Abonneert II op dit blad Het slot van de proeftochten van de „De Ruyter". onderd jaren IIELDERSCHE COURANT VAN DONDERDAG ti JUNI 1936 IEDEREEN ZE3T: Visscherij Volle kracht. Feuijleton trekken door Zuid-Afrika 12 klassen telt en den naam krijgt van „Groen van Prinstererschool". Op 15 December 1910 werd de heer P. van Dalen als bestuurslid gekozen in de plaats van den heer C. A. Dekkers. Op 15 December van het vorige jaar was deze dus 25 jaar bestuurs lid en op 12 Febr. jJ. was hij 24 jaar penning meester. In 1918 zijn er niet minder dan 600 leerlin gen. Het gebouw „Irene" in de Hoogstraat, wordt als hulplokaal gebruikt. 12 Juni 1919 wordt de Salariswet van minis ter de Visser aangenomen, waarmede de ge lijkstelling der salarissen van het openbaar en bijzonder onderwijs een feit geworden is. In een feestelijke bijeenkomst is het de Luther- sche predikant, ds. Visser, die een rede uit spreekt. Op 10 Mei 1920 vond de opening plaats van de nieuwe school aan den Kanaalweg, hoofd de heer P. Storm, terwijl op 1 Mei 1920 de heer E. H. Bos diens plaats inneemt als zoodanig op de „Groen van Prinstererschool". En de „School met den Bijbel" blijft groei en: in Juni van het jaar 1922 wordt door den Gemeenteraad de helft van de z.g. Weststraat- school aangeboden. In December wordt de heer A. Lever hiervoor als hoofd benoemd, terwijl deze school op 1 September 1924 in gebruik genomen wordt onder den naam van „Reho- bothschool". Het was 4 Jan. 1926, dat de heer de Böck als hoofd der „Groen van Prinsterer school" benoemd werd. De heer Eijlders besluit deze historie van onze plaatselijke „School met den Bijbel" (welke wij zoo volledig mogelijk hebben weer gegeven, al waren wij tot een zekere besnoei ing genoodzaakt) met woorden van warme aan beveling en laat daarna door de aanwezigen zingen het „God zal Zijn waarheid nimmer krenken". Rede Ds. E. J. Bik. Het is vervolgens ds. E. J. Bik, Herst. Evang. Luthersch predikant te Enkhuizen, die het woord neemt voor het houden van een toepas selijke rede, waaraan wij het volgende ont- leeenen: Wij leven snel, aldus ds. Bik, verbijsterend snel, maar tevens gaan we met even groote snelheid naar de absolute wereldcatastrophe. De wijzers der wereldklok staan reeds op 5 minuten voor 12. We beleven een crisis, maar we moeten het ons wel terdege bewust zijn, dat men thans niet te doen heeft met een normale crisis. Want er is overal crisis, op ieder denkbaar gebied, zoowel maatschappelijk als religieus. Als oorzaak is daar echter slechts: de religi euze crisis. Zie rond U heen: overal ontdekt men lauwheid en onverschilligheid ten aanzien van de geestelijke dingen. Een „zwartrok" is heden ten dage identiek met een achterlijk wezen en het „weg-met-God" is op veler lip pen. Er is thans slechts één parool: leve de mensch, leve de Übermensch, leve de antichrist. Op dezen avond herdenkt men het halve eeuwfeest van de „School met den Bijbel", de school waar de Heer regeert, en dit is een niet te ontkennen verheugende gebeurtenis. Maar tevens zal men op dezen dag de oogen niet •mogen sluiten voor den nood der tijden, en voor de oppervlakkigheid en het is in veler harten zóó donker, dat men zich afvraagt: zal het nog wel eens licht worden Zoo zijn er, die zich op het ergste voorberei den, velen zijn gedompeld in de kalmte der wanhoop, terwijl weer andere een principe hul digen van laissez faire, laissen aller". Onderwijl zijn er duistere machten bezig aan de pijlers in den staat te zagen en spr. noemt als voorbeelden hiervan het communisme en fascisme. Het is hun gelegenheid, want, om met Shakespeare te spreken: „all is rotten in the state". Maar, daar is de Bijbel en daar is Jesaja: Jesaja, die zegt: terug! Jesaja die ten tijde van Juda's verval leefde, toen men ook daar even als thans in deze wereld, het graf tot spreken poogde te brengen daar waar de hemel zweeg. Hij is het ook, die ons leert, dat er een dage raad kan komen, een dageraad, door het woord Gods, die nimmer meer zal verdwijnen. Gods woord is niet meer het centrum van ons leven: wij raakten los van den rots der eeuwen en los van de Wet en de getuigenis. Vervolgens teekent ds. Bik de eenheid huis en hart en zegt het een en ander over de vroe gere huiselijkheid. Men zegt wel eens: „dié goede oude tijd", doch die bestond niet. Wat echter wel bestond, dat was een huiselijkheid welke dezen tijd volkomen vreemd is. Waar men