De vrouw op het Duivelseiland.
DE DICHTER
PAG. 2
ZATERDAG
JUTTERT.tp
Marie Langeac Gevangene 27614 op Guyana.
Populaire Rubriek
De voormalige Fransche gevange
nisdokter JeanAlbert Masson, die
langen tijd als zoodanig werkzaam
was, heeft aanteekeningen achter
gelaten, waaruit we de geschiedenis
ji de eerste en eenige vrouw kun
nen meedeelen, die als gestrafte op
het Duivelseiland verwijlde. Een
drama van de offervaardigheid der
liefde.
Een putcli van gevangenen en
hun slachtoffer.
De gevangenisdokter J. A. Masson,
wiens aanteekeningen over zijn werk op
het Duivelseiland voor het eerst gepubli
ceerd worden, was geenszins schrijver van
beroep. Nuchter en zakelijk derhalve is
ook zjjn relaas over het lot der Guana-
gevangene 27614. Een drama, dat in geen
geval verfraaiing van noode heeft.
Jaren zijn voorbijgegaan sinds op het
Duivelseiland en nog wel op St. Laurent
du Maroni, een oproer onder de gestraften
op touw werd gezet. Zooals naar ge
woonte werd de putch onderdrukt, zeven
personen werden op een afzonderings
eiland gebracht. Het eenige slachtoffer
van deze putch was de gestrafte 27614,
genaamd Jules Dédé, zooals uit de lijs
ten bleek. Met deze nuchtere vaststelling
echter was de zonderlinge samenhang
lang niet opgeklaard, want Dédé had ge
heel niet aan den putch deelgenomen. Hij
lag reeds op sterven, maar hij bezat in
elk geval nog krachten genoeg om aan de
verbaasde dokters en gevangenisopzich
ters het zonderlinge verhaal van zijn
levensloop te onthullen.
„Ik ben een vrouw!"
Men had Dédé met een zware hoofd
wond in het klein hospitaal binnenge
bracht Maai' ondanks zijn zware ver
wonding verzette zich de gestrafte tegen
elk onderzoek. Eindelijk verzocht hij met
zwakke stem met den geneesheer alleen
gelaten te worden. En dan begon hij te
vertellen:
^Luister dokter, ik moet u iets beken
nen! Ik ben in 't geheel geen man ik ben
een vrouw. Ik heet ook niet Dédé, maar
Marie Langeac, zijn vriendin. Waar Dédé
zich bevindt, weet ik niet, u zult hem ook
niet meer vinden, want ik ben immers
hier sinds jaren gevangen!"
Vlucht en noodlot.
Onder de apachen van Parijs was zij
opgegroeid. Haar minnaar was deze Jules
Dédé. Op zekeren dag had hij om harent
wil een mededinger gedood. Verzachtende
omstandigheden bestonden voor deze
apachen niet: levenslang Guyana! Maar
Marie Langeac had hem gezworen, dat zij
hem zou volgen om hem de vlucht moge
lijk te maken. En deze eed hield zrj. Op
zekeren avond sloop een inboorling in de
gestraftenafdeeling, waar Dédé zich be
vond en fluisterde hem toe, dat Marie
Langeac alles voor de vlucht had gereed
gemaakt. 24 uur later was Dédé verdwe
nen. Drie verschrikkelijke dagen en nach
ten had hij m het moeras doorgebracht,
toen de hem vervolgende bewakers de
jacht opgaven.
Dan ontmoette hjj Marie. Zij verwis
selden van kleeding. Dédé beweerde dat
het was om haar tegen de vergiftige in
secten te beschermen. Of was het om hem
zelf de vlucht gemakkelijker te maken?
Tot haar dood geloofde Marie Langeac
aan de eerste beweegredenen. Nog eens
vier en twintig uur later vluchtten zij op
twee smalle bootjes, die Marie van in
boorlingen had weten te bekomen. In den
volgenden nacht brak evenwel een storm
los. Hun booten werden van elkaar ge
scheiden. En toen de storm bedaarde en de
dag aanbrak, spoelden de golven de boot,
waarin Marie Langeac alleen zat, hoog op
het strand.
De liefde tot Georges Radoub.
