PAG. 6 mm M T JUTTERTJE ZATERDAG 16 MEI 1936 De oude ezel, KEES IS DE WINNAAR. Een kleurprentje. Beste jongens en meisjes. Nu hebben we dan toch de „Zomertfld" ai is bet nog lente. Jullie gaan 's avonds naar bed als de zon er nog niet aan denkt om in zee weg te kruipen en 's morgens Mn word je door de zon gewekt. Ja, dat is fijn, want van de zon houden we alle maal, de kleine kindertjes die nog maar tien pasjes kunnen lopen, de grotere die hl een mond als een hooischuur kunnen opzetten als ze menen dat hun onrecht gedaan wordt, de hele grote jongens die met zo*n broek met wijde pijpen lopen, de «Bannen die zelf kleine kindertjes hebben, zoals ik, en de mannen en vrouwen met grijze haren en gebogen ruggen, die wijs en stil geworden zijn. Zij houden allemaal van de zon, oandat de zon warmte geeft en nieuw leven brengt, omdat de zon alles zo mooi maakt. Doe je ogen maar open dan zie je het zelf wel. Kleine Frans staat ook fe de zon, zin wieg is zo geplaatst dat de zon op z*n wiegdekentje valt, maar z'n kleine ronde snoetje toch verborgen blijft voor al te brutale nieuwsgierigheid van de zonnestralen- Bet boek is deze week gewonnen door feea vriendje van buiten: FRANS BLOM, Kerklaaan H 63, Heiloo, Ja, *t ie wel wonderlijk en b{Jna onge looflijk, Frans, dat jij nu al een boek ge wonnen hebt, maar de toekenning is zo eerlijk als goud en dus bof jij. Ik zal je ■het boek per post toezenden. Joop v. BommeL Jij gaat mee, Joop, naar Texel. Alle jongens en meisjes die zich opgegeven hebben mogen mee. Ik hoop volgende week de deelnemerskaarten rond te zenden. Heb dus nog even geduid. Frookje ZegeL Erg moeilijk waren de zaadsels van deze week niet, Froukje, *t was alleen de vraag maar of je boven kamer zo fris was dat je ze zag, want daar kwam het eigenlijk op Madelief de. Dat is juist gezegd, Ma deliefje, de raadsels van de vorige week waren raadsels om je te foppen. Dank je wel voor je gelukwens met de geboorte van Frans. Ik zal hem die gelukwens overbrengen, misschien knort ie wel even vriendelijk. Nu moet je niet denken, dat het een varkentje is, hoor, maar kleine kindertjes knorren ook wel eens. Jeajone Grande. Jij zal die lente-da gen met dubbele vreugde begroet hebben, Jeanne, na je ziekte van de winter. Komt er al appelkleur op je wangen en spring je al weer als een haas door de Kruger- straat? Zilverschoon. Geen hamerslagen voor 1 Juttertje, hoor, als het door de brieven bus valt, breng je het natuurlijk eerst aan vader of moeder en dan zijn jullie aan de beurt Tegen m'n kindertjes zeg ik altijd: «Eerst grote mensen, dan lororen." Zal je er om denken? Loeki en Loon v. d. Wal, Den Haag. Heus, Loeki, die Leon moet schilder wor den. Hij heeft zo graag een verfkwast in z'n hand dat hij daarmee misschien nog eens iets groots bereikt Als je met de grote vacantie in Den Helder komt ntoet je maar eens bij me aankomen, dan kun nen we eens met elkander kennis maken, t Kan best gebeuren dat we elkaar op de dflk eens tegenkomen, want ik wandel graag op de dijk, omdat ik van de zee houd en omdat de zeelucht goed is voor m'n kindertjes en... voor hun moeder en vader. De Roode Pimpernel. Nee, ik heb niets bizonders in de raadselbus gevonden, Roode Pimpernel en misschien heb je dus een blanco briefje ingesloten, dat ik na tuurlijk niet ontvangen heb. Dus je nieuws gierigheid kan ik niet bevredigen, je ziet wel dat ik gelijk had, toen ik je de vorige week schreef dat ik geen brief van je ontvangen had en dus was je verontwaar diging dus wel een weinig ongegrond. Voortaan goed opletten wat je doet, hoor, anders sluit je vandaag of morgen per «huis een briefje van tien in. Annie Moor. Ik dank je voor de toe zending van het