ANNA PAULOWNA IN 1935. Oudejaarsavond-Stratosfeer DERDE BLAD HELPERSCHE COURANT VAN DINSDAG 31 DECEMBER 1935. Reist per W.A.C.O. naar Westfriesland - Hoorn - Edam - Amsterdam 3 X PER DAG Ia dat men mij niet bemerkt. Wie mij zocht, die vond mij altijd, Want 'k heb eiken dag gewerkt. Het gaat en staat niet stil, het oude uurwerk, Dat jaar na jaar de uren samentelt; En straks al weer een volgend (donker?) cijfer In 't tijdentelwerk stil heeft ingesteld. De slinger slingert en de wijzers, zij gaan, Naar 't ons zoo dikwijls schijnt, steeds sneller (voort. Ons weten is te traag om nu reeds te begrijpen, Dat weer een jaar 't verleden toebehoort. Goeden avond, Lezersvrienden! Hier is weer de rym'lary, Die U soms, zoo tusschenbeide, Wel verwachten kunt van mij. Ditmaal vraag 'k niet lang Uw aandacht Niet zoo lang als twee jaar t'rug! Twee jaar moet U even denken... Ach, wat gaat de tijd toch vlug Maar, dét weet U langzaam-aan wel, En vooral op dezen dag, Nu het jaar, dat wij beleven Afscheidswoorden spreken mag. 't Was November, schemerdonker, radio, een [fijne stoel, Echt zoo'n uurtje, waar ik nogal sympathie [en lust voor voel, Dat ik aan het peinzen raakte over 't jaar, het [overzicht, 'n Tijd, die niemand kan doorgronden, [!t sterkste denken kracht'loos zwicht. 'k Dacht er over; zou 'k 't kunnen, zou 'k ('t durven bovenal, Staan in dezen tijd niet immers alle stuurlui [aan den wal Weten z' allen 't niet het beste? Hebben Z' allen [niet een hoofd, !Dat verzint, bedenkt: een mond, die rust en [vreê en werk belooft Schrijven z' allen niet brochures met een 1 (oplossing er inli Krijgen z' allen niet wat aanhang, maar ['t voornaamste nooit: hun zin? Staat er niet een tijdje lang één met z'n [handen aan het roer, Om dan straks weer plaats te maken voor een [and're denkebroer? Zegt U zelf, lijkt dat niet heel veel. op verspilde [energie? Ons ontbreekt ('t is daag'lijks merkbaar) wereld-röntgenologie. In onbekende hoogten. Dus wat anders! Nu ik zat daar. M'n gedachten dwaalden af Over zeeën, door woestijnen, „namen" bergen, [daalden af Iri de diepten van ravijnen, stegen in de (stratosfeer, Zagen alles wat gebeurde, maar... noteerden [dat niet meer, Tot tenslotte zij belandden in een langvergeten rriik- Vol van wonderlijke huizen aan een hoogen [wolkendjjk. In de zeer bijzond're straten, breed en zind'lijk, [liep ik daar Met verbazing rond te kijken naar 't gewirwar [door elkaar, Van de mooist gekleede menschen. 1(dié luidruchtig roepend soms, Op een pleintje samenstroomden, waar muziek 7 [met groote troms Aller aandacht spoedig trok en waar een heer [met hoogen hoed, Met een reuzenstem begon te spreken met veel [vuur en gloed, Na de toespraak volgde stilte. Vrijwel ieder [greep het aan, ('t Spijt me, dat ik 't vreemde taaltje toen zoo [heel slecht kon verstaan), 'k Keek eens op de uithangborden, [lichtreclames, enzoovoort, En was spoedig op de hoogte van hetgeen [daar thuis behoort: Hier woont „Onheil", hier woont „Hoogmoed", [„Mars" en „Onrust", „Water", „Vuur", „De Gebroeders Bliksem-Donder", even verder [bij een muur Stond een groot paleis met klokken: [*t woonverblijf van vader Tijd. 't Was een mengelmoes van namen en in die [verscheidenheid Las ik goden, elementen, 's menschen [(ondeugd-) schaduwkant, Eigenaardige bewoners van een wonderbaarlijk [land! 'k Wilde meer van alles weten; zocht de [buitenwijken op. Daar zag ik ,hoe in een krotje in een (doodarmzalig slop 's Menschen deugden bivakeerden. ('k Vroeg en men vertelde mij, Dat,voor hen meestal geen plaats was... [soms dan gingen, móésten zij Naar de aarde, waar zij werkten, maar er ging [geen dag voorbij Of zij werden t'ruggedreven, d' ondeugd had [daar heerschappij, 'n Enk'le maal verschenen z(j wel in een [prachtig schitt'rend kleed; ('t Was hun eenigste bezitting). Ieder groette [dan, men deed Alle deuren voor hen open en hen wachtte [allemaal Bij hun vrienden (vele menschen) dan