Het Fransche vredesplan.
Het tweede document
van de Fransche
tegenvoorstellen.
Oost-Indië
BINNENLAND
Iets uit de artikelen.
htifiomde
ftcdumdumJt
Jfocfi tytot
Jfeciï zd.
TWEHPB blad
APRIL i
Volgt Bulgarije het
voorbeeld van Oostenrijk?
De toestand in het
Verre Oosten.
Geeft het levensbelang vdn een volk
®*n dit volk het recht tot eenzijdige
opzegging van internationale
verplichtingen?
Mexico wenscht een
krachtiger houding
Een heftig hoofdartkel van
de Times.
De strijd tegen opium
smokkelaars.
De vloot in Indië vaart weer.
5
Brandstoffenbijslag.
Het Fransche vredesplan begint met een
-erklaring, waarin de Fransche regeering ver
leert, dat Frankrijk trouw aan zj|n overleve-
zLg niet den vrede om veiligheid voor zich-
«jfzoeken wil in onvolledige pacten, die het
Oorlogsgevaar laten voortbestaan.
Een vrede met alle volkeren, een duur-
jumc vrede, een vrede in gelijkheid van
rechten, rekening houdend met Iedere eer
en gesloten ln eerbied voor het gegeven
woord, een gelukkige en stellige vrede
door de vruchtbaarheid van len inter
nationalen ruilhandel, die den coodeljjken
wedijver van het oeconomisch nationalis
me zal opvolgen en werkelijke vrede door
uitgebreide beperking van de wapeningen,
leidend op den duur tot ontwapening, dat
is hetgeen in deze omstandigheden, die on
danks hun ernst aan Europa een nieuwe
moeilijkheid tot eenheid schijnen te hebben,
de Fransche regeering aan de andere
staten voorstelt.
Collectieve veiligheid, wederzijdsche bijstand,
jntwapening, oeconomische samenwerking, Eu-
xopeesche vereeniging van de hulpmiddelen van
het crediet en van den arbeid van het Intellect,
de wil der volkeren vóór den vrede en tegen
den oorlog, vóór den voorspoed en tegen de
ellende, dat zijn de groote lijnen van het vredes
plan, dat de Fransche regeering uit naam van
het Fransche volk aanbiedt.
Het plan bestaat uit 25 artikelen, waarvan
de inhoud ln groote lijnen als volgt is.
1. De eerste grondslag der Internationale
betrekkingen moet zijn de erkenning van de
rechtsgelijkheid en van de onafhankelijkheid
van alle staten, evenals de eerbiediging van
de aangegane verplichtingen.
2. Er is, en er zal geen duurzame vrede tus-
ichen de volkeren ontstaan, indien deze vrede
onderworpen blijft aan de wisseling van de be
hoeften of van de eerzucht van leder volk.
3. Er zal geen werkelijke veiligheid in de
internationale betrekkingen bestaan, Indien niet
alle geschillen volgens het Internationale recht
zullen worden opgelost en uitgelegd door een
Internationaal hof en gewaarborgd zullen zijn
door de strijdmachten van alle leden der inter
nationale gemeenschap.
4. Rechtsgelijkheid verhindert niet, dat een
staat vrijwillig en ln het algemeen belang, in
zekere gevallen de uitoefening van zijn souve-
reinlteit en van zijn rechten zal beperken.
5. Door beperking is vooral noodzakelijk op
het stuk van wapening, ten einde iedere drei
ging van hegemoniteit van een machtig volk
over zwakkere andere volkeren te vermijden.
6. Verdeeldheid en ongelijkheid tusschen de
volkeren, moet worden geregeld ln den boezem
der internationale gemeenschap door weder-
zijdschen bijstand, tegen Iedere schending van
de internationale wet.
7. Indien de wederzijdsche bijstand ln het
universeele kader van den Volkenbond op het
oogenblik moeilijk spoedig te verwezenlijken
Is, moet daarin voorzien worden door regionale
afspraken.
8. Een der regionale eenheden vormt Euro
pa, waarvan de ontwikkeling, de organisatie
van de veiligheid op bovenstaande natuur ver
gemakkelijkt.
9. Indien Europa nog te omvangrijk zou blij
ken, zouden regionale overeenkomsten binnen
het Europeesche kader te organlseeren zijn.
10. Deze organisatie moet worden toever
trouwd aan een Europeesche commissie binnen
het kader van den Volkenbond.
11. De internationale wet elscht eerbiedi
ging der verdragen. Geen verdrag moet be
schouwd worden onveranderlijk te zijn, doch
geen verdrag kan eenzijdig worden opgezegd.
