PAG. 6 ZATERDAG 7 MAART 1936 SIIRTJ Mijn vriend Casimir. J 'T Beste jongens en meis/es. Vandaag heb ik een verrassing voor Jullie, eigenlijk een verrassing voor de tekenaars onder m'n vriendjes en vrien dinnetjes, want de oliefant, die je van daag in jullie hoekje vindt mag je vol gende week, netjes getekend en gekleurd, inzenden. De beste tekening wordt dan beloond met een boek. Aan de slag dus, jongens en meisjes, zie dat je het boek verdient. De tekening is heus niet zo moei lijk en het kleuren is natuurlijk een kwes tie van smaak. Ik ben benieuwd hoeveel artisten er onder m'n vriendjes en vrien dinnetjes zijn. Met de raadsels is deze week het boek gewonnen door: JOOP VAN BOMMEL, •v, Parallelweg 73. *t Blauwe Druifje. De zon is als een magneet, Blauw Druifje; als ze schijnt, trekt ze je naar buiten. Ze maakt je vro lijk, net als het draaiorgel, waarover je versje gaat. Over dat versje gesproken, 't Is aardig, aieen heb je het rhythme niet vol gehouden. Lees het zelf nog maar eens rustig na, ik heb er hier en daar nog iets aan veranderd, maar goed is het nog niet helemaal. Toch kan je aardig rijmen en ik vind het leuk dat je zo trouw bent. Zié daar staat In de straat Een orgelman. En hij zwaait. En hij draait. Aan het wiel, wat hij kan. Hoor, een wijs, Reis op reis, Klinkt steeds maar door. 't Bromt en bast Uit de kast, En streelt het oor. Om met spoed, Dra te voet. Te doen reppen tot dans, Door de jeugd, Die tót vreugd Weldra waarneemt de kans. Loeki en Leon v. d. Wal, Den Haag. Dat gaat met je rapport-cijfers excelsior, Loeli, steeds naar boven, je vader zal het wel fijn vinden, dat z'n kleine jongen zo goed z'n best doet, want je bent natuurlijk nog wel een kleine jongen. Mijn oudste is zes jaar en dus net zo oud als jij, ik kan me dus goed indenken, hoe jij bent en ons jongste jochie is pas drie jaar geworden en dus bijna van de leeftijd van Leon. Ook onze kleine Jaap praat nog zo koddig, z'n oudere zusje en broertje hebben nooit zo mal krom gebabbeld. Fijn dat je een fiets gekregen heb, hè? Maar denk er om, ver geet niet, dat je benen in de eerste plaats gekregen hebt om er mee te lopen, hoor. Annie van Haaien. 't Was zeker het eerste boek dat je in de wacht sleepte, Annie. Nu, iedere keer weer dat je een boek wint ben je er even blij mee. Ten minste ik vind het nog altijd fijn als m'n boekenvoorraad met een boek verrijkt wordt Madeliefje. Pas op, Madeliefje, niet te gauw tevreden zijn over je werk, hoor, je briefje zag er wel netjes uit, maar je schrift kan toch nog veel regelmatiger worden. Een verontschuldiging dat je „geen mooie hand" hebt is erg goedkoop. Je best doen en niet tevreden zijn, voordat je het net zo netjes doet als dat meisje uit je klas dat zo keurig schrijft en daar om geprezen wordt. Dat heb ik nu eens fijn met je kunnen bepraten, hé, zonder dat de anderen weten wie jij bent, dat is het voordeel van een schuilnaam. Geertje de Vroome. Ja, nu zijn er nog heel wat vriendjes en vriendinnetjes, die iedere week hun babbeltje met me houden, maar nu de dagen lengen en het weer be ter wordt om buiten te spelen, slinkt straks zienderogen de belangstelling. Dan spelen de Annie, Marietjes, Jopie's, Kezen en Japen weer buiten. Gelukkig, want dat is het gezondste. Annie Moor, Die misselijkheid was zeker nog de nawerking van de Texelse bootreis, Annie Dat gehobbel-bobbel op het Marsdiep kan je draaierig maken als of je een half uur lang in een draaimolen hebt gezeten. Wat zijn die sneeuwklokjes mooi, hè? Tjip kwam er vorige week ook opgetogen mee thuis. Rika Bakker. Als alle kinderen mee deden, Rika, die iedere week de raadsels oplossen, ik geloof, dat ik meer dan een dag werk had om alle briefjes te beant woorden. Telkens schrijven vriendjes ot vriendinnetjes me: „Meneer, ik had allang mee willen doen, want de raadsels los ik allang op, maar ik zond nog maar steeds niet in. „Ook ik vind Je rijmpje aardig, Rika, en neem het dus hieronder op: Grootmoe heeft een aardig huisje, Met een grote tuin er om. O, wat staan daar mooie bloemen. 