Hoe Peter vogeldieven ving Beste jorigens en meisjes Onze eerste kindermiddag is achter de rug en die van den Helder is daardoor weer een week dichterbij gekomen. Ik be hoef jullie natuurlijk niet te vertellen dat we het leuk gehad hebben op Texel, we hadden een zaal, zo vol, dat er geen kip meer bij kon en we hebben op de boot lekker geschommeld en gezongen en er is maar een meisje een klein beetje zeeziek geweest, maar niet eens zo erg dat ze de visschen gevoerd heeft, dus je begrijpt dat het niet veel te betekenen had. Veel last van plankenkoorts had ons twaalftal niet, alleen zongen ze wat bescheiden, veel be scheidener dan op de boot en in de auto bus en thuis natuurlijk. Want thuis hebben jullie allemaal meestal de grootste mond. Of is dat met mijn vriendjes en vriendin netjes niet het geval? Ik zal eens aan je vader en moeder vragen, een enquete in- te stellen, zoals de grote mensen dat noe men. Het boek is deze week gewonnen door: SIENTJE NIEUWDORP, Ankerpark. Viooltje. Dat is dan ook geen doen voor Olifant, Viooltje, als de woorden zo traag uit z'n pen vloeien als stroop uit een strooppot, dat hij me een grote brief schrijft, maar hij kan me toch wel eens weer wat vertellen hoe hij het maakt, of hij veel pret heeft en veel ondeugende jongensstreken uithaalt. Zeg hem dat maar. Truusje Bakker. Jij bent al groot en flink, Truusje, dat je alleen op kan pas sen thuis, want dat broertje, dat in slaap viel terwijl hij aan tafel zat, was geen beste wachter, maar die is zeker jonger dan jij en hij had misschien, na vier uur, al heel wat dolle dingen gedaan, waar door Klaas Vaak gauwer vat op hem had. Corrie Nannings. Jij schuilt nog niet weg achter een andere naam, hé, Corrie, zoals je zusje. Misschien als je groter wordt en toch nog graag mee wil doen dat je je dan Doornroosje of zo gaat noe men, maar nu heet je nog echt, Corrie, dat is een echte Hollandse naam. Catrien Rijkers. En heb je de laatste nacht voor je naar Texel ging nog ge slapen, Catrien, of zag je maar steeds die volle zaal in je verbeelding en voelde je je bed heen en weer wiegen, zoals de boot de volgende dag? Wat deed die boot gek, af en toe, hé, net een hobbelende geit. Hier volgt je verhaaltje. Het is toch van jezelf FLINKE JONGENS. Het had enige weken geleden erg ge sneeuwd en daarna gevroren. Het was nu erg glad. Daar kwam oud Aaltje aange strompeld. Zij liep voetje voor voetje, want zij was bang dat zij zou vallen. Zij had een zware takkenbos op haar rug en ze was zo moe. Nu moest ze maar even uitrusten. De school ging uit en daar kwamen Piet en Hein de beide zoons van de schoen maker aan en zagen oud Aaltje. Zij liepen naar haar toe en zeiden dat zij de takken bos wel eventjes naar haar huisje zouden brengen. Wat was zij blij. Spoedig waren de jongens al een heel eind voor haar uit. Zij liep ook heel langzaam. Toen zij een poosje later thuis kwam, keek zij eens in haar schuurtje of de takkenbos wel netjes op haar plaats lag. En jawel hoor. „Goeie jongens", zei ze en ging naar binnen. Catrien Rijkers. Annie v. Haaien. Ben jij pas uit Indië gekomen, Annie? Zit je dan niet te rillen van die Hollandse guurheid, van die storm en die regen, van die kou en die narig heid. Of heb je Holland liever met al "z'n mest en mist", dan Indië dat „als een gor del van smaragd om de evenaar