een [hartelijk onthaal. Dus zij toonden, dat z' er waren, maar hun [macht was bitter klein. Was men hen toch meer genegen: 't Zou een [and're wereld zijn De verteller ('t was de Eenvoud) zei de verder, [dat vandaag Iets bijzonders zou gebeuren. Vader Tijd zou [immers graag De bewoners van dat landje aan dien mooien [wolkendijk Allen, groot en klein, élite en die uit de [sloppenwijk In zijn groot paleis ontvangen; „voor een [overzicht van 't jaar". U kunt zonder twijfel ook heen! Goed, dan [gaan wij met elkaar. Iu het paleis van Vader T(jd. In de schitterende Eeuwzaal van 't paleis van [Vader Tijd Was het spoedig druk, gezellig, feest'lijke [verscheidenheid Van de prachtigste gewaden, 'k Zag daar [Bliksem en het Vuur, 'k Zag de Zon en 'k zag de goden, 'k Zag van (alles; uur op uur Werd 't schouwspel Imposanter. Al wat macht [heeft op de aard, Was in die zaal tegenwoordig. Arm en rijk [bijeengegaard. Doch helaas! Ook hier was schelding: 't waren [groepjes bjj elkaar, Onderling elkanders vijand: „Soort zoekt [soort" 't was hier ook waar. Vader Tijd kwam statig binnen, 't Werd heel [rustig. Ieder zag Zijn gelaat, waar is het wonder ['n ernstig-strakke trek op lag. Nadat hij had plaatsgenomen, kwamen allen [naderbij, Schikten zich dan rond de tafel, 't Leek [welhaast een schilderij. Vader Tijd vertelde daarop, dat zijn wensch [was, met elkaar Na te gaan wat op de aarde zooal was gebeurd [dit jaar. Iedereen moest zelf vertellen van zijn werk op ('t-wereldrond, Van zijn macht en wat hij alzoo bij de menschen [ondervond. 'k Kan dat alles niet verhalen koos een [paar fragmenten uit; Voor een Oud'jaarsavondpraatje 'n vrij [aantrekkelijke bult. 't Is een oud verhaal, (wie schreef het? ('k Gaf 't een nieuwe mantel aan, Liet wat weg en completeerde: Slechts 't (gegeven bleef bestaan. 't Water spreekt. Ik ging en stroomde onvermoeibaar Van d'allerhoogste bergen neer, Langs klaterende watervallen, En stortte mij in zee en meer. Ik overstroomde vele landen, En beukte dijken, muur en wal Ik vormde vreeselijke bandjirs, Vernielde bruggen overal. Ik droeg de schepen op mijn golven, Verzwolg er vele, wierp ze vaak Op banken, riffen en de stranden, Ja, waar ik kwam, daar schoot ik raak! Ik liet mijn wolken dikwijls breken, Verspoelde huizen, weg en straat, 'k Verleidde talloos vele zwemmers En... „hielp" den „mensch-ten-einde-raad".., Een enk'le „rustpoos" had ik noodig, (Al ben ik nimmer moe of mat), En zie, dan kwamen weer die menschjes Verbeeldden zich van dit en dat. Trotseerden zelfs mijn sterke kaken, Wat heb ik ze vaak beet gehad! Mijn kracht was niet te evenaren, -Ik stuwde alles voor mij heen. En zeker ben ik dus de meerd're! In kracht en vlugheid nummer één! Bliksem's Woorden. Ach, laat dat water pochen, Vader, Daar leeft-ie van! Hoe komt hij mijn verdiensten nader! Zie, wat ik kan! Ik trof de torens van de steden Met woest geweld; Ik zag de boomen, heb gestreden! Ze neergeveld! Ik sloeg de dieren op de velden, En wee den mensch! Liet over hem mijn machtarm gelden, Deed naar mijn wensch! Ik deed hen sidderen en beven En flitste heen! Ontnam iüijh prooien stief het levén Ontzag niét één! Géwis, hier valt toch niet té gissen Naar Heerschers-macht Men zal, dunkt mij, toch wel beslissent „Mtj d'eer gebracht". De Wind Ik heb met medelij geluisterd... (Zoo'n stumper en zoo'n mond!), Mijn buurman reeds in 't oor gefluisterd, Maar nu roep ik het rond: Ik ben de grootste aardbeheerscher! Ik ben het, die zijn wil volvoert! Ik ben de altijd rustelooze, Ik ben het, die de zee beroert! Mijn wervelwinden went'len zuigend, En op hun weg blijft niets bestaan! Orkanen laat ik fluitend jagen Op d' opgezwiepte oceaan! Ik storm met schier ontemb're vlagen! Ik ben de woedende typhoon! Ik werk met onweerstaanb're krachten! Ik ben de gierende cycloon! Ik beuk de schepen! (Wat zei 't Water? Het is een middel in mijn hand!) Met woest geweld ram ik de kusten! Ik doe mijn duren plicht gestand! (En zoo kregen d'elementen Allemaal op tijd het woord, Maar hen laat ik verder rusten, Ga met and're machten voort). De Haat, Gij, die luistert: „Haat elkander-!" 