raadsel, maar i k zou graag eens andere raadsels ontvangen, ik heb van die „fopraadsels" er al zoveel. Roodborstje. Allereerst vandaag een gelukwens met je verjaardag op Maandag a_s., Roodborstje. Ik hoop dat je weer heel gauw beter bent en van de zon genieten mag, die ons de laatste tijd zoo heerlijk warm maakt. Je versje vind ik erg aardig en plaats ik graag. EEN TROUW MOEDERTJE. Het is een heel trouw moedertje, Waarvan ik je vertellen moet. Twee vleugels heeft ze tot haar dienst, Waarmee ze alles doet. Ze heeft wel veertien kindertjes, En allen even groot, Je ziet ze daag'Hjks scharrelen, In de wei en langs de sloot. Zjj lokt ze in de zonneschijn, En zoekt ai wat ze kan. Zij geeft het beste wat ze vindt, Daar groeit zo'n peuter van. Zjj draagt er soms een op de rug, Maar als je ze eens ziet, Hoe lief en donzig zij wel zijn, Verwondert je dat niet En als het avond worden gaat, En 't jonge volkje is moe, Dan dekt zjj ze zo heerlijk warm Met beide vleugels toe. Roodborstje. Nu, jongens en meisjes, m'n lessenaar is weer leeg, dat is te zeggen, al jullie briefjes zijn er af. Tot volgende week dus. Kindervriend, De ezel was ziek. Hfl was opeens weer vrooljjk door J. C. Brugman. Het was voor de oude ezel, die zijn hele leven hard gewerkt had, niet prettig, dat zijn baas dacht, dat hij niet meer tot iets in staat was. Zeker hij kon het niet ont kennen, zijn baas zorgde uitstekend voor hem; hij kreeg heerlijk voedsel, had een warme stal en ging iedere dag mee rijden. Maar juist dat mee uit rijden gaan was zo vreselijk voor hem. Want toen de baas hem te oud was gaan vinden, had hfl in het vervolg een paard voor zijn wagentje ge spannen, het gebeurde ook heel 4ikwfl;s, dat hfl zijn beide paarden inspande, omdat zfl iedere dag moesten lopen. Maar die arme ezel werd dan ook ingespannen en hfl liep maar zo'n beetje mee voor spek en bonen, want de paarden waren natuur lijk veel sterker dan hfl en zfl konden niet zo hard draven als zfl wel graag zouden willen, omdat hfl niet zo vreselflk hard lopen kon. En hoewel hfl met de paarden ln dezelfde stal stond en zfl goed met elkaar over weg konden, hadden de paarden hem wel eens gezegd, dat zfl zo graag eens zouden willen draven. De arme ezel had zich dat vreselijk aangetrokken en had de volgende dag net gedaan alsof hfl ziek was toen zfln baas hen weer alle drie kwam halen om mee rflden te gaan. Zfln baas riep hem een paar maal, doch hfl bleef liggen. Maar dat ging niet, vond zfln baas. Hfl ging naar hem toe en zei: „Kom, jongen, het is goed als je eens even buiten bent", en hielp hem opstaan. Onderwfll liet hfl zfln kop bijna op de grond hangen, en de paarden moesten nog langzamer rflden als gewoonlijk, want het was net of de ezel geen kracht had om vooruit te komen. De baas begreep niet, wat er met zfln oude ezeltje aan de hand kon zijn en moedigde hem aan om eens kwiek door te lopen. Maar de ezel was verdrietig, en kon er zich bflna niet tegen verzetten. Maar er zou nog een dag komen dat de beide paarden zich tegenover de ezel zouden moeten schamen, en die dag was niet meer veraf. Op zekeren dag moest de baas met zfln wagen de berg oprflden en nu is het een bekend feit, dat paarden niet gemakkelijk kunnen klimmen, dat kunnen ezels wel, die weten precies hoe zfl het gemakkelflkst boven kunnen komen. En halverwege de berg gekomen, konden de paarden niet meer, zfl hijgden naar adem en de baas wist niet anders te doen dan hen uit te spannen, ergens aan een boom te binden, zfln ezeltje voor te spannen en verder te gaan. O, wat sprong het hart van de oude ezel hoog op, zie je, hfl was dus wel in staat zfln baas te brengen, waar deze moest zfln. Hfl balkte luid: I-a, I-a, en