Abonneert II op dit blad
Het slot van de proeftochten van de
„De Ruyter".
onderd jaren
IIELDERSCHE COURANT VAN DONDERDAG ti JUNI 1936
IEDEREEN ZE3T:
Visscherij
Volle kracht.
Feuijleton
trekken door Zuid-Afrika
12 klassen telt en den naam krijgt van „Groen
van Prinstererschool".
Op 15 December 1910 werd de heer P. van
Dalen als bestuurslid gekozen in de plaats van
den heer C. A. Dekkers. Op 15 December van
het vorige jaar was deze dus 25 jaar bestuurs
lid en op 12 Febr. jJ. was hij 24 jaar penning
meester.
In 1918 zijn er niet minder dan 600 leerlin
gen. Het gebouw „Irene" in de Hoogstraat,
wordt als hulplokaal gebruikt.
12 Juni 1919 wordt de Salariswet van minis
ter de Visser aangenomen, waarmede de ge
lijkstelling der salarissen van het openbaar en
bijzonder onderwijs een feit geworden is. In
een feestelijke bijeenkomst is het de Luther-
sche predikant, ds. Visser, die een rede uit
spreekt.
Op 10 Mei 1920 vond de opening plaats van
de nieuwe school aan den Kanaalweg, hoofd de
heer P. Storm, terwijl op 1 Mei 1920 de heer
E. H. Bos diens plaats inneemt als zoodanig
op de „Groen van Prinstererschool".
En de „School met den Bijbel" blijft groei
en: in Juni van het jaar 1922 wordt door den
Gemeenteraad de helft van de z.g. Weststraat-
school aangeboden. In December wordt de heer
A. Lever hiervoor als hoofd benoemd, terwijl
deze school op 1 September 1924 in gebruik
genomen wordt onder den naam van „Reho-
bothschool". Het was 4 Jan. 1926, dat de heer
de Böck als hoofd der „Groen van Prinsterer
school" benoemd werd.
De heer Eijlders besluit deze historie van
onze plaatselijke „School met den Bijbel"
(welke wij zoo volledig mogelijk hebben weer
gegeven, al waren wij tot een zekere besnoei
ing genoodzaakt) met woorden van warme aan
beveling en laat daarna door de aanwezigen
zingen het „God zal Zijn waarheid nimmer
krenken".
Rede Ds. E. J. Bik.
Het is vervolgens ds. E. J. Bik, Herst. Evang.
Luthersch predikant te Enkhuizen, die het
woord neemt voor het houden van een toepas
selijke rede, waaraan wij het volgende ont-
leeenen:
Wij leven snel, aldus ds. Bik, verbijsterend
snel, maar tevens gaan we met even groote
snelheid naar de absolute wereldcatastrophe.
De wijzers der wereldklok staan reeds op
5 minuten voor 12.
We beleven een crisis, maar we moeten het
ons wel terdege bewust zijn, dat men thans
niet te doen heeft met een normale crisis.
Want er is overal crisis, op ieder denkbaar
gebied, zoowel maatschappelijk als religieus.
Als oorzaak is daar echter slechts: de religi
euze crisis. Zie rond U heen: overal ontdekt
men lauwheid en onverschilligheid ten aanzien
van de geestelijke dingen. Een „zwartrok" is
heden ten dage identiek met een achterlijk
wezen en het „weg-met-God" is op veler lip
pen. Er is thans slechts één parool: leve de
mensch, leve de Übermensch, leve de antichrist.
Op dezen avond herdenkt men het halve
eeuwfeest van de „School met den Bijbel", de
school waar de Heer regeert, en dit is een niet
te ontkennen verheugende gebeurtenis. Maar
tevens zal men op dezen dag de oogen niet
•mogen sluiten voor den nood der tijden, en
voor de oppervlakkigheid en het is in veler
harten zóó donker, dat men zich afvraagt: zal
het nog wel eens licht worden
Zoo zijn er, die zich op het ergste voorberei
den, velen zijn gedompeld in de kalmte der
wanhoop, terwijl weer andere een principe hul
digen van laissez faire, laissen aller".
Onderwijl zijn er duistere machten bezig aan
de pijlers in den staat te zagen en spr. noemt
als voorbeelden hiervan het communisme en
fascisme.
Het is hun gelegenheid, want, om met
Shakespeare te spreken: „all is rotten in the
state".
Maar, daar is de Bijbel en daar is Jesaja:
Jesaja, die zegt: terug! Jesaja die ten tijde van
Juda's verval leefde, toen men ook daar even
als thans in deze wereld, het graf tot spreken
poogde te brengen daar waar de hemel zweeg.
Hij is het ook, die ons leert, dat er een dage
raad kan komen, een dageraad, door het
woord Gods, die nimmer meer zal verdwijnen.
Gods woord is niet meer het centrum van
ons leven: wij raakten los van den rots der
eeuwen en los van de Wet en de getuigenis.