In de nieuwe organisatie van Europa, waarin
alle volkeren gelijk in rechten, en in vrijheid
sullen vereenigd zijn, zal iedere staat zich moe
ten verbinden het grondgebied van andere
staten te eerbiedigen. Het grondgebied van een
staat kan slechts met algemeene toestemming
gewijzigd worden. Geen aanvraag om wijziging
van grondgebied zal kunnen worden gedaan
Voordat vijf en twintig jaren verloopen zullen
sijn.
De Europeesche of regionale verdragen zul-
len geplaatst worden onder den wederkeer)gen
waarborg der andere vereenigde staten. Bijzon
dere bepalingen zullen in het leven worden ge
roepen om te verzekeren dat na een vastge-
stelden inbreuk op een verdrag, sancties zullen
volgen voor het herstel van het internationale
reent.
12- De staten zullen, ten einde aan hun
verplichtingen van wederzij eischen bijstand
het hoofd te kunnen bieden, strijdmach
ten, van leger-, vloot- en luchtmacht ter
beschikking van de Europeesche commis
sie of van den Volkenbondsraad moeten
houden.
13. Het permanente toezicht op de naleving
der verdragen zal door de Europeesche com
missie worden georganiseerd.
14. Als de collectieve veiligheid aldus ver
zekerd zal zijn, zal worden overgegaan tot een
ruime wapeningsvermindering van alle ver
bonden staten.
De Europeesche commissie of eenig ander
door den Volkenbondsraad aan te wfjzen
orgaan, zal met een meerderheid van twee
derde beslissen tot welke wapeningsverminde
ring iedere staat verplicht zal zijn. Deze staat
zou het recht hebben in beroep te gaan bij een
voor dit doel in het leven te roepen hof van
arbitrage.
15. Alle in het Europeesche kader bestaan
de verdragen en alle toekomstige, tusschen
twee of meer leden der Europeesche gemeen
schap, zullen moeten worden overgelegd aan
de Europeesche commissie, die met twee derde
meerderheid van stemmen zal kunnen verkla
ren, dat zij onvereenigbaar zijn met het Euro-
peesch pact in dit vredesplan bedoeld.
16. Al is de welvaart der volkeren slechts
mogelijk door de schepping van een duurzamen
vrede, gegrond op gelijkheid en eervolle betrek
kingen tusschen alle staten, zoo moet ander
zijds de oeconomische samenwerking tusschen
de volkeren terstond georganiseerd worden, na
dat het politieke werk van verzekering van den
vrede zal zijn volbracht.
17. De rationeele organisatie van den ruil
handel is de grondslag der oeconomische
samenwerking.
18. De uitbreiding der markten zal een eer
ste oplossing vormen. Een derde uitbreiding
moet worden gezocht in een preferentieel stel
sel, ten gunste van den ruilhandel tusschen de
Europeesche staten.
19. De veiligheid in den internationalen ruil
handel is een tweede factor van oeconomischen
vooruitgang. Verdragen moeten gesloten wor
den, die de landen beveiligen tegen misbruik
van het directe of Indirecte protectionisme en
tegen een overmatige inmènging van den staat
op het gebied van den internationalen ruilhan
del. De monetaire onzekerheid moet bestreden
worden door een organisatie van het munt
wezen en het credietwezen binnen het Euro
peesche kader.
20. De dubbele noodzakelijkheid van het
scheppen van een gemeenschappelijk reservoir
van primaire grondstoffen en van een grond
gebied voor den afzet van het overschot aan
Europeesche voortbrengselen, moet leiden tot
een herziening van zekere koloniale toestan
den, niet ten opzichte van de politieke souver-
einlteit over de koloniën, doch ten opzichte van
een gelijkheid van oeconomische rechten en
van een samenwerking op het gebied van het
credietwezen, tusschen de Europeesche staten
die voortaan beschouwd zullen worden als ver
bondenen en niet als concurrenten.
21. Al deze vraagstukken moeten behan
deld worden door een speciale afdeeling van
de Europeesche commissie.
22. Niets in het tegenwoordige vredesplan
moet beschouwd worden als ln strijd zijnde met
het Volkenbondsverdrag. Indien aanleiding be
staat het plan en het Volkenbondsverdrag met
elkaar beter in harmonie te brengen, zal hier
toe moeten worden overgegaan.
23. Alle in het plan bedoelde organen zullen
zooveel mogelijk de reeds bestaande Volken
bondsorganen zfln of nieuwe organen die de
Volkenbond ln het leven zal roepen.
