OU® POPULAIR BIJVOEGSELVAN DE HELDERSCHF COURANT Van het nobele gilde der hofnarren. I moiecj AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN Een merkwaardig beroep uit de Middel leeuwen VOOR DE ZATERDAG 7 MAART 1936 Spitsboeven en gauwdieven waren er onder Door: Dr. H. RIEDEL. Ua de kruistochten vond de mode, om hofnarren er op na te houden, ofschoon deze reeds in den Germaanschen tijd be stonden, aan alle hoven ingang. Iedere vorst, die iets beteekende, moest er hof narren op nahouden. De meesten had Czaar Peter de Groote, n.1. bij de honderd, die bü bi verschillende klassen indeelde,' en onder wie ook eenige Bojaren van be tekenis waren. Echter niet alleen vor sten, maar ook andere hoogstaande per sonen hielden er narren op na. Over het algemeen, zoo wordt om streeks het midden der 18de eeuw ge meld, zijn er aan het hof twee soorten van narren, n.1. zij die zichzelf lieten beet nemen, en degenen die anderen beet nemen. Het was dus aan de narren zelf, welke betrekking zij. wilden bekleeden. STT Üefiken' wat ze wilden. Ook heb ben de hofnarren soms iets goeds tot gtocht, aooM „„S raad gaven en tegelijkerüjd politieke dwaasheden verhinderden. De narren waren dikwijls tegelijk zak kenrollers, goochelaars en toovcnaa-s. oo had, volgens de overlevering, Keizer Menzel in Praag een hofnar en heksen meester, n.1. Zytho, die bij een groote nar ren- en goochelwedstrjjd den hoofdkunste naar van de tegenpartij tot op de schoe nen opat. en hem dan, tot algemeene hila riteit van de toeschouwers, weer uitspuw de. Zytho moet ook van gedaante hebben verwisseld en de ledematen van andere menschen in de ledenmaten van het een of andere dier veranderd, hebben, en der gelijke kunststukken meer. (Het ging maar zijn later verzamelde grappen, dwaasheden en zotte invallen invallen, zijn sinds 1572 gedruk en in vele oplagen verspreid. Een van de eerste hofnarren, tevens een van de beroemdste, was Kalen- berger, die aan het hof van Otto den Vroolijken, hertog van Stiermarken ver toefde. Tot zijn specialiteit behoorde de woordverdraaiing (precies zooals bij Tijl Uilenspiegel). Vele geschiedenissen zijn daarvan bekend. Beken was hofnar Gund- ling, die in het begin van de 18de eeuw te Berlijn aan het hof van Frederik Wil lem I leefde. Hij was uiterst verwaand, bezat een onweerstaanbaar komisch uiter lijk, had een reusachtige pruik op en liep met belachelijke ooievaarstappen opge blazen van trots rond, en was erg aan den drank verslaafd. Daar maakten de hovelingen gebruik van. Ze voerden hem, zoo ze maar kon den, dronken en dan begon hij tot aller vermaak te disputeeren. Men prikkelde hem, en schepte dan in zijn uitbarstingen van woede het grootste genoegen. Daar bij was hij een zeer geleerd man en in zijn wezen eigenlijk gesloten en ernstig. Hij was gedeeltelijk een vrijwillige en ge deeltelijk een onvrijwillige hofnar. Men haalde zeer onaangename grappen met hem uit. Een van de minst boosaardige was deze: Toen hij eens als gast gevraagd werd, zette men hem in een draagstoel, waar van de zitting en de bodem zoo waren in gericht, dat ze onderweg eruit vielen en Gundling moest een grooten afstand in de draagstoel loopen, daar de dragers vol gens hun opdracht, zich heelemaal niet aan zijn protesten stoorden. Toen hij stierf werd hij in een kist, in den vorm van een wijnvat begraven, dat aan beide kanten opschriften had als b.v.s „Hier ligt in zijn huid, Half mensch, half zwijn, een wonderding.., Dit dierbare kind is Gundeling". Het instituut der hofnarren vond onge veer in het midden van de 18de eeuw haar einde. Men beschouwde ze plotseling als niet waardig genoeg, en hield zich met meer beschaafde genoegens onledig, zooals bals, tooneelspelen, enz. Grappenmakers om den broode. Onder hen bevond zich een groote me nigte gewone grappenmakers, die