Dédé en Marie Langeac hadden onge
veer de zelfde gestalte. Alvorens naar
Guyana te komen had ze zich de haren
kort laten knippen, als een man. En ze
droeg het gevangenenpak van Guyana met
het ingenaaide nummer 27614 begrijpelijk
is het dus, dat men Marie Langeac als
Jules Dédé overbracht op een van de straf -
eilanden voor ontvluchtte Guyanagestraf-
ten.
En zij zelf zweeg. Want in het eerst
wilde zij Dédé de vlucht mogelijk maken
en zelfs na jaren vreesde zij nog dat de
troep der vervolgers op hem jacht zouden
maken, indien ze haar geheim verried. Zij
zweeg tot den dag toen een jong bewaker,
Georges Radoub genaamd, bij de afdeeling
waartoe zij behoorde, ingedeeld werd. Op
zekeren dag werd ze zich ervan bewust
dat ze hem lief had. Zij deelde hem haar
geheim mede. Naar buiten zweeg Radoub.
Maar tusschen de zoogenaamde Jules
Dédé, in werkelijkheid Marie Langeac, en
den bewaker Georges Radoub, sponnen
zich al spoedig de banden der liefde.
Ik sterf voor hem!
Eenige gestraften hadden bemerkt dat
de zoogenaamde Dédé en dezen opzichter
dikwijls met elkaar fluisterden, meer in
ieder geval, dan dit tusschen bewakers en
gestraften veroorloofd was.
Zrj hielden dan ook Dédé voor een ver
spieder en een verrader. Zoo gebeurde het
dat de gewaande Dédé de eenige was die
niets wist van het lang van te voren voor
bereide putschplan.
Marie Langeac was al zoo verrast als
Georges Radoub, toen op een morgen de
sterkste kerel van de strafkolonie, een
krachtige neger, zijn hamer in de hoogte
zwaaide om Georges Radoub neer te slaan.
Buiten bezinning sprong Marie Langeac
tusschen beide. Aldus bekwam zij den
doodelijken slag.
Georges Radoub kon zich redden en
met zijn wapen den terugtocht bevechten.
„Ik sterf voor hem!" dat waren de laat
ste woorden van Marie Langeac, de eenige
vrouwelijke gevangene op Guyana.
Jules Martin.
„Je ziet er nog al verstoord uit."
„Ja, dat kan wel. Ik schreef een anonie-
men brief en nu kan ik me niet meer
herinneren of ik die geteekend heb of
niet."
VERANDERING.
Zoekt deze niet en vreest haai
evenmin: past U aan.
Er zouden heel wat minder menschen
ongelukkig zijn, indien ze wat meer aan
passingsvermogen bezaten. Want deze tijd
brengt haast voor ons allen verandering,
welke niet altijd van de aangenaamste
soort is, daar zij veelal neerkomt op het
inbinden van de eischen, die wij aan het
leven stellen.
Maar al te dikwijls wordt hier op ge
reageerd met zelfbeklag, met breed-
voudige overpeinzingen over: hoe anders
vroeger alles was, wat dan steeds neer
komt op: „wat had ik het vroeger toch
veel beter".
Dat zulk een gedachte weieens bij ons
opkomt, het is alleszins te begrijpen,
maar wanneer ons heele leven in het teeken
van dergelijke gedachten komt te staan,
dan vragen wij ons op eeh oogenblik af:
„Wat helpt het ons? Wat komen wij er
verder mee? Niets".
Het is veel verstandiger, om de veran
derde omstandigheden sportief op te
nemen, in dezen zin dat men onmiddellijk
het standpunt Inneemt: „in leder geval het
beste ervan maken".
Gesteld U moet een deel van Uw
inkomen derven, en U heeft tot nu toe
ongeveer dat geheele inkomen geregeld
verbruikt.
Welnu, verspilt geen tijd met klaagliede
ren. De uitgaven moeten verminderd
worden.
Begint na te gaan, hoe dit het beste kan
gebeuren zoodnaig, dat U er den minsten
last van ondervindt.
Wanneer er toch al weinig luxe-posten
op Uw budget staan, is het 't beste het
bedrag, dat bezuinigd moet worden, over
alle posten te verdeelen. Men kan met een
beetje overleg op b.v. vijf verschillende
posten 2.per maand verminderen,
gemakkelijker dan één post ineens 10.
lager te stellen.
Dit over „veranderen" in den zin van
financieel aanpassen.