24. De toetreding tot dit vredesplan veron
derstelt toetreding tot het Volkenbondsverdrag,
welks beginselen de hoogste wet der toegetre
den staten blijven.
25. Bij gebreke van toetreding tot dit
vredesplan van een of anderen Europeeschen
staat, zal dit mogen verhinderen, dat de ande
re staten het vredesplan ln werking zullen stel
len. Het plan zal dan echter moeten worden
gewijzigd, namelijk ten aanzien van de orga
nisatie van de collectie veiligheid van den
wederzijdschen bijstand en op het stuk van
ontwapening.
ningsvoorstellen van de Locarno-mogendhe-
den van 19 Maart te Londen vastgesteld. De
eenige tegemoetkoming van Dultschland be
staat in dit opzicht hierin, dat de Duitsche
regeering bereid is de tegenwoordige Duit
sche strijdkrachten ln het Rijnland voorloo-
pig niet te versterken. De vraag moet echter
worden gesteld, of de Duitsche strijdkrach
ten aldaar thans nog dezelfde zijn als op 7
Maart, dan wel reeds zjjn vermeerderd.
5. In het vijfde hoofdstuk bespreekt de
Fransche regeering het Duitsche voorstel in
zake een Westelijk luchtpact. De Fransche
regeering vraagt of de Duitsche regeering
ook bereid zal zijn in dit luchtpact bepalin
gen op te nemen tot begrenzing van de
luchtmachten der verdrag-sluitende staten.
Zonder zoodanige begrenzing van de lucht
machten zou een Westelijk luchtpact van
geen practische beteekenis zijn. Het Duitsche
voorstel om een nieuw Locarno-verdrag tus
schen de Westelijke mogendheden te sluiten,
houdt voorts niets in over de kwestie van de
Duitsche vestingen aan de Fransch-Duitsche
grens. Dit is voor Frankrijk echter een punt
van kapitaal belang. Van het Duitsche stand
punt in deze aangelegenheid zal afhangen of
Duitschland werkelijk ook met daden het be
ginsel der collectieve veiligheid zal willen hul
digen, want Duitsche vestingen in het Wes
ten zouden de veiligheid van de zwakke na-
buurstaten van Duitschland in het Oosten
aanzienlijk aantasten.
6. In het zesde hoofdstuk wijst de Fran
sche regeering er op, dat de door Duitsch
land voorgestelde niet-aanvalsverdragen gee
nerlei practische waarde hebben indien zij
niet gepaard gaan met waarborgen van we
derzijdschen bijstand. Zonder dergelijke bij—
standswaarborgen zouden de door Duitsch
land voorgestelde niet-aanvalsverdragen niet
anders zijn dan een herhaling van de verplich
tingen uit het pact Kellogg-Briand van
Parijs.
De Fransche regeering vraagt in dit hoofd
stuk ook waarom Duitschland niet eveneens
haar bereidwilligheid heeft uitgesproken een
niet-aanvalsverdrag met Sowjet-Rusland te
sluiten.
7. In het zevende hoofdstuk behandelt het
Fransche memorandum den terugkeer van
Duitschland naar den Volkenbond. De Fran
sche regeering zou zeker niet de laatste zijn
om zich hierover te verheugen, doch moet
toch de vraag stellen hoe Duitschland zal
kunnen beschouwd worden de bij artikel 1
van het Volkenbondsverdrag vereischte waar
borgen te bieden voor den oprechten wil tot
naleving van haar internationale verplichtin
gen indien niet een oplossing gevonden wordt
voor het geschil, dat ontstaan is door de
Duitsche poltiiek van het voldongen feit van
7 Maart.
Zou men bij voorbeeld voortaan artikel
1 van het Volkenbondsverdrag moeten
aanvullen, aldus is de ironische vraag
van de Fransche regeering, met de bepa
ling, dat het voorschrift van de eerbiedi
ging der internationale verplichtingen
zal ophouden te gelden daar waar eenig
volk meent dat een levensbelang voor
zich op het spel staat, waaromtrent ieder
volk dan tevens zijn eigen rechter zou
mogen zijn? Moeten bovendien de woor
den over de regeling van het koloniale
vraagstuk opgevat worden als een aan
kondiging van nieuwen wegloop van
uit den Volkenbond indien de koloniale
regeling niet spoedig zou tot stand ko
men?
De Prager Presse meldt uit Sofia, dat er
in Bulgarije een levendige belangstelling be
staat voor de Invoering van den algemeenen
dienstplicht ln Oostenrijk. Bulgarije bevindt
zich, wat de militaire clausules der vredes
verdragen betreft, in een gelijke positie als
(Oostenrijk, aangezien het slechts een militie
kreeg toegewezen van in totaal 33.000 man.