Vervolgens teekent ds. Bik de eenheid huis
en hart en zegt het een en ander over de vroe
gere huiselijkheid. Men zegt wel eens: „dié
goede oude tijd", doch die bestond niet. Wat
echter wel bestond, dat was een huiselijkheid
welke dezen tijd volkomen vreemd is. Waar
men vroeger een eenheid vormde, daar gaat
men thans avond aan avond naar vergaderin
gen, naar vereenigingen, men is lid van com
missies en sub-commissies en van duizend an
dere instellingen, maar bij al wat men er bij
won: de huiselijkheid ging verloren. Voor niets
is meer tijd: wie leest er na het eten nog in
den Bijbel en bij hoevelen is niet de woning
een herberg geworden!
De Zondag wordt niet meer geheiligd, Bijbel
wat ziet „HET KIND" er
goed uit!
37e jaargang in een geheel
gemoderniseerde uitvoering
Hèt veertiendaagscli blad
voor ouders en opvoeders
f 3,— per half jaar, losse nrs. 25 ct.
Nieuwe abonné's ontvangen vier
premieboekenll
Uitg. J. Ploegsma - Zeist
Postgiro 19599
Inlichtingen Bureau van dit blad.
lezen en bidden is een abacadabra geworden en
ook dit zijn evenvele bewijzen, dat men terug
moet: terug tot de Wet en de getuigenis.
Het kind moet naar de „School met den
Bijbel". Het hoort er, want het mag de weten
schap niet missen. En hoewel men hier feest
viert moet het toch gezegd worden: het Licht
wordt veracht, het Heilige is niet meer heilig.
Er komen wijsgeeren met hun stellingen, uit
gesproken wereldsche stellingen en wereldsche
wetenschap, maar er i s geen wetenschap, er
kan geen wetenschap zijn speciaal voor de
wereld en speciaal voor de Christenen. Er
is er maar één: die tot God brengt.
Spr. spoort de ouders aan hun kinderen
naar de „School met den Bijbel" te zenden.
Daar hooren ze, daar is hun plaats en het is
daar, dat ze gebracht worden tot den eenig
juisten en eenig goeden weg: tot de Wet en
de getuigenis.
Terug met de kinderen, aldus ds. Bik, terug
naar de „School met den Bijbel", die de eerste
zaden te leggen heeft in het kinderhart en daar
het licht moet ontsteken.
Hier rust op de ouders een machtige plicht:
want reeds vroeg zal men zijn kinderen naar
deze school te zenden hebben, opdat zij komen
tot het groote Licht, die hun brengt bij de
groote Vrede.
Opvoeding van kinderen, dat is het slijpen
van diamanten aan den kroon van God en hier
ligt een groote verantwoording bij de ouders.
Een verantwoording, die gebiedt hun kin
deren te sturen déér waar ze hooren: naar de
„School met den Bijbel". Want, aldus spr.,
„God wil het!"
Na het uitspreken van deze gloedvolle rede
laat ds. Bik zingen het 7e vers van Psalm 77.
Hartelijke woorden.
Hierna stelt de heer Eijlders diegenen
in de gelegenheid, welke hun felicitaties
willen uitspreken: hiervan wordt aller
eerst gebruik gemaakt door burgemeester
Ritmeester; hij zegt met belangstelling
kennis genomen te hebben van de door den
voorzitter gelezen geschiedenis der Helder-
sche „School met den Bijbel", met te meer
belangstelling, daar h|j zelf voorheen
schoolopziener geweest is. Het was toen,
dat hij zoowel het bijzondere als het open
bare onderwijs leerde kennen en weet wat
het zeggen wil voor de eerstgenoemde:
te bidden en te offeren. Hij heeft eerbied
voor datgene, wat bereikt is en erkent dat,
waar de overheid te waken heeft voor de
belangen van het openbaar onderwijs, zij
dit in even groote mate te doen heeft voor
het bijzondere.
Vervolgens spreekt de heer Feringa, inspec-
teeur van het L.O., die in het bijzonder het vele
werk, door den heer Eijlders verricht, roemt en
hartelijke woorden richt tot de jubileerende
vereeniging.
Respectievelijk wordt hierna gesproken door
den heer Okel namens het bestuur der veree
niging voor voorbereidend lager onderwijs
„Jachin", den heer van Berkum namens den
Christelijk Gereformeerden Kerkeraad, ds. Tol
lenaar als voorganger der Gereformeerde Kerk,
den heer Fey als representant van de Vereeni
ging tot verbreiding der Waarheid, en tenslotte
door den heer Terburg als woordvoerder van
den kerkeraad der Herst. Evang. Luth. Ge
meente en namens dr. Mijners.
De heer Eijlders dankt allen voor hun vrien
delijke woorden en wenschen, waarna tenslotte
ds. Meijnen nog enkele woorden spreekt en de
aanwezigen laat zingen het 1ste vers van
Gezang 29 („Hallelujah, eeuwig dank en eer").
Met gebed wordt dezen bijeenkomst ter her
denking van het halve eeuwfeest der Helder-
sche „School met den Bijbel", besloten.
De Minister van Waterstaat heeft het
Kamerlid Drop geantwoord op de vragen
door dezen gesteld omtrent de uitkeering uit
de Zuiderzeesteunwet aan de vischventers.
Het is wel een der meest moeilijke dingen
in dit gedeelte van de regeling omtrent steun
aan belanghebbenden na de Zuiderzee-afslui-
ting.