ligt"? Wat ben ik poëtisch, hé? Tineke Wullems. Wat hebben we het ge zellig gehad bij onze overburen, hé, Tineke, en wat een drukte op Den Burg. Meer dan 6 procent van het aantal inwoners van Texel was in de zaal en ik denk van wel meer dan 20 pet. van alle kinderen die er wonen. De zaal was nog nooit zo vol ge weest. Leuk hé? Antie Eelman, de Waal (T.). Keizer had dus z'n wagen vol geladen, vol met jonge meisjes, Antie, en jullie hebben natuurlijk ook gezongen als sijsjes, zoals het versje zegt. Ik zag de pret nog op je gezicht, Woensdagmiddag. Henk Koopman, de Waal (T.). Nu ben ik Woensdagmorgen nog even aan de Waal geweest, Henk, en ik ben niet eens naar je lammetjes komen kijken, maar dat komt ook heus omdat ik weinig tgd had, hoor en als ik nog eens kom en wat meer tijd tot m'n beschikking heb, dan wip ik ook eens bij jou aan, want nu kennen we elkaar, hé? Jopie Kooman, de Waal (T.). Ziezo, jou heb ik ook gezien, Jopie, en als ik nu straks weer eens door de. Waal loop dan kan ik je aan je haar trekken en zeggen: „Hé, Jopie, ken je me niet meer?" Zal jij me dan aan m'n jas vasthouden, als je me ziet? Stientje Beekma. Ik zal je rijmpje op nemen, Stientje, vlekkeloos was het nog niet, maar ik vond het idee leuk dat je over de winkelweek gerijmd hebt en houdt maar vol, hoor, want al doende leert men. DE WINKELWEEK. O wat 'n drukte was 't verleden week. Het was of ik er onaer bezweek. Alle winkels af te lopen, En dan nog voor 2.50 kopen. Dat was 't voorschrift als je mee doen kon, En dan nog de vraag of je wat won. Ondanks al die drukte en pret Won ik 't boek, waar ik altijd op let. Het Juttertje verzuimen, dat zal nooit gebeuren, Anders zit ik er later over te treuren. Dus Mijnheer, tot een volgende keer. Stientje Beekma. Atie Sinnige, Julianadorp. Dat is waar. Atie, die Julianadorper lucht en die melk van jullie koeien, heeft je zo sterk ge maakt dat de wind hoogstens aan je haar kan trekken, maar je vast niet tegen de grond kan gooien. Van Tony heb ik nog niets gehoord. Zou ze me een kaart sturen Rieka Sinnige, Julianadorp. Dat was weer een beetje zuinig briefje, Rieka. Heb je het zo druk als een pruikenmaker met één klant? Nu moet ik eens gauw wat meer van je horen. Afgesproken? De groe ten aan allemaal bij je thuis. Nanie Plaatsman, de Waal (T.). Dat is zeker een hele uittocht uit de Waal, Nanie, als jullie met z'n allen naar de brieven bus gaan, om de brief aan de Heldersche Courant te posten, want het zal misschien niet lang meer duren, of alle kinderen van de Waal doen mee aan het Kinderhoekje. Lijdt Nel tegenwoordig aan verstrooidheid dat ze twee verschillende schoenen aan trekt? Heb je pret gehad, Woensdagmid dag? Of vond je het vorig jaar leuker? Dat moet je me eens vertellen, hoor? Clairy Polak, Amsterdam. Dat is me ook een gewetensvraag, Clairy, of ik het erg vind als iemand in de klas een stink bom gooit. Natuurlijk vind ik dat erg, die „iemand" moesten ze maar de hele dag met zo'n ding in een kamertje alleen zet ten, dan was hij voorgoed genezen van z'n aspiraties. Jij vindt mijn standpunt natuur lijk „hopeloos ouderwets" hè? Wacht maar, als je tien jaar ouder bent denk je er ook wel anders over. Hoor ik nog eens wat van je, Clairy, want ik lees je briefjes graag, niettegenstaande je conscientieuse vragen. Zulke woorden mag je bij een H.B.S.