Hoewel reeds begin October en ook een
maand geleden te Sofia de geruchten de ronde
deden, dat Bulgarije op voorbeeld van Duitsch
land de militaire clausules van Neuilly zou
opzeggen, gelooft men in diplomatieke krin
gen te Sofia niet, dat de stap van de Oosten-
rijksche regeering een aanmoedigend effect
zal hebben op Bulgarije, ofschoon in de regee-
ringsverklaring van het kabinet Klosseiwanof
een passage voorkwam, waarin gesproken
werd over de noodzakelijkheid van een ver
grooting van het leger. Hoofdzakelijk wijst
men op den slechten staat van financiën, die
Bulgarjje niet toestaat, uitbreiding van zijn
bewapening op groote schaal toe te passen.
Aan den anderen kant moet gewezen worden
op de omstandigheid, dat men bezig is met
een militarisatie van de gendarmerie, welke
sinds kort uitsluitend onder het ministerie
van oorlog geconcentreerd is.
Den laatsten tijd wordt ook grooter zorg
besteed aan de opleiding van de reserve-
officieren, terwijl ook in den algemeenen
arbeidsplicht tendenties aan dep dag treden,
die ten doel hebben, aan de 20,000 man van
den arbeidsdienst een eenigszlns militair
tintje te geven.
Het memorandum van de Fransche regee-
Hng, dat haar beschouwingen inhoudt over
memorandum van de Duitsche regeering
Van 31 Maart, telt tien hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk stelt de Fran
sche regeering vast, dat zij het recht zou
hebben gehad dwangmaatregelen te treffen
°ai de door de Duitsche regeering op 7
Jdaart ln het Rijnland begane schending van
het verdrag van Locarno ongedaan te maken.
He Fransche regeering "hééft fechter'in ovêr-
Censtemming met de- andere Looarno-roo-
Kendheden naar een minnelijke schikking ge
streefd. De Duitsche regeering heeft echter
de voorstellen van Londen van 19 Maart van
de hand gewezen als zijnde in strijd met de
®er van het Duitsche volk en ln strijd met
het beginsel van de rechtsgelijkheid. De Fran-
sche regeering verzekert echter, dat niemand
de onafhankelijkheid of eer van het Duitsche
Volk bedreigt en dat niemand aan Duitsch
land de rechtsgelijkheid ontzegt.
2- In het tweede hoofdstuk weerspreekt
het Fransche memorandum het Duitsche be
toog, dat de demilitarisatie van het Rijnland
ln strijd zou zijn geweest met de veertien
Punten van Wilson op grond waarvan
Huitschland tot vredes-onderhandelingen ln
Z918 zich bereid had verklaard. Te Versailles
heeft echter de Duitsche delegatie, die tegen
vrijwel alle artikelen van het vredesverdrag
bezwaar maakte, juist tegen de demilitari
satie van het Rijnland nimmer geprotesteerd.
Het Fransche memorandum bespreekt hier
ook de Duitsche stelling, dat de demilitarisa
tie van het Rijnland niet kon blijven voort
duren, omdat deze een beperking was van de
Duitsche souvereiniteit, die onder den druk
van een nederlaag was afgedwongen.
De Fransche regeering vraagt of hier
uit moet worden afgeleid, dat de Duit
sche regeering later op grond van dezelf
de redeneering zou verlangen de ophef
fing van de bepalingen van het verdrag
van Versailles inzake Danzig, Memel en
Oostenrijk en eveneens een herziening
van haar grenzen en den terugkeer van
de Duitsche koloniën zal eischen. De
Fransche regeering meent, dat deze
vraag openlijk aan Duitschland moet ge
steld worden en dat Duitschland hierop
ronduit zal moeten antwoorden, daar
- géén duurzaam vredesplan op gevaarlijke
dubbelzinnigheden zou kunnen worden op
gebouwd.
3. Het derde hoofdstuk behandelt nog
maals de bekende kwestie van de al of niet
vereenigbaarheid van het tusschen Frankrijk
en Sowjet-Rusland gesloten verdrag met het
verdrag van Locarno. De Fransche regeering
meent hier kort te kunnen zijn, daar de wei
gering van Duitschland, om het geschil aan
het Haagsche Internationale Gerechtshof voor
te leggen, voldoende aantoont, dat Duitsch
land zelf weet, dat het Haagsche Hof de
Duitsche stelling zou verwerpen.