Het congres van den Ned. Bond van Klein
handelaren in Visch heeft aan deze kwestie
heel wat woorden gewijd.
Op verzoek van den Directeur van den
Zuiderzeesteunwetdienst zal deze Bond een
rapport samenstellen, waarin deze geheele
materie dan wel zal worden verwerkt.
De kern van de discussies was, dat men
niet was tegen den steun, maar dat deze niet
moest worden samengekoppeld met het
venten.
Wil men steun, goed, maar dan voldoende
steun, zoodat men niet mag gaan venten.
Wil men venten, goed, maar dan geen steun.
Met steun toch hebben deze venters een
voorsprong op die venters welke geen steun
verkrijgen, waardoor de laatsten onmogelijk
tegen de steun genietenden kunnen concur-
reeren, zoodat dezen de anderen „voor de
beenen loopenzooals men dat uitdrukte.
Voor zoover we het kunnen bekijken, zal
de regeling wel geen bevrediging geven aan
de leden van den Bond van Kleinhandelaren.
Vanuit Enkhuizen wordt aan de „N. Rot.
Crt." bericht, dat in de afgeloopen week 100
diepgeladen motorvaartuigen, met een totale'
vangst van 20.000 balen van 100 kg mossel
zaad uit de Waddenzee naar Zeeland zijn
vertrokken. Deze waren in hoofdzaak ge-
vischt in de Oost-Meep bij Terschelling.
In de Kromme-Balg bij het Marsdiep werd
door 6 zeilvaartuigen eveneens naar mossel
zaad gevischt, welk zaad ook bestemd was
voor Zeeland.
De voorzitter van de „Vereenigde Visch-
winkeliers" heeft aan „De Telegraaf" bericht,
dat er een visscherij-organisatie in het leven
is geroepen, ten doel hebbende te geraken
tot een betere distributie van visch voor de
binnenlandsche markt. Enkele reeders uit
IJmuiden, vele vischhandelaren te Amster
dam, alsmede vertegenwoordigers van het
consumentenbelang hebben zich bereid ver
klaard samen te werken om de algemeene
toestanden in het visscherijbedrijf te ver
beteren.
De belangrijkste taak zal zijn bevordering
van geregelder vischaanvoer, stabilisatie van
prijzen en organisatie van de binnenlandsche
markt.
Voorloopig zal deze organisatie eerst alleen
te Amsterdam werkzaam zijn, waarna ook in
de provincie de vischhandel zal worden ge
holpen. Het is mogelijk en gewenscht, dat
meerdere reeders en vischhandelaren dan zul
len toetreden.
Alle pogingen tot verbetering van het
vischbedrijf dus ook deze kunnen we
toejuichen. Eindelijk zal er uit al deze pogin
gen wel iets goeds geboren worden. Of ook
de kleinhandel hierbij zal kunnen worden
ingeschakeld, blijkt uit deze persmededeeling
niet.
Waarschijnlijk zal er ook wel gestreefd
worden een contact te leggen.
Geheele rust in het conflict te IJmuiden is
nog niet verkregen.
De door de drie confessioneele bonden ge
dane voorstellen zijn door de reeders aanvaard
en zijn Woensdag ingevoerd.
Een uitspraak van de modernen is nog niet
gedaan. In deze kringen is nogal ontevreden
heid over de voorwaarden, waardoor de mee
ningen, aanvaarden of niet, verdeeld zijn.
Een opwekking tot een vergadering van
belanghebbenden zal gehouden worden. Men
weet dat het bestuur verwerping van de
voorwaarden ontraadt, omdat men daarvan
ernstige gevolgen vreest.
Toen ik Donderdag den 7en Mei te Nieuwe-
diep den kruiser verliet na de welgeslaagde
proeven met den vliegtulgcatapult, zag het er
naar uit, dat hij vóór het einde der week zijn
eerste groot-vaartproef onder ontwikkeling
van 45.000 pk zou kunnen verricht hebben.
Het is niet te wijten geweest aan een nei
ging van dit hypermoderne schip om lange
week-ends te houden, dat het snelvaren toen
niets gekomen is, het was de mist, die keer
zijde van mooie, stille dagen op zee, welke het
onverbiddellijk Vrijdag en Zaterdag op zijn
veilige ankerplaats geboeid hield.
Met een „blinkertje" (even optrekken van
den nevel) is de De Ruyter ten slotte dien
Maandag 's morgens het Marsdiep uitgeloo-
pen, maar tegen achten lag het alweer dik in
de watten, zoodat men met 6 mijlsvaart naar
het lichtschip Maas gesukkeld is. Een tweede
blinkertje veroorloofde 's avonds 7 uur den
Waterweg binnen te loopen en op stal te ko
men bij Wilton Fijenoord.
De week van 11 tot 18 is besteed aan het
dokken van den bodem, welks flanken netjes
schoon gepoetst moesten worden voor den
grooten proeftocht naar diep water onder de
Schotsche kust. Bovendien haalden de tech
nici hun notitieboekjes te voorschijn en ieder
herstelde of verbeterde de kleine mankemen
tjes, die in de afgeloopen weken gebleken
waren. Veel was dat niet; ik overdrijf niet,
als ik zeg, dat de gemiddelde huismoeders
meer last ondervinden van haar nieuwe gas
fornuis, haar broodroosterapparaatje, haar
stofzuiger of haar föhn dan de fabrikanten
van de De Ruyter met hun duizend en één
machinetjes op dit geslaagde schip.
