Een eierdop als wereldbo' PAG. 6 ZATERDAG 14 MAART 1936 'T JUTTERT.ïe lü De benauwde droom van een plaaggeest. De ongehoorzame Joop Wat een schrik. Pit Beste jongens en meisjes Een en twintig olifanten lagen er van middag op m'n bureau. Er waren gele en zwarte, roodbruine en donkerbruine en groene en grijze bij. Enfin, In alle kleu ren lagen de prentjes daar. En de keuze? Die was niet moeilijk. Met z'n drieën heb ben we die keus bepaald en gezamenlijk waren we het direct over dezelfde teke ning eens, vermoedelijk een kunstenaar in de dop. Het was, want ik zal jullie niet al te lang in spanning laten verkeren: HENK TJITTES, O. Kerkstraat 9. Je tekening was zo goed van kleur. Henk en zo uitstekend uitgevoerd, dat ik hem een plaatsje op het Redactie-kantoor heb gegeven. De gelukkige winnares van het boek voor de raadsels was: JANNIE DE VROOME, Wagenstr. 22. Je ziet, Jannie, ik heb vandaag je schuil naam niet gebruikt. Volgende week wel hoor, maar vandaag moest de naam van de gelukkige winnares natuurlijk in volle glorie in de krant Je briefje zag er al netter uit dan het gedaan heeft. Zie je wel, dat je beter kon. Berha en Henny Brouwer. Papperlepaps, Bertha, ik wilde dat ik Donderdag bij jou te gast was geweest, doperwtjes, met aard appelen en biefstuk en pudding met anna- nas na, daar ben ik dol op. Maar ja, je was jarig, dan mag je wel wat lekkers hebben. Fijn dat je moeder zo lief is om te eten wat jij dan graag wilt. 't Zal Don derdag een feestdag geweest zijn voor je hart en voor je maag en voor de kinderen op school, die je tracteren mocht Nog wel hartelijk gefeliciteerd, hoor. Lena v. Zandwijk. Je zal een beetje in spanning zitten, Lena, op welke school je komt, want dat is toch wel belangrijk. Je moet het me maar eens gauw schrijven of je op 6, 7 of 10 terecht gekomen bent en bij wie je zit SienJ Visser. Waar kom je vandaan, nieuw raadselvriendinnetje, uit Indië of uit Amsterdam? Of kom je soms uit de Pol der waar de „molenwieken lustig gaan?" Jeanne Grande. Wat je met dat jongens pakje moet doen, Jeanne? Nu, trek het aan. Maar welk jongenspakje bedoel je eigenlijk, 't Is me alles even duister wat je schrijft De Rode Pimpernel. Nee, Rode Pimper nel, ik heb je verhaal nog niet gelezen, en toch begin ik vaak 's morgens om 7 uur te werken en ben meestal niet voor 10 uur 's avonds klaar en desniettegenstaande, vermits, nochtans ontbreekt me de tijd voor ander werk dan het direct noodzake lijke. Je moet begrijpen dat vooral in deze tfld met z'n geweldige spanningen en z'n massa's copie, heel veel zorg en aandacht gevraagd wordt. Ik beloof je echter, zodra ik een gaatje kan vinden Je verhaal door te lezen en te zien of het geschikt is voor plaatsing. Anna Baars. Kom voor den dag met je leeftijd, Anna, als je onder en boven de wet bent, veertien jaar, mag je een schuil naam gebruiken, maar geen madeliefje, want die bloeit al in m'n tuintje, dus stuur me een andere bloemennaam. Hier volgt je versje: WAT EEN SCHIK. Kleine Pietje en zusje Nel Zouden eens wat spelen, 't Kijken in een prentenboek Gaat wel eens vervelen „Kom", zei Piet, „kruip jij nu weg, Dan zal ik je zoeken, zeg." En die lieve kleine zus Kijkt naar alle hoeken Ha! Daar heeft z' een plaatsje, Hoor, Nu moet broer haar zoeken „Hier vind broer me zeker niet", Denkt ze en roept: „kom nu maar Piet.' Madeliefje. Frans Groote. 