'k Heb dit jaar weer bést gemaaid! En dat is ook niet zoo'n wonder, Want daar heb ik naar gezaaid! Als ik zoo de statistieken Naga van de eeuwen door, Dan kan ik tevreden wezen Want weer dieper wordt mijn voor! En mijn akker wordt niet schraler, Levert honderdvoudig op! Dikwijls heeft mijn „vriendin" „Liefde", 'n Allerheerlijkst zware strop Bah, zoo'n misselijk mirakel Heb ik nimmer meegemaakt. Zij vergeeft en zegent hen zelfs, Die haar hebben fijngekraakt! Nee in mi) schuilt meer karakter 'k Heb een macht, niet één zóó sterk! Daarom wil men doorgemeen wel Mij tot hulp bjj 't levenswerk! En ik zie dus met vertrouwen Weer de toekomst tegemoet! Ha, dat haten van elkander. Doet mijn koude hart zoo goed! Eenvoud. Als ik hier dan iets moét zeggen, Wat ik naliet soms of deed, Dan wil ik voornaam'lijk wijzen Op het diepe levensleed, Dat de menschen zelf zich aandoen Door 't verbergen van hun „zijn" Om voor and'ren groot te wezen Maar helaas, dat is slechts schijn. ,a Door dien schijn zijn zrj gebonden, Off'ren daar hun alles aan, Als zij niets meer konden off'ren, Dan... is 't vaak verkeerd gegaan... En een voorbeeld was... géén voorbeeld „Ach, met mij komt 't zoover niet", Maar 't is dikwijls al te laat als Men zichzelf dan eindiijk ziet: Maar, gelukkig, nog bij velen Ben 'k een graag geziene gast, Daar weet ieder, zonder ophef, Wat en hoe hem 't beste past. 't Ware kenmerk van mijn wezen Hoogmoed. Wat een nederig persoontje! Nou, die brengt het toch niet ver. Nee, dan moet je mij eens kijken! 'n Nachtpit wordt bij mij een ster! Als je niets bent, moet je zorgen, Dat het voor een ander schijnt, Alsof jy hebt te bevelen! Alsof (Plots'llng klinkt er luid gestommel, Iedereen kijkt wat ontsteld, Naar de deur met zware sloten, Die al spoedig met geweld Wordt geopend. Heftig sprekend Komt een troepje in de zaal. Iedereen is hoogst verbolgen, Groot tumult, geroep, kabaal. „Hoogmoed" ziet al daad'lijk kennis, „Ha, daar zijn m'n menschjes al!" Vader Tijd kijkt norsch en zegt dan)t „Hela, daar, dat wordt te mal! Wat zjjn dat voor nietelingen Waar komt al dat grut vandaan 'k Heb ze hier nog nooit ontvangen, Waarvoor dienen zij zich aan? Wat is dat voor binnenkomen? 't Is toch geen manier van doen! Kennen zij soms geen beleefdheid? Weten zij van geen fatsoen?" De Menschen spreken Vader Tijd, wij zijn de menschen, Heerschers op het wereldrond, Wij zijn hier nu eens gekomen, Opdat U uit onzen mond Nu eens zelf zult kunnen hooren, Wat wij kunnen, wie wij zijn, Wat wij hebben uitgevonden. Wat wij kennen, wat,ons brein Door de eeuwen heeft verzameld: Wetenschap op elk gebied! Reeds het feit, dat U vanavond Ons hier allen voor U ziet, Is een resultaat van denken. Maar van kunnen bovendien! De techniek, die wij beheerschen, Is nog nooit zóó grootsch gezien! Wij, wrj bouwden ons een vliegtuig Voor 't gewin der stratosfeer. En het bracht ons veilig hierheen: Niets, neen niets belet ons meer! Want wij wonnen reeds het luchtruim, En ontrukten aan de zee De geheimen van haar diepten! Ach! Wij „zitten" nérgens mee! Want wy klieven hare golven, Varen onder 't oppervlak! Voelen ons bij 't ergste stormweer Knusjes en op ons gemak! Onze dijken? Onverwoestbaar! Onze schepen? Wondersterk! Ach, de zee en haar grimmassen Stellen wij thans paal en perk! En de bliksem? Ook eenvoudig! Vroeger was 't voor ons een straf, Maar nu nemen wij een draadje, Voeren hem naar d'aardkorst af! Misschien bent U niet tevreden Over hetgeen hier werd gebracht, Inderdaad dat is goed moog'lijk, 'lc Heb Uw opmerking verwacht. 