Het reddende woord Pag. 2 zaterdag 23 november 1935 't juttertje Een kijkje in de mierenwereld. Skmen wut IVimm Jat ié ikhe Populaire Rubriek Handelen zij in' stinctmatig of met verstandelijk over' leg? door Dr. H. P. Ph. van Santen. Wanneer de wandelaars met onverschil lige stappen over het zachte, een weinig veerende tapijt van een dennenbosch gaan, dan heerscht er groote angst in een wereld van kleine levende wezens, die, beschermd door bladeren, grassen, dennenaalden, plan ten, mos, aarde en steenen, een in onze oogen onbegrijpelijk leven leiden. Maar wij vergissen ons, wanneer we denken, dat het geweld, waarmee de reuzenlaarzen onheil aanrichten, verschrikkelijker is dan de strijd, welke deze kleine, en schijnbaar zoo vreedzame en ongevaarlijke insecten voort durend voeren ter instandhouding van de soort. Het leven van deze groote, bijna 5000 soorten omvattende insectenfamilie der Vliesvleugelen wekt steeds weer onze be langstelling en weetgierigheid op. Wij spreken van de „staten" der mieren en we vergelijken het zeer zorgvuldig georgani seerde insectenvolkje met onze eigen maatschappij. De plichten, welke de leden der mieren- staten opgelegd zijn, vergen van hen een energie en een opofferingsgezindheid, die ons ongeloofelijk toeschenen. En dat alles ter wille van de gemeenschap! Een prach tig voorbeeld voor de menschenmaatschap- pij. Wij komen gauw in de verzoeking om de mierenstaten psychologisch te verkla ren, en te vragen of de gemeenschaps instincten dezer kleine diertjes door de monarchistische dan wel door de republi- keinsche ideeën beheerscht worden. Het is haast ongeloofelijk zooals de mierenstaten georganiseerd zijn. En we kunnen ons nauwelijks voorstellen, dat de schijnbaar slordig opgehoopte denne naalden een weldoordacht net van honder den gangen, gewelven en kamers bedekken. In de onderste gewelven, die beschermd zijn tegen vochtigheid, worden de honing voorraden opgeslagen. En heel zorgzaam zijn de stallen gebouwd, waarin de blad luizen, die in de mierenstaten dienst doen als „melkvee", onder zijn gebracht, en ge regeld gemolken worden. Elk individu in den mierenstaat kent zijn plichten en zijn weg. Zoodra hij gevaar ziet naderen, slaat hij alarm, en dit kan hij op drie verschillende manieren doen. Het „be- trillen" met de voelsprieten is het eerste alarmsein. In laatste instantie wordt een „dans" uitgevoerd. Dikwijls leiden van een nest, tegen regen en vijanden beschermde overdekte straten naar verafgelegen voederplaatsen, of naar de koloniën en schuilplaatsen. Daar houden de mieren groote voedselvoorraden verborgen. Alleen in de tropen richten de mieren werkelijk schade aan, en daar vreezen de menschen hen zelfs. In Europa daaren tegen worden deze insecten juist zeer ge waardeerd, omdat schadelijke kevers, wormen en rupsen door hen opgevreten worden. Wanneer wij de ijverige mieren gade slaan, beseffen we niets van den strijd, die deze kleine insecten onophoudelijk tegen hun vijanden voeren. Een mieren- staat strekt zich dikwijls uit over een heel bosch en duldt geen indringers. Wee de kever, die zich in de buurt van zoo'n mierenstaat waagt! Honderden mieren storten zich dan op den waaghals, verlam men hem door giftige zuren die zij uit scheiden, en sleepen het slachtoffer dan met vereende krachten naar hun nest. Wanneer men de mieren met aandacht gadeslaat, dan verwondert men zich over de handelingen van deze insecten; hande lingen, die z— verbazingwekkend zijn, dat men zou veronderstellen, dat de mieren ze geheel en al overdacht hebben. Wanneer de