Den 18en Mei, kant en klaar voor den zwa-
ren proeftocht, voer de kruiser weer uit met
ideaal weer en heldere lucht en men maakte
van de gelegenheid gebruik, onmiddellijk den
door den mist ondervonden achterstand in te
halen, door hem op weg naar Schotland „een
handje te geven", zoodat het schip reeds den
eersten dag „op zijn sloffen" met een gange
tje van omtrent 30 mijl de Noordzee door
kliefde.
Dat is een dag vol schoone beloften voor de
bouwheeren geworden, want alles sloot als een
bus. Zeker, de theorie is tegenwoordig wel al
zoover, dat men geen twijfel behoeft te koes
teren aan voorspelde feiten, maar toch zijn er,
zooals bij elk examen, kansen op plusjes en
minnetjes. Onze Hollandsche specialisten de
den met hun Hollandsche kennis dien Maan
dag als het ware een tentamen, en zij haalden
„cum laude". Zij haalden geen_plusje, maar
een heel cijfer hooger dan noodig was, want
nu bleek van hoe groot voordeel een door
Wilton-Feijenoord uitgepiekerde schroefcon-
structie was. Extra, specifiek Hollandsch was
die constructie, want zij leverde vooral zuinig
heid en economie op in het brandstofgebruik,
dat doet een Hollandsch hart toch altijd deugd.
Door die economie is de actie-radius van het
schip belangrijk vergroot, wat in tijd van oor
log zijn waarde vermeerdert.
Wat men verkregen had, was op de ondiepe
Noordzee bereikt; men had bij de ontwikke
ling van 47.000 pk gezien, hoe belemmerend
de zware zuiging hier werkte, een hekgolf
(een golf gevormd door het door de schroeven
opgezweepte water), zoo hoog als een duin,
bruischte achter het schip. Vol verwachting
van het diepe water onder Schotland stoomde
men dan ook naar Greenock, de havenplaats
van Glasgow, den Dinsdag en Woensdag ge
bruikend voor het doen van brandstofmetin-
bij bij vaart tusschen 12 en 15 mijl. Donder
dagmorgen 21 Mei bracht de commandant zijn
schip ter reede van Greenock in de Forth of
Clyde ten anker.
Men is Vrijdag onmiddellijk begonnen met
economieproeven, nu echter extra secuur,
door de vaart precies te meten op de „ge
meten mijl". In zee namelijk belemmeren
stroom en wind en de niet tot „in decimalen"
nauwkeurige plaatsbepaling een wiskundig
zuivere vaststelling van de vaart; daar is de
gemeten mijl voor noodig.
Op den vasten wal, duidelijk zichtbaar voor
schepen, staan 2 stellen van 3 bakens, precies
éér. mijl uit elkaar. Elk stel van 3 is in een
rechte lijn geplaatst loodrecht op de as van
het vaarwater. Men behoeft aan boord slechts
met een stophorloge op te nemen, hoeveel tijd
verloopt tusschen de momenten, waarop men
elk stel van 3 bakens „in elkaar", dus in één
lijn ziet, om te kunnen becijferen, hoe snel
men loopt.
Immers, als men 5 minituten over die mijl
doet, loopt men 60/5 12 m|jl per uur; doet
men er 2 minuten over, dan is de vaart
60/2 30 mjjl.
Doch één z.g. run is te weinig, men moet er
drie maken om alle invloeden van stroom en
wind op te heffen: „één run heen, één terug
en nog één heen. Een scherpzinnig lezer zal
vragen: „Waarom zijn twee niet voldoende, of
zijn vier turns niet juister dan dat oneven
getal drie?" Ik heb het geweten, maar ben
het vergeten en door na te laten zelf mijn
licht op te steken, maak ik misschien een lief
hebber van het schrijven van ingezonden stuk
ken gelukkig en kan hij U voorlichten.
Vrijdagavond is men gereed gekomen met
talrijke runs bij vaarten van 8, 15 en 17 knoo-
pen langs de gemeten mijl van Skelmorlic in
de Clyde. Die mijl ligt dicht bij Greenock,
loopt vlak langs den wal en wordt daarom
niet meer voor groote snelheden gebruikt.
Den 23sten Mei, Zaterdag, is besteed aan
oliebijladen en klein werk, dat den eigenaren
van het schip, nog altijd Wilten-Fijenoord,
aanleiding was om den boog eens wat te ont
spannen en état-major en bemanning een ver
zetje te bezorgen in de schoone Schotsche
dreven. Onze Schotsche gastheeren zorgden
overigens ook voor wat verstrooiing. Reeds
Donderdag, direct na aankomst, hadden Gree-
nock's Provost (de burgemeester) met den
town-clerk (de secretaris) en den chiefcon-
stable (de commissaris van politie), vergezeld
van den Hollandschen consul te Glasgow ons
nieuwe schip met een bezoek vereerd. De hee-
ren brachten een uitdaging mee van het Gree-
nocksche werkloozen voetbalteam aan het
nog te formeeren elftal van de De Ruyter.