tot al- gemeenen spot dienden, alleen om hun hongerige maag te kunnen vullen. Soms 'waren er ook schandknapen, booswichten, Godslasteraars, kwaadspekers en de grootste vuile moppen tappers onder. Vele vorsten hebben ook echte idioten tot hofnarren gemaakt, en in hen genoe gen geschept. Dan waren er nog de licha melijk mismaakten. De tijden waren niet erg gevoelig. De narren moesten de vorsten helpen den tijd te verdrijven en hen pp te vroo lijken. Vele hofnarren die men verder in de klassen van de eigenlijke hofnarren en in de hoogere, die. van de „vroolijke raads lieden" moet verdeelen, waren van een uiterst grof gehalte. (Zooals b.v. Claus Narr) Ze zeiden eenvoudig alles wat hen voor den mond kwam, en deinsden voor de grofste moppen niet terug. Een uitzon dering waren de hofnarren van den Prui- sischen Koning, Frederik Willem, die in toom gehouden werden en wien het niet geoorloofd was al te gemeene streken uit halen.) Van alle markten thuis. Er waren er onder hen echter ook, die zeer geestig en grappig werden. De hof narren hadden dikwijls, al stond over het algemeen hun beroep nu niet bepaald in aanzien, grooten invloed aan het hof. On der den schijn van domheid konden ze alles zeggen, wat een ander zich niet durfde veroorloven. Hun zotheid redde ken. Ja, er waren genoeg verstandige menschen, die zich dom en waanzinnig Voordeden, om datgene te zeggen en te daarbij natuurlijk om suggestie.) De kro niek vergeet niet mede te deelen, dat hrj eigenlijk met lichaam en ziel aan den dui vel verkocht was. Beroemde narren. Ieder van de historisch bekende hofnar ren had zijn eigenaardigheden, en van ieder zijn bijzondere streken bekend. Vele grappen, die heden nog in de moppen trommels staan,, zijn afkomstig uit het repertoire van deze middeleeuwsche nar ren. Een van de beroemdste narren, die het geheele gilde tot eer strekt, was Kunz von "der Rossen, de vroolijke raadsheer van Keizer Maximiliaan, die hem zoo waardeerde, dat. hij geen oogenblik zon der hem kon zijn.. Hij. was buitengewoon geestig, en tegelijkertijd 'zeer verstandig en had deze betrekking gekozen, of- schooon de hoogste eerebaantjes voor hem openstonden, om zoo zijn meester, aan wien hij met roerende trouw ver knocht was, beter te kunnen dienen. Hij vermeed de leelijke streken van de overige hofnarren en toch, een teeken van den toenmaligen tijd en van hun opvat ting, maakte ook hij soms grappen, welke ons tegenwoordig onbegrijpelijk ruw voor komen. Zoo liet hij b.v. te Augsburg, om den Keizer te vermaken, een varken aan een paal binden, daarna alle blinden der stad bij elkaar roepen, ieder een knuppel geven en liet ze erop slaan, waarop de blinden dan niet alleen het varken, maar ook elkaar dapper sloegen. Claus Narr, die vier keurvorsten dien de, was wel een van de bekendste hofnar ren, van het heele tijdperk der reformatie. Hg was een nar van de grofste soort, Uit dén uitslag der. enquête, welke ik u in het vorig artikel gaf, blijkt duidelijk hoe groot de invloed van pers en radio is. Het kan niet -ontkend worden, dat dëze"Bêiae~Tnsteffingen"t.u:v/ de algemeene ontwikkeling; bij Jhët ,kiöd;-.eèn groot aan-.: deel hebben;: Dït'->moet Êft.i. 6hk t'öt ;nadeh-'- iten stemineh. Pers en radio, onderwijzers mede, én nog wel in een vorm, diö bij de jeugd zeer in den smaak valt. Ook de bio-. scoop heeft een groot aandeel in déze ont wikkeling. Het onderzoek leerde mij dan ook, dat het stadskind, dat uit den aard der zaak gemakkelijker toegang verkrijgt tot déze instellingen van 'onzen tijd, meer algemeene ontwikkeling bezit dan het plattelandskind. i De kwestie, waar het om gaat is ech ter deze: Is de mensch gebaat met alge-, meene ontwikkeling? Het antwoord op^deze vraag moet m.i, niet moeilijk te geven zijn. Ik zou zeg gen: „Zonder twijfel heeft de mensch van thans