sI DE GEBROEDERS „GOOCHEM" Lt Raadsels ZATERDAG 22 FEBRUARI 1936 PAG. 7 die ve!T hond". daf®mmei° genoeg spreek ik haar nooit Verkeerd verbonden. Schaduwspelletje met de handen. Ruiihoekje. Nieuwe Raadsels. niTTERTJE vensweken betreft, weet ik nieta ee&te 'e%lag in een.grote mand met mijn meer. broertjes en zusjes en werd ge moed1^; tulcje door een meisjesstem, tv-ek' u kt 'zei; „O, vader, wat een schat toen had geweten, hoe die- oral als Marjoleintje uit school dan geen zin heeft om met me en en het dan haar broertje Look ui1 te Sknappen, die daar ook niet altijd laat °P vinden ig, zodat ze me dan maar voor te en er zich niets van aantrek- thui3 la.k naar buiten moet, dan was ik ken. 0 met haar gegaan. Maar helaas... vast meniet met de helm geboren, dus ik ik ben Dit tg maar een grapje hoor, ghtë eten, dat ik krijg, is heerlijk en want ing ig uitstekend. Ik denk er de V9ok niet over om weg te lopen, hoe- da" °iin moeder iedere dag tegen me zei: til ie poten nog eens onder een "ndermans tafel steekt, loop je met drie anders zou ik het haar wel vertel- meer' il{ binnen kwam, zei de moeder len. Toen dikwijls tegen me mopperen van Marjoleintje: ..Ach, wat een plaatje, kijk !^den"Maar Marjoleintje had mij ge- WTOXUGi „ör.Virtr»crH tiroo Tlr war»* kregen :'a" toch eens, wat een schattig plaatje, ik geloof, dat hij een kanjer zal omdat zij verhoogd was. Ik werd soortement kistje neergevleid en het goede leventje begon. De eerste dagen scharrelde ik door de keuken, de gang en de hulskamer. In de huiskamer staat alles op poten en toen tertijd buiten mijn bereik. Gek, in dezelf de kamer leven mijn baas met zijn fa milie eigenlijk een etage hoger dan ik. En juist op die hogere verdieping bergen de menschen koekjes, vlees, room en an dere lekkernijen op. En in de keuken, nou, daar lopen ze vlak langs je neus met zalig ruikende dingen, dan hoor je even flang"! en dan is het spoorloos verdwe nen en dan zegt de grote vrouw: „Zie zo". Behalve toen ik eens een biefstuk zonder „flang" spoorloos heb laten ver dwijnen, toen zeiden de groote vrouw, de baas en de kleine vrouw helemaal geen lieve dingen tegen me. Maar lekker was de biefstuk wel. „Als zij aan tafel zitten, moét ik al tijd in mijn mand, want het kistje werd te klein en ik heb nu een grote mand gekregen. Hun monden gaan dan steeds open en dicht, het is leuk om vanuit mijn mand er naar te zitten kijken. Toen ik groter werd leerde ik trappen lopen en mocht ik met de groote vrouw mee naar de kamers van de kinderen. En toen ik ééns in de kamer van Marjo leintje op een breed, groot ding allemaal kleine zachte dingen zag liggen, waarop ik wilde springen, toen gilde de grote vrouw: „Ga je weg, Spunkie, denk om de poppen van Marjoleintje". „Nu moeten jullie weten, dat ik naar die wezens helemaal met omkijk, de ene is grijs met een heel lange jurk, dat maar goed is ook, want zij heeft van die gekke dunne benen, en de andere doet niets anders dan lachen. Bah, wat een wichten. Ik sprong toen van het grote ding weer op de grond, waar de grote vrouw zei: „Gauw naar beneden in je mand." „Daar had ik niet veel zin in, om alleen naar beneden te gaan, maar iederen keer zei ze: „Versta je me niet, stoute hond, ga je nu naar beneden!" Tenslotte heb ik het maar gedaan. Des middags is het heerlijk, dan mag ik met den baas mee, die gaat met zijn motor T" Jkantoor en lk mag in de zijspan zitten. Iedereen kijkt naar me en je be- grupt, dat de baas en ik dat erg prettig vinden. Nu gebeurt het wel eens, dat mijn eme vrouw en haar broertje onder het eten ondeugend zijn en dan krijgen zij een standje van de grote vrouw. Als dat ook niet helpt, begint de baas te moppe ren, maar ik houd zo veel van hen, dat ik die boze stem niet uit kan staan. Maar ik heb er iets op gevonden. Ik spring dan op zijn schoot en als hij er niet aan denkt, geef ik hem een likje in zijn gezicht. Dat mag natuurlijk niet en hij moet dan naar de waschtafel om zijn gezicht te was- schen en meteen is zijn boze bui over. Vinden jullie dat niet knap van me, dat heb ik zelf verzonnen. Opzitten, eten uit de linkerhand, een pootje geven en vooral voeten vegen als ik uit ben geweest, hebben zij me geleerd en ik vind het prettig om die kunstjes goed te doen. Zoo, nu weten