Nu, wat konden de zeelieden en burgers van
een land, dat nog gebukt gaat onder het ge
lijke spel tegen de Belgen, anders doen dan met
grimmige vastberadenheid den toegeworpen
handschoen opnemen. En zoo is dan Donder
dagavond, den 28en Mei ik laat even de
chronologische volgorde der belevenissen in
den steek een wedstrijd gespeeld, die klonk
als een klok en geëindigd is met een zege der
onzen van vier tegen twee.
Het is mij helaas onmogelijk geweest bij de
zen internationalen wedstrijd tegenwoordig te
zijn, zoodat ik geen ooggetuigenverslag heb
kunnen maken. Het spijt mij, dat wellicht
daardoor de tijding van deze schitterende
overwinning mijn landgenooten te laat be
reikte, om op tweeden Pinksterdag, wanneer
wij in Rotterdam binnenvallen, een grootsche
huldiging op touw te zetten. Jammer, want
het is toch eventjes wat, dat elf ongetrainde
Hollanders, uit de diepste holen van het schip
en de hoogste compartimenten van den mast
bijeengescharreld, na een zware dagtaak, elf
werklooze, kersversche, frissche Schotten in
het zand lieten bijten, en dat met de kleine
middelen, waarover wij beschikten. Shirts wa
ren er niet, de captain heeft deze in allerijl
aan den wal moeten koopen. Voetbalschoenen
moesten van den tegenstander worden geleend,
die daarmede blijk gaf, zich Maarten Harpertz
Tromp te herinneren, die in een andere Brit-
sche haven den tegenstander, toen den Span
jool, ook de bullen leverde om aan den slag te
kunnen gaan.
Het is overigens een getob geweest met die
schoenen, want het heele schip is met alle
middelen, waarover de moderne techniek be
schikt, te pas gekomen aan de schoenen, aan
een voordeelig uitgegroeiden maat geleend
van een tengeren Schot, om ze voldoende uit
te rekken.
Voor de minder sportievende leden van état-
major en bemanning is ik zeide 't reeds
Wliton-Fijenoord in de bres gesprongen. De
fabriek heeft de officieren vergast op een
tochtje naar Frossack, aan het Loch Kathrine
en de schepelingen en burgers op een uit
stapje naar Loch Lomond, het meer, waar
zich zooveel uit Walter Scott's romans af
speelde. Deze welverdiende ontspanning na
zoovele weken van rusteloozen, toegewijden
arbeid zijn door prachtig weer, in Schotland
in het voorjaar uiterst zeldzaam, begunstigd.
Tenslotte vermeld ik van het „menu-
plaisir" op dezen tocht nog het bezoek van
den commandant en eenige officieren aan den
Lord Provost van Glasgow, die hun een lunch
aanbood en hen ter digestie in de gelegenheid
stelde een zitting van den Gemeenteraad bij
te wonen.
Wat biedt het zeemansbestaan toch een
prachtige gelegenheid tot verruiming van den
blik; ditmaal was het onzen proefvaarders
gegeven de ontzaglijke problemen van Glas
gow in rad, hartstochtelijk Scotch-English te
hooren bediscussieeren. Burgemeester en W t
houders weken geen duimbreed voor de on
sitie, niet toen dezen wilden tornen aan h
salaris van den cómmissaris van politie
zelfs niet toen een schoolmeester werd aa°n
gevallen, wiens periodieke salarisverhooghj
hem in te snel tempo ten deel gevallen waren*1
Naar ik vernam heeft de toon der debatt
de importantie der problemen, de ruimschoot
toegemeten tijd aan de sprekers en het heiii*
vuur, waarmee pro en contra verdedigd zijif
momnnmannpn rlpn rvrvoif
onzen marinemannen den positieven
indruk
gegeven, dat de Britsche cultuur op eve
hoog peil staat als de vaderlandsche .Bezoekt
dus het prachtige Schotland, waarde landge
nooten, ook, omdat U er verbluffend goed]
koop reist. Stel U voor: van Londen naar
Glasgow betaalde ik 5 enkele reis, maar als
ik een retourtje noodig had gehad, had ik er
slechts één bjj behoeven te leggen en nog
mooier is men uit bij het buurtverkeer
GlasgowGreenock, 50 minuten sporen, kost
enkele reis, le klas, 87 cent en een retourtje
9 ets. meer.
Ziezoo, met de pretjes ben ik nu klaar, ik
heb er trouwens zelf niet van geprofiteerd
want ik had kalm in Den Haag afgewacht'
tot ik bericht kreeg dat men Vrijdag 29 Mei
klaar zou zijn voor de volle krachtproef in
diep water langs de gemeten mijl.
Dat bericht kwam Dinsdag; Woensdag met
de nachtboot van Holland naar Harwich. Het
was winderig weer, het schip slingerde lustig
en ik ben uit den slaap gehouden door de
onwelluidende geluiden van medepassagiers
van beider kunne, diverse leeftijden en allerlei
temperamenten, die ieder naar eigen wijze
met de zeeziekte worstelden.