vroeger een eenheid vormde, daar gaat men thans avond aan avond naar vergaderin gen, naar vereenigingen, men is lid van com missies en sub-commissies en van duizend an dere instellingen, maar bij al wat men er bij won: de huiselijkheid ging verloren. Voor niets is meer tijd: wie leest er na het eten nog in den Bijbel en bij hoevelen is niet de woning een herberg geworden! De Zondag wordt niet meer geheiligd, Bijbel wat ziet „HET KIND" er goed uit! 37e jaargang in een geheel gemoderniseerde uitvoering Hèt veertiendaagscli blad voor ouders en opvoeders f 3,— per half jaar, losse nrs. 25 ct. Nieuwe abonné's ontvangen vier premieboekenll Uitg. J. Ploegsma - Zeist Postgiro 19599 Inlichtingen Bureau van dit blad. lezen en bidden is een abacadabra geworden en ook dit zijn evenvele bewijzen, dat men terug moet: terug tot de Wet en de getuigenis. Het kind moet naar de „School met den Bijbel". Het hoort er, want het mag de weten schap niet missen. En hoewel men hier feest viert moet het toch gezegd worden: het Licht wordt veracht, het Heilige is niet meer heilig. Er komen wijsgeeren met hun stellingen, uit gesproken wereldsche stellingen en wereldsche wetenschap, maar er i s geen wetenschap, er kan geen wetenschap zijn speciaal voor de wereld en speciaal voor de Christenen. Er is er maar één: die tot God brengt. Spr. spoort de ouders aan hun kinderen naar de „School met den Bijbel" te zenden. Daar hooren ze, daar is hun plaats en het is daar, dat ze gebracht worden tot den eenig juisten en eenig goeden weg: tot de Wet en de getuigenis. Terug met de kinderen, aldus ds. Bik, terug naar de „School met den Bijbel", die de eerste zaden te leggen heeft in het kinderhart en daar het licht moet ontsteken. Hier rust op de ouders een machtige plicht: want reeds vroeg zal men zijn kinderen naar deze school te zenden hebben, opdat zij komen tot het groote Licht, die hun brengt bij de groote Vrede. Opvoeding van kinderen, dat is het slijpen van diamanten aan den kroon van God en hier ligt een groote verantwoording bij de ouders. Een verantwoording, die gebiedt hun kin deren te sturen déér waar ze hooren: naar de „School met den Bijbel". Want, aldus spr., „God wil het!" Na het uitspreken van deze gloedvolle rede laat ds. Bik zingen het 7e vers van Psalm 77. Hartelijke woorden. Hierna stelt de heer Eijlders diegenen in de gelegenheid, welke hun felicitaties willen uitspreken: hiervan wordt aller eerst gebruik gemaakt door burgemeester Ritmeester; hij zegt met belangstelling kennis genomen te hebben van de door den voorzitter gelezen geschiedenis der Helder- sche „School met den Bijbel", met te meer belangstelling, daar h|j zelf voorheen schoolopziener geweest is. Het was toen, dat hij zoowel het bijzondere als het open bare onderwijs leerde kennen en weet wat het zeggen wil voor de eerstgenoemde: te bidden en te offeren. Hij heeft eerbied voor datgene, wat bereikt is en erkent dat, waar de overheid te waken heeft voor de belangen van het openbaar onderwijs, zij dit in even groote mate te doen heeft voor het bijzondere. Vervolgens spreekt de heer Feringa, inspec- teeur van het L.O., die in het bijzonder het vele werk, door den heer Eijlders verricht, roemt en hartelijke woorden richt tot de jubileerende vereeniging. Respectievelijk wordt hierna gesproken door den heer Okel namens het bestuur der veree niging voor voorbereidend lager onderwijs „Jachin", den heer van Berkum namens den Christelijk Gereformeerden Kerkeraad, ds. Tol lenaar als voorganger der Gereformeerde Kerk, den heer Fey als representant van de Vereeni ging tot verbreiding der Waarheid, en tenslotte door den heer Terburg als woordvoerder van den kerkeraad der Herst. Evang. Luth. Ge meente en namens dr. Mijners. De heer Eijlders dankt allen voor hun vrien delijke woorden en wenschen, waarna tenslotte ds. Meijnen nog enkele woorden spreekt en de aanwezigen laat zingen het 1ste vers van Gezang 29 („Hallelujah, eeuwig dank en eer"). Met gebed wordt dezen bijeenkomst ter her denking van het halve eeuwfeest der Helder- sche „School met den Bijbel", besloten. De Minister van Waterstaat heeft het Kamerlid Drop geantwoord op de vragen door dezen gesteld omtrent de uitkeering uit de Zuiderzeesteunwet aan de vischventers. Het is wel een der meest moeilijke dingen in dit gedeelte van de regeling omtrent steun aan belanghebbenden na de Zuiderzee-afslui- ting. Het