HOEKJE ©ypEüs ■POPULAIR BIJVOEGSFI VAM ne HELDERSCHE COURANT pe vaart naar den dood van de „Merrimac". Het schip, dat niet wilde m zinken ZATERDAG 9 MEI f?56 AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN VOOR DE 'JUTTE RTJ El nadruk, zelf3 fragmentarisch verboden) president Roosevelt heeft nu ook per- ^alijk bewerkt, dat het opschrift op de jjnapolia (Amerikaansche Zee-academie) aangebrachte heldengedenksteen ter eere de dooden van den slagkruiser Vjiaine", <iat door geheel Spanje U een beleediging van zijn militaire eer Aangevoeld werd, zou uitgebeiteld wor- jen Dit gebaar, van verzoening zal in le twee landen de grootste voldoening te iveeg brengen. De Amerikanen gedenken bij deze gele genheid de dappere vaart naar den dood °an een anderen Amenkaanschen kruiser, je „Merrimac". Ook dit is bijna 40 jaar „eleden. De Spaansch-Amerikaansche oorlog, die plaats vond rond het keeren der eeuw, werd gevoerd om het bezit van Cuba. In pet jaar 1895 braken op Cuba de eerste onlusten uit. Uit deze bestendige opstan den tegen de Spaansche heerschappij ont wikkelde zich eindelijk de oorlog, in 1898. Gedurende dezen tijd liep de Amerikaan sche kruiser „Maine" de haven van Ha vanna binnen. Hij bleef aldaar opvallend lang voor anker liggen. De Spanjaarden deden evenwel of ze niets bemerkten, en bleven voortgaan met de bemanning zoo wel als de officieren van het Amerikaan sche oorlogsschip de grootste gastvrijheid te verleenen. In den nacht van den 16 en Februari geschiedde dan het verschrikkelijke. De slagkruiser „Maine" vloog met zijn ge heele bemanning in de lucht. De oorlog was daar. *- Cervera In den val. Het Oost-Azië-eskader der Amerikanen, dat voor Hongkong lag, stoomde dadehjk naar de Philippijnen waar een deel van de Spaansche vloot in een open zeeslag vernield werd. Tegelijkertijd bezetten de Amerikanen Cavito, de versterkte zee haven voor Manilla, de hoofdstad der Phi lippijnen. Admiraal Simpson, kommandant van het Amerikaansche Atlantische Oceaan-eskader, beperkte zich voorloopig ertoe, tot het beschieten van de Noord kust van Cuba. Intusschen ijlde de Spaan sche vloot uit Europa naar Cuba om het eiland te beschermen. Zij stond onder be vel van admiraal Cervera. Toen Cervera met zijn schepen ter hoogte van Santiago verscheen was van de Amerikanen niets te bespeuren. Hij kon dientengevolge on gehinderd met zijn vloot de haven binnen- loopen. De Spaansche admiraal kon im mers niet vermoeden dat de Amerikanen hem in een val gelokt hadden. Een schip met volledige be manning moet zich opofferen. De bevelhebber over de Amerikaansche* vloot had werkelijk het inzicht, de vloot der Spanjaarden in de haven Santiago te blokkeeren. Dat was op zich zelf gemakkelijk uit te .,Je was 29 toen ik je voor den eersten keer ontmoette dat was enkele jaren keieden en nu ben je nog geen dertig." ■Nou, het ééne Jaar komt en het andere «aan voeren, daar de haven van Santiago met de open zee slechts door een smal kanaal In verbinding stond. Slaagde men erin, In dit kanaal een schip te doen zinken, dan was de door vaart versperd en de geheele Spaansche vloot gevangen. Het ontwerp had namelijk een moeilijkheid. Dit kanaal werd name lijk beheerscht door twee forten, die met het modernste geschut waren toegerust. Zonder eenigen twijfel was dan ook de be manning van het Amerikaansche schip, dat zich daar rustig naar den kelder zou laten schieten, geheel ten doode opgeschre ven. Maar de Amerikaansche zeelui gaven biyk van een werkelijke doodsverachting. Nauwelijks had de kreet „Vrijwilligers naar voren" weerklonken, of reeds meld den zich honderden Amerikaansche matro zen aan, die bereid waren, hun leven in de waagschaal te zetten, ten einde het koene plan van admiraal Sampson ter ver wezenlijking te brengen. Het schip, dat geofferd moest worden was de oude krui ser „Merrimac". Het bevel over de, den dood trotseerende bemanning, nam luite nant Hobson over. De hel brak los. Bij het krieken van den dag voer de „Merrimac" van uit zee in het smalle ka naal. Nauwelijks waren de hurahkreten van de dappere bemanning uitgestorven, of de Spaansche vuurmonden van de be- heerschende hoogten braken los. Van alle kanten regende het granaten. Eindelijk was de „Merrimac" onder den hagel van het Spaansche kanonvuur in het midden van de "doorvaart" aangekomen; en daar gaf de dappere bevelvoerder luitenant Hobson, bevel het anker te werpen. Maar tot