's Jonge, Frans, daar heb jij je nu een aap gezocht met de winkel- Week en daar gaat een ander met de prijs schoot! ,,'t Most niet magge", zou een ken nis van me zeggen. Fransje v. Engel. Dat had je me eerder moeten vertellen dat je jarig was, Fransje, daar kom ik weer met m'n gelukwensen als een cadeautje na St. Nicolaas. Je ver wacht het op de dag zelf en dan ben Je er het gelukkigst mee, zoals jij met je tweelingpopjes, die je oma zo netjes aan gekleed had met manteltjes en mutsjes en waar bovendien tot Je verrassing het vol gende leuke rijmpje bü was: Zie eens poppenmoeder hoe netjes w{j zijn. Dat is ter ere van Uw verjaardagsfestijn. Hartelijk gefeliciteerd van de tweelingzus jes. Met stevige handdrukken en 100 kusjes. Wij bieden U een paar bloempjes en daar bij de wens, Wordt een lieftallig en een gelukkig mens Een prettige dag en nog menig Jaar. Is de wens van het poppentweelingpaar. Marietje Kapitein. Je was niet zuinig met je papier, Marietje en je was niet zuinig met inkt, zal je voortaan ook niet zuinig zijn met je letters? Ik „dach" moet nog een „t" hebben, hoor en ik „losde" de raadsels op moet je voortaan ook met een „t" doen. En dan, er zijn wel tantes, maar geen „omes", dat zjjn doodgewone „ooms". Ach, ach, wat een opmerkingen, hè, en dat aan een vriendinnetje die voor het eerst meedoet. Ja, dat komt omdat ik zoveel met je op heb. Tot volgende week dus. Rini Visser. De grijze kleur van Jouw olifant was wel goed, Rini, maar als jij ook die tekening van Henk had gezien, dan had je er eveneens geen moment aan getwijfeld wie het boek verdiend had. Annle Moor. Gelukkig, Annie, b(j jou ben ik niet te laat met m'n felicitatie, want jij bent a.s. Dinsdag pas jarig. Bewaar deze hartelijke gelukwens met je 12e levens jaar dus onder je hoofdkussen en haal hem er Dinsdagmorgen onderuit, want voor die dag is hi) bestemd. Een fijne, fijne dag, hoor. MIckey Mouse. Ik heb er over gedacht je briefje aan den sportredacteur ter be antwoording te geven, Mickey Mouse, want ik moet je eerlijk zeggen, dat ik van de voetbalsport geen verstand heb. Ja, zet maar geen grote ogen van verwonde ring op. Heus er loopt hier in Den Helder nog iemand rond die niet weet of H.R.C. winnen of verliezen zal, die niet weet hoe de stand is van de clubs en die toch 's nachts rustig kan slapen en goed kan eten en zo. Dat begrijp je natuurlijk niet. hè? Misschien later, als je groter bent, zal Je plotseling tot de ontdekking komen, dat er veel belangrijker dingen in het leven zjjn dan voetballen. 111 Nu, zou ik toch heus denken, vriendje van elf Jaar, dat je toch een „kleine jongen" bent, want nu vergeet je, in het briefje waarin je stellig beweert dat Je toch al niet zo klein meer bent, je naam te vermelden. Stlentje Beekma. Ik bewaar je ver haaltje tot volgende week, dan zal ik het rustig doorlezen en vertellen of het ge schikt is om opgenomen te worden, Stientje. Coenraad Cos ter. Geen bezwaar er tegen dat je meedoet, Coenraad, maar je zal grotere brieven moeten schrijven, als Je op een antwoord wil rekenen, hoor. Pinksterbloem. Vroeger heb ik al eens geschreven, Pinksterbloem, dat je wel een versje in mag zenden uit een of ander boekje, dat je erg mooi vindt, maar dat je dan