een flinke dosis algemeene ontwik keling noodig om te slagen in het leven. De strijd om het bestaan wordt bij' den dag moeilijker. De besten hebben nog een geringe kans, de sukkelaars blijven meer dan ooit achter. Wie zijn kind de grootst mogelijke kansen van succes in het leven wil meegeven, zorge, dat hetgoed besla gen ten ijs komt. Op grond hiervan bén ik dan ook een voorstander van het krantiezen voor kin deren. Ik schaar me daarom aan de zijde der inzenders (sters), die in „De Helder- sche Courant" op mijn vraag: Zult gij uw kind:de krant laten lezen?" bevestigend hebben geantwoord. Het kind moet iets weten van de groote gebeurtenissen, die rondom hem in de wereld gebeuren? Een andere -kwestie is echter dezeGeven onze kranten deze dingen wel in een vorm, die voor het kind geschikt is? En dan gé- loof 'ik, dat daar nog al wat aan ont breekt, Een krant wordt niet allereerst voor het kind, doch voor volwassenen uit gegeven.: Berichtgeving, verslagen, - artike len, enz; zijn allemaal ingesteld óp vol wassen lezers. Voor kinderen staat ér in deze kolommen veel te veel, dat zij niet zullen begrijpen. Sarcasme, ironie en der gelijke Ontgaat kinderen. Het gevaar is, dat zij voor waar aannemen, hetgeen vol wassenen reeds bij den eersten oogopslag „door hebben". Een inzendster heeft opgemerkt," dat zij met éen gerust géwëten de Heldersche Courant van het begin tot liet einde durft te laten lezen door haar kinderen. Inder daad, zij heeft volkomen gelijk. Ik zou dit ook durven. Maar, dan zijn we er nog niet mee. Be grijpt het kind ook alles? Ik gelbof het niet. En dat nu vind ik jammer. Geen kind zal een beschouwing over den Vol kenbond geschreven, voor volwassenen, lezen, of althans er na lezing, iets aan -hebben. Zinsbouw, gebruik van woorden .met moeilijker begripsinhoud en niet lig gende in'jde „sfeer van het" kinderigk- begrijpen, vormen de belemmering. Alleen de illustraties met niet al te moeilijke onderschriften, hebben dan ook maar waarde voor het kind. Ieder ouder kan de waarde hiervan verhoogen, deor zijn kind een flink teekencahier te schen ken, waarin het de illustraties dezer krant kan verzamelen. Ik zelf laat dit door een tweehonderd meisjes van 1418 jaar reeds enkele jaren doen met stijgend suc ces. .Het is verbazend, met hoeveel lust de kinderen dit werk doen en hoeveel kennis er op deze wijze éen zeer prettige verworven wordt! De redactie van dit blad heeft gerui- men tijd in het bijvoegsel een hoekje voor de kinderen opgenomen, waarin de belang rijkste feiten uit het wereldgebeuren wer den gegeven. Ik schat de beteekenis daar van zeer hoog. en hoop, in het belang van al haar jonge lezers (essen), dat zij op dezen weg zal kunnen blijven voortgaan. Vooral ten opzichte van de meisjes hecht ik aan dit werk groote waarde. Hoeveel meisjes komen later te staan aan de zijde van een ontwikkeld echtgenoot. De ervaring leert telkens weer, dat voor een gelukkig huwelijksleven, wederzijds berijpen van elkaar van het hoogste be lang is. Een vrouw moet het werk van haar man weten te waardeeren, moet er over kunnen praten, moet inzicht hebben in de moeilijkheden ervan, enz. Dat behoeft niet te beteekenen, dat zij minstens evenwel kennis ervan bezit! Maar ongelukkig het gezin, waarin man en vrouw over hun werk nooit met elkaar kannen praten! Ook de vrouw moet ontwikkeld zijn! Vroeger werd dit niet zoo aangevoeld. De tijden zijn echter ook in dit opzicht heel wat veranderd! Een allereérste voorwaarde voor de waardeering van elkanders werk is be langstelling. Welnu, laten wij die bij het kind zooveel en zoo vroeg mogelijk aan- kweeken. Belangstelling voor het mooi% het edele, voor het leven, voor de gebeur tenissen op de aarde. Bij brood alléén zal een mensch niet leven!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 17