het was of zfln poten vleugels hadden ge kregen, zo gemakkelijk ging het klimmen hem af. Nadat de baas zfln werkaamheden op de berg had verricht, bracht de ezel hem weer veilig naar beneden en onderweg spande de baas de beide paarden weer in. Toen de dieren nu weer in de stal terug waren, gingen de paarden naar de ezel toe en zei den: „Wij zullen nooit meer zeggen, dat wfl eens graag zouden willen draven, maar dat jij ons daarvan terughoudt, want vandaag hebben wfl gezien, dat de baas zonder jou nooit boven op de berg was gekomen." De ezel balkte van vreugde en was het laatste restje van zfln leven niet meer zo treurig als hfl met de beide paarden 's-mid- dags ging rflden. „Bob," fluisterde Han onder de schoolles tegen zfln vriendje: „we houden vanmiddag 'n hoepelwedstrfld. ,,'n Wat?" vroeg Bob, die juist 'ns heel goed had zitten luisteren naar wat meester zei. 'n Hoepelwedstrfld," herhaalde Han fluisterend met de mond achter zijn hand. „Niet spreken daar op die achterste bank," deed zich de stem van de meester horen. Han ging rechtop zitten en zag nog juist, dat Bob begrijpend kinkte. Maar 't vriendje wou er meer van weten. Hij nam een stukje papier en schreef hierop: „Met wie en waar beginnen we?" en dit papiertje werd naar Han gegooid, die er onder schreef: „„Zal ik om 12 uur zeggen"... Ziezo de les was uit, ffln Woens dagmiddag, dus 'n hele middag vrfl! Hé Han, wie doet er aan mee?" riep Bob buiten. „Nou natuurlflk Kees en Jan en Freddy misschien ook wel Gerrie," ant woordde Han. „Hè ja, leuk," zei Ger, die juist aan kwam slenteren met de tasch onder de arm. Hfl wist wel niet waarover het ging, maar deed altfld graag mee, als de jongens een pretje verzonnen. „Nou, dat doen we dan, hè?" riep Bob, toen de jongens hadden afgesproken om 3 uur op het Kerkpleintje te zfln. Op dit pleintje zou de v/edstrijd een aanvang ne men. „Daan is de start", zou Bob zeggen. De jongens holden naar huls om hun boter ham te eten en hun hoepels voor de dag te halen. Nou, het werd een belangrflke wedstrfld, want Han's moeder had den winnaar een dikke gevulde koek beloofd, dus het was de moeite van het inspan nen waard. „Klaar allemaal? Dan beginnen..." Dit zeide grote broer van Han, die als scheids rechter moest dienen. „Een, twee, drie!" en weg vlogen de jongens met hun grote vrolflk rollende hoepels. Zelfs Fanny, net kleine hondje van Han, vloog de jongens achterna. Nou, óf het spannend was. Maar iedereen was toch van meening, dat Gerrit het zou winnen... Nog maar een paar hui zen, neen, Ger scheen moe te worden en Kees was 'm in een sprong een stuk voor... Nog 'n paar meter en dan weer terug. Hijgend kwam Han's broer aange lopen. „Nu terug... een, twee drie!" com mandeerde hfl en weer vlogen de jongens naar het pleintje, waar de strijd zou ein digen. Kees bleef „an de kop" en kwam het eerste aan. „Hè, dat was een fijne race!" hijgde Jan, die de vlugheid van de andere jongens werkelijk had bewonderd. „Kees krijgt de koek!" riep Han's broer. Nu, dat waren ze allemaal met 'm eens en in optocht trokken de jongens naar binnen, waar Kees zijn dikke koek in ontvangst mocht nemen, maar de andere jongens werden toch ook bedacht. Han's moeder had voor allen nog een reep chocola, die Kees na tuurlflk ook kreeg. Eerst moeten wfl proberen het plaatje te tekenen. Dat kunnen wfl doen door de nummers 174 met elkaar te verbinden. Probeer nu die mooie Spaanse dame en dien Spaansche heer in fleurige kleuren e schilderen. Het is een heel prettig werkje. Denk erom, in Spanje dragen de dames veel rood met zwart en de heeren blauw met zwart. De ronde hoed kan helroo worden gemaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 18