'k Weet heel goed: Het moest nog hooger... Hier ontbreekt: 't voornaamste: Eén... Maar... deez' kleine overpeinzing Is bestemd voor iedereen! Ieder zoek', wat hy kan vinden, Mijn taak is zoover volbracht; Naam'lyk deze, dat 'k U even In de Oudejaars-ernst bracht. Goede wenschen. Hooggeachte Lezersvrienden! Als de klok straks twaalf uur slaat En het nieuwe Jaartje, jong nog, Onze huizen binnengaat, Dan is 't tijd voor goede wenschen. Met een opgewekt gezicht Schrijf ik nog de laatste regels Want lk voel het als een plicht, Om weer als de vroeg're malen Namens d'„Heldersche Courant", En een ieder, die zjjn aandeel Daarin heeft met hoofd en hand, U een héél goed jaar te wenschen 'n Jaar, zooals U zelden zag. Dat geluk en kracht en moed geeft, Doch geen tegenspoed of slag! Ook de vele nieuwe vrienden, Die de „Heldersche Courant" Dit jaar feest'lijk mocht begroeten; En hen in het buitenland. Die in ons blad steeds nog voelen 'n üjjerke band met 't Vaderland Wenschen wij het allerbeste! En ik hoop dat nog heel vaak 't Overbrengen van die wenschen Mag behooren tot m'n taak! TH. J. VERBEIJ. j\ VI Hoe vijf of zes crisisjaren hun stempel heb ben gedrukt op den Polder wordt wellicht het beste geïllustreerd door de cijfers over „burger lijken stand" en „loop der bevolking" in 1935, die we hier onder laten volgen. Altijd nog hebben we in de door ons gegeven overzichten mogen gewagen van een groeiende bevolking, al werd het getal dat de bevolkings-aanwas aangaf, regelmatig kleiner. Dit laatste wees ér ai op, dat er bij langeren duur van de crisis-stilstand in dien groei, misschien zelfs vermindering van het zielental zou komen. Nu, aan het eind van 1935, moeten we dan constateerende bevolking van Anna Paulowna gaat in getal achteruit! Dat de crisis, meer in het bijzonder de handelsbelemmering als verschijnsel daarvan, de voornaamste oorzaak van deze achteruitgang is, staat wel vast. We zouden als bewijs kunnen aanvoeren het samengaan van vermindering in groei met het aanhouden van de crisis, wat op verband tusschen beiden wijst, maar meenen vooral I uit de volgende cijfers de gegrondheid van die bewering te lezen. Bevolking op 1 Jan.; 3150 m. 2718 vr. 5868 totaal. Bevolking eind Dec. 3107 m. 2695 vr. 5802 totaal. Met de groote watervallen Wekken wy een sterkstroom op, Die ons dient met licht en drijfkracht. Als wij drukken op een knop! Als 't een tijdje niet wil rèeg'nen, Nemen wij een pompmachien, En besproeien 't land kunstmatig! (Heusch wel aardig om te zien!) Ach, wat is voor ons verborgen Zelfs de sterren en de maan Wegen wij en wy ontleden Waar zij feit'lijk uit bestaan! W(j berekenen planeten, Vóórdat zij nog zijn ontdekt, En die theorie wordt later Door de zekerheid gedekt! Groote, uitgestrekte wat'ren Malen wij eenvoudig droog! En wij wroeten in de aardkorst, Delven rijkdommen omhoog! En zóó zijn wij, ach luister goed! de heerschei" [op de aardej En wie is daartoe meer geschikt. Wie haalt, bij [ons in waarde! Catastrophes. Maar nauw'lijks had dit woord uit j [menschenmond geklonken!, Of plots'ling sloeg een slag, de felste bliksems [blonken, De lucht schoot vuur, het daverde en dreunde, Het dak van het gebouw, het sidderde en [kreunde De zuilen in de zaal, zij wankelden en braken. De muren scheurden weg met oorverdoovend [kraken: 't Gebouw lag reeds in puin, scheen zonder [fundamenten Met donderend geweld vernield door [d'elementen. Op de aarde. d'Aarde beefde, scheurde open, Muren vielen t'rug in steen, Huizen storten in elkander, Menschen vluchtten angstig heen. Schepen werden opgenomen. Door een vloedgolf uit de zee, Werden op de kust geslingerd, Krakend braken zjj in twee. In de mijnen klonk de doodsklok, Gangen sloten zich heel wreed. Afgesloten van de vrijheid Slaakten mannen 'n wanhoopskreet. Stormen gierden door de luchten. Jaagden niets ontziend in 't rond, v Alles met zich medevoerend Wat zich op hun weg bevond Onweer deed de menschen sidd'ren, Immers zijn zij niet in tel. Vuur vond voedsel, waar het wilde, Woedde onweerstaanbaar fel. Kranten schreven: Zware rampen, Bystand is