congres van den Ned. Bond van Klein handelaren in Visch heeft aan deze kwestie heel wat woorden gewijd. Op verzoek van den Directeur van den Zuiderzeesteunwetdienst zal deze Bond een rapport samenstellen, waarin deze geheele materie dan wel zal worden verwerkt. De kern van de discussies was, dat men niet was tegen den steun, maar dat deze niet moest worden samengekoppeld met het venten. Wil men steun, goed, maar dan voldoende steun, zoodat men niet mag gaan venten. Wil men venten, goed, maar dan geen steun. Met steun toch hebben deze venters een voorsprong op die venters welke geen steun verkrijgen, waardoor de laatsten onmogelijk tegen de steun genietenden kunnen concur- reeren, zoodat dezen de anderen „voor de beenen loopenzooals men dat uitdrukte. Voor zoover we het kunnen bekijken, zal de regeling wel geen bevrediging geven aan de leden van den Bond van Kleinhandelaren. Vanuit Enkhuizen wordt aan de „N. Rot. Crt." bericht, dat in de afgeloopen week 100 diepgeladen motorvaartuigen, met een totale' vangst van 20.000 balen van 100 kg mossel zaad uit de Waddenzee naar Zeeland zijn vertrokken. Deze waren in hoofdzaak ge- vischt in de Oost-Meep bij Terschelling. In de Kromme-Balg bij het Marsdiep werd door 6 zeilvaartuigen eveneens naar mossel zaad gevischt, welk zaad ook bestemd was voor Zeeland. De voorzitter van de „Vereenigde Visch- winkeliers" heeft aan „De Telegraaf" bericht, dat er een visscherij-organisatie in het leven is geroepen, ten doel hebbende te geraken tot een betere distributie van visch voor de binnenlandsche markt. Enkele reeders uit IJmuiden, vele vischhandelaren te Amster dam, alsmede vertegenwoordigers van het consumentenbelang hebben zich bereid ver klaard samen te werken om de algemeene toestanden in het visscherijbedrijf te ver beteren. De belangrijkste taak zal zijn bevordering van geregelder vischaanvoer, stabilisatie van prijzen en organisatie van de binnenlandsche markt. Voorloopig zal deze organisatie eerst alleen te Amsterdam werkzaam zijn, waarna ook in de provincie de vischhandel zal worden ge holpen. Het is mogelijk en gewenscht, dat meerdere reeders en vischhandelaren dan zul len toetreden. Alle pogingen tot verbetering van het vischbedrijf dus ook deze kunnen we toejuichen. Eindelijk zal er uit al deze pogin gen wel iets goeds geboren worden. Of ook de kleinhandel hierbij zal kunnen worden ingeschakeld, blijkt uit deze persmededeeling niet. Waarschijnlijk zal er ook wel gestreefd worden een contact te leggen. Geheele rust in het conflict te IJmuiden is nog niet verkregen. De door de drie confessioneele bonden ge dane voorstellen zijn door de reeders aanvaard en zijn Woensdag ingevoerd. Een uitspraak van de modernen is nog niet gedaan. In deze kringen is nogal ontevreden heid over de voorwaarden, waardoor de mee ningen, aanvaarden of niet, verdeeld zijn. Een opwekking tot een vergadering van belanghebbenden zal gehouden worden. Men weet dat het bestuur verwerping van de voorwaarden ontraadt, omdat men daarvan ernstige gevolgen vreest. Toen ik Donderdag den 7en Mei te Nieuwe- diep den kruiser verliet na de welgeslaagde proeven met den vliegtulgcatapult, zag het er naar uit, dat hij vóór het einde der week zijn eerste groot-vaartproef onder ontwikkeling van 45.000 pk zou kunnen verricht hebben. Het is niet te wijten geweest aan een nei ging van dit hypermoderne schip om lange week-ends te houden, dat het snelvaren toen niets gekomen is, het was de mist, die keer zijde van mooie, stille dagen op zee, welke het onverbiddellijk Vrijdag en Zaterdag op zijn veilige ankerplaats geboeid hield. Met een „blinkertje" (even optrekken van den nevel) is de De Ruyter ten slotte dien Maandag 's morgens het Marsdiep uitgeloo- pen, maar tegen achten lag het alweer dik in de watten, zoodat men met 6 mijlsvaart naar het lichtschip Maas gesukkeld is. Een tweede blinkertje veroorloofde 's avonds 7 uur den Waterweg binnen te loopen en op stal te ko men bij Wilton Fijenoord. De week van 11 tot 18 is besteed aan het dokken van den bodem, welks flanken netjes schoon gepoetst moesten worden voor den grooten proeftocht naar diep water onder de Schotsche kust. Bovendien haalden de tech nici hun notitieboekjes te voorschijn en ieder herstelde of verbeterde de kleine mankemen tjes, die in de afgeloopen weken gebleken waren. Veel was dat niet; ik overdrijf niet, als ik zeg, dat de