Er zijn ook andere veranderingen in het
leven de een zal deze welkom heeten,
zelfs zoeken, de andere houdt kramp-?
achtig vast aan al het oude, en vreest elke
wijziging daarvan. Beide uitersten zijn
verkeerd. Wanneer Uwl even goed en doel
treffend is ingedeeld, waarom zoudt U dan
veranderingen gaan forceeren? De neiging
daartoe heeft dikwijls een verborgen reden:
iemand zal b.v. een omstandigheid in zijn
leven hebben, die hem niet bevalt, maar
die hij momenteel niet ingrijpend kan ver
anderen. Zoo iemand gaat dikwijls aan het
veranderen van allerlei andere dingen in
zijn leven, die heusch geen verandering
behoeven. Dit is dan een soort uitlaatklep,
een tot-iedere-prijs zoeken naar actie
veroorzaakt door een gedeeltelijk onderbe
wuste ontevredenheid over iets geheel
anders.
Dit is nutteloos, want zoo iemand blijft
aan het zoeken en veranderen, terwijl aan
de kwestie, die hem eigenlijk dwarszit
toch niets te doen is.
Daarom, wanneer U zoo'n onbestemde
neiging tot veranderen krijgt, peilt dan wel
degelijk Uw motieven. Vraagt Uzelf af:
„Wil ik werkelijk dit veranderen? Of is er
iets anders, dat mij onrustig maakt en tot
zinnelooze actie aanzet?"
Zulk peilen leidt tot zelfkennis, en zelf
kennis kan een mensch, die van zijn leven
het beste wil maken, nooit genoeg hebben.
Een ander geval is, wanneer het leven
ons ongezocht veranderingen brengt.
Het kan zijn, dat U b.v. eenvoudig moet
verhuizen, of dat de omstandigheden mee
brengen dat U Uw werkwijze of werkuren
wel moet wijzigen. Vreest zulke verande
ringen niet: denkt vooral niet, dat
wereld zal vergaan omdat U voortaan ni7
meer alles precies zóó zal kunnen doe!.1
als U het tot nu gedaan hebt.
Wat het leven in dezen zin vanzelf o*
onzen weg brengt, dat hebben wij nood!?
om iets te leeren, om iets af te
of wat dan ook, anders zou het niet on
onzen weg komen. Schrik er daarom niet
voor terug, maar zoek direct naar de beste
wijze om U aan te passen. In zoo'n geval
kan het goed zijn, om op eigen initiatief
nóg een en ander te wijzigen om in com
binatie met die wijzigingen van de ver"
anderde omstandigheden een harmonisch
geheel te maken.
Dr. JOS DE COCK.
„Hoe lang duurt 't om een patiënt van
blindedarmontsteking te genezen?"
Dokter: „Bedoelt u finantieel of licha
melijk."
WERELDOVERZICHT IN KORTE
BERICHTEN.
Goudvisschen zien graag blauw.
In Indië worden in een dierkundig in
stituut proeven genomen met goudvis
schen, teneinde hun reactie op bepaalde
kleuren na te gaan. Goudvisschen gaven
in ieder geval de voorkeur aan blauw-
gekleurde wateren en planten.
Vyflingen hebben meer aantrek-
kingskracht.
Aan de Niagara-watervallen neemt men
sinds eenige maanden waar, dat het aan
tal bezoekers, toeristen en vreemdelingen,
sterk aan het verminderen is. Men is van
meening, dat de schuld daarvan ligt in de
aantrekkelijkheid van de vijflingen, te
Callander.
Hartziekten nemen toe.
Het Amerikaansche ministerie van
volksgezondheid verzekert, dat het getal
der hartziekten sinds 1900 met 61 is
toegenomen.
Russische liederen verboden.
In Poolsche restaurants mogen in het
vervolg geen Russische liederen meer in
het openbaar gezongen worden. Een po
litiek besluit legt een zware straf op het
uitvoeren van deze liederen.
„Ja," zei mijnheer Zuinig, tegen den
winkelier, die hem een radiotoestel had
verkocht. „Ik heb maar één aanmerking
op het tweedehandstoestel." „En dat is
mijnheer," informeerde de ijverige winke-
ler. „Dat de lampen niet genoeg licht ge
ven om bij te lezen... was het antwoord
van mijnheer Zuinig.
door
KATHERINE TIMTUR.