noodzakelijkheid! Doch Slechts zelden klonken stemmen Over onze nietigheid Ten slotte. En het is ook geenszins prettig Daarop juist het oog te slaan, Men haalt niet te pas of onpas Die gedachten nood'loos a' Maar vanavond, Lezersvrienden, Was het goed om dat te doen, Aan de oppervlakte blijven Kon ons nu toch niet voldoen. Menschen staan zoo dikwijls macht'loos Tegen krachten der Natuur, Tegen aanvallen van „bulten". Maar ook tegen... zelfbestuur. Achteruitgang: 43 m. 23 vr. 66 totaal. Deze getallen zeggen wel al iets, maar niet veel. Van meer belang is een beschouwing van de factoren, die het getal van den achteruit gang bepaalden. In 1935 werden geboren 66 j. -(- 81 m. 147 kinderen en overleden 27 m. -j- 24 vr. 51 personen. Het geboorte-overschot was dus 96. Maar dit geboorte-overschot, dat de be volking moest doen groeien, werd teniet ge daan door iets anders, want in 1935 vestigden zich in Anna Paulowna 104 m. en 116 vr 220 pers., maar er vertrokken 186 m. en 196 v. 382 personen. Er gingen dus veel meer per sonen uit den polder dan er zich vestigden. 162 meer, en daardoor verkeerde de bevolkings aanwas, die ontstaan zou door het geboorte overschot, in een vermindering van 162—96 =p 66 personen. j Pessimistische beschouwingen. Juist in de wyze nu waarop de achteruit gang tot stand kwam, zien we grond voor de bewering, dat de crisis daar grooten invloed op had. Het groote aantal vertrekkenden gaf immers den doorslag! In het algemeen blijft men natuurlijk waar men het goed heeft, of men moest het elders beter kunnen krijgen, en in tijden als deze, waarin het vrijwel ner gens goed gaat, is de trek ongetwijfeld naar die plaatsen, waar het het minst slecht is. De conclusie ligt dus voor den hand, dat het groote aantal vertrekkenden in verband zou staan met het feit, dat onze gemeente naar verhouding meer van de crisis heeft te lyden dan vele andere plaatsen. Over het algemeen, de polder als geheel gezien, is dat ook zéker zoo, maar gaan we op de onderdeelen, op de verschillende bestaansmiddelen letten, dan blijkt die conclusie toch niet altijd volkomen juist te zijn. Dat deel van den polder, waar landbouw en veeteelt den boventoon voeren heeft het wel slechter dan vroeger, maar over het géheel niet minder dan in andere streken. De veehouder, die zich aangepast heeft aan de gewijzigde omstandigheden, zal het in het algemeen al weer, in 1935 niet beter," maar ook niet minder hebben gehad dan het vorige jaar. Wat ni,et weg neemt, dat de uitkomsten in dit bedrijf nog altyd bedroevend zyn. Even, by «jen stijgenden kaasprijs, was er een vleugje van opleving, maar de melkprys bleef te laag. Zy, die op een gemengd bedryf, b.v. aard appelen teelden, waren misschien slechter af dan degenen, die met varkenshouden wat ge lukkig waren, maar er was weinig aanleiding om in dit bedrijf elders naar beter te zoeken. En nog minder was daarvoor reden in het oos telijk deel van den polder, waar de landbouw door' een goeden oogst zelfs iets meer werk gelegenheid gaf, dan een paar jaar geleden en het loon niet lager, misschien zelfs iets beter is, dan in soortgelijke streken. Ook hierbij dient natuurlijk in 't oog gehouden, dat we alles in groote trekken bezien, niet allen even gelukkig waren en we niet mogen concludee- ren dat 't goed gaat als het alleen wat min der slecht gaat. Alleen door de betere oogsten en met loontoeslag, kan men wat meer werk laten verrichten en vaak waren dit werkzaam heden, die in de allerslechtste jaren waren blijven liggen (slooten opknappen b.v.). Maar slechter dan in andere landbouwstreken is het in den Oostpolder zeker niet, en al waren er misschien enkele vaste arbeiders minder dan in tijden van welvaart, de oorzaak van den grooten trek naar buiten, zullen we elders moeten zoeken. De bollencultuur. De bollenstreek, Breezand, kreeg in den polder den ergsten klap van de crisis en voor dit deel mogen we zeker zeggen, dat die klap