hun ontzetting stelden de Amerikanen vast, dat de ankerspillen reeds stukgescho- waren. Ook het roer weigerde te gehoor zamen. Langzaam gleed de „Merrimac" over de plaats, die men als geschiktste voor te zinken gekozen had, heen. Doe de kruitkamer springen! Luitenant Hobson had zijn officiers- woord gegeven, het bevel van den admi raal ten uitvoer te brengen. Daarna moest in alle haast gehandeld worden. „Doe de kruitkamers springen", brulde de dappere over het dek. Korten tijd na dit bevel verscheurde twee verschrikkelijke losbarstingen de lucht, maar van de zeven kruitkamers van de „Merrimac" waren er slechts twee ont ploft. Nog altijd zette de „Merrimac" haar tocht voort. De onderzeesche mijnen, waarop het schip liep, vermochten het eveneens niet, haar vaart te remmen. Een deel van het voorschip werd weggerukt, en de „Mer rimac" bekwam slagzij, maar alle bescha diging ten spijt zette de oude kruiser zijn vaart naar den dood voort. Ondertusschen vuurde de Spaansche artillerie ononderbroken op het schip. Ge- ruimen tijd reeds was de commandotoren niets meer dan een woeste puinhoop en waren de masten neergeslagen. Weer vloog een granaat over het dek, dood en verderf om zich heen zaaiende; daar wierp luitenant Hobsen zich in de ma chinekamer. Zijn laatste hoop bestond daarin den stoomketel van het schip te doen springen, maar het was al te laat. Stoomketels eu de geheele machinekamer stond onder water. Op hetzelfde oógen- blik liep de „Merrimac" uit het smalle ka naar de haven van Santiago binnen. Het schip kraakte en steunde aan alle kanten, maar het leefde. De „Merrimac" wilde niet zinken, en heeft dit ook niet gedaan. Amerika in den roes. De koene onderneming was dus, alle doodsverachting der Amerikaansche ma trozen ten spijt, spaak geloopen. Luitenant Hobson en de weinig overlevenden werden door de Spanjaarden gevangen genomen, doch als helden behandeld. In een open zeeslag werd later de vloot van den Spanjaard Cervera door de Amerikaan sche matrozen op veiyletterende wijze ver slagen. Geheel Amerika leefde in een roes van vreugde en geestdrift Luitenant Hobson was de held van den dag toen hij uit zjjn gevangenschap terugkeerde. De Ameri kaansche steden betwisten elkaar zijn be zoek. De reis van Hobson en de zijnen door de Vereenigde geleek in ieder geval op een triomftocht, zooals Amerika er later geen beleefd heeft F. N. Sild. DE MODERNE TARZAN VAN WEST-AFRIKA. Men noemt heden in geheel West-Afrika Juan du Berrie den modernen Tarzan. Het is namelijk gebleken dat hij de kunst ver staat zich met de gorilla's In hun eigen taal verstaanbaar te maken. Hij kent hun verzamelingsroep en weet ze samen te roepen. Hij kent hun alarm roep en stuurt ze tot in de hoogste boom toppen wanneer ergens gevaar dreigt. Deze merkwaardige man heeft meer dan de helft van zijn thans 56-jarig leven in het oerwoud doorgebracht. Voor het eerst maakte hij kennis met dieren op zijn 3de levensjaar, toen namelijk zijn vader, die toen op Malta leefde een wilde Russische wolf gebracht werd. Het voortdurend huilende, schreeuwende dier dat zich niet thuis kon voelen wekte toen zoozeer het medelijden van het kind, dat het in den nacht bij de wolf sloop, en hem poogde te troosten. Den volgenden morgen vond men de kleine Juan naast het rustig geworden dier, die het kind niet het minste kwaad deed. Op dit oogenblik wist het kind intuitief voor het eerst welke macht hij over de dieren bezat, hoe hij hun taal begreep, en zich in hun zlei in kon leven. Sedert dat oogenblik heeft hij zich niet meer van de dieren gescheiden. SCHADUWEN OVER DE SCHOOL. (Slot.) In ons vorig artikel wezen we reeds op het feit, dat in de laatste jaren van alle zijden een beroep gedaan wordt op de school en we dientengevolge heel wat bin nen de schoolmuren kregen, dat eigenlijk een soort propaganda was voör industrie, vereenigingen etc. Zeker, in dit alles schuilt volksbelang en als zoodanig ook onderwijsbelang. Maar, waar trekt men hier een grens? Laat men toch bij alles rekening houden met den aard van ons lager onderwijs, dat ten slotte allereerst elementaire kennis heeft aan te brengen. Men brengt als maar nieuwigheid in de school, doch ziet over het hoofd, dat tenslotte het leerplan aan bepaalde grenzen gebonden is. Het is niet een stuk elastiek, dat twee- of driemaal de lengte uitgerekt kan worden! We er kennen volkomen de waarde van verkeers- onderwijs, bekendheid