De ster aan het
plafond.
PAG. 2
ZATERDAG 21 MAART 1936
TOB NOOIT HOEKJE
T JUTTfrt,-
Populaire Rubriek
LEVENSTEMPO.
In Uw eigen tempo kunt ge het meeste
presteereu.
Wanneer wij de menschen gadeslaan bij
hun bezigheden, al zijn het zeer alle-
daagsche bezigheden als het schrijven van
notities of het opmaken van een bed, ont
dekken wij groote verschillen in de wijze
waarop ze deze verrichten, en vooral in
het tempo waarin ze werken. De een
schrijft met langzame, trage bewegingen,
schijnt zich van elke letter, die op het
papier komt, afzonderlijk bewust te zijn.
Een ander schrijft snel, zóó snel dat af
zonderlijke woorden dikwijls aan elkaar
verbonden worden. Weer een ander schrijft
wel snel, maar houdt na iedr woord of na
elke paar woorden een pauze van eenige
seconden. Precies zoo kan men verschillen
opmerken in het opmaken van een bed. De
eene stopt een laken in alsof het een ge
wetenszaak was. En tweede stopt het mis
schien even stevig in, maar met vluggere
bewegingen. Nerveuze menschen schijnen
vlug, maar wie hen nauwkeurig gadeslaat
zal opmerken, dat ze eigenlijk, ondanks
hun schijnbare vlugheid, weinig opschieten.
Dit komt, doordat zij in hun nervositeit
veel onnoodig bewegingen maken.
Nervositiet is iets, dat in zijn geheel be
streden moet worden, dan zullen vanzelf
de onnoodige tijdroovende bewegingen
komen te vervallen, want deze zijn slechts
een gevolg.
Waar wij in dit artikeltje de aandacht
op willen vestigen is, dat ieder mensch
in zijn eigen tempo het meeste en beste
werk zal leveren. Dikwijls ziet men, dat
de minder vluggen de vluggeren benijden.
„Kon ik het ook maar zoo vlug," zeggen
zij. Dan gaan ze zich haasten, trachten
zich een tempo eigen te maken dat het
hunne niet is en sturen tien tegen een
alles in de war.
Weest er niet te spijtig om, als uw
eigen tempo aan den langzamen kant is.
De vluggen hebben niet alle voordeelen aan
hun kant, het lijkt er niet op, al mag dit
op sommige momenten zoo schijnen.
Wie van nature vlug is in zijn werk, is
bijna steeds geneigd tot vluchtigheid en
onnauwkeurigheid. Het werk van deze
typen behoeft herziening en controle.
Moet een ander deze controle uitvoeren,
dan maakt dit hem onzelfstandig. Moeten
zjj hun eigen werk controleeren, dan moet
men den tijd, die zij daaraan besteden,
rekenen onder den aan dat werk besteden
tijd. Dit plaats hen in een minder snel
werkende categorie dan zoo oppervlakkig
gezien wel schijnt. Wie vlug, dus gemak
kelijk werkt, krijgt een neiging tot „afrof
felen" en moet zich ten zeerste in acht
nemen voor slordigheden en hiaten.
Hoe dikwijls zien wij niet, dat uit hen,
die op school de eersten waren en zelfs
klassen oversloegen, slechts zeer middel
matige menschen groeien? Terwijl diege
nen, die als kind de wanhoop van htm
leeraren uitmaakten, dikwijls alleszins
geslaagde, vooraanstaande menschen wor
den?
Er is werkelijk geen enkele reden tot
ontevredenheid of moedeloosheid wanneer
uw tempo wat langzaam is. Bijna zeker
zal uw werk nauwkeuriger, beter door
wrocht zijn dan dat van de meeste vlug
geren.
Wat nood, wanneer u een half uur moet
blokken op iets, dat sommigen zich in tien
minuten eigen maken? U weet het na dat
half uur waarschijnlijk grondig, wellicht
voor uw geheele leven, en hen, die kennis
„aanwaait" zijn waarschijnlijk over enkele
weken een groot gedeelte alweer vergeten.
Natuurlijk kimt u wel trachten om wat
vlugger te worden, waneer u zichzelf te
langzaam vindt, maar doet het geleidelijk,
zonder forceeren. En bovenal, stelt u als
doel dat u uw eigen tempo wat wilt op
voeren. Maar vermijdt de gedachte, dat u
het even vlug wilt kunnen als A. B. of C,
want dan werkt U op den duur misschien
wel even vlug als die ander, maar zeker
minder goed dan in uw eigen tempo. Snel
heid is goed en wel, mits wij oppassen dat
wij niet aan de staart verliezen, wat wij
aan den kop gewonnen hebben!