De Royal Scott voerde mij binnen 8 uren
naar Glasgow. Donderdagavond kon ik zoo
doende aan boord stappen en ik vernam in
extenso datgene, wat ik U bereids in concen
traat heb verteld .Het werd mij echter opge-
discht op andere wijze dan ik tot nu toe mijn
informaties kreeg. Mocht ik op mijn vorige
tochten constateeren, dat men mij met zee
manshoffelijkheid en zonder een spier van het
gelaat te vertrekken te woord stond, wanneer
ik, getrouw aan mijn plicht, iedereen verveelde
met mijn weetgierigheid en vraaglust, ditmaal
behoefde ik geen woord te zeggen, ik werd
bestormd met verhalen over alle geboekte
successen, tot diep in den nacht.
De reden ligt voor de hand. Men sprak niet
meer met voorbehoud over wat men hoopte
en verwachtte, het was niet meer noodig, als
echte bijgeloovige zeelui doen, voorzichtig té
zijn met het uitdagen van het noodlot; men
kon' en durfde nu spreken over keiharde
feiten.
Immers zoo juist, Maandag en Dinsdag, 25
en 26 Mei, had men de proeven genomen, die
den commandant hadden genoopt de hoogste
autoriteiten der commissie van proefneming te
roepen, om te komen constateeren, dat de
„De Ruyter" geeft wat zij heeft beloofd.
Den 25en Mei stoomde het schip naar de
gemeten mijl van Arran, een eiland in de Firth
of Clide. Mijn lezers kennen de plek uit de
geïllustreerde bladen en de bioscoop, want
onlangs proefstoomde de trotsche Queen Mary
hier langs dezelfde gemeten mijl. De Clyde
boft met deze gunstige gelegenheid: diep
water tot vlak onder den wal, een mooie
ruimte buiten den trek der scheepvaart, zoo
dat niet alleen Britsche, maar ook de schepen
van naties, die niet met zulke mooie gemeten
mijlen gezegend zijn, hier geregeld proef-
stoomen.
Ten 10 uur 's morgens werd aangevangen
met 20 knoopen, ten llu30 werd gerund met
24 mijl, ten 2u met 27, ten 5u met 29. In
plaats van 45.000 pk in de ondiepe Noordzee,
noodig voor deze vaart, en ontwikkeld in 4
van de 6 ketels, had het schip hier ongeveer
10.000 paarden minder noodig. Hier wat sput-
tertjes voor den boeg, een mooie egale hek-
golf van geringe hoogte, dat was alles wat
de edele lijnen van het schip in het water op
wekten, en het olieverbruik viel door de mooie
schroefconstructie van Wilton-Fijenoord we
derom verbluffend mede. 's Avonds ging meii
hoogst voldaan ten anker, dicht bij de ge
meten mijl, vóór het plaatsje Rotheray, waar
de bemanning zich wat vertreden heeft.
En Dinsdag, 26 Mei, ten 8u 's morgens,
was alles gereed voor de volle krachtproef
met 6 ketels.
Dit zijn Yarrow-ketels; zij hadden hier,
waar zij een kleine 40 jaar geleden uitgevon
den zijn, een groote reputatie op te houden
en nog wel onder de oogen van Sir Harold
Yarrow, den zoon van den uitvinder, die niet
vergeten is, dat de Nederlandsche Marine de
eerste is geweest, die onmiddellijk vertrouwen
toonde in het nieuwe patent, dat even weinig
leek op den ouderwetschen stoomketel als een
turbine op een zuigermachine.
Ten llu59 schoof de „De Ruyter" met be
langrijk minder energie-ontwikkeling dan
theoretisch was verwacht, doch met de ge
contracteerde vaart van 32 mijlen, langs de
gemeten mijl en toen de laatste oliebrandefs
ontstoken waren en de ketels rustig hun ge
contracteerde energie aan de turbines afston
den, nam het brave schip andermaal zijn aan-
Diaz, de stoutmoedige Portugeesche zee
vaarder, ontdekte in 1486 het bestaan van de
Kaap de Goede Hoop, aldus doof den Portu-
geeschen Koning omgedoopt, nadat Diaz zelf
haar, tengevolge van de doorgestane moeilijk
heden „Stormkaap" had genoemd. In 1498
ging Vasco da Gama haar op zijn weg, die
hem naar Oost-Indië zou voeren, voorbij; de
Portugeezen deden aan Afrika's Westkust,
ten deel tengevolge van eigen gedragingen,
weinig aangename ervaringen op; zij voeren
langs het tegenwoordige Natal, dat zij ter
eere van Christus geboortedag, op welken dit
geschiede, dezen naam gaven. De Hollanders
en de Engelschen, die de Portugeezen op den
weg naar Indië volgden, zijn telkenmale aan
de uiterste zuidpunt van Afrika aan land
geweest, zij het ook op verschillende plaat
sen; het.was een noodzakelijk tusschenstation
voor de destijds zeer lange reis naar Indië.