4. In het vierde hoofdstuk wordt de ver
werping door Duitschland van de verzoe
8. In het achtste hoofdstuk betreurt de
Fransche regeering, dat de Duitsche regee
ring slechts voorstellen gedaan heeft over de
humaniseering van den oorlog en over de
kwalitatieve ontwapening, doch niets heeft
voorgesteld inzake kwantitatieve wapenings
vermindering, noch over het uit te oefenen
internationale toezicht.
9.In het negende hoofdstuk, verzekert de
Fransche regeering, dat zij zeker niet zal
weigeren rechtstreeks met de Duitsche re
geering naar de middelen te zoeken om een
nieuwe stootkracht te geven aan de bemoei
ingen tot verbetering van de Fransch-Duit
sche betrekkingen. Een verdere bespreking
van dit onderwerp zou echter niet passen bin
nen het kader van dit memorandum.
10. Heth laatste en tiende hoofdstuk van
het Fransche memorandum betreft het voor
stel van de Duitsche regeering, dat Frankrijk
een volksstemming zal organiseeren tot be
zegeling van de nieuwe verdragen. De Fran
sche regeering merkt op, dat Frankrijk niet
noodig heeft bijzondere waarborgen te geven
voor de nauwgezette naleving van haar in
ternationale verplichtingen.
De slotsom.
Ten slotte verklaart de Fransche re
geering, dat de hoofdzaak deze is of het
levensbelang van een volk aan dit volk
het recht geeft tot eenzijdige opzegging
van internationale verplichtingen. Geen
regeering zou nieuwe verdragen met
Duitschland kunnen sluiten alvorens op
deze vraag een duidelijk antwoord te heb
ben ontvangen. Bovendien moet ook deze
vraag nog aan Duitschland worden ge
steld: Erkent Duitschland zonder voor
behoud de tegenwoordige grenzen ln
Europa? Geeft Duitschland toe, dat deze
zouden kunnen gewaarborgd worden door
verdragen van wederzydsehen bijstand
Het Duitsche memorandum van 31 Maart
Is ook op dit punt stom.
De vertegenwoordiger van Mexico bij den
Volkenbond, heeft een nota gericht tot de
commissie van achttien, waarin wordt ver
klaard, dat de regeering van Mexico bezwaar i
heeft tegen de huidige wijze van behandeling
van het conflict tusschen Italië en Abessinië.
In het volle bewustzijn van haar verplich
tingen, moet de regeering van Mexico, den j
huidigen stand van zaken beziende, verklaren
dat zjj niet bereid is voor de historie de ver
antwoordelijkheid op zich te nemen voor
maatregelen, die in de praktijk de toepassing
van de overeengekomen sanctie-maatregelen
zonder resultaat doen blijven, en die zoo de
collectieve veiligheid kunnen verzwakken.
Het verdrag tusschen de Sowjet-
Dnie en de Mongoolsche Volksrepu
bliek.
In de Sowjetpers is thans de tekst gepubli
ceerd van het protocol, dat op 12 Maart j.1.
tusschen de Sowjetunie en de Mongoolsche
Volksrepubliek (Buiten-Mongolië) is ondertee
kend.
Hierin staat o.m., dat de regeeringen van de
Sowjetunie en de Mongoolsche Volksrepubliek
besloten hebben, in dit protocol het gentlemen's
agreement te formuleeren, dat sedert 27 No
vember 1934 tusschen haar bestond en dat voor
zag in wederzijdsche ondersteuning met alle
middelen, ten behoeve van voorkoming van het
gevaar eener militaire agressie, benevens een
wederzjjdschen bijstand en ondersteuning in ge
val van een aanval van een derde zijde op de
Sowjetunie of op de Mongoolsche Volksrepu
bliek.
Het protocol bepaalt dan, dat in geval
van een dreigenden aanval, de beide re
geeringen onmiddellijk den ontstanen toe
stand gemeenschappelijk zullen overwegen
en alle maatregelen zullen nemen, die ter
bescherming van de veiligheid harer gebie
den noodig mochten blijken. Beide regee
ringen verplichten zich, bij een aanval op
een van beiden, elkander iedere, ook mili
taire hulp te bieden.
De troepen van een der partijen, die zich na
wederzijdsche overeenkomst ter nakoming van
het bovenstaande op het gebied van de andere
partij zullen bevinden, zullen, zoodra dit on-
noodig is geworden, onverwijld weer terugge
trokken worden.
Het protocol is in het Russisch en Mon-
goolsch opgesteld. Beide teksten hebben gelijke
geldigheid. Het protocol wordt bi) onderteeke-
ning van kracht en zal van dat oogenblik af,
tien jaar van kracht blijven.