'k Mag ze plukken, als ik kom. En dan pluk ik een heel mooi bosje Voor mijn moesje, telkens weer. En dat zet ik ze in een vaasje, Op het vensterbankje neer. Rika Bakker, 11 j. Truus Brinkman. Dat je me enige weken niets hebt laten horen is niet erg, Truus, dat je broertje zo ziek geweest is, Is verdrietiger, maar gelukkig, hij knapt alweer op en nu de zon 's morgens al zo vroeg door het venster lacht, nu zal hij wel weer gauw zover beter zijn, dat hij naar buiten kan wippen, net als de konijntjes. Heidebloempje. Er is een tijd geweest, dat er niet één jongen of meisje uit jullie buurt meedeed, Heidebloempje, maar toen het eerste schaap over de brug was, volg den er spoedig meer en nu heb ik „een heel bosje" vriendjes en vriendinnetjes in Oud Den Helder. Jeanne Grande. Je hebt het lelijk te pakken gehad, Jeanne, je voelde je zeker wel „draaierig" toen je voor het eerst weer je neus buiten de deur stak, maar dat gaat wel spoedig over en als je straks weer twee dagen op school zit, is het net of je nooit ziek geweest bent. En dan de Paasvacantie is ook alweer in zicht. Loesje Flotat. Ik ben bang, Loesje, als ik er mee begin om in poezie-albums van jullie te schrijven, dat ik dan vandaag of morgen wel de hele dag mag zitten rijmen en daar heb ik heus geen tijd voor. Rie de Klerk. Nee, je oplossing van het derde raadsel was niet goed, Rie, hoe wel het goede woord wel zat in de oplos sing die je gaf. Een katuil-vlinder bestaat niet Het onbekende meisje, dat me het raadsel zond van „een steen en nog een steen", heeft helemaal wat van dat derde raadsel gemaakt. Een katuil aap of katuil-vlo gaf ze als oplossing. Nu, zo erg was het niet, hoor. De Rode Pimpernel. Dat verhaal van je is geloof ik wel goed, Rode Pimpernel, ik heb het gedeeltelijk gelezen, doch heb op het oogenblik geen tijd er nog vijf mi- ten aan te besteden, bovendien is het niet geschikt voor 't Kinderhoekje, meer een kort verhaal voor de groten. Ik zal het bewaren en nog eens rustig helemaal lezen, denk er alleen om dat copie voor de krant niet aan twee kanten beschre ven wordt en dat je voortaan wat ruimer uit elkaar schrijft. Alida de Bruyn. Dat heb je er van als je je moeder plaagt, dat je beter raad sels op kan lossen dan zij, Alida, dan is de eerste de beste oplossing die je daar na instuurtfout. Want de oplossing van het eerste, was geen klok, zoals je ziet. Ja, ja, meisjes die hun moeder pla gen Bertus de Bruyn. Vind je dat geen lollig werk, Bertus, Houtjes hakken? Ik geloof, dat ik het fijn gevonden zou heb ben toen ik zo oud was als jij. 't Is ge woon een onderscheiding voor zo'n kleine (of mag ik dat niet zeggen?) jongen als Nu, jongens en meisjes ik ben aan het eind van m'n latijn, of liever, van jullie briefjes, tot volgende week zullen we ho pen. Catrientje Laan. Ik had reeds een punt achter de briefjes gezet, Catrientje, toen daar Donderdagavond de „smaak volle verrasing van jouk wam. Ik heb ze ker een plaatsje in de verjaardsagsalbum gekregen, hè, dat je m'n geboortedag zoo goed onthoudt? Hartelijk dank, hoor, ik vond het wat leuk. Kinaervriend door CARLY VOS. Is hij een dierenvriend? Verzorgt