Zelfs stelde in het begin der 17de eeuw de
Engelsche Oost-Indische Compagnie aan haar
Nederlandsche zusteronderneming voor, er
een blijvenden post te stichten. De Oost-
Indische Compagnie ging op dit denkbeeld
niet in; een paar ondernemende Engelsche
kapiteins namen het gebied voor Engeland in
bezit, zonder dat hieruit politieke gevolgen
voortvloeiden. In 1648 hield het Nederland
sche schip „Haarlem" genaamd, er, tenge
volge van een schipbreuk, langdurig ver
blijf; de bemanning plantte er de medege
brachte en medegenomen zaden en zag hoe
welig deze, onder den invloed van het goede
klimaat, gedurende hetwelk zij er vertoefden,
opschoten. De gezagvoerders van dit schip
brachten, na hun thuiskomst, hierover rap
port aan de Heeren Zeventien van de Oost-
Indische Compagnie uit en deze besloten, na
het ampel overlegd te hebben, dat aan de
Kaap de Goede Hoop zou worden gevestigd,
iets wat op een nederzetting kon gelijken,
maar bedoeld was te strekken tot groenten-
tuin voor de naar Indië voorbijvarende sche
pen; tot een post om van de inboorlingen
versch vee te koopen en daarmede deze sche
pen te approviandeeren; tenslotte er een
hospitaal te stichten voor de vele zieken, in
de eerste plaats lijders aan scheurbuik, die
de reis naar Indië slechts moeilijk konden
volbrengen. Van Ribeek, die de schipbreuk
op de „Haarlem" had medegemaakt, werd
aanvoerder van deze onderneming; op 8 April
1652 nam hjj het land in bezit en begon met
den bouw van het uit aarde opgetrokken fort,
dat eerst gedurende den tweeden Engelschen
oorlog door een steenen fort werd vervangen.
Hij bleef er tien jaren; onder zijn krachtige
en in het algemeen, zaakkundige leiding ont
wikkelde deze plaats zich, die met Nieuw-
Nederland de eenige Europeesche nederzet
ting is, welke de Oost-Indische Compagnie
heeft achtergelatenvoor anderen.
Het aanvankelijk voor de kolonisten niet
gunstige klimaat mocht afschrikkend wer
ken, al spoedig deed de milde Zuid-Afrikaan-
sche Natuur haar invloed gelden. Den groen-
tentuin ontwikkelde zich welig, en ook later
is gebleken, dat niet slechts de uit Neder
land medegebrachte zaden, doch ook het
meerendeel der uit Indië overgebrachte plan
ten hier uitnemend konden tieren.
De Europeanen hadden hier zonder bezwaar
gedurende 2/3 van het jaar allen arbeid kun
nen doen. Maar het was de gewoonte i van
den tijd, dat slaven voor den handenarbeid
werden gebruikt, en al spoedig werden deze
slaven dan ook van de kust van het Afri-
kaansche Guinea aangevoerd, later aange
vuld door de Azeaten, die de Oost-Indische
Compagnie vanuit haar Oost-Indische bezit
tingen medebracht.
Deze verschillende slaven en uitgewekenen
hebben hun rassen eenigermate vermengd, al
thans meer dan zulks geschiedde met de
oorspronkelijke bewoners, die de Nederlan
ders er aantroffen. Dat waren de Hottentot-
ten, het landelijke ras, dat vooral veeteelt
bedreef en aanwezig was in dat gedeelte van
Zuid-Afrika, dat bijkans tot het einde der
18de eeuw de mogelijkheden van geografische
ontdekking zou begrenzen.
Meer van de kust verwijderd leefden de
Bosjesmannen, veel lager staande nog dan de
Hottentotten, met deze en ook onderling
voortdurend in strijd.
De Hottentotten, die aanvankelijk met de
Nederlandsche kolonisten over den verkoop
van vee gaarne onderhandelden, dank zij de
hulp van den historisch bekenden tolk, Harry
geheeten, pleegden op een kwaden dag een
aanslag op de kolonie, die streng gestraft
werd en aanleiding gaf tot wat men noemt
den eersten Hottentottenoorlog. Deze was
noch bloedig, noch langdurig van aard. De
tweede daarentegen duurde enkele jaren en
beroofde niet alleen de nederzetting aan de
Kaap, die zich gedurig had uitgebreid, van
de noodzakelijke levensmiddelen, doch ver
hinderde ook, dat de voorbijtrekkende sche
pen van vleesch konden worden voorzien.
Daar bovendien de kosten steeds stegen en
de Heeren Zeventien graag veel wilden heb
ben voor weinig geld, moest wel omgezien
worden naar andere middelen, teneinde zich
vee en zoodoende vleesch te verzekeren.
Reeds had men in Wijnberg en Rondebosch
vestigingen buiten het oorspronkelijk gebied
ontwikkeld, die ook den verbouw van graan
ter hand namen, en nu trok men zij het ook
wat aarzelend, verder Zuid-Afrika in. Stel-
lenbosch werd nu het noordelijkste punt, dat
men bereikte, waar veeboeren hun voor dien
tijd ondernemende bestaan begonnen. Dat wa
ren nog altijd in hoofdzaak Hollanders, maar
niet meer alleen Hollanders, want de uit
Frankrijk verdreven protestanten, de Huge
noten, vestigden er zich ook reeds en geven
de verklaring voor de vele Fransche namen,
die men onder de oude geslagen van Zuid-
Afrika aantreft.