In een hoofdartikel schrijft de Times, dat
het onmogelijk is, de Italiaansche regeering
niet verantwoordelijk te stellen voor het ge
bruiken van gifgassen in Abessinië. Na dit
heldenfeit, aldus de Times, zijn er voor Italië
in Abessinië geen verplichtingen meer over
gebleven, die nog geschonden zouden kunnen
worden.
Men is tot methoden van terrorisme over
gegaan, om een snelle beslissing te verkrij
gen, wat noodig is geworden, daar het den
Duce is gebleken, dat de diplomatieke, finan-
cieele en andere omstandigheden steeds be
narder worden.
Slechts de negus komt mot een goeden
naam uit deze beschavingsproef.
De Times wenscht een onmiddellijke wapen
stilstand en besprekingen- over de vrede,
waaraan de Volkenbond deelneemt. Geschiedt
dit niet, dan hebben de Volkenbondsleden geen
andere keus dan saam te werken en op hun
stuk te blijven staan,
Recherchewerk op zee.
De „Deli Crt." vernam uit Riouw, dat de
opiumrecherche het Nederlandsche stoomschip
„Zuiderkerk", dat aldaar een lading opium
in een sampang wilde overbrengen, heeft
achtervolgd.
Later deelde mr. Steinmetz, hoofd van de
opium- en zoutregie, die te Medan vertoefde
na een inspectiereis naar Riouw te hebben
gemaakt, aan het blad mede, dat de „Zuider
kerk", van Honkong komende, Riouw nader
de, waar een motorboot gereed lag, welke
volgens Informatie opium zou inladen.
Toen de recherche verscheen, ging de motor
boot er van door, terwijl de „Zuiderkerk"
naar Singapore vertrok, waar de politie een
onderzoek instelt.
Toen dit alles bekend was, zijn maatregelen
getroffen, die dezen smokkel moesten verhin
deren. Nabjj Pedra Branca (of Horsburgh)
stelde de recherche zich verdekt op en In den
namiddag van dien bewusten dag werd om
vijf uur de Japansche boot waargenomen.
Deze kreeg echter in de gaten dat er onraad
was en verdween onder de kim zonder nog
terug te komen. Het Nederlandsche schip dat
daarna om één uur des nachts passeerde, voer
gewoon door en op geen enkele wijze werd
natuurlijk gepoogd opnium door te geven.
Gelijk bekend, vindt dit doorgeven plaats
van een of andere plaats op het schip, waar
een lid der Chineesche bemanning de opilum
ln het water gooit op een zoodanige plaats,
dat een hulp van buiten ln een andere boot
aanwezig is om het weggeworpene op te
pikken.
In deze smokkelzaak zijn natuurlijk niet de
scheepvaart-maatschappijen noch de Europee
sche leden der bemanning betrokken zij
krijgen zelfs premies voor het aanhouden van
een smokkelaar doch wel de Chineesche be
manning die op allerlei verborgen plaatsen
van het schip smokkelwaar verbergt zonder
medeweten van den gezagvoerder.
Het Nederlandsche schip zette dus, zooals
gezegd, zijn tocht door en ging op normale
wijze door naar Singapore. Daar was inmid
dels de politie gewaarschuwd, die nauw con
tact houdt met onzen regiedienst, zoodat
men direct waarschuwt als een bepaald geval
van domein verandert.
In de haven van Singapore is de „Zuider
kerk" onmiddellijk aangehouden, ten einde
onderworpen te worden aan een onderzoek op
opium of andere smokkelwaar.
De marine vaart tegenwoordig weer, schrijft
het „Bat. Nwbl.". Vice-admiraal van Duim
heeft tijdens zijn commando kans gezien
ondanks de bezuiniging tot grooter aantal
oefenuren en tevens tot doelmatiger oefening
te komen; er kan niet aan getwijfeld worden
of zijn opvolger zal dit systeem nog uitbreiden
Uit den aard der zaak zal men er de voor
keur aan geven, deze oefeningen tevens dienst
baar te maken aan de eischen van het oogen
blik; zoo zal op grooter schaal en intensiever
dan tot dusver de politie ter zee worden uit
geoefend, hetgeen speciaal in sommige deelen
van den Archipel, waar visscherjj-moeilijk-
heden voorkomen, geen luxe is.
Ook in de wateren van Nieuw-Guinea zal
men de Nederlandsche vlag meer dan vroeger
zien verschijnen, en aldus wordt ook de ken
nis van heel dit zeegebied vergroot.