met doel en wezen van instellingen als: Volkenbond, Monu mentenzorg, Dierenbescherming, Geheel onthouding, enz. enz. maar het is niet ver antwoord, al deze dingen en nog zooveel andere op de school binnen te brengen en er een deel van het leerplan voor op te eischen, waaneer niet gelijktijdig op de bestaande leerstof besnoeid wordt! Men versta ons goed: wij zijn niet tegen vernieuwing van het onderwijs, wanneer het volle leven dit noodzakelijk maakt, doch wij willen slechts waarschuwen tegen de overbelasting, welke thans het lager onderwijs bedreigd. Het is een zeer beden kelijk verschijnsel, hetwelk thans meer en meer zich openbaart: het voor alles en nog wat de aandacht vragen van het on derwijs. Hoe goed ook bedoeld en hoe waarde vol overigens uit oogpunt van volksop voeding, mag toch nimmer uit het oog verloren worden, dat niet tengevolge van het ééne het andere verwaarloosd wordt. De klachten over de resultaten van het lager onderwijs nemen onrustbarend toe, op allerlei wijze zoekt men in onderwijs kringen het onderwijs in de voornaamste onderwijsvakken lezen, rekenen en moe dertaal te verbeteren, doch het komt ons voor, dat alleen dan succes verkregen kan worden, wanneer deze twee problemen on der oogen worden gezien: a. Welke eischen kunnen we laten ver vallen wat betreft het gewone onderwijs. b. In hoeverre kunnen wij het lager on derwijs dienstbaar maken aan het meer algemeen vormend onderwijs. En wij gelooven, dat bij den tegenwoor- digen stand van zaken de eischen voor de de verschillende onderwijsvakken belang rijk verlaagd kunnen worden. De leerstof, zooals deze thans op de gewone volks school is, is te veel berekend op de eischen van het voortgezet onderwijs. Er wordt het kan niet anders gewerkt op examens voor toelating op H.B.S, Muk^ Nijverheidsonderwijs enz. Deze gang van zeiken vereischt ongetwijfeld den geheelen beschikbaren schooltijd en nog enkele uren per dag na school. Het vermeerderen van leerstof kan thans niet ongestraft plaats vinden. Alleen door sterke besnoeiing en een betere samenwerking tusschen lager en voortgezet onderwijs kan in de toe komst tijd worden vrijgemaakt voor het opdringende nieuwe. Mëh wil 'hier niet aan en de gevolgen blijven dan ook niet uit. Ons onderwijs is topzwaar, onrustig en... het beantwoord absoluut niet aan de gestelde eischen. Reeds vroeger heeft Frits van Raalte aan de hand van een door hem ingestelde en quête gewezen op het feit, dat er ieta schort aan ons onderwijs. „Er moet ergens iets niet in orde zijn: öf de leerstof deugt niet óf het bevattingsvermogen der leer lingen niet öf de behandeling ervan niet öf het schort ergens anders..." Er is iets, dat aan wormstekigheid doet denken..." (Alg. Hndbl.) Wezen we hierboven reeds op de aan slagen, welke gepleegd worden op den lestijd in de school, er doet zich ook een tweede, niet minder belangrijk feit voor: Wie zien thans ook hoe de leerling nh de school op duizend en een wijze belast wordt met allerlei nuttige dingen. We noe men slechts: zang, muziek, geheelonthou ding, dammen, zaagwerk, sport, bioscoop, schaken, tooneel enz. enz. Dit alles doet het kind gaarne, het heeft er inderdaad belangstelling voor. Maar alweer, waan moet de tijd voor dit alles vandaan ko men? Schaken, zij het dan facultatief en nè, school, verdient stellig uit oogpunt van volksopvoeding waardeering. Maar is dammen, of bridgen of welk spel dan ook, niet even waardevol? We kunnen onze schoolkinderen wel met alles en nog wat bezig houden, maar laten we niet ver geten, dat het voor het nieuwe doorgaans zooveel belangstelling toont, dat het er geheel door in beslag genomen wordt. Dit heeft een sterk verminderde aandachts concentratie voor de gewone lesvakken tengevolge. De huidige schooljeugd ver toont dit verschijnsel in steeds toenemen de mate. Daarnaast blijft het voor öns een open vraag, of kinderen, die geleerd heb ben hun aandacht in het spel te concen- treeren, die nu óók zullen doen bij het onderwijs. De ervaring heeft ons totnogtoe niet veroorloofd deze bewering te beamen. Summa summarum lijkt het ons noodza kelijk, dat het opdringen van nieuwe ont- wikkelingsstof ernstig overwogen dient te worden en dat herziening van de bestaan de eischen voor het gewone onderwijs on verwijld plaats vindt. Het zou de thans bedreigde rustige sfeer in de klasse ten goede komen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 21