harder aankwam dan in andere streken, ook dan in andere bollenstreken. Vooral na 1924 maakten de bollen van 't arme Breezand, in korten tijd een welvarende streek, kwamen de jaren, waarin de hulzen, noodig voor den groo ten bevolkingsaanwas, bij tientallen verrezen, de jaren, waarin alles kon, omdat er goed geld verdiend werd Men liep in sommige ge vallen wel eens wat al te hard van stapel en toen de crisis kwam, bleek het fundament van de welvaart geen stevigen grondslag te zjjn gewees. De bedrijven waren nog zoo jong, vaak te gVoot opgezet of te snel uitgebreid en daardoor uit hun krachten geroeid, toen ze door de crisis getroffen werden. Ze hadden niet den ruggesteun van het oude gevestigde bedryf, dat het toch ook al door den bijzonde ren aard hard te verduren kreeg en soms ook zyn de bedrijven hier nevenbedrijven van die uit „de Zuid". In 't laatste geval had bjj de inkrimping de concentratie plaats naar de be drijven in de oude bollenstreek en kwam hier dus naar verhouding meer land buiten cultuur, terwijl daar in dezen tijd zoo moeilijk een an dere teelt op uitgeoefend kan worden, die eenigszins loonend is. Vooral in dit jaar is dat gebleken nu velen met hun byteelt al heel slecht zjjn uitgekomen. Niettegenstaande dC oogst goed was en de afname der bollen ook (uitgezonderd de vroege soorten) kwam men met de saneeringsprtjzen, waar jle heffing voor de afname van het surplus afgaat, niet aan den productieprijs tóe, vooral omdat hét bedrijf niet volwaardig als bollenbedrjjf in werking is. Het bedrijf is veelal te duur van opzet, om op het overige land een kosten dekkende teelt uit te oefenen, laat staan, dat die teelt het vérlies op de bollen goed zou n aken. Elk ander gebrnik van den grond vraagt bovendien veel minder arbeid dan de bollenteelt. De inkrimping van de bollenteelt is dan ook zeker wel, om weer tot ons uit gangspunt terug te keeren, de groote oorzaak van vermindering van werkgelegenheid. In an dere bedrjjven mag eens een enkele werkman minder zijn, enkelen, die bij de Zuiderzeewer ken waren en hier zijn blijven wonen, mogen nu weer naar hun heimat zjjn getrokken, mis schien ook hebben verscheidene meisjes een betrekking gezocht buiten de gemeente, maar het meerendeel van hen die den polder ver lieten kwam ongetwijfeld uit Breezand, waar door de veranderde omstandigheden veel te veel arbeidskrachten waren. Een paar kwee kers trokken met hun gezinnen naar Enge land; het geringe loon bjj werkverschaffing en de kleine steun pij werkloosheid, deed vele ar beiders verhuizen naar plaatsen waar een en ander voor hen iets gunstiger was en van hen, die in den bloeitijd van Breezand hierheen wa ren gekomen, gingen er misschien pok enkelen nu maar weer lievér terug naar de plaats waar ze oorspronkelijk .vandaan kwamen, ook al was het daar dan niet beter, maar toch ook njet slechter dan hier. We zeiden in het begin, dat de lange duur van de crisis z'n stempel had gedrukt op deh polder en noemden in het voorgaande reeds verscheidene gevolgen van den slechten tijd. Maar op velerlei ander gebied manifesteerden die zich ook nog. Om b.v. iets te noemen, dat dagelijks zichtbaar is, hoeveel stiiler is niet het verkeer langs onze wegen, de bedrijvig heid overal. De middenstand. De algemeene, voortgaande verarming trof den middenstand natuurlijk mee en deze on dervond in 1935, evenals en misschien nog meer dan andere bedrijven, dat de lange duur van de crisis de reserve, voor zoover ze nog aanwezig waren, dat het by den dag moei lijker wordt het hoofd boven water te houden. Een vermindering van de bevolking doet den middenstand zeker geen goed, want het aantal middenstanders zelf vermindert niet zoo gauw. Zij verweerden zich ook dit jaar weer tegen het koopen buiten de gemeente, ver zonnen attracties in den St. Nicolaastyd en hielden een middenstandstentoonstelling om de menschen te bewegen hier hun geld te beste den en hadden daar