mieren hun „melkvee" te gen aanvallen van andere insecten willen beschermen, en dat op allerlei vernuftige manieren doen, dan kunnen wij dat nog begrijpen. Maar wanneer wij hooren, dat zij bepaalde grassoorten, planten en za den, waarvoor zij of hun melkvee een zekere voorliefde hebben, trachten te be schermen, dan kunnen wij moeilijk blijven gelooven, dat zij dat allemaal werkelijk instinctmatig doen. In tropische landen, vooral in Mexico en Texas heeft men gezien hoe zij kwa men aan de zaden van verschillende gras soorten, waarvan zij veel hielden. De mie ren zaagden namelijk met htm kaken de grashalmen vlak boven den grond af, zoo dat zij de zaden, nadat de halm omgeval len was, makkelijk konden oogsten. En zelfs heeft men kunnen waarnemen, dat zij in de omgeving van hun nest alleen één bepaalde grassoort dulden, en zij alle andere grassen uitroeien. In de tropische landen komen zelfs mie rensoorten voor, die paddenstoelen kwee ken, en ook zijn er mieren die op hooge boomen nesten bouwen, waarop zij plan ten laten groeien. De mieren in Europa spelen een groote rol in de zaadverspreiding van verschillen de planten. De zaden van het Maartsch viooltje, de stinkende gouwe en de ranon kel hebben een vethoudend aanhangsel, dat de mieren als een speciale lekkernij beschouwen. De dieren hebben de gewoonte, om die zaden naar schuilplaatsen te slee pen, en zij leggen daarbij dikwijls lange afstanden af, tot zij zich eindelijk in alle eenzaamheid aan deze lekkernij te goed kunnen doen. Niet alleen met behulp van dennennaal den bouwen de mieren hun kunstige nes ten, doch ook vermolmde boomstammen worden hiervoor gebruikt. Deze nesten, die er uitzien als groote zwammen, zijn ook doortrokken door vele gangen. De in de tropische landen, speciaal in Zuid- Amerika, levende mieren maken zelfs nes ten van hun eigen lichamen. Als groote druiven hangen ze aan elkaar en bescher men zoodoende hun gebroed. Ook deze le vende mierennesten zijn met gangen, ge welven en kelders doorkruist. De mierensoorten in de tropische lan den, die zelfs voor grootere vogels en zoogdieren gevaarlijk worden, staan zelf ook aan gevaren bloot; vooral hun snoep- zucht wordt hun dikwijls noodlottig. Er bestaat een soort wantsen, die sterk nar cotische sappen uitscheiden. De mieren worden gelokt door de reuk en werpen zich op die sappen, likken ze op en wor den weldra bedwelmd. Dan worden zij door de wantsen opgevreten. Wij weten, dat ook de Europeesche mie ren „oorlogszuchtig" zijn, en dat zij in vreemde mierennesten dikwijls veel schade aanrichten. De mieren merken aan hun „reuk uniform" of zij leden van denzelfden staat zijn. De oorlogen, die de bewoners van verschillende staten voeren, komen veel vuldig voor. De mieren strijden altijd zeer verbitterd en zijn onvermoeid. Doch ook bij zoo'n strijd ziet men, hoe de mieren van eenzelfden staat er op uit zijn, om doelmatig samen te werken, waardoor zjj elkaar kunnen helpen. Ja hé, je ken nou zoo echt zien dat we weer tegen Sinterklaas loopen zoo in de winkelt, en zoo en de echte Sinterklaas zal nou wel weer zoo liggen te mopperen over al die flauwe kul Sinterklaasen die in de winkels zitten voor reclame en ik geloof dat ik de echte Sinterklaas nog nooit ge zien heb. Maar ik ken een goed middeltje om de echte van de onechte Sinterklaasen te onderscheiden. Want as U nou zoo'n Sinterklaas tegenkomp en U heb er de kans voor dan moet U 'm eens flink op z'n teenen trappen as 't dan zoo'n nage aapte vent ia dan zegt ie vast en zeker een leelijk woord en de echte Sinterklaas