Nog iets. Wanneer u noodeloos lang doet
over werk, dat uw belangstelling niet heeft
en dat u daarom vervelend vindt, dan
bljjft u beneden uw eigenlijke tempo en
dat is luiheid. En tegen luiheid dienen
wij ons ten sterkste te verzetten, daar deze
de wilskracht ondermijnt en ons enkel
nadeelen brengt en geen enkel voordeel.
DR. JOS. DE COCK.
Over-
N^nmeenoJe.
Vclo-i^rd i ere tv Qv)
>M3re lew4«bocJer>.""
door
J. K. S.
En buiten de stad? Wat dacht u geen
lenteboden? Nog veel meer!
Hier en daar zit nog wel een bonte
kraai, maar die overlegt toch bij zich-
zelve of hij niet beter de thuisreis kan
aanvaarden naar de verlatenheid van Rus-
land's heiden. Hoe of ik dat zie? Wel,
soms zit een van die bonte knapen in z'n
eentje rare grimassen te maken: telkens
gaat de kop diep voorover en de nek-
veeren omhoog, hooge baltsgeluiden roept
hij dan: alweer een teeken van den af
tocht van het bonte kraaien-leger. Op een
morgen zie je ze overkomen, hoog, op de
breedgespannen, gevingerde wieken. Pracht-
vogels, die bonte krassers, metaal-zwart
en teer-grjjs. En de krachtige snavel blijft
altijd van zwart-glanzend ebbenhout, de
pooten blijven zindelijk en mantel en
onderzij blijven steeds smetteloos grijs, al
baggeren ze nog zoo lang in modder en
vuil en al wroeten ze nog zoo lang in aller
lei vies gedoe van de belt en al scharrelen
ze dan ganschen dag in den drek van een
mesthoop en al steken ze de koppen ook
nog zoo diep in de ingewanden van een
kadaver. En toch zie ik ze liever gaan,
dan komen!
Op de weiden zijn de spreeuwen op de
wormen-jacht Langs wegen en dijken
staan hier en daar reeds de gouden zon
netjes van het klein hoefblad en lang zaï
het niet meer duren, of speenkruid en
dotterbloem blinken tusschen het gras
naast de witte sterretjes van de mei
zoentjes. Bij de boerderij bengelen groepjes
sneeuwklokjes op dunne stengeltjes onder
de boomen. Overal stoelen distels en
smeerwortels den grond uit. De leeuwe
rik zingt en kievieten-troepen zwaaien in
breede-golfrijen door de blauwe lucht
eiken dag komen er meer, tot er op een
dag paartjes zijn en dan kunnen we weer
dat heerlijke minnespel zien van twee vo
gels met zwoegenden vleugelslag, borst te
gen borst, optornend tegen elkaar, steeds
hooger en hooger, uitroepend over de
ontwakende weiden en de nog grauw
bruine duinen, dat het vèr klinkt. Ook de
wulpen hooren het en in glij-vlucht boven
het duin laten ze hun lange trillende fluit
tonen hooren, de heerlijkste aller lente
geluiden, waarnaar ik vanaf Nieuwjaars
dag verlangend uitzie, want voor mij be
gint de lente op Nieuwjaarsdag en eindigt
de winter als de klok op Oudejaarsdag 12
slaat. De kramsvogels hebben de kieviet-
roep ook gehoord en op een dag zijn ze
vertrokken naar de berkenbosschen van
Lapland en Finland. Ook de donkergrijze
kwikstaart, die op een dag langs de sloot
trippelde, hoorde het en vlug ging het
verder over het woelige Engelsche Kanaal
naar Engeland, en verder over het beroete
Londen naar de „moors" van Schotland. En
zijn grijsgerokte neef laat zijn lichte borst
alweer blinken bij kokend water tus
schen rotsen, waarboven milliarden mug
gen zwermen, ergens in Noorwegen's
bergwouden
Langzaam komt de avond. Boven de
duinen wankelt het vreemde silhouet van
een kiekendief.