Uit Soerabaja meldt men aan het blad, dat
twee jagers „met verzegelde orders" zijn uit
gevaren. Dit bericht zou den indruk kunnen
wekken alsof hier of daar ernstige moeilijk
heden voorkomen of worden verwacht. Dit is
niet het geval. In het licht van het boven
staande is dit duidelijk; het feit zal zich ook
wel herhalen.
In dit verband verdient een bericht in de
„Java Bode" uit Ambon de aandacht, volgens
hetwelk in de buurt van Dobo drie Dornier-
vliegbooten der marine eenige Japansche vis-
schersbooten hebben betrapt, visschend in de
territoriale wateren.
De aangehouden booten zouden door de
„Reiger" naar Ambon worden gesleept.
Tevens meldt men, dat het in die streek
wemelt van Japansche vaartuigjes.
Het is werkelijk hoog noodig, besluit de
„Java Bode", dat het eskader zich ln die
streken vertoont.
MOTIE VAN DEN ALGEMEENEN
MILITAIREN PEN SIOENBOND.
De afdeeling Amsterdam van den Algemee
nen Militairen Pensioenbond, in openbare ver
gadering bjjeen op 7 April 1936.
kennis genomen hebbende van de publicaties
ln de dagbladen, inzake de korting op de pen
sioenen,
spreekt uit als haar meening:
dat korting op de pensioenen moet worden
beschouwd als aantasting van bestaande rech
ten;
dat met klem moet worden afgewezen het
door de regeering ingenomen standpunt, dat
pensioen is het resultaat van overleg tusschen
regeering en ambtenaar, aangezien een derge
lijk overleg nimmer heeft plaats gehad;
dat, indien dit overleg wel zou hebben plaats
gehad, toch ook de vermindering van het pen
sioen in overleg met belanghebbenden zou be-
hooren plaats te vinden, hetgeen nog uit geen
enkele handeling der regeering is gebleken;
dat bet bovendien bevreemding en sterke te
leurstelling heeft gewekt, dat de regeering
eenerzijds de vrijheid meent te mogen nemen,
de pensioenen van na 1 Januari 1921 te korten,
terwijl anderzijds nog altijd de pensioenen van
vóór 1 Januari 1921 zijn gebleven beneden het
minimum van hetgeen in verband met den
levensstandaard noodig moet worden geacht;
dat om deze en veel andere redenen met
kracht en met klem een korting op de pensioe
nen moet worden afgewezen;
roept alle gepensionneerden op, zich binnen
de grenzen van het wettelijk toelaatbare en
behoorlijke, te keeren tegen deze aantasting
van hun pensioenen,
besluit deze motie ter kennis te brengen van
de Regeering, de Volksvertegenwoordiging en
de Pers,
en gaat over tot de orde van den dag.
9 April. Och, er is meestal wel sensa
tie genoeg om over te schrijven. Zoo staat
bijvoorbeeld in één nummer te lezen:
lo. dat een meneer in Toulouse, die den
merkwaardig-korten achternaam O draagt,
zjjn jonggeboren zoon curiositeitshalve wilde
inschrijven onder den voornaam A, zoodat
het jongmensch „tout court" A O zou heeten.
De ambtenaar op het stadhuis vond, dat in
dien men al geen Alexandre Théophile Maxi-
milien Chaeaubriand de Chauteaudun et Cas-
teljaluox wil heeten, men althans een mid
denweg bewandelen kan en dat A O een
goede naam is voor een duikboot of een
kunstmensch, maar niet voor 'n Robot van
vleesch en bloed. En nu is meneer O Sr., daar
de Rechtbank den ambtenaar gelijk gaf, in
hooger beroep gegaan. Wat iemand er toch
soms voor over heeft, om zijn kind een steen
om den nais te binden!
2o. dat Professor Boner, van de Universi
teit van Eustin (Texas) zich als een meer
dan gewone menschen vriend heeft ontpopt.
Hi kon den angst en de zenuwachtigheid
van zjjn examinandi niet lange: aanzien en
besloot, de stakkers voortaan op hun gemak
te zetten door van de examens theekransjes
te maken, met taartjes, koekjes en bonbons,
alles nog wel voor eigen -ckening;
3o. dat een van de bekendste New York-
sche kranten c.en laatsten tijd de aandacht
op zich vestigde door bijzonder geslaagde
foto's, die hechts genomen konden zjjn door
ee# waaghals, die over een verbluffende han
digheid beschikte. En nu heeft Blik Jones, de
fotograaf, zjjn geheim prijsgegeven. Hij liet
de opnamen doen door... een chimpansee,
dien hjj daarvoor had getraind en die met het
toestel naar de onbereikbaarste pui.ten klau
terde.