mag geen leelijke woorden zeggen, hé?. Nou ik vind 't toch wel een leuke tijd en die juffrouw op kantoor van de krant, u weet wel die aardige, die altijd bij het loket staat, niet die eene, maar die andere, nou die heb nou de p... op Wimpie, want toen ik de vorige keer m'n brief naar de krant bracht toen had ik een doosje en as je dat iemand in de hand gaf dan begon dat doosje te bibberen, nou en dat deed ik ook met die juffrouw, 't leerjochie van de zetterij liet een heel bord zetsel vallen toen ie d'r hoorde gillen. Verdikkie nog toe wat ken dat kind gillen, ze moesten haar bij 't voetballen vast op de tribune neerzetten dan wonnen vast allebei de clubs die tegen mekaar aan 't voetballen waren. En u heb hier natuurlijk allemaal ie Marine-avond gehoord. Nou, ik heb er ook fijn naar zitten te luisteren en toen ik 's avonds in bed lag toen moest ik er nog aan denken en toen heb ik d'r over ge droomd. En nou moet ik Meneer en Juffr. Zijm op Texel nog effe filiciteeren. Ik weet niet of u Wimpie wel kent, misschien leest u me ook wel en daarom natuurlijk een hiep, hiep, hoera van Wimpie en nog een heele hoop jaren hé. Nou hou ik op hoor, want ik moet nog een paar pakjes klaar maken voor Sinterklaas. Daag, tot de volgende keer dan maar weer. Van een eerzuchtigen jongenkoopman en een buitengewone secretaresse. door: ELLEN VRIES Toen Peter van Rothe zich bij H. J. Kremer, de eigenaar van de bekende lin nenfirma, wilde laten aandienen, kwam hem in plaats van den ouden Reghel de particuliere secretaresse, juffrouw Al- brecht, tegemoet. Peter had al van haar gehoord; aardig, knap, maar wel over tuigd van haar waardigheid en van haar intelligentie. Wat eenigszins te begrijpen was, omdat haar chef een onbeperkt ver trouwen in haar stelde. Peter van Rothe had zich daarom gewapend. Hij behoorde overigens niet tot degenen, die zich door een knap gezichtje van hun stuk laten brengen. Bovendien ook in hèm had H. J. Kre mer vertrouwen gesteld, van den eersten dag af, dat zjj elkaar hadden leeren ken nen. Nieuwsgierig keek de jonge donkere man naar het blonde meisje, dat het hoofd fier opgeheven hield. „U moet wachten," zei juffrouw Al- brecht. „Mijnheer Kremer is op het oogen blik bezig." Peter van Rothe fronste zijn wenkbrau wen. „Ik kom van buiten de stad, en ik heb me aangemeld", zei hij geprikkeld." „Ja, dat weet ik", antwoordde juffrouw Al- brecht kort, cn wendde zich toen om. „Gaat u zoo lang zitten," zei zij over haar schouder. Peter ging zitten, zóó, dat hij het aar dige meisje in het vizier had. Zonder dat hij er zich bepaald van bewust werd, be viel het hem, dat zij zoo vlijtig was. Zij scheen er zich niet in het minst om te be kommeren, dat hij in de kamer was. En zoo ernstig als zij er uit zag! Peter zou niet hebben kunnen zeggen, hoe lang hij moest wachten. Eindelijk ging een bel. En pas op dit oogenblik viel het Peter moeilik, om moed te verzamelen en zijn voornemen ten uitvoer te brengen. Onwil lekeurig keek hij naar het meisje, alsof zij hem kracht kon schenken. Haar oogen gleden echter langs hem, en haar ge zichtje had een koele uitdrukking. De chef daarentegen ontving hem uiter mate vriendelijk. Hij was een nog jonge man, die misschien alleen vanwege de groote verantwoordelijkheid voor een groot bedrijf als zijn linnenfabriek, zoo kalm en rustig was. Hij was klein van stuk, en had iets gebiedends, dat echter door de uitdrukking van de intelligente grijze oogen verzacht werd. Hans Joachim Kremer, door het talrijke personeel der firma kortweg „Hajo" ge noemd, schudde Peter