altijd de bron moet vermelden. Dus denk daar aan. Hier volgt je versje. DE POP. Daar zit ze, Hansje popje, Die lieve poppekee, Als Hansje naar zijn bed gaat, Moet poppekeetje mee. Dat heeft die kleine Hansje Van jongs af aan gedaan, En zonder poppekeetje Zal hij nooit slapen gaan. Pinksterbloem. Jantje Koomen. Dat gaat bü jou mondjesmaat met briefjes schrijven, Jan tje, en dan krijg je natuurlijk ook van mü het nieuws bij druppeltjes. Jammer dat je onderwijzeres ziek is. Ze is zeker vriende lijk en goed voor jullie dat je er naar ver langt dat ze weer voor de klas zal staan. Lauw Beyer. Daar is je wens vervuld, Lauw, jij staat met dikke letters in 't Kin derhoekje en bü de goede oplossingen staat je naam nog eens. Nu ontbreekt hij nog eenmaal en dat is op de plaats van den prijswinnaar van het boek. Maar wie weer... Annie v. Haaien. Natuurlü'k, Annie, die Annie van K. van de vorige week was jÜ. want zover ik me kan herinneren heb ik nooit een Annie v. K. bü de raadsel vriendinnetjes gehad, 't Is wel eens leuk om voor een week een andere naam te hebben, hè? Joop v. Bommel. Dat was in een tü'd niet gebeurt, Joop, dat jij een boek gewon nen had, en dus was de verrassing te groter. Nu, ik hoop dat je nog eens een gat in de lucht zal springen als je 't Jut- tertje in handen krijgt. Rie Komen. Nu, Rie, morgen zal het een feestdag voor je zijn, want dan is je moeder jarig en dat is het of je zelf jarig bent en Maandag heb je alweer feest, want dan is je vriendinnetje jarig en dan komt de 30ste alweer zowat in 't ver schiet. Wat zal jü er vandaag vrolijk uitzien. 111 Ik eindig de briefjes met een vraagteken, dat bestemd is voor het jon getje, of meisje misschien, dat me een met potlood geschreven versje zendt over „De klok", en vergeet zijn naam te vermelden. Nu, jongens en meisjes, tot volgende week zullen we hopen. Kinaervriend. door LIZZY VAN BERLEKOM. „Joop, nu waarschuw ik Je voor het laatst, houd op met die arme kat te pla gen!" Moeders stem klonk boos, dat hoor de Joop wel. Joop was een ondeugende jongen van acht jaar, die altüd en iedereen plaagde, zijn kleine zusje, de hond, de kat, de buurjongens, die hü de knikkers afnam, wanneer ze zoet aan het spelen waren. „Heb je me verstaan, Joop?" vroeg Moeder. „Ja, moeder," zei Joop zacht en dacht bü zichzelf: „Wat geeft die kat er nu om of ik hem aan zün staart trek! Ik ga naar de tuin eens kijken of de kippen al los lopen". In de tuin ziet hü de kleine poes weer. „Wacht, ik weet wat leuks," zegt hü tegen zichzelf. Hü haalt een leeg busje uit de schuur, neemt een touwtje uit zün zak en slaat dit om het busje heen. Heel liefjes roept hü nu het poesje bü zich en Loekle, niets vermoedend, komt al spin nende en kopjes gevende naar den jongen toe. Joop streelt hem en schünt geen kwaad in de zin te hebben, maar o wee! Zodra Joop de arme poes te pakken heeft, wordt het touwtje, dat aan het busje zit, aan de staart van de kat gebonden. Loekie spartelt en wil weglopen, maar Joop houdt haar stevig vaest. Eindelük zit het touw goed vast en hü laat de poes los, die ang stig geworden, weg wil hollen, maar wat is dat? Wat zit er aan haar staart? Z-j springt de tuin in en boem... boem... boem... het lege busje achter haar aan. Joop lacht en heeft de grootste pret om het angstig snuitje