jullie het een en ander uit mijn „hondenleven", wat eigenlijk een heerlijk leven is. Ik moet uitscheiden met vertellen, want ik hoor de motor van den baas om de hoek van de straat aankomen, dus ik moet gauw naar de voordeur, om hem te begroeten. Dus tot de volgende keer maar. Dag! Denken jullie nog maar eens aan je vriendje Spunkie. Hieronder de filmband „van verkeerd verbonden" zooals de plaatjes onder eikaar geplaatst moesten worden. Er zijn van die aardige figuren, die wij op de muur kunnen toveren met schadu wen. Je moet je handen in het volle licht houden, maar zoo dicht bij de muur, dat de schaduw van je handen goed duidelijk op de muur valt En dan kun je allerlei figuren en dieren te voorschijn toveren. Hier zien jullie een drietal voorbeelden afgebeeld. Wat duidelijk kun je de poes, de zeemeeuw en de koe herkennen, vinden jullie niet. De kunst is nu, als je eenmaal de vorm te pakken hebt, om dan te oefe nen de bek open en dicht te laten gaan, want bijv. bij de koe is dat heel gemak kelijk omdat je alleen je pink maar een beetje naar beneden te bewegen hebt, om de koe een kauwende beweging te laten maken. Bij de meeuw is dat niet moge lijk, maar hier kun je proberen de vleu gels heen en weer te laten gaan, om hem dus te laten vliegen. En de poes? Ja, een poes kwispelt niet met zijn staart, zoals een hond, hoewel je de staart woedend heen en weer kunt laten slaan, wat zij bijvoorbeeld doen als er vogeltjes in de tuin en zij er niet bij kunnen komen, dat zullen jullie toch allemaal wel eens heb ben gezien. Nu, oefenen jullie maar flink. Het is ook prettig om zelf nog verschillende die ren te proberen, bijv. een konijntje met twee lange oren en deze op en neer te bewegen. Wie wil ruilen: 20 Haustbonnen en 24 Haustbonnen, tegen 20 Verkade's bonnen Hans de torenkraai en 24 Hille's bonnen. D. C. v. d. WEL, Zwaanstraat 8a. (In de steeg). OPLOSSINGEN VORIGE RAADSELS. L Thee. IL Schrikkeljaar. III. Hefboom, stamboom, spoorboom. IV. Rekentafels. Goede oplossingen ontvangen van: Harmpje de V„ Jan L„ Loesje F„ Eddie v. d. P„ Cor L„ L. v. G„ Lena v. Z„ Mar- tien B„ Chris L„ Nico S., Johanna K., Stientje B„ Aster, Tienie en Neeltje C., Coen C„ Reiniertje B„ Rie de K., Harry du P., Martha du P„ Jantje K„ Lene M., Anjelier, Klavertje Vier, Riena Sch„ Jeanne G„ C. B„ Tinie en Beppie V., Zil verschoon, Willem Sch„ Herman H„ Lena H„ Teetje B„ Bram S„ Maartje S„ IJs brand S„ F. Z„ Fietje K„ Marine B„ Fia v. B„ Rini V., Hekn M„ Truus M„ Kas M., Riek M.; Truusje, Hennie, Anna, Gerrit B„ Klaas P., Tlny B„ Joop K„ De Rode Pimpernel, 't Blauwe druifje, Nellie K., D. C. v. d. W„ Bertha en Henny B„ Micky Mous, Arie H„ Marietje P., Annie M, Nettie H„ Jo V„ Fransje v. E„ Jac. D., Piet N„ Piet D., M.da de B„ Joop v. B., Jet v. A„ Evie H„ Coba der H., T. H„ Toon T„ Cor R„ Annie v. H. L Wat is het eerste, dat men in zjjn tuin zet? H. - Wie heeft tanden en kan niet bijten? in. Hoe meer je van hem weg neemt, hoe groter het wordt. Wat is dat? IV. Het is weg, het blijft weg en toch ia het er. Wat is dat? 22. Sst, daar kwam ze aan; ze liep een Jong varkentje ®P te Jagen. Het beestje rende Bchichtig van de ene ant naar de andere en piepte angstig. Pat had veel Ust 001 op Keetje toe te vliegen, maar bedacht zich och. als hij haar een pak slaag gaf, zou er heel wat *°°r hem opzitten en dat had hij er niet voor over. kr%en doe lk Je toch wel, kat, siste hij, nogal e ohaftig om zo'n diertje te sarren. 23. Keetje was zo in haar werk verdiept en maakte zo'n lawaai, dat ze het geritsel niet hoorde, toen Pat behoedzaam naar voren kwam. Zij liep Pat's schuil plaats voorbij en vlug haakte hij zijn kunstgewrocht achter aan haar ceintuur. Toen het varkentje zijn hok gevonden had, was de juffrouw haar plagerij blijkbaar moe, want ze wandelde weer naar het erf alsof er niets was gebeurd. 24. Het was schafttijd voor het boerenpersoneel en dan kreeg een ieder een kom melk op het erf. Toen Keetje nu kwam aanwandelen ging er een oorverdo vend gelach en gebrul op. Woedend keek ze om zich heen; wat hadden die mensen allemaal te lachen? Was er soms iets geks aan haar? Ze bekeek haar poppen wagen aan alle kanten, maar bemerkte niets buiten gewoons.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 23