gemiddelde huismoeders meer last ondervinden van haar nieuwe gas fornuis, haar broodroosterapparaatje, haar stofzuiger of haar föhn dan de fabrikanten van de De Ruyter met hun duizend en één machinetjes op dit geslaagde schip. Den 18en Mei, kant en klaar voor den zwa- ren proeftocht, voer de kruiser weer uit met ideaal weer en heldere lucht en men maakte van de gelegenheid gebruik, onmiddellijk den door den mist ondervonden achterstand in te halen, door hem op weg naar Schotland „een handje te geven", zoodat het schip reeds den eersten dag „op zijn sloffen" met een gange tje van omtrent 30 mijl de Noordzee door kliefde. Dat is een dag vol schoone beloften voor de bouwheeren geworden, want alles sloot als een bus. Zeker, de theorie is tegenwoordig wel al zoover, dat men geen twijfel behoeft te koes teren aan voorspelde feiten, maar toch zijn er, zooals bij elk examen, kansen op plusjes en minnetjes. Onze Hollandsche specialisten de den met hun Hollandsche kennis dien Maan dag als het ware een tentamen, en zij haalden „cum laude". Zij haalden geen_plusje, maar een heel cijfer hooger dan noodig was, want nu bleek van hoe groot voordeel een door Wilton-Feijenoord uitgepiekerde schroefcon- structie was. Extra, specifiek Hollandsch was die constructie, want zij leverde vooral zuinig heid en economie op in het brandstofgebruik, dat doet een Hollandsch hart toch altijd deugd. Door die economie is de actie-radius van het schip belangrijk vergroot, wat in tijd van oor log zijn waarde vermeerdert. Wat men verkregen had, was op de ondiepe Noordzee bereikt; men had bij de ontwikke ling van 47.000 pk gezien, hoe belemmerend de zware zuiging hier werkte, een hekgolf (een golf gevormd door het door de schroeven opgezweepte water), zoo hoog als een duin, bruischte achter het schip. Vol verwachting van het diepe water onder Schotland stoomde men dan ook naar Greenock, de havenplaats van Glasgow, den Dinsdag en Woensdag ge bruikend voor het doen van brandstofmetin- bij bij vaart tusschen 12 en 15 mijl. Donder dagmorgen 21 Mei bracht de commandant zijn schip ter reede van Greenock in de Forth of Clyde ten anker. Men is Vrijdag onmiddellijk begonnen met economieproeven, nu echter extra secuur, door de vaart precies te meten op de „ge meten mijl". In zee namelijk belemmeren stroom en wind en de niet tot „in decimalen" nauwkeurige plaatsbepaling een wiskundig zuivere vaststelling van de vaart; daar is de gemeten mijl voor noodig. Op den vasten wal, duidelijk zichtbaar voor schepen, staan 2 stellen van 3 bakens, precies éér. mijl uit elkaar. Elk stel van 3 is in een rechte lijn geplaatst loodrecht op de as van het vaarwater. Men behoeft aan boord slechts met een stophorloge op te nemen, hoeveel tijd verloopt tusschen de momenten, waarop men elk stel van 3 bakens „in elkaar", dus in één lijn ziet, om te kunnen becijferen, hoe snel men loopt. Immers, als men 5 minituten over die mijl doet, loopt men 60/5 12 m|jl per uur; doet men er 2 minuten over, dan is de vaart 60/2 30 mjjl. Doch één z.g. run is te weinig, men moet er drie maken om alle invloeden van stroom en wind op te heffen: „één run heen, één terug en nog één heen. Een scherpzinnig lezer zal vragen: „Waarom zijn twee niet voldoende, of zijn vier turns niet juister dan dat oneven getal drie?" Ik heb het geweten, maar ben het vergeten en door na te laten zelf mijn licht op te steken, maak ik misschien een lief hebber van het schrijven van ingezonden stuk ken gelukkig en kan hij U voorlichten. Vrijdagavond is men gereed gekomen met talrijke runs bij vaarten van 8, 15 en 17 knoo- pen langs de gemeten mijl van Skelmorlic in de Clyde. Die mijl ligt dicht bij Greenock, loopt vlak langs den wal en wordt daarom niet meer voor groote snelheden gebruikt. Den 23sten Mei, Zaterdag, is besteed aan oliebijladen en klein werk, dat den eigenaren van het schip, nog altijd Wilten-Fijenoord, aanleiding was om den boog eens wat te ont spannen en état-major en bemanning een ver zetje te bezorgen in de schoone Schotsche dreven. Onze Schotsche gastheeren zorgden overigens ook voor wat verstrooiing. Reeds Donderdag, direct na aankomst, hadden Gree- nock's Provost (de burgemeester) met den town-clerk (de secretaris) en den chiefcon- stable (de commissaris van politie), vergezeld van den Hollandschen consul te Glasgow ons nieuwe schip met een bezoek vereerd. De hee- ren brachten een uitdaging