Zacht klotst het water bij de pieren. Een
gele, ronde maan hangt laag boven den
horizon in het Oosten, een paar botters,
zwart onder de maan, pufferen naar huis,
naar de haven. In het Westen is het nog
duel met de laatste zonnestralen. Meeu-
licht, de Huisduiner vuurtoren vecht een
wen komen over naar Texel, dat iets wazig
aan de overzij ligt. Boven de duinen, die
nog wat licht vangen, hangt een zwarte
wolk vogels, ik kijk er naar tot ik overal
zwermen vogels zie. Even m'n oogen dicht.
Als ik ze weer open doe is de wolk er nog.
Het moet wel een geweldige zwerm zijn,
dat ik ze van hier heelemaal zien kan,
spreeuwen denk ik.
Langzaam aan wordt het donkerder. In
een stadstuintje vlakbij, schimpt opeens fel
een merel. Meer botters komen om de
bocht, achter en voor een licht, dat als
een Chineesche letter, in vreemde kron
kels in het water weerspiegelt. Van de
booten roepen stemmen wat over en weer.
Regelmatig vegen de bundels van de Huis
duiner vuurtoren over me heen, op Texel
flikkert Eijerland telkens achtmaal achter
elkaar.
Dan is de nacht er, met veel sterren en
een maan. De konijntjes vechten in het
maanlicht, ze meppen elkaar om kop en
ooren, dat het dreunt, ze rennen elkaar
holderdebolder na en dansen weer rond, bok
sen weer verder, hoog op de achterpooten
staand, slaan elkaar met de voorpooten,
dat de wol er af stuift. Hoog ataa
maan. Tusschen het dorre blad
snuift
egel. Af en toe klinkt een trekroen
een overtrekkende troep vogels...
De lente gaat weer komen! Neen
mjj is ze er al lang!
EINDE.
«en
van
voor
Tooneelama trices.
„Vertel jij me eens, Marie, hoe men ziCh
een ouder uiterlijk verschaft?"
„Heel zachtjes de poeder wegwrjjven."
TURKIJE KOOPT OUDE KLEEREN,
Tegenwoordig reist een commissie, iuge.
steld door de Turksche regeering, de
groote Europeesche hoofdsteden af om af.
gedragen kleeren, zoowel van mannen als
van vrouwen op te koopen. Het verbod
van het dragen van de fez en de Turksche
nationale dracht is door de overheid ge
last en overtredingen hiervan worden na
een bepaalden datum streng gestraft Het
grootste deel van het volk ontbreekt dê
middelen om zich Europeesche kleeding
aan te schaffen. De van staatswege opge
kochte kleedingsstukken worden over ver
schillende steden verdeeld en tegen lage
prijzen op oude kleerenmarkten verkrijg,
baar gesteld.
HET AMERIKAANSCHE LEGER
VOORZIET GANGSTERS VAN WAPENS
Uit het laatste verslag van de Senaats
commissie voor het Onderzoek in den
Wapenhandel olijkt, dat het Amerikaan-
sche leger een groot deel van de Yankee
onderwereld in den loop van 1935 heeft
voorzien van wapens. De beste en tevens
goedkoopste bron voor de wapenlevering
is daar het leger, waa. oude modellen
van revolvers, ceweren en zelfs machine
geweren tegen belachelijk lage prijzen aan
iedereen verkoopt, die bij de onderwereld
bekend staat. Het onderzoek naar de ge
heime verkoopers, hetwelk thans irf vol
len gang is, heeft reeds uitgemaakt, dat
zich onder d^ schuldigen verscheidene
hooge militairen Devinden. Bovengenoem
de commissie heeft een groot deel der
clandestien verkochte wapens in handen
kunnen krijgen. Aanleiding tot een gron
dig onderzoek werd de vondst van de New
Yorker politie, die in een onbewoond per
ceel niet minder dan 200 oude geweren
vond, welke vroeger door het leger wer
den gebruikt.
Hoe Bert Stam zich „bemind" wist
te maken.
Een listig veroveringsplan.
Wintersport-idylle.
door
L. M. A. Eilers.
Annie van der Wal had hem op het per
ron van het station leeren kennen. Zij
maakten beide dezelfde gezelschapsreis
mede, naar een klein wintersportplaatsje
in Tirol. Hij was haar op opgevallen, door
de gelatenheid, waarmede hij onder de ver
wonderde blikken van de witkielen haar
groote handkoffer opnam, en die in het
net zette.