Het economisch stelsel van de Compagnie
was voor dien tijd begrijpelijk, maar verder
felijk! niet slechts werden de ambtenaren
slecht betaald, hetgeen ook hier tot fraude
en corruptie aanleiding gaf, maar de Com
pagnie wilde leverancier zijn voor alle goe
deren, die de bewoners noodig hadden, en
verpachtte dientengevolge den verkoop van
elk artikel. Slechts de handel met en op de
vreemde schepen was vrij, gezwegen dan van
den tusschenhandel. De Regeering werd er
naar het model van dien tijd uitgeoefend; de
in meerderheid van Hollandschen oorsprong
zijnde burgers waren aan het gezag van den
Gouverneur, bijgestaan door een Raad der
oudsten, onderworpen; de rechtspraak werd
ten deele door dezen Raad, ten deele door de
landwaarts in gevestigde Landdrosten uit
geoefend. Maar men klaagde niet, tenzij
schromelijke onbillijkheden werden begaan en
men zich op de Heeren Zeventien in Amster
dam kon beroepen. Deze stelden alle ambte
naren aan, en van eigen verkiezingen was
slechts in het einde der 18de eeuw sprake!
Ondanks de pogingen, door de stuiptrek
kende republiek gedaan om uit den desolaten
boedel der Oost-Indische Compagnie te red
den wat te redden viel, slaagden de bekwame
Commissarissen, die daartoe naar de Kaap en
naar Indië gezonden werden, niet in deze op
dracht. Toen in 1795 Willem V naar Enge
land uitweek, werd de Bataafsche Republiek
de vijand van Engeland en dit aarzelde niet
om een vloot te zenden teneinde de Kaap
stad met het achtergelegen land te bezetten.
Wel trachtte men tegenstand te bieden, maar
de middelen waren zoo gering, de stemming
ook zoo verdeeld, dat die tegenstand weinig
uitwerking kon hebben en zelfs de Engel
schen spoedig de heerschappij voerden over
die kleine eigenaardige „republiekjes", die
men in Graaf Reinett en Swellendam onaf
hankelijk meende te kunnen stichten.
In 177 landden in Zuid-Afrika de eerste
agenten van de Londensche Missionary So
ciety, die men moet bewonderen om den
moed en de kracht, die zij toonden, maar
over onbekende volkeren en streken, maar
die, ook naar het oordeel van het meeren
deel der Engelsche geschiedschrijvers, zich
te veel met de politiek hebben ingelaten en
zoodoende de verhouding tusschen den Hol
landschen nederzetter en den Engelschen be-
heerscher grondig hebben bedorven.
Op 1 Maart 1803 werd, als gevolg van den
Vrede van Amiëns van het vorig jaar, de
Kolonie aan de Bataafsche Republiek terug
gegeven. Maar de oorlog stond opnieuw op
het punt van uitbarsten, en het mag een won
der heeten, dat eerst in 1806 de Engelschen
opnieuw verschenen. Generaal Janssens, wiens
naam geen gelukkige klank heeft in onze ko
loniale geschiedenis, voerde er het bewind.
Kaapstad niet te verdedigen achtend, legde hij
versterkingen meer in het binnenland aan,
die tegen de Engelsche overmacht al spoedig
moesten worden opgegeven. Onder het Gou
verneurschap van Galedon nam de invloed der
Engelsche missionarissen zoodanig toe, dat a
spoedig de Hottentotten als gelijkwaardig
met de oorspronkelijke Europeesche nederze
ters werden beschouwd, en dat het rondrei^
zend gerecht, dat overigens reden tot voldoe^
ning gaf, zich gehaat maakte door de p>0
cessen, die het op zeer lichtvaardige aan^
wijzingen dezer zendelingen aanbond te*>e
boeren, die beschuldigd werden, hetz|j inLo®
lingen, hetzij hun zwarte slaven te heb
mishandeld. Het zou echter onjuist zijn
spreken van een algemeene ontevreden!:®^
die destijds heerschte; het gezag der °°^g
Indische Compagnie had economische z00^e)e
nadeelige gevolgen getoond, dat de e"
verbeteringen, die de Engelschen aanbrac
niet zonder voldoening werden geconsta e
Maar Engeland beschouwde zich vooi 00
nog slechts als tijdelijk beheerscher va"verS
veroverd gebied. Engelsche geschiedschnj:
zijn niet volkomen avereenstemmend
beantwoording van de vraag of flc gr
landsche Regeering en Koning Willem Ke
niet in geslaagd waren de zoo kelan° te
nederzetting aan de Kaap voor Nedei a
behouden, met de andere Nederlandsche
niën, die in 1815 door Engeland wei
ruggeven, indien daarop nadrukkclij
aangedrongen. Uit het oog dient nie tlians,
den verloren, dat het gemakkelijk 's^
ruim een eeuw later, de beteekenis
gebied vast te stellen, doch dat het nl°
was die beteekenis reeds toen te M 7aS, et
Zoodoende was het Engelsche ëe
bl|jvend. Onder Lord Somerset deden