mee van het Gree- nocksche werkloozen voetbalteam aan het nog te formeeren elftal van de De Ruyter. Nu, wat konden de zeelieden en burgers van een land, dat nog gebukt gaat onder het ge lijke spel tegen de Belgen, anders doen dan met grimmige vastberadenheid den toegeworpen handschoen opnemen. En zoo is dan Donder dagavond, den 28en Mei ik laat even de chronologische volgorde der belevenissen in den steek een wedstrijd gespeeld, die klonk als een klok en geëindigd is met een zege der onzen van vier tegen twee. Het is mij helaas onmogelijk geweest bij de zen internationalen wedstrijd tegenwoordig te zijn, zoodat ik geen ooggetuigenverslag heb kunnen maken. Het spijt mij, dat wellicht daardoor de tijding van deze schitterende overwinning mijn landgenooten te laat be reikte, om op tweeden Pinksterdag, wanneer wij in Rotterdam binnenvallen, een grootsche huldiging op touw te zetten. Jammer, want het is toch eventjes wat, dat elf ongetrainde Hollanders, uit de diepste holen van het schip en de hoogste compartimenten van den mast bijeengescharreld, na een zware dagtaak, elf werklooze, kersversche, frissche Schotten in het zand lieten bijten, en dat met de kleine middelen, waarover wij beschikten. Shirts wa ren er niet, de captain heeft deze in allerijl aan den wal moeten koopen. Voetbalschoenen moesten van den tegenstander worden geleend, die daarmede blijk gaf, zich Maarten Harpertz Tromp te herinneren, die in een andere Brit- sche haven den tegenstander, toen den Span jool, ook de bullen leverde om aan den slag te kunnen gaan. Het is overigens een getob geweest met die schoenen, want het heele schip is met alle middelen, waarover de moderne techniek be schikt, te pas gekomen aan de schoenen, aan een voordeelig uitgegroeiden maat geleend van een tengeren Schot, om ze voldoende uit te rekken. Voor de minder sportievende leden van état- major en bemanning is ik zeide 't reeds Wliton-Fijenoord in de bres gesprongen. De fabriek heeft de officieren vergast op een tochtje naar Frossack, aan het Loch Kathrine en de schepelingen en burgers op een uit stapje naar Loch Lomond, het meer, waar zich zooveel uit Walter Scott's romans af speelde. Deze welverdiende ontspanning na zoovele weken van rusteloozen, toegewijden arbeid zijn door prachtig weer, in Schotland in het voorjaar uiterst zeldzaam, begunstigd. Tenslotte vermeld ik van het „menu- plaisir" op dezen tocht nog het bezoek van den commandant en eenige officieren aan den Lord Provost van Glasgow, die hun een lunch aanbood en hen ter digestie in de gelegenheid stelde een zitting van den Gemeenteraad bij te wonen. Wat biedt het zeemansbestaan toch een prachtige gelegenheid tot verruiming van den blik; ditmaal was het onzen proefvaarders gegeven de ontzaglijke problemen van Glas gow in rad, hartstochtelijk Scotch-English te hooren bediscussieeren. Burgemeester en W t houders weken geen duimbreed voor de on sitie, niet toen dezen wilden tornen aan h salaris van den cómmissaris van politie zelfs niet toen een schoolmeester werd aa°n gevallen, wiens periodieke salarisverhooghj hem in te snel tempo ten deel gevallen waren*1 Naar ik vernam heeft de toon der debatt de importantie der problemen, de ruimschoot toegemeten tijd aan de sprekers en het heiii* vuur, waarmee pro en contra verdedigd zijif momnnmannpn rlpn rvrvoif onzen marinemannen den positieven indruk gegeven, dat de Britsche cultuur op eve hoog peil staat als de vaderlandsche .Bezoekt dus het prachtige Schotland, waarde landge nooten, ook, omdat U er verbluffend goed] koop reist. Stel U voor: van Londen naar Glasgow betaalde ik 5 enkele reis, maar als ik een retourtje noodig had gehad, had ik er slechts één bjj behoeven te leggen en nog mooier is men uit bij het buurtverkeer GlasgowGreenock, 50 minuten sporen, kost enkele reis, le klas, 87 cent en een retourtje 9 ets. meer. Ziezoo, met de pretjes ben ik nu klaar, ik heb er trouwens zelf niet van geprofiteerd want ik had kalm in Den Haag afgewacht' tot ik bericht kreeg dat men Vrijdag 29 Mei klaar zou zijn voor de volle krachtproef in diep water langs de gemeten mijl. Dat bericht kwam Dinsdag; Woensdag met de nachtboot van Holland naar Harwich. Het was winderig weer, het schip slingerde lustig en ik ben uit den slaap gehouden door de onwelluidende geluiden van medepassagiers van beider kunne, diverse leeftijden en allerlei temperamenten, die