Modepraatje
PAG 4
ZATERDAG 22 FEBRUARI 1936
Gekleede japon voor a.s. moeders.
VKK 1808.
Gedurende de maanden, dat a.s. moe
ders een japon van bijzondere coupe moe
ten dragen, is een gekleed model zeer ze
ker welkom. Het ontwerp, dat hier ge
geven wordt heeft een diepen onderslag
en kan gemakkelijk wijder gemaakt wor
den door het verzetten der knoopen. La
ter worden deze weer naar den zijkant
terug gebracht en figuurnaden aan voor-
en achterzijde op taillehoogte aange
bracht.
Het model, dat doorgaande banen heeft,
kan van fluweel of stof gemaakt worden
én heeft wit cloque of satijnen volants.
Patronen verkrijgbaar in de maten 42,
44 en 46 ft 0.58.
Overall.
VKK 1809.
Inplaats van de meest gebruikte overall
geven Wij hier een model weer,., dat een
geheel ander effect heeft en over den rok
gedragen word, bij koud weer wordt er
een jumper onder gedragen. Het wordt
gemaakt van effen materiaal, dat wasch-
en kleurecht is en kleedt bijzonder aardig.
De ruimte onder het rechte schouderstuk
wordt meerdere malen ingehaald of ge
smookt.
De mouwen zijn ruim aan den pols en
men ziet hier niet de traditioneele man
chet, doch eveneens een gesmockt of in
gehaald stukje.
•- Opgestikte zakken. Om het geheel wat
gekleeder te maken, wordt er een passen
de strik opgedragen.
Patronen verkrijgbaar in de maten 42,
44 en 46 0.58.
Gekleede japon.
VKK 1802.
Zij, of satin-cloqué en andere fijnere
weefsels zijn voor meer gekleede japon-
De halsafwerking is apart door de mooie
met zijde uitgevoerde strook, die aan den
bovenkant eenige malen wordt ingerim-
peld. Klein splitje met aan weerszijden
een mooie knoop, die met een klein
koordje verbonden worden. Het boven
stuk is tot op de heupen aangeknipt,
waarover aan vóór en achterzijde de baan
wordt gestikt, die in een scherpe punt
eindigt.
De rok valt naar den zoom toe in lichte
klokken.
Patronen in de maten 42, 44 en 46 ver
krijgbaar 0.58.
Damesjumper.
B 15.
Ben. wol 270 gr. Lengte 53 cm. Omtrek
onder armen gemeten 85 cm, lengte
monwnaad en manchet 52 cm.
Dikte wol 13 st. in 5 cm. Uitvoerige be
schrijving. 0.25.
nen de aangewezen materialen, ook flu
weel, mits minstens de breedte van den
onderkant houden, leent zich voor deze
Japon.
„Maar, cipier, ik heb zoo veel meer
licht."
BONT ALLERLEI.
Indien men een kleine badkamer heeft;
neemt een tafel te veel ruimte in beslag.
Aan den breedstên muur wordt in net
midden een kleine spiegel gehangen,
hieronder een plank bevestigd, die later
geverfd kan worden en waar allerlei be-
noodigheden op geplaatst kunnen worden.
Aan weerszijdei. hiervan /orden twee
handdoeken gehangen, b.v. ook door hou
ten tegen den muur te bevestigen, waar
door zooveel mogelijk gewoekerd wordt
met de ruimte. Een heel zacht geel ge
verfde badkamer, ook plank en handdoe
kenhangers maakt een bijzonder aardigen
indruk, vooral als er groen linoleum
op den grond komt. Het electrische licnt
komt van een plafonnier, die geen scha
duw verspreidt.
X i
Koffie- en theepotten moeten btf voor
keur van aardewerk of percelein zijn,
niet van een of ander metaal. Zoowel thee
als koffie nemen heel gauw een smaakje
aan, indien de pot van binnen niet bij
zonder schoon gehouden wordt.
Steenen potten worden van tjjd tot tijd
uitgekookt met zeepwater en wat soda,
daarna met een kopjeskwast langs de
binnenwanden gaan, de tuit met het spe
ciaal voor dit doel bestemde borsteltje
schoon maken en de gaatjes open houden.
Eerst met kokend en daarna grondig
met koud water naspoelen.