ook wel succes mee. Schoolbezoek. Éen vermindering dér totale bevolking heeft als regel ook een vermindering der school bevolking tot gevolg, maar door verschillende factoren is het één lang niet alijtd evenredig aan het andere. Werd het aantal leerlingen van school 1 (Kleine Sluis) iets meer van school 2 (Bree zand) en school 3 (Oostpolder) verminderde het en voor laatstgenoemde school heeft dat tot gevolg dat er in het volgend jaar een leer kracht minder les zal geven. Het leerlingen aantal van de r.k. school in de Spoorbuurt en van de school met den bijbel, bleef stabiel, maar op de r.k. school in Breezand nam de bevolking zoo toe, dat daar een lokaal aange bouwd moet worden. Huisvesting. Bij een vermindering van bevolking behoeft het niet te verwonderen, dat er thans eenige huizen onbewoond zjjn. De woningbouwver- eeniging heeft met medewerking van den mi nister de huren kunnen verlagen en heeft dan ook niet met dit euvel te kampen. De nieuw bouw was begrijpelijk maar gering: 9 woon huizen, 3 dubbele woonhuizen, 1 met winkel en 1 winkel, wat schuren, 3 slachtplaatsen en 2 benzinestations met wat aan- of ver bouw van woonhuizen en een uitbreiding van een tooneelzaal was alles, terwijl de bouw van Veerburg werd voltooid. De gemeenteraad Vfcrleende maar aan 2 personen een voorschot voor den aankoop van een plaatsje (in gevolge de bepalingen van de Landarbeiderswet), terwijl dat aantal in 1929 wel 22 was. Het vereeniglngsleven, Ken heel slechten invloed hadden dit jaar de tijdsomstandigheden ook op vele vereeni- gingen. Van verschillende hoorden of zagen we niets meer, zjj verdwenen zoo maar. De andere hadden allen min of meer met leden verlies te kampen, doordat de contributies bezwaarlijk op te brengen zijn. De vereenigin- gen kwamen daardoor en door hot verrain- Alle Inlichtingen bij de agenten en de chauffeurs derd bezoek van de uitvoeringen vaak finan cieel in de knel. Het verminderen van het be zoek en de verlaging der entréeprijzen blijkt ook uit de vermindering van de opbrengst der vermakelijkheidsbelasting, die nu maar ongeveer 1450 was, of nog 200 minder dan het vorige jaar, toen ze ook al in verge lijking met andere jaren kleiner was. Zooals altijd, bleven de beste leden in den regel hun vereeniging trouw en van achter uitgang in de prestaties bi) uitvoeringen, enz. was dan ook over het geheel nog geen sprake Wij wijzen met genoegen nog op het op treden van het gezelschap van mevrouw De BoerVan Ryk in de zaal van den heer Slik ker en van den redenaar Schermerhorn ln Veerburg, waardeeren de pogingen van de zaalhouders om het publiek van Anna Paulowna iets goeds te brengen en stellen daar direct naast den durf van „Ormenlo", de tooneelvereenlging, die het aandurfde ln dezen tijd, ter herdenking van haar 15-jarig bestaan, een tooneelwedstrijd te organisee- ren en daarmee ook zorgde, dat daardoor van goede tooneelspelkunst was te genieten. Van belang achten we eveneens, dat zoo wel de heer Jonker, door den bouw van een geheel' nieuwe zaal, als de heer Slikker door den uitgebreiden aan- en verbouw van diens zaal de gelegenheid hebben geschapen om een groot publieke datgene te laten genieten, wat het voorheen alleen buiten de gemeente kon vinden, of waarbij het eerder genoegen moest nemen met een omgeving en een acco- modatie, die lang niet altyd en in alle om standigheden aan zelfs maar matig gestelde eischen voldeed. Hopen we alweer, dat die gelegenheid in de toekomst veel en goed be nut wordt. Dat behalve „Ormenio", ook andere ver- eenigingen, niettegenstaande het vaak moei lijke bestaan, zich niet laten ter neer druk ken bleek b.v. uit de resultaten die vereeni- gingen als „Concordia", „Kunst en Eer", „De Tango", „Soli Deo Gloria" en „Dokev." op concoursen en wedstrijden wisten te be reiken. We herinneren ook nog even aan de Floralia-tentoonstelling en aan het houden van cursussen voor algemeene ontwikkeling en het leeren