ieder naar eigen wijze met de zeeziekte worstelden. De Royal Scott voerde mij binnen 8 uren naar Glasgow. Donderdagavond kon ik zoo doende aan boord stappen en ik vernam in extenso datgene, wat ik U bereids in concen traat heb verteld .Het werd mij echter opge- discht op andere wijze dan ik tot nu toe mijn informaties kreeg. Mocht ik op mijn vorige tochten constateeren, dat men mij met zee manshoffelijkheid en zonder een spier van het gelaat te vertrekken te woord stond, wanneer ik, getrouw aan mijn plicht, iedereen verveelde met mijn weetgierigheid en vraaglust, ditmaal behoefde ik geen woord te zeggen, ik werd bestormd met verhalen over alle geboekte successen, tot diep in den nacht. De reden ligt voor de hand. Men sprak niet meer met voorbehoud over wat men hoopte en verwachtte, het was niet meer noodig, als echte bijgeloovige zeelui doen, voorzichtig té zijn met het uitdagen van het noodlot; men kon' en durfde nu spreken over keiharde feiten. Immers zoo juist, Maandag en Dinsdag, 25 en 26 Mei, had men de proeven genomen, die den commandant hadden genoopt de hoogste autoriteiten der commissie van proefneming te roepen, om te komen constateeren, dat de „De Ruyter" geeft wat zij heeft beloofd. Den 25en Mei stoomde het schip naar de gemeten mijl van Arran, een eiland in de Firth of Clide. Mijn lezers kennen de plek uit de geïllustreerde bladen en de bioscoop, want onlangs proefstoomde de trotsche Queen Mary hier langs dezelfde gemeten mijl. De Clyde boft met deze gunstige gelegenheid: diep water tot vlak onder den wal, een mooie ruimte buiten den trek der scheepvaart, zoo dat niet alleen Britsche, maar ook de schepen van naties, die niet met zulke mooie gemeten mijlen gezegend zijn, hier geregeld proef- stoomen. Ten 10 uur 's morgens werd aangevangen met 20 knoopen, ten llu30 werd gerund met 24 mijl, ten 2u met 27, ten 5u met 29. In plaats van 45.000 pk in de ondiepe Noordzee, noodig voor deze vaart, en ontwikkeld in 4 van de 6 ketels, had het schip hier ongeveer 10.000 paarden minder noodig. Hier wat sput- tertjes voor den boeg, een mooie egale hek- golf van geringe hoogte, dat was alles wat de edele lijnen van het schip in het water op wekten, en het olieverbruik viel door de mooie schroefconstructie van Wilton-Fijenoord we derom verbluffend mede. 's Avonds ging meii hoogst voldaan ten anker, dicht bij de ge meten mijl, vóór het plaatsje Rotheray, waar de bemanning zich wat vertreden heeft. En Dinsdag, 26 Mei, ten 8u 's morgens, was alles gereed voor de volle krachtproef met 6 ketels. Dit zijn Yarrow-ketels; zij hadden hier, waar zij een kleine 40 jaar geleden uitgevon den zijn, een groote reputatie op te houden en nog wel onder de oogen van Sir Harold Yarrow, den zoon van den uitvinder, die niet vergeten is, dat de Nederlandsche Marine de eerste is geweest, die onmiddellijk vertrouwen toonde in het nieuwe patent, dat even weinig leek op den ouderwetschen stoomketel als een turbine op een zuigermachine. Ten llu59 schoof de „De Ruyter" met be langrijk minder energie-ontwikkeling dan theoretisch was verwacht, doch met de ge contracteerde vaart van 32 mijlen, langs de gemeten mijl en toen de laatste oliebrandefs ontstoken waren en de ketels rustig hun ge contracteerde energie aan de turbines afston den, nam het brave schip andermaal zijn aan- Diaz, de stoutmoedige Portugeesche zee vaarder, ontdekte in 1486 het bestaan van de Kaap de Goede Hoop, aldus doof den Portu- geeschen Koning omgedoopt, nadat Diaz zelf haar, tengevolge van de doorgestane moeilijk heden „Stormkaap" had genoemd. In 1498 ging Vasco da Gama haar op zijn weg, die hem naar Oost-Indië zou voeren, voorbij; de Portugeezen deden aan Afrika's Westkust, ten deel tengevolge van eigen gedragingen, weinig aangename ervaringen op; zij voeren langs het tegenwoordige Natal, dat zij ter eere van Christus geboortedag, op welken dit geschiede, dezen naam gaven. De Hollanders en de Engelschen, die de Portugeezen op den weg naar Indië volgden, zijn telkenmale aan de uiterste zuidpunt van Afrika aan land geweest, zij het ook op verschillende plaat sen; het.was een noodzakelijk tusschenstation voor de destijds zeer lange reis naar Indië. Zelfs stelde in het begin der 17de eeuw de Engelsche Oost-Indische Compagnie aan haar Nederlandsche zusteronderneming voor, er een blijvenden post te stichten. De Oost- Indische Compagnie ging op dit denkbeeld