hij z(jn dieren goed? Houdt de hond van hem? Kennen jullie mijn vriend Casimir? Nu, jullie zien hier boven het verhaal drie vragen staan, die jullie moeten beantwoor den, als je gelezen hebt, wat ik van mijn vriend Casimii ga vertellen. Hij is een groot dierenvriend, tenminste dat beweert hij zelf. Laatst was ik eens bij hem thuis. Zijn huis is vol dieren, vooral vogels. In allerlei kooien hangen zij op de onmogelijkste plaatsen. Hjj heeft kanarievogels, pape gaaien, duiven, maar ook een vinkje, een sijsje, spreeuwen, nachtegalen en wat zeggen jullie daarvan zelfs een paar mussen. „Maar Casimir!" riep ik ontsteld uit, „ben je helemaal gek geworden? Om alles ter wereld, waarom „Waarom?" Casimir wierp mij een ver achtelijke blik toe en zegt: „Omdat ik van dieren houd. Daarom! Ik weet wel, dat men de wilde vogeltjes in het bosch niet mag vangen, maar ik doe het toch en zo bescherm ik de arme vogeltjes voor hun vijanden. En die twee mussen zien zij er niet mooi dik uit? Nu die mussen krij gen bij mij tweemaal zoveel te eten als zij in de vrije natuur kunnen vinden!" „Ja, zie je dan niet, dat het arm. zich nauwelijks er in draaien kan?" „Maar die arme vogeltjes zijn toch hun vrijheid gewend, Casimir! Zie je dan niet hoe treurig zij hun kopjes laten hangen?" „Ach, Je bent niet goed wijs," zegt hij. „Hun kopjes laten hangen? Dat komt, omdat zij nog niet begrijpen hoe goed z\j het bij mij hebben, en daarom zou ik Neen, jongentje, ik zal de diertjes wel aan hun verstand brengen, dat zij het bij mij duizendmaal beter hebben, dan in de vrijheid." „En dan binnen, Casimir, die goudvis..." „Vind je die niet prachtig?" „Ja, zeker, maar de kom waarin hij zwemt is veel te klein!" „Te klein?" „Dat arme dier? Laat mij niet lach De arme vis voelt zich bi) mij heel goed8"' zjjn gemak, dat begrijp 30 niet, maar dal! kan ik niets aan doen. Misschien heb ook wat aan te merken dat ik buiten eet waakhond aan een ketting heb liggen?" „Er zijn veel mensen, die er een ketting hond op na houden, maar als de hond zijn waakdienst volbracht heeft, laat men hem vrij rond lopen. Dat doe jij natuurlp ook, ik weet „Jjj weet niets," zei Casimir nijdig. „Een kettinghond is een kettinghond. Dm hij hoort aan de ketting. Wat denk je, i ik zin heb 'edere dag gescheurde broeken te betalen?" „Als hij zo vals is, moet je er voor zor- gen, dat hij in zijn vrijheid geen kwaad kan stichten." „Ach, praat niet zulke onzin. Trouwen! Nero voelt zich aan de ketting best i zfln gemak. Sinds vier jaar zit hj) er i aan vast. En hij is zoo heerlijk vals en b terig. Zelfs ik durf niet in zijn nabpeii te komen!" „Omdat hij je haat!" „Hij mij haat Maar waarom zou 1 hond mij haten? Van mij krijgt hij tod dagelijks zijn eten?" „Omdat je het arme dier zijn leven stolen hebt. Verbeeld je je soms dat het dier geen gevoel heeft?" „Wat ben je nijdig!" „Casimir, kun jij je niet in het gerot! van dat arme, gekwelde, vastgebonda dier indenken?" „Gevoel? Neem mij niet kwalijk weet je- wat je bent? Volslagen krant' zining. Een mens heeft gevoel, maar een dier... och kom!" Dat is Casimir, mijn vriend. Ik heb i overdreven. Hij is, denkt en voelt a ik het jullie verteld heb. En zeggen ju# nu zelf: Is Casimir een dierenvriend een dierenbeul? Ach, ik vrees, dat er in ons land W heel veel Casimirs rondlopen, zoals deze; SrT. t Meester: Waarom kom je zoo l* op school? Leerling: Ik ben door een bij ga ken. Meester: Waar? Leerling: Dat kan ik niet zegge"' Meester: Mooi zoo ga maar zitte Leerling: Dat kan ik ook niet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 22