Alluminium theepotten worden met
zeepwater, doch niet met soda schoon
gemaakt en de binnenkant uitgewreven
met een fijn metalen sponsje, dat men
ook voor pannen bezigt. (Niet de koperen
pannenlappen
Thee- en koffiepotten, die tijdelijk niet
gebruikt worden, zet men weg met een
bodempje thee of- koffie.
Indien tandenborstels niet langer ge
schikt zjjn om de tanden te poetsen, wor
den ze in een sodaoplossing of in water
stof-superoxyde gedesinfecteerd, gespoeld
en gedroogd; daarna voor speciale doel
einden benut.
In de eerste plaats zijn ze dan nog uit-1
stekend om de naden tusschen zool en bo
venleer uit te borstelen, als zich hier slijk
of stof heeft verzameld; om bewerkt zil
ver of koper na het inwrijven uit te poet
sen en nog voor verschillende andere din
gen.
HET „ZWIJGENDE KLOOSTER"
VAN IERLAND.
Dublin: Slechts weinigen weten, dat men
in Ierland, in de eenzaamheid van het
Knockmelson Gebergte, een klooster kan
vinden van de Cisterciensors, waar de
kloosterlingen in zeef. strenge afzondering
van de buitenwereld leven. Enkele mijlen
rond het kloostergebouw loopt een prik
keldraadversperring, '-.welke het iedereen
onmogelijk maakt het klooster te naderen.
Het klooster zelf ligt op den hoogen Mount
Mollereau, een dér hoogste bergen in het
Knockmoison Gebergte. Er wonen ongeveer
honderd geestelijken en novicen.
lederen morgen om vier uur luidt de
klok van de kleine kapel, waarheen de
monniken zich spoeden zoodra zij van hun
harde legerstee zijn opgestaan. Na de
plechtigheden in de kapél spoeden zij zich
naar hun arbeid.
Tijdscnriften en couranten mogen de
geestelijken niet lezen; met elkaar spre
ken is hun eveneens verboden.
Eenmaal per week mogen twintig bede
laars de gast zijn van" de kloosterkoks. Zij
krijgen dan een warmen martijd en wor
den zoo noodig van kleeren voorzien. Daar-
de buitenwereld nimmer iets van het kloos
ter op den Mount Mollereau te Weten komt.
staat het in geheel Ierland bekend als „een
„geheimzinnig klooster".
KONINGSGRAVEN OP- WINDSOR
v CASTLE.
3 -V r. V o s V j. 5
In de vorige eeuw kregen de leden der
Engelsche dynastie een nieuwe begraaf
plaats. Sedert meer dan 800 jaren is het
Slot Windsor, gelegen aan. de rechterzijde
van de Theems, de residentie der Engel
sche koningen. Hun graven Zijn echter
niet in eèn kérk tif kapel-mei elkaar ver
eend, doch zijn op rWee'' plaatsen in het
slot en het park hier om heen liggend,
verdeeld. De St. George Kapel werd reeds
in de 15e en 16ë eeuw gebouwd. Haar
vensters zijn door het kostbare gebrand
schilderde glaswerk, dat eeuwen oud is,
een. kunstwerk op zichzelf
In het koor der kapel zijn bijgezet Hen
drik VIII, Jane Seyraour, Karei I, die in
Januari 1649 werd onthoofd, en Hendrik
VI. Feitelijk behoorden hun graven in de
Westminster Abdij,, aoch' het was hun
laatste wilsbeschikking in .het Windsor
Castle te worden, begraven.
Koning Hendrik VII liet' omstreeks 1500
een kapel bouwen, welke door Koningm
Victoria wérd omgebouwd en thans nog
zoo bestaat. De naam Albert Memorial
Chapel herinnert ons aan den gemaal der
koningin, Prins Albert von Saksen-Co-
burg-Gotha. Naast het graf van den in
1861 gestorven prins-gemaal staat de sar-
cophaag van Koningin Victoria. Verder
rusten hier haar zoon, Koning Edward
VII, de Hertog van Albany, de' jongste
zoon van Koningin Victoria en de Hertog
van Clarence (overleden (1892). Hier in
deze kapel is ook Koning George V bij
gezet. Onder de kapel bevindt zich het
Royal Tomb House. De toegang hiertoe
vindt men slechts door de St. George
Kapel. In het Tomb House liggen begra
ven Koning George III, George IV en Wil-
liam IV met hunne kinderen.
„U vraagt heel wat geld voor mijn por
tret in olieverf."