niet in; een paar ondernemende Engelsche kapiteins namen het gebied voor Engeland in bezit, zonder dat hieruit politieke gevolgen voortvloeiden. In 1648 hield het Nederland sche schip „Haarlem" genaamd, er, tenge volge van een schipbreuk, langdurig ver blijf; de bemanning plantte er de medege brachte en medegenomen zaden en zag hoe welig deze, onder den invloed van het goede klimaat, gedurende hetwelk zij er vertoefden, opschoten. De gezagvoerders van dit schip brachten, na hun thuiskomst, hierover rap port aan de Heeren Zeventien van de Oost- Indische Compagnie uit en deze besloten, na het ampel overlegd te hebben, dat aan de Kaap de Goede Hoop zou worden gevestigd, iets wat op een nederzetting kon gelijken, maar bedoeld was te strekken tot groenten- tuin voor de naar Indië voorbijvarende sche pen; tot een post om van de inboorlingen versch vee te koopen en daarmede deze sche pen te approviandeeren; tenslotte er een hospitaal te stichten voor de vele zieken, in de eerste plaats lijders aan scheurbuik, die de reis naar Indië slechts moeilijk konden volbrengen. Van Ribeek, die de schipbreuk op de „Haarlem" had medegemaakt, werd aanvoerder van deze onderneming; op 8 April 1652 nam hjj het land in bezit en begon met den bouw van het uit aarde opgetrokken fort, dat eerst gedurende den tweeden Engelschen oorlog door een steenen fort werd vervangen. Hij bleef er tien jaren; onder zijn krachtige en in het algemeen, zaakkundige leiding ont wikkelde deze plaats zich, die met Nieuw- Nederland de eenige Europeesche nederzet ting is, welke de Oost-Indische Compagnie heeft achtergelatenvoor anderen. Het aanvankelijk voor de kolonisten niet gunstige klimaat mocht afschrikkend wer ken, al spoedig deed de milde Zuid-Afrikaan- sche Natuur haar invloed gelden. Den groen- tentuin ontwikkelde zich welig, en ook later is gebleken, dat niet slechts de uit Neder land medegebrachte zaden, doch ook het meerendeel der uit Indië overgebrachte plan ten hier uitnemend konden tieren. De Europeanen hadden hier zonder bezwaar gedurende 2/3 van het jaar allen arbeid kun nen doen. Maar het was de gewoonte i van den tijd, dat slaven voor den handenarbeid werden gebruikt, en al spoedig werden deze slaven dan ook van de kust van het Afri- kaansche Guinea aangevoerd, later aange vuld door de Azeaten, die de Oost-Indische Compagnie vanuit haar Oost-Indische bezit tingen medebracht. Deze verschillende slaven en uitgewekenen hebben hun rassen eenigermate vermengd, al thans meer dan zulks geschiedde met de oorspronkelijke bewoners, die de Nederlan ders er aantroffen. Dat waren de Hottentot- ten, het landelijke ras, dat vooral veeteelt bedreef en aanwezig was in dat gedeelte van Zuid-Afrika, dat bijkans tot het einde der 18de eeuw de mogelijkheden van geografische ontdekking zou begrenzen. Meer van de kust verwijderd leefden de Bosjesmannen, veel lager staande nog dan de Hottentotten, met deze en ook onderling voortdurend in strijd. De Hottentotten, die aanvankelijk met de Nederlandsche kolonisten over den verkoop van vee gaarne onderhandelden, dank zij de hulp van den historisch bekenden tolk, Harry geheeten, pleegden op een kwaden dag een aanslag op de kolonie, die streng gestraft werd en aanleiding gaf tot wat men noemt den eersten Hottentottenoorlog. Deze was noch bloedig, noch langdurig van aard. De tweede daarentegen duurde enkele jaren en beroofde niet alleen de nederzetting aan de Kaap, die zich gedurig had uitgebreid, van de noodzakelijke levensmiddelen, doch ver hinderde ook, dat de voorbijtrekkende sche pen van vleesch konden worden voorzien. Daar bovendien de kosten steeds stegen en de Heeren Zeventien graag veel wilden heb ben voor weinig geld, moest wel omgezien worden naar andere middelen, teneinde zich vee en zoodoende vleesch te verzekeren. Reeds had men in Wijnberg en Rondebosch vestigingen buiten het oorspronkelijk gebied ontwikkeld, die ook den verbouw van graan ter hand namen, en nu trok men zij het ook wat aarzelend, verder Zuid-Afrika in. Stel- lenbosch werd nu het noordelijkste punt, dat men bereikte, waar veeboeren hun voor dien tijd ondernemende bestaan begonnen. Dat wa ren nog altijd in hoofdzaak Hollanders, maar niet meer alleen Hollanders, want de uit Frankrijk verdreven protestanten, de Huge noten, vestigden er zich ook reeds en geven de verklaring voor de vele Fransche namen, die men onder de oude