van Esperanto, aan de oprich ting van een zwemclub en een vischclub. Jeugdzorg. Een verheugend verschijnsel is zeker ook, weinig mogelijk de dupe te laten worden van te betrachten zuinigheid als noodzakelijk gevolg van de slechte tijden. De ouders der kinderen van school II bleven uit eigen mid delen een leerkracht aan die school hand haven, waarschijnlijk (we weten den uitslag naar het onderzoek hiernaar nog niet vol ledig) zullen zij ook in voldoende mate be reid zijn hun steentje bij te dragen, opdat naast het geneeskundig schooltoezicht ook de tandverzorging op school kan plaats vin den. En wees de opening van het consultatie bureau voor zuigelingen er ook niet op, dat men juist in dezen tijd in de eerste plaat» aan het opgroeiend geslacht blijft denken? De arbeid van Polder- en Gemeente bestuur. Zagen we in het bovenstaande terug op geestelijk verweer tegen den verlammenden druk van de laagconjuntuur en merkten er uit op, dat niettegenstaande de slechte tijden toch belangrijke maatregelen zjjn genomen en waarschijnlijk nog zullen volgen ter bescher ming van de gezondheid der kinderen, wa mogen nu eerst wel eens gaan wijzen op wat polder- en gemeentebestuur ondernamen om de werkloosheid, het allerergste kwaad van de crisis, te bestrijden. Zeer belangrijk was het besluit, alle wegen stofvrjj te maken, wat aan velen werk verschafte en nog verschaft, temeer daar aan het teren een verbetering van het wegoppervlakte vooraf gaat. Werd de polder zoo al voor een groot deel van een goed wegennet voorzien, er werden daarbij nog andere werkzaamheden uitgevoerd, die werkverruiming gaven en verbeteringen in hielden. De bruggen in den Stoom weg werden vernieuwd, een enkele brug weggenomen en ter plaatse een duiker gelegd, de opritten naar de Driebruggen werden veel verbeterd. Toch kon dit alles evenmin als de reeds ge noemde mogelijkheid om te laten werken met loonbijslag, niet verhinderen dat er vrijwel het heele jaar door nog tal van werkloozen wan en bedroevend was, dat niettegenstaande pogingen het op het oude peil te mo handhaven, van hoogerhand verordineufc werd het werkverschafflngsloon met 1 ct. per uur. te verminderen, nadat in het voorjaar een verlaging van 27 c. op 25 o. weer wa» herroepen. Voor de toekomst misschien van groot be lang was de medewerking van den raad, inzake de liquidatie van de Coöp. Bloem bollenveiling en het oprichten van de N.V, Bloembollenveiling. Het gemeentebestuur nam van de liquidatie-commissie de gebouwen voor 10.000 over, besloot deze ook voor 10.000 aan de op te richten N.V. af te staan en deze som als le hypotheek te verstrekken. De nieuwe N.V. bloembollenveiling, waarvan de oprichting spoedig is te verwachten, daar geen belemmeringen daartoe meer ln den weg staan, kan dus met een schoone lei beginnen, daar ze niets heeft uit te staan met de vorige veiling. Dat kan vooral voor de toekomst van belang zjjn, schreven we, want al is de om zet van dit jaar maar ongeveer 96.000 ge weest, er z(jn teekenen die er op wjjzen, dat b(j herstel van normale verhoudingen Breo- zand ln de bollenteelt weer een goede plaats zal innemen, waardoor de veiling dan vooral een instituut van belang voor deze streek kan zjjn. Nu er minimumprijzen zijn vastge steld en men dus overal vrijwel hetzelfde moet betalen, blijkt het dat koopers steeds weer de Breezander bollen prefereeren. Voor de bedrijven uit andere streken wor den op contract hier de bollen geteeld. Dat belooft dus waarschijnlijk al iets meer werk (het planten gaf dit al) in het komende Jaar, maar achten we vooral, zooals we boven reeds opmerkten, een verheugend verschijnsel voor de toekomst, We zouden met dit optimistisch gedeetts ogs overzicht willen besluiten, waren er niet eenige gebeurtenissen, die we toch zeker ook dienen te vormeiden, doch die niet of minder geschikt ln verband waren te brengen mat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 9