„Ja, olie is niet goedkoop. Ik wil het
wel in mag'arine schilderen?"
„STROOMEND BIER IN ALLE
KAMERS!"
De ietwat twijfelachtige roem, een v iv
van bierdrinkers te zijn, (wat de Duit
schers luidens statistieken reeds
lang
niet meer zijn) moeten wij thans aan s
aldaar
VoIgens
Denen toeschrijven. Vóór kort is
een hotel geopend, welke geheel
de nieuwste eischen .werd gebouwd. Op -j
eerste en tweede klasse kamers vindt nie*
niet alleen warm en koud scroomend wa°
ter, doch ook stroomend bier, dat da'
en nacht in een speciaal reservoir worrft
koel gehouden. Door middel van automa
tische schakelaars kan de garant zje
hoeveel bier de gasten drinken.
De uitvinding van het bierreservoir e
de bierkranen in de vertrekken moet wor"
den toegeschreven aan een Deensch civiel
ingenieur, die momenteel pogingen in het
werk stelt zijn uitvinding in het buiten,
land ten nutte te maken.
„Ik .voel me te moede alsof ik mijn
kleermaker zou kunnen dooden. Die
knaap verschijnt elke week met z'n reke
ning voor me."
„Waarom betaal ja hem dan niet
den schok zal hij niet overleven."
HET LONDENSCH ATHENEUM"
JUBILEERT.
Ook Dickens was er lid van.
De beroemde „Atheneum Club" te Londen
viert dezer dagen haar 150-jarig bestaan.
Tót de Club kunnen slechts diegenen toe- j
treden," die naam hebben gemaakt op het
gebied van kunst, wetenschap, litteratuur,
enz. De club mag niet meer dan 1200 leden
tellen. Een der beroemdste leden was de
enkele dagen geleden overleden Ruyari
Kipling, die' reeds op 23-jarigen leeftijd
tot dé Club toetrad.
Een der eerste voorzitters der „Athe
neum Club" was Walter Scott. In de lo
kalen, welke de Club gebruikte, wanneer
de leden bij elkaar kwamen of vergaderin
gen hielden, schreef Charles Dickens en
kele zijner wérken.
Onder de leden van de Club bevinden
zich thans nog o.a. Lord Kitson. Admiraal
Jellicoe was eveneens lange jaren lid der
Club. De leden der „Atheneum Club" be
schouwen zich, evenals die der Fransche
Academie, als „onsterfelijk".
MINDER HUWELIJKEN IN FRANKRIJK
Zoo juist zijn verschenen de jaarlijk*
sche statistiek over de bevolking van
Frankrijk. Het jaarverslag ziet er ditmaal
niet bijzonder rooskleurig uit. Terwijl in
de eerste negen maanden van het jaar 1934
nog 219.000 menschen in het huwelijk tra
den, verminderde zich dit aantal in het
vorig jaar met 10.000. Van den anderen
kant is het aantal echtscheidingen gèste-
gen en wel met ongeveer 1000. In 1934
werden 14000 huwelijken wettig ontbonden;
in 1935 noteerde men 15.000.
Ook het aantal der geboorten vermin
derde in het afgeloopen jaar. In 1934 toon
de de statistiek nog 517.000 geboorten aan;
dit aantal bedroeg in 1935 *9x.000. Het
aantal sterfgevallen steeg met 18.000. Had
Frankrijk in 1934 nog een klein geboorte
overschot te "noteeren, in het vorig jaar
werd dit een minus van ruim 9000. De
in de statistiek nog ontbrekende drie
maanden zullen aan deze cijfers weinig:
kunnen veranderen.
De Franschen kunnen den terugging
in het aantal gesloten huwelijke;, zelf niet
verklaren. Sommigen beweren, dat de oor
logsjaren hier nog schuld aan zijn, doch
deze bewering is onredelijk, daar de oor
logsjaren reeds bijna twintig jaar achter
ons liggen en op zulk een leeftijd plegen
de Fransche jonge menschen gewoonlijk
niet te trouwen. De werkelijke reden zal
misschien hierin te zoeken zijn, dat de
Fransche regeering tot dan toe niets heeft
gedaan om de jongelieden tot een christe
lijk huwelijk aan te moedigen, zooals b.v.
door extra toeslag. De gevolgen aal z(l
evenwel zeil moeten dragen.
A