„Bert Stam", stelde hij zich voor, en
nam ongedwongen naast Annie plaats. Tot
nu toe werd haar niets gevraagd. Toen de
trein zich in beweging zette, zei hij ter
loops: „Frjn, dat ik zoo maar zoo'n pret
tig gezelschap tref' en hij keek Annie uit
dagend aan. Zjj perste haar lippen op el
kaar, zuchtte, en zonk, met gesloten
oogen, in haar hoekje terug. Bert ont
moette verbluft den hoonenden blik van
een magere, in het zwart gekleede dame,
en haalde een krant te voorschijn, maar
zj]n oogen gingen steeds naar het blonde
meisje, dat zoo'n onwaarschijnlijke slaap
had.
Zoo gemakkelijk was het niet, om met
Annie kennis te maken. Maar, 's morgens
hadden zij toch een gesprek aangeknoopt,
en in Munchen wisten zjj al alles van el
kaar af. „Hoe staat het eigenlijk met uw
ski-kunst?" vroeg hij, toen zjj in de wacht
kamer een kopje koffie dronken.
„Niet al te goed", klaagde Annie, „ik
heb een droog-cursus meegemaakt, maar
bij de sprongen, de Christiania en de Tele-
mark, zit ik altijd op den grond..."
Bert Stam lachte plagend. „Dat geeft
niets", zei hij troostend, „ik doe het ook
maar zoo zoo, maar met z'n tweeën gaat
't alles veel makkelijker." Zjj wierp hem
een verontwaardigden blik toe, daar haar
niet bekend was, dat zjj hem tot die gee-
zamenlijke ski-tochten aangespoord had.
Zij had er een voorgevoel van, dat mijn
heer Stam onvermijdelijk eenige teleur
stellingen te wachten stonden.
Maar haar slechte stemming vervloog
als wolken voor de zon, toen zij het heer
lijke landschap zag, waar het tandradtrein
tje hen doorvoerde. De zon goot haar
gouden stralen over de zachtglooiende
vlakten; lichte mist bedekte de bergtoppen
en van de eenzame hellingen wuifden de
besneeuwde sparren hen toe. Bert bestu
deerde haar gezicht aandachtig en nam
plotseling haar hand.
Dat was teveel! Onwillig trok zij haar
hand uit de zjjne en uit haar mooie oogen
trof hem een blik, die zoo koel was, dat
zijn temperatuur direct daalde. Hjj zweeg
nog, toen hun schreden in de sneeuw
knerpten en zij het pad omhoog liepen,
naar het eenzame hotel, waar het gezel
schap geherbergd was.
„Ik heb een kamer voor u besteld op<
de eerste étage", zei hjj even later, over
tuigd van zjjn overwinning.
„Dank u, Ik slaap liever in een kamer
gelijkvloers," kaatste zjj vriendeljjk terug.
Zjj keek hem triomf eerend na, maar een
beetje verdriet had zij wel.
Midden in den nacht werd Bert wakker.
Verbaasd keek hjj naar de zoldering, en
maakte het licht aan. Hjj deed het weer
uit, keek nog eens naar het plafond, en
sliep toen hoofdschuddend in. Toen hjj
's morgens zjjn raam openmaakte, had hjj
een plan.
De zon scheen helder door de ruiten,
toen Annie de eetzaal binnenkwam. Op
het blonde haar, had zij een aardig
mutsje, en haar slank lenig figuurtje
kwam heel goed uit in haar ski-costuum.
Plotseling stond Bert naast haar, en ge
leidde haar naar een klein tafeltje.
„Alles was namelijk bezet", verklaarde
hij, „en in groot gezelschap ontbjjt men
niet zoo prettig."
„Heeft u goed geslapen", vroeg hjj toen
zjj de koffie inschonk.
„Uitstekend, ik was zoo moe als een
hond, en ben direct ingeslapen."
„Dan is het goed", zuchtte hjj verlicht
„Waarom zucht u zoo?" vroeg ze arg
wanend," „is er iets gebeurd?"
„Neen, gelukkig niet," lachte hij gerust
stellende, „maar ik meende vannacht een
paar verdachte gestalten gezien te hebben."
Zij keek verschrikt. „In vredesnaam,"
stootte zjj uit, „toch niet voor mjjn raam?
Maar spreekt u dan toch!"
„Ik kan me natuurlijk vergissen," sprak
hij geruststelend, „maar het was juist voor
uw raam."
Opgewonden sprong zij op. „Ik bljjf g«en
seconde meer in die kamer", sprak 2jj
vastbesloten. „Ze moeten mjj direct e«D
andere kamer geven."
„Alles is bezet," antwoordde hij.
(Slot volgt.)