltje op. En dan maak je een stokje aan de windmolen vast door middel van de spijker. En als je je zelf er „te groot" voor vindt, om met windmolens te spelen in de herfst waait het er altrjd zo heerlijk flink voor! dan geef je het als een ca deautje aan broertje, zusje of een vriendje; dat er niet te groot voor is! Het was in Duitsland. In Bonn studeerde Julius von Liebig, de beroemde scheikundige, doch toen een gewoon student. Tegelijkertijd dat hij daar studeerde, was er ook een zekere Graaf von X., die in Bonn student was. Deze graaf von X. was heel rijk en heel onuitstaanbaar; en bovendien verschrikkelijk trots op zijn mooie oud-adellijke naam. „Ik ben graaf von X", zei hij elke keer, te pas en te onpas. Kortom, het was een vervelende snuiter, en geen der studenten mocht hem graag. Sedert een poosje bezocht Graaf von X. hetzelfde restaurant, dat ook von Liebig en zijn vrienden geregeld bezochten. Deze laatsten waren daar helemaal nies op gesteld. En ze besloten, om een manier te bedenken, waardoor Graaf von X. geen lust meer zou voelen, om dat restaurant te bezoeken. „Ik weet wel hoe", zei Julius. „Zullen wij er om wedden??" Dat werd aangenomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 18