van de kleine poes. Maar zijn pret zal niet lang duren. Moeder ziet het arme diertje vanuit het raam van de keuken en zo gauw ze kan neemt u haar op en bevrijdt haar van het nare busje en het touwtje, dat om haar staart was gebonden. „Joop kom hier!" roept ze streng. „Joop, kom onmiddellük hier!" Joop komt schul- felend uit het schuurtje. „Stommerd," zegt hü tegen zichzelf, ,had het ook maar niet gedaan. „Ga naar boven naar Je ka mer totdat we gaan eten," zegt moeder, Bah, wat akelig, denkt Joop, en kükt nog even naar de zonnige tuin. waarin hü van middag niet meer mag spelen. Eindelijk! de stadsklok slaat zes uur. Even later roept moeder hem aan tafel.., wat kükt vader boos! Het eten verloopt niet al te plezierig, want moeder geeft helemaal geen antwoord. Het schünt wel, of zü niet weet, dat hü in de kamer ia „Joop," zegt vader, als ze klaar zün met eten," je hebt straf verdiend en meer dan alleen een middag op je kamer zitten. En daarom vinden moeder en ik het het beste, dat je dadelük naar bed gaat." „Het is pas half zeven, vader", waagt Joop te zeggen. „Dat geeft niets, misschien zal je nu leren wat gehoorzaamheid is." Joop vindt het vreselijk en huilend valt hü in slaap. Hè, waar is hp nu? Joop, de kleine plaaggeest bevindt zich in een groot, heel groot bos, met allemaal hoge bomen, niets dan bomen. En wat is het uier stil, ang- stil stil. Je hoort geen vogelje. Het bos lijkt wel uitgestorven. Joop loopt en zoekt naar een uitgang in dit grote bos, maar altüd weer opnieuw komt hü bomen, niets dan bomen tegen. Hü wordt moe en wil gaan zitten, maar de grond is bezaaid met kleine doorntjes, die hem zelfs tot in ztjn Ieren schoenen dringen. Au, wat doet het een pün. Joop loopt maar steeds verder. Eindelük vindt hü een omgehakte boom stam. Hü zet er zich op neer om even uit te rusten, maar dan springt hü opeens op, want hü hoort een akelig geluid. Het lükt wel of er een dozün katten tegelük aar, het blazen zijn... Joop kükt om zich heen en ziet tot zijn schrik... katten, niets dan katten. Achter alle bomen staan grijzende, grauwende, miauwende poesen, die hem valsdh aankü'ken en schünen te willen be springen. O, wat krügt de jongen het be nauwd. Hü wil schreeuwen, maar durf' niet, bang dat de katten hem dan zullen krabben. De grootste kat sluipt langzaam naar hem toe en de andere dieren, die da' zien volgen zün voorbeeld. Opeens neem' de grootste een sprong en vliegt Joop aan die op dat oogenblik een üseltjke gil slaak' en... plotseling wakker wordt. Hè, wat eer- akelige droom was dat. Hü durft haas niet meer te gaan slapen uit angst, dat de katten weer terug zullen komen. Dan kom hem plotseling die lieve, kleine Mimi voor de geest, die hü vanmiddag zoo geplaagd heeft. „Dat is mün straf", denkt Joop neemt zich heilig voor nooit en nooit mee' te zullen plagen... Laten we hopen, Joop zün woord gethouden heeft! Met behulp van een eierdop en een kan men op zeer eenvoudige wüze draaien van de aarde voorstellen, eers' als jullie natuurlük allemaal weten e«r om zichzelf en dan om de zon draal Cl«' Men maakt de rand van een 001 wat water nat en tekent dan n*e,dden beetje eigeel een rond vlak in het m dat de zon voor moet stellen. Nu men de halve, lege eierschaal en ze

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 22