de hand, en wees hem een stoel aan. „Is het een bijzondere reden, die u naar mij voert?" vroeg hij, zoo recht op den man af, dat Peter kleurde. „Zeker," antwoordde hij haastig, en stotterde toen: „Ik wilde graag ik zou graag willen dat wil zeggen..." H. J. Kremer glimlachte. „Wilt u misschien rooken?" zei hij, en schoof zijn bezoeker een doosje sigaretten toe. En pas nadat beide heeren zich be diend hadden, zei hij: „En vertelt u me nu maar, wat u op het hart heeft." Duizendmaal had Peter in zich zelf ge repeteerd, wat hij zeggen moest, en hoè hij dat moest aanleggen. Hjj moest salarisverhooging hebben, en nooit zou hij het voor mogelijk gehouden hebben, dat het hem zóó zwaar zou vallen. En zonder zijn verzoek nader uit te leg gen, vertelde hij het doel van zijn komst. Hajo trok zijn wenkbrauwen op, en dacht een oogenblik na. „U krijgt zesduizend, nietwaar?" Buitengewoon, zooals hij dat allemaal in z'n hoofd had, dacht Peter, ondanks de opwinding, waarin hij zich bevond. „Wou u trouwen?" ging Hajo door. „Anders zou u toch uit kunnen komen. Na alles wat ik ervan hoor Iets in hem kantte zich ertegen, dat hij over trouwplannen sprak. Die plannen wa ren toch nog te vaag „Het is niet hetzelfde, of ik hier in de firma werkzaam ben, of dat ik haar in zekeren zin daarginds vertegenwoordig, al is het dan ook een filiaal. Het legt allerlei verplichtingen op Hajo schoof zjjn onderlip naar voren. „Verplichtingen? Wat voor?" Peter van Rothe voelde zijn hart ver sneld kloppen. Ach, 't was duidelijk, dat de chefr niet begrijpen zou, dat je daar ginds als chef moet optreden „Ik heb, zooals u weet zeer terugge trokken geleefd." zei hij nu rustig. „Maar daar ginds heeft men mij als het ware ge dwongen lid te worden van een tennis club. In die club zitten een aantal jonge firmanten. Ik heb me daarvan veel voor gesteld „En is dat in vervulling gegaan? Bent u met den gang van zaken tevreden?" „Laat mij tijd, mijnheer Kremer. U weet heel goed, dat de zaken slecht gaan, te genwoordig," zei Peter, en voelde zich donkerrood worden. „U had allerlei plannen. U wilde nieuwe wegen gaan, om het publiek aan te trek ken. Ik nam eigenlijk aan dat u daarover zou komen vertellen." Peters verlegenheid groeide. Op deze vraag was hij niet verdacht geweest. „Ik ben pas drie maanden daarbuiten," zei hij. „Zulke dingen hebben pas later uitwer king, dat weet u zelf toch ook, mijnheer Kremer." De koopman rookte een tijdlang zwij gend. Dan zei hij, niet onvriendelijk: „Ik zou het in ieder geval beter heb ben gevonden, wanneer u de uitwerking van Uw bemoeiingen had afgewacht, mijn heer Van Rothe. Zegt u zelf is het niet eenigszins overijld om r u reeds Voor Peters oog dook een donker meisjeshoofd op. Onmogelijk wa- het om haar te zeggen, dat zijn verzoek afgeslagen was... Met welk een zekerheid had hij nie beweerd, dat het hem heelemaal geen moeite zou kosten... „Wilt u daarmee zeggen..." begon mj, maar Kremer viel hem in de rede: „Ja. Komt u terug, wanneer u me zeg gen kunt, dat u succes hebt gehad!" Hij bood den jongen man de hand me de woorden: „Mijn tijd is om". „Mijnheer Kremer, er hangt veel voor mij af ik was er zoo vast van over tuigd, dat u m(jn verzoek niet zou afsla^' zei Peter van Rothe opgewonden. concurrent heeft mij dezen zomer re dat salaris aangeboden..." „Wanneer u gelooft, dat u het beter hebben bij mijn concurrent, dan wil r geluk niet in den weg staan." zei Krem koel. Dat was te veel. peter „Ik neem het ontslag aan," zei k°PpiS" (Slot volgt-I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 14