geslagen van Zuid- Afrika aantreft. Het economisch stelsel van de Compagnie was voor dien tijd begrijpelijk, maar verder felijk! niet slechts werden de ambtenaren slecht betaald, hetgeen ook hier tot fraude en corruptie aanleiding gaf, maar de Com pagnie wilde leverancier zijn voor alle goe deren, die de bewoners noodig hadden, en verpachtte dientengevolge den verkoop van elk artikel. Slechts de handel met en op de vreemde schepen was vrij, gezwegen dan van den tusschenhandel. De Regeering werd er naar het model van dien tijd uitgeoefend; de in meerderheid van Hollandschen oorsprong zijnde burgers waren aan het gezag van den Gouverneur, bijgestaan door een Raad der oudsten, onderworpen; de rechtspraak werd ten deele door dezen Raad, ten deele door de landwaarts in gevestigde Landdrosten uit geoefend. Maar men klaagde niet, tenzij schromelijke onbillijkheden werden begaan en men zich op de Heeren Zeventien in Amster dam kon beroepen. Deze stelden alle ambte naren aan, en van eigen verkiezingen was slechts in het einde der 18de eeuw sprake! Ondanks de pogingen, door de stuiptrek kende republiek gedaan om uit den desolaten boedel der Oost-Indische Compagnie te red den wat te redden viel, slaagden de bekwame Commissarissen, die daartoe naar de Kaap en naar Indië gezonden werden, niet in deze op dracht. Toen in 1795 Willem V naar Enge land uitweek, werd de Bataafsche Republiek de vijand van Engeland en dit aarzelde niet om een vloot te zenden teneinde de Kaap stad met het achtergelegen land te bezetten. Wel trachtte men tegenstand te bieden, maar de middelen waren zoo gering, de stemming ook zoo verdeeld, dat die tegenstand weinig uitwerking kon hebben en zelfs de Engel schen spoedig de heerschappij voerden over die kleine eigenaardige „republiekjes", die men in Graaf Reinett en Swellendam onaf hankelijk meende te kunnen stichten. In 177 landden in Zuid-Afrika de eerste agenten van de Londensche Missionary So ciety, die men moet bewonderen om den moed en de kracht, die zij toonden, maar over onbekende volkeren en streken, maar die, ook naar het oordeel van het meeren deel der Engelsche geschiedschrijvers, zich te veel met de politiek hebben ingelaten en zoodoende de verhouding tusschen den Hol landschen nederzetter en den Engelschen be- heerscher grondig hebben bedorven. Op 1 Maart 1803 werd, als gevolg van den Vrede van Amiëns van het vorig jaar, de Kolonie aan de Bataafsche Republiek terug gegeven. Maar de oorlog stond opnieuw op het punt van uitbarsten, en het mag een won der heeten, dat eerst in 1806 de Engelschen opnieuw verschenen. Generaal Janssens, wiens naam geen gelukkige klank heeft in onze ko loniale geschiedenis, voerde er het bewind. Kaapstad niet te verdedigen achtend, legde hij versterkingen meer in het binnenland aan, die tegen de Engelsche overmacht al spoedig moesten worden opgegeven. Onder het Gou verneurschap van Galedon nam de invloed der Engelsche missionarissen zoodanig toe, dat a spoedig de Hottentotten als gelijkwaardig met de oorspronkelijke Europeesche nederze ters werden beschouwd, en dat het rondrei^ zend gerecht, dat overigens reden tot voldoe^ ning gaf, zich gehaat maakte door de p>0 cessen, die het op zeer lichtvaardige aan^ wijzingen dezer zendelingen aanbond te*>e boeren, die beschuldigd werden, hetz|j inLo® lingen, hetzij hun zwarte slaven te heb mishandeld. Het zou echter onjuist zijn spreken van een algemeene ontevreden!:®^ die destijds heerschte; het gezag der °°^g Indische Compagnie had economische z00^e)e nadeelige gevolgen getoond, dat de e" verbeteringen, die de Engelschen aanbrac niet zonder voldoening werden geconsta e Maar Engeland beschouwde zich vooi 00 nog slechts als tijdelijk beheerscher va"verS veroverd gebied. Engelsche geschiedschnj: zijn niet volkomen avereenstemmend beantwoording van de vraag of flc gr landsche Regeering en Koning Willem Ke niet in geslaagd waren de zoo kelan° te nederzetting aan de Kaap voor Nedei a behouden, met de andere Nederlandsche niën, die in 1815 door Engeland wei ruggeven, indien daarop nadrukkclij aangedrongen. Uit het oog dient nie tlians, den verloren, dat het gemakkelijk 's^ ruim een eeuw later, de beteekenis gebied vast te stellen, doch dat het nl° was die beteekenis reeds toen te M 7aS, et Zoodoende was het Engelsche ëe bl|jvend. Onder Lord Somerset deden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 14