-meisje wel gebruiken, hè? Jan Bakker. Ik heb je briefje met m'n ogen dicht gelezen, Jan, want ik mocht immers niet maar je schrift kyken, omdat de letters te veel bibberden vanwege dat wondje aan je vinger? Nu, ik moet je zeg gen, het ging nogal met je schrift, vooral als je je ogen dicht deed had je weinig last van de bibberatie. Joop Kloprogge. Ik kan 999 raadsel vriendjes en vriendinnetjes gebruiken, Joop, en daar ben ik nog niet aan toe, dus jij kan er best nog bij. Veronica Bos, Eierland (T.). Leuk Vero- nica, op een ander punt van Texel weer een vrieninnetje erbij, en dan nog wel een met zo'n mooie naam. Ik vind het natuur lijk fijn dat je met je moeder en twee broertjes genoten hebt, Woensdagmiddag, want dat is toch de bedoeling van de Kindermiddag, jullie een middag van ple zier te bezorgen. Het adres was goed, hoor. Nu, jongens en meisjes, ik moet weer stoppen. Volgende week mogen alleen de vriendjes en vriendinnetjes van buiten me schrijven en beantwoord ik dan verder de briefjes die vandaag weer moeten blijven liggen. Kindervriend. En hoe hij 75 gulden ver^ diende - Het verhaal van een jongen die veel durfde 1 1 door Elsa van der Echt. Toen Peter, de herdersjongen, zijn die ren naar huis dreef, zag hij een groot aan plakbiljet aan het gemeentehuis, en op dat biljet stond met vette letters: „Sedert eenige weken zijn er in onze bossen vogelvangers aan het werk. Over al werden lijmstokken en vangtoeste!- len gevonden. Degeen die de daders vindt, krijgt een beloning van 75 gulden". Toen Peter zijn dieren verder dreef, had hu een diepe rimpel tussen zijn wenkbrau wen; dat betekende dat hij diep nanacht ,75 gulden", dacht hij. „Ze vangèn natuur lijk 's nachts." Hij liep langs het keuken raam, waar zijn moeder bezig was. Ze had hem neg niet gezien. En toen, zonder zich te bedenken liep hij de weg op naar het bos. \m3$. h wr. Na tien minuten was hij in het bos, en nu liet hij zich op de grond vallen. Hij luis terde een tijdje ingespannen, en kroop toen op handen en voeten verder. Hij was zo helemaal met zijn gedachten bij de vo geldieven, dat hij niet merkte, dat de zon achter de heuvels verdween en het donker was geworden. Pas toen zijn maag begon te brommen, dacht hij eraan, dat hij nu toch eindelijk eens naar huis moest en als een haas draaide hij om. Plotseling echter hoorde hij wat bewegen in het kreupelbos, en toen hoorde hij ook mensen praten. Ja, heus, dat waren men-» senstemmen Het waren twee mannen, zag Peter, toen hij door de blaren heen keek, en ze waren misschien twintig meter van hem verwijderd. Peters hart klopte in zijn keel, maar toch kroop hij voorzichtig dichterbij. „Morgennacht moeten we ze wegbrengen. Voordat de veldwachter ons snapt!" hoor de hij de een zeggen. Weer kraakte het in 't kreupelhout. De mannen kwamen dichterbij. Peter sloot zijn ogen. „Nu hebben ze me," dacht hij, en beefde over zijn hele lichaam. „We nemen de Grote Weg," zei nu andere man. „Dat is het beste. Wann^ we dan bijna bij Rozenhuizen zijn, kan Frederik ons daar met de wagen opWac()'_ ten. En dan gaan we de stad in. Morgen middag zijn we ze kwijt." Peter haalde zijn trillende benen binnen boord. Boven hem kraakte het struikge was. „Nu hebben ze me," dacht hij, weer. Klop. klop-klop ging zijn hart. „Als ze mijn hart niet horen... 