Maar hoe men dan ook verder in die krant
zoekt, meer pikants, meer amusants, mee»
sensationeels is er niet in te vinden.
Is daar niets aan te doen?
Jawel, er is wel wat aan te doen.
Het systeem van de sprekende opschriften
is nog pas in opkomst. Vroeger was een op
schrift heelemaal bijzaak. Het werd be
schouwd als een soort noodzakelijk kwaad.
De waardigheid van den tjjd schreef voor,
dat *n opshcrift „rustig" en „algemeen" werd
gehouden. Boven het bericht dat een aard
beving in Japan 5000 huizen had verwoest,
stond „Japan" of hoogstens „Een Ramp".
Boven het bericht, dat een notaris er met 2
millioen van zjjn cliënten vandoor was, stond
„Verdwenen". Tegenwoordig is de kop soms
grooter dan het bericht. Maar niemand
schjjnt nog gedacht te hebben aan de moge
lijkheid een krant, die oninteressante berich
ten bevat, althans te vullen met sensationeels
koppen. Het lijkt ons, dat voor de courant,
die hiermee durft beginnen, het succes niet
uit kan blijven. Oordeelt u zelf eens:
Olifant daalt met parachute uit
zweefvliegtuig.
Men meldt ons dat het contract tusschen
de provincie Zuid-Holland en de waterschaps-
en gemeentebesturen betreffende bijdragen in
het onderhoud van de stand te brengen pro
vinciale wagen in de Alblasserwaard getee-
kend is.
60 paarden bekneld ln een schoorsteen.
Bjj het Verbond van Nederlandsche Werk
gevers is ln brochurevorm een commentaar
verschenen op de Wet op het verbindend en
onverbindend verklaren van ondernemers
overeenkomsten.
De „Queen Mary" geland op het dak van
het Hoogerhuis.
De trambaan van de opgeheven ljjn Scha-
genWieringen is gisteren voor de som van
7466 aan den heer C. Borst te Barsinger-
horn verkocht.
Men moet toegeven, dat minder boeiende
berichten er aanzienlijk leesbaarder door
worden
Geen verlenging.
Naar gemeld wordt, heeft de minister van
sociale zaken het van enkele zijden ontvan
gen verzoek om de regeling Inzake den
brandstoffenbijslag, voor ondersteuning werk-
loozen, welke tot 1 April van kracht was, te
verlengen, moeten afwijzen.
De minister heeft bi) zijn beslissing over
wogen, dat de middelen om de verlenging van
deze regeling te bekostigen, hem ontbreken.
MONOPOLIE VOOR SPINAZIE- EN
RADIJSZAAD.
Naar van bevoegde zijde gemeld wordt, is,
evenals voor andere landbouwartikelen, een
monopolie voor den in- en uitvoer van spina
zie- en radijszaad Ingesteld.
Met ingang van 6 April is als monopolie
houdster hiervoor aangewezen de Nederland
sche Akkerbouwcentrale.
MINIMUM VERKOOPPRIJZEN VOOR
EIEREN NAAR DUITSCHLAND.
De minimum-verkoopprijzen voor eieren
naar Duitschland, incl. verpakking, franco
grens, zjjn voor de periode van 810 April,
vastgesteld op C-klasse, gewicht 5253 kg.
B-klasse, gewicht 5768 kg, 3.20;
A-klasse, gewicht 6263 kg, 3.60; S-klasse,
gewicht boven 65 kg, 3.80, alles per 100.
Monopollcheffing 50 ct. per 100 stuks.
Prijzen voor eendeieren zijn naar groottei
2.40, 2.45, 250, 2.65 en 2.60 per
100 stuks.
GEWICHTSGRENZEN KALVEREN.
De Nederlandsche Veehouderijcentrale maakt
bekend, dat ten aanzien van de kalveren,
waarvan het aanhouden door een identiteits
bewijs gedekt dien te zijn, met ingang van
1 Mei 1936 als laagste gewichtsgrenzen zul
len gelden:
voor wel of niet gecastreerde stierkalveren
60 Kg.
voor vaarskalveren 100 Kg.
Mitsdien wordt den veehouders in hun eigen
belang aangeraden, kalveren, welke op den
voornoemden datum de aangegeven gewichts
grenzen zullen hebben bereikt, ten spoedigste
ter schetsing aan te bieden, indien dit nog
niet is geschied.
's-Gravenhage, 7 April 1936.