Het glijden van het muurtje zou de
beste filmster Fen niet na hebben kun
nen doen; de mysterieuze blik was betoo-
verend. Toen hief zij haar beide handen
op, ging een pas naar voren zei... Idioot!
Fen wreef met een pijnlijk gezicht haar
arm en blikte alles behalve mysterieus
omhoog langs het muurtje, waar de steen
vandaan was gekomen.
Een verschrikt hoofd met touwachtig
haar en ontelbare sproeten stak daarover
heen en zei: O sorry! deed het erg pijn?
Wacht ik kom al. Vervolgens zag Fen,
dat het hoofd ook nog twee lange stake
rige beenen bezat, gehuld in oranje ge
blokte kousen en plus fours, die laags het
muurtje naar beneden kwamen zakken.
Het volgend oogenblik was er een com
pleet jongmensch beneden, dat met een
onwaarschijnlijk breeden glimlach en een
klopje op het muurtje naast zich Fen tot
plaatsnemen noodigde. Zij voldeed zuch
tend aan dit vervoek en probeerde verder
de doen, alsof de jongeman er niet was.
Deze liet zich hierdoor volstrekt niet in-
ttmideeren. Hij stak een grashalm in zijn
mond, zuchtte Fen op bespottelijke wijze
na en kondigde toen aan:
Overigens heet ik Jack.
Nadat Fen zich beleefdheidshalve even
eens had voorgesteld, viel er een groote
stilte.
Tenslotte informeerde Jack:
Waaraan dacht gij zoo ernstig,
schoone Jonkvrouwe?
Aan Lewis Montgomery, zei Fen. Zij
verwachtte ieder oogenblik, dat de jonge
man zou vragen of dit een aangebeden
filmster was of haar verloofde, maar de
jongeman zei alleen maar:
O, ja, de dichter.
Fen was verbaasd. Stel Je voor een
jongeman, die oranje geblokte kousen
droeg, Jack heette en toch iets van ge
dichten afwist. Daarom zei ze ook onge-
loovig:
Dat weet je natuurlijk uit een cata
logus!
En om hem gelijk heelemaal te over
troeven loog ze:
Ik vind zijn gedichten prachtig en
bovendien ken ik hem persoonlijk heel goed.
Naast haar klonk een kreet van bewon
dering; Jack sloeg zijn linkerbeen over zijn
rechter en zei:
Daar ga ik eens gemakkelijk voor
zitten. Kén je Lewis Mongomery, de
dichter-sfinx En hoe ziet hij er uit. Erg
mondain
En nu beschreef Fen den dichter, zooals
zij hem zich altijd had voorgesteld. Onge
veer 25 jaar oud was hij en zijn glanzende,
zwarte lokken golfden om zijn hooge
slapen. Zijn melancholieke oogen verraad
den, dat hij veel leed had gekend. Bij de
beschrijving van des dichter blanke,
slanke handen, bekeek Jack ernstig zijn
eigen, niet bepaald slanke vingers, doch
toen Fen als hoogtepunt Montgomery's
j hooge albasten voorhoofd bezong, toonde
hij Fen een vreemd verwrongen gedicht,
dat zich tenslotte ontspande tot 'n grijns,
zóó wijd, als Fen niet gedacht had, dat
een menschenmond er ooit toe in staat was
Fen brak woedend haar verhaal af. Dit
was weer een van die jongens, die geen
greintje gevoel hadden voor kunst en
aleen maar aan gramofoonplaten en
cricket dachten. Juist toen zij van plan
was om den jongeman eens precies te
zeggen, wat zij van dergelijke individuen
dacht, zag zij dat Jack's aandacht geves
tigd was op een ouden heer met het uiter
lijk van een walrus en een blauwen zonne
bril, die hijgend en blazend het hobbelige
paadje naar boven, dat langs het muurtje
leidde, beklom.
Jack maaide met zijn arm door de lucht
en riep: Hallo Dad, kom eens even hier.
Ik... Maar toen rende hij al op hem te»
en onder den arm steunend op Fen toe
leidend, zei hij plechtig: Dad, dit
jonkvrouwe Fen, een nieuwe kennis.
Fen, dit is mijn vader... hm, him-j
Lewis Montgomery. We kunnen het heuse»
niet helpen!
EINDE.