't Is oorverdovend," eD even moest hij toch lachen, ondanks zijn angst „Gesnapt door het kloppen van myn hart," zei hij in zichzelf. Hij maakte 2ich heei klein. Opeenshoorde hij de twee mannenstemmen in zijn rug. Waren zij dan al voorbij? Weer kraakte het struikgewas Ze waren nu op de weg. Peter wachtte no» even. Toen ging hij ook naar de weg toe „Krijg ik de beloning, wanneer ik vogeldieven vang?" vroeg Peter de volgen de morgen, toen hij met zijn dieren lan*3 het gemeentehuis liep. De veldwachter zat voor het raam en rookte een pupje. „Maak dat je weg komt, drommelse jongen!!" riep hij. „Wat verbeeldt zo'n aap zich wel," bromde hij dan in zichzelf. En hij keek Peter na zoals die zich met zijn lammetjes en zijn schapen naar de heide begaf. Het was nog niet nelemaal donker gewor den, toen Peter zich naar net bos begaf Maar de zon was allang achter de heu vels verdwenen, oe hij bij de plek kwam waar hij de vorige dag het gesprek van de twee mani en had afgeluisterd. Hij verborg zich in het Kreupelhout. Na een poosje zag hij iets lichtends. Peter liet zich op de grond vallen. Hij hoorde stemmen en zag het .-chijnsel van een zak lantaarn. Nu herkendi hij de twee mannen weer. Ze droegen zakken op de rug, en in de hand een in een doek gewikkelde kooi. Toen ze de weg bereikten, zetten zij hun vracht neer. Een van de mannen verdween weer in het struikgewas, en kwam terug met een twede kooi. Honderden gevangen zanger tjes fladderden daarin rond, en Peter hoor de duidelijk hoe ze jammerlijk piepten. Eindelijk hadden de mannen blijkbaar alle vogels bij elkaar, en toen gingen ze op weg naar Rozenhuizen. Zig-zag door het bos ging het. Peter volgde hen voorzichtig. Kort voordat zij Rozenhui zen bereikten, liepen de mannen naar de grote weg. Daar stond een wagen. De zak ken en kooien werden erin gezet. Toen sprongen ze haastig op de bok. En ook Peter sprong op de wagen, maar niet op de bok! Hij was wel wijzer; nee, hij sprong er van achteren op. Met veel lawaai reed de wagen nu langs de straatweg. Weldra waren ze Rozenhuizen door. Ze reden naar de stad. Ja, want dat hadden de mannen gisteren gezegd. Ze reden door nog veel andere slaperige dorpjes, waar Peter nog nooit geweest was. Plotseling hield de wagen voor een herberg stil. Om niet door de mannen te worden gezien, sprong Peter gauw van de wagen, en ging in de schaduw van de herberg staan. Hij dacht onderwijl er over na, wat hjj nu doen moest. In razende vaart liep hij toen het dorp in, maar toen hij in een zijstraat de wagen uit het oog verloor keerde hij weer om. Door het open venster van de gelagka mer, hoorde hij de stemmen van de man nen. Toen keek hij naar de wagen. Nie mand zat er meer op. Zonder te aarzelen, sprong hij op de bok, en trok aan de teu- gelL. De wagen zette zich in beweging- Schreeuwend kwamen de mannen de her berg uit en renden achter de wagen aan. Peter liet de paarden draven. Strak wa ren zijn ogen gericht op de grijze straat weg vóór hem. Langzamerhand bleven de mannen achter. Hjj liet de paarden nu langzamer lopen- En onderwijl floot hij een vrolijk liedje! Maar dat durïüe niet lang zo. Opeens hoor de hjj paardengetrappel. Hij keek om daar kwam een ruiter in galop. Nu